DOLLE HANS,
Roman 2de Deel
Prijs f 1,50 per flacon
Schouwburg Jansweg.
Wat na aanneming
lande thans zijn wer-
toeneming der partij-
ontstaat uit dit stelsel
at weder naar groote
nning van zetels naai
candidaat uitgebrachte
n. Ter verkrijging der
:id, moeten de sterkste
mdidaat regelmatig in
brengen, met een of
ïpromis sluiten ter ver-
tkte meerderheid. De
te groep van elke z;jde
ie eventueele hulptroe-
schadelijken invloed,
p het politiek karakter
hebben, behoef ik niet
een te zetten. En deze
Jen door, wat het toe-
;treft, eenige aaneenlig.
/olge ook in den regel
listricten te combinee-
ien in vijf districten, te
k een vijfde der stem-
lit vijfde voor elk zoo-
tricten is verdeeld, dat
daarvan een volstrekte
Dan zou bij verdeeling
enredigheid der uitge-
de gecombineerde dis-
rtijen haar besten can-
er afgevaardigd krijgen,
k wel groote kans heb-
ssultaat wat het aantal
it onderscheid, dat elke
esten maar haar buig-
t moet kiezen met het
pen, die zij bij de her
krijging der volstrekte
:t.
do mogelijk worden ver
ijs, dien Van der Linden
n door de invoering
en de overbrenging van
der kiezers in de hand
is veel te hoog.
:en grondwetsherziening
its zij er zich in hoofd-
erkend schadelijke bc-
Degdheid van de wetge-
Heemskerk in 1887 aan
weging heeft afgedwou-
a. van de samenstelling
van het kiezerslichaam
ïeid voor verschillende
te heffen. En het eerste
opheffing der uitsluit'ng
i verkiesbaarheid d r
nredige vertegenwoordi-
hierboven omschreven.
iverp van wet tot herzien ng
nk Willink 1884) p. 20, v.v
in de Kamer, lllp. 276, v.v
ner" vestigt de aandacht
Duitsche blad „Ueber
verscheidene stalen van
inst zijn opgenomen, o.m.
„Groeningeveld". Daar-
t Duitsche blad bij abuis
ife vergeten:
Jaar blommen bloeien,
i wast nu, overal,
rij van vreemde boeien:
ons verbieden zal
d, in onze hand,
mtwaaien,
van allen band,
iderland
Jietsche stemmen" ver-
1 van mr. W. J. L. van
w Europa". Hierin over-
ie de geest van een nieuw
rlog wel zal moeten zijn,
J de rol van leidster der
den; welnu, bij het vre-
slist moeten worden, dat
staten den thans onder
in Europa vrijheid verlee-
ook Belgisch en Fransch
ankelijk worden. De zaak
is die van Holland, be-
als Vlaanderen valt, val-
t Vlaamsche volk moet,
dgischen staat, caricatuur
kunnen zijn, in het niet
waaruit hij in 18~0 is
n? Welnu, inlijving bij
t Vlaanderen zeker niet,
Duitsche rijk is een pr°-
gen; het is echter moge-
Belgische regeering in
er België terugkeert. De
Vlaanderen is en blijft
een nieuw, herboren Eu-
ilaats zijn voor een vril
che Club. Eigenaardig
nlangs ten onzent opge-
;che Club zeer veel gejü-
WATER.
t vanouds bekende
middel teeen Hoest
Alleen echt met dit
nt per heele kruik.
bellis vertoont met een in 1915 in Duitsch-
laiid opgerichte vereeniging, de „Freie
Vaterlandische Vereinigung".
De klasse-tegenstellingen en de twee-
jfalt-brengende partijschappen in politiek,
godsdienst enzoovoorts te verzachten, en
allen staatsburgers, ondanks verschil in
inzicht, tot een groot gevoel van gemeen
schappelijkheid te brengen, ziehier wat
het doel dezer vereeniging was en is. Het
gr -te gevoel van saamhoorigheid, hetwelk
clk Duitscher in den oorlog heeft, moet ook
na den oorlog blijven voortbestaan.
Wat deze vereeniging practisch beoogt,
is uit de volgende doelomschrijving op te
maken.
Niemand ter wereld is den Duitscher
nader dan de Duitscher. De Duitscher
heeft bij alle rijksgenooten aanspraak op
vin rkeur door zijne nationaliteit zelve.
Afgezien van door natuur en cultuur
gei; en samenwerking tusschen volkeren
en staten, moet de saamhoorigheid van het
Duitsche volk steeds worden aangetoond
en doorgevoerd, de overschatting van het
uitlieemsche moet worden tegengegaan, het
echt Duitsche wezen in al zijne verschij
ningsvormen op den voorgrond gesteld.
Alle ambten moeten voor den geestelijk
en zedelijk bevoegde toegankelijk zijn. Aan
alle kringen moet steeds grooter deelne-
mi; aan kunst en wetenschap worden mo
gelijk gemaakt.
vraagstukken der nationale zeker
heid, weerbaarheid, pensioenen en derge
lijk: moeten worden bezien van een stand-
puu dat boven alle partijen is.
Alles wat onze volkskracht vermeerde
ren kan, moet worden bevorderd. Alles
wat de inwendige kracht van het rijk kan
veigrooten, moet worden beproefd. Het
lan dient productiever gemaakt dan ooit,
de economische orde in het rijk dient in de
toe omst niet minder dan in oorlogstijd
zot te zijn, dat zij elk lid van het ge-
me- uebest ten goede komt.
Pe verhouding tusschen regeering en
vol ^vertegenwoordiging moet voortaan
mc op openbaarheid en vertrouwen wor
de: gegrond, en beider arbeid zal aldus
me er, lichter en eenvoudiger worden.
1 idelijk is ook de gelijkgezindheid van
on olk in den maatschappelijken omgang
uit te vergeten, alle kastengeest, wan
trouwen en hatelijkheid dient te verdwij
nen.
I' igië en cle Europeesche beschaving!
in deez' tijden België's lot en de
tegenstelling tusschen Germaansche en
Romaansche cultuur grooter belangstelling
da: ooit hebben, meenen wij onzen
lezers een genoegen te doen met het on-
de taande te herdrukken uit een nummer
van uns blad van Februari 1913. Het is het
vei lag eener lezing, door August Vermey
len. Vlaanderen's grootsten schrijver, toen-
ter ld te Antwerpen gehouden.
.Schrik niet; het is een groot uithang
bord voor een klein winkeltje", aldus be-
scl nden de inleiding.
Hebben wij, Belgen, een cultuur? Een
Belgische cultuur Bestaat er een Vlaam-
schc. een Waalsche cultuur? Dat die nog
kan worden, is een andere zaak, maar of er
zulk een cultuur reeds bestaat, dat be
twind ik.
Wat is cultuur? Geen hoeveelheid ken
nis. wel een bizondere geesteshouding, een
levensstijl, een eenheid: „de schoone vorm
die samenbindende kracht heeft." Een ge
leerde is niet noodzakelijk een vollediger
mensch dan een ongeleerde. Ruskin zei,
dat een boerin, die thuis is in haar zaak,
zich in haar eigen kring geheel op haar
plaats voelt, cultuur bezit. Gemoed, hart,
geest geven cultuur. Zelfbezit, karakter,
stijl. Twee menschen zeggen soms 'tzelfde,-
en toch is wat de eene zegt een waarheid,
en wat de andere zegt een logen. Het ligt
aan den toon, de stem: daaraan merkt ge
of 't eigendom of geleend goed is. Het
„volk", dat niet onder industrialisme, en
zijn nasleep: alkoholisme, gaat gebukt,
heeft dien stijl. Zoo 't Italiaansche rashet
Hoe kom je aan dat prachtig haar,
Mooi meisje van Japan?
Geen vrouw ter wereld draagt 'n kroon
Als O Minosa San.
Uw zoet geheim verraad ik dra
Voor aller vrouwen rust.
Die gloed, die glans in licht gekust
Geeft „Reina Kiamoka!"
Die Weeldedos, die oogenlust
Geeft „Reina Kiamoka!"
„Reina Kiamoka's Shampooing"
is de eerste hoofdbewassching in Europa
die onder voortdurende controle staat.
voor maanden voldoende.
Alom verkrijgbaar; alsook bij den coiffeur
J. A. VAN DEN ENDEN.
Bloemendaalschestraat 77.
heeft, zelfs in de steden, enorm veel cul
tuur. Een natuurlijke adel, een kieschheid.
die geen burgerlijke hoffelijkheid is, een
smaak, een zin voor kleur en toon. De bur
gerij, in haast alle landen, heeft dien stijl
verlorenze hecht meer aan schijn dan aan
wezen: ze staat daar, wezenloos tusschen
de aristocratie, die haar oude tradities nog
bezit, en het „volk"
Hebben wij, Belgen, zulk een cultuur?
Inteilectueelen hebben we genoeg. Hebben
die 't gevoel van samenhang met het volk
Neen, ze leven afgezonderd. Ook bij de
Vlamingen: hoezeer ze in strijden en lijden
saam verbonden zijn, ontbreekt toch de
schakel tusschen „hoog" en „laag". De in
teilectueelen vóelen wel voor 't volk, maar
't volk blijft daar koud bij, veelal, is als
afwezig.
Wij Belgen, hebben niet het karakter dat
onmiddellijk tot den buitenlander spreekt.
Een Zwitsersch hotelhouder het zijn
eerste ethnologen, die hotelhouders in
Zwitserland die zich beroemde onmid
dellijk ieders nationaliteit te kunnen ra
den, meende, dat hij de Belgen alleen hier
aan kon kennen: „dat zij altijd 't langst
aan de table d'höte blijven!Een
wreede hotelbaas.
Onze hoogere standen zijn verfranscht:
we onderzoeken nu niet of daar aan te ver
helpen is, het is een historisch feit. Welnu,
de gevolgen daarvan zijn erbarmelijk. De
eenige cultuur die hier binnendringt gaat
enkel tot een kleine minderheid. Zoo krij
gen we dezen toestand: bovenaan een
kleine groep vrijgevochtenen (heelemaal
Fransch, of Vlaamsch van kop tot teen);
onderaan de halfslachtigen, die noch
Vlaamsch, noch Fransch, noch mossel,
noch visch zijn; die, ondanks hun Fransch
vernisje, volslagen onbekwaam zijn om de
schoonheid, der Fransche cultuur tot zich
te nemen; het zijn de door prof. Bolland
zoo raak gestempelde: „vermuilezelden".
Indien dezen de Fransche cultuur in Bel
gië heeten te vertegenwoordigen, mogen
we wel van een caricatuur spreken. Nog is
het ras der „Beulemansen" zoo kwaad
niet, maar de ergsten zijn les Kaekebroeck
hointeux! En heelemaal onderaan staan de
3 millioen tobbers, wroeters, koelies, die
teren op hun dialekt als geestelijk middel.
Een volk dat alleen zijn dialekt heeft, is
zonder aanvoeling met de wereld. En zulk
een misère weegt op Vlaanderen, neen op
heel België. En het centrum, het brand
punt is Brussel, waar de meerderheid noch
goed Vlaamsch, noch goed Fransch kent:
het is de hoofdplaats der halfslachbgen.
En die stijlloosheid kruipt voort, van Brus
sel uit, over heel België ook over 't
Walenland. Dat vormeLoze, die onzelf
standigheid, die ondegelijkheid, dat s'ordi-
ge, dat gebrek aan zelftucht. Als ge uit 't
buitenland komt treft u in 't Belgische va
derland onmiddellijk die halfslachtigheid,
dat gemis van persoonlijkheid: men ziet
haast niet dan des visages indigents.
De Vlaming heeft het niet gemakkelijk in
zijn land. Evenals de reiziger die aan de
Russische grens komt, over te stappen
heeft, wijl de sporen niet dezelfde breedte
hebben als op 't Europeesche net, zoo moet
de Vlaming die van onder-op komt, telkens
met pak en zak uitstappen, wil hij een wei
nig omhoog: hij moet eerst zijn taal afleg
gen en zijn eigen aard verduiken, wil hij
zich geheel mogen ontwikkelen.
Een eigen kuituur is niet denkbaar, in
dien zij niet voortbouwt op de oorspronke
lijke eigenaardigheid van een volk. Wat
niet zeggen wil, dat die cultuur uitsluitend
nationaal moet zijn, evenmin als een
mensch uitsluitend individueel. Hoe per
soonlijker, hoe algemeener.
Er is een Europeesche beschaving, en
de groote factoren die een Europeesche
gemeenschap tot stand brachten, zijn: het
middeleeuwsche Christendom, de renais
sance, de Aufklarung, de romantiek, en
het socialisme. Rubens is niet denkbaar
zonder Italië. Een specifiek Fransche schei
kunde, of een Duitsche wiskunde kent men
niet. Er is een gezond internationalisme.
(Wordt vervolgd.)
RECHT EN WET.
Faillissementen. Bi) vonnissen van de
Arondissements-Rechtbank te Haarlem, d J.
22 Februari 1916, zijn de faillissementen
van G. van Dijt en P. van der Zwet Gzn.
wegens gebrek aan actief opgeheven.
MUZIEK.
Leerlingen van E. A. Cats. Uitvoe
ring bovenzaal „Vereeniging", op
Zaterdag 19 Februari 1916 te 7K
uur.
Eerlijk gezegd „versla" ik niet graag
uitvoeringen van „leerlingen", juist omdat
het nog maar leerlingen zijh, dus nog on
rijpe vruchten, waaraan men den boom niet
altijd leert kennen. Er zijn ook zooveel
óf/omstandigheden, die in aanmerking ge
nomen moeten worden, zoodat een zuiver
objectief oordeel haast niet mogelijk is.
Laat me daarom aannemen, dat alle leer
lingen, afzonderlijk en samen, hun best
deden en gaven wat zij konden geven ter
wille van de kunst, die zij hoog te houden
hebben, ter wille van hun ouders en hun
leermeester.
Concert-Vereeniging „Haarlem's Mu
ziekkorps. Matinée op Zondag 20
Februari 1916 in de concertzaal
der sociëteit „Vereeniging".
Deze matinée was flink bezocht. Het
programma bood veel afwisseling en voor
alle smaken wat. Eerst de ouverture „Fin-
galshöhle" van F. Mendelssohn, waarom
trent in 't boekje een korte mededeeling
betreffende het ontstaan der compositie.
Voorts de Peer-Gynt-Suite van E. Grieg,
voldoende bekend om te volstaan met de
vermelding. Daarna „Zweites Concert"
voor viool en orkest, van Max Bruch,
waarbij de solo gespeeld werd door me
vrouw GratamaSchultz van Haegen. Met
deze voordracht had de soliste veel sue- 1
ces; zij ontving als huldeblijk eenige
bloemstukken. Na de pauze: Ouverture
„Das Streichholzmadel" van A. Enna, de
muziek in overeenstemming met den titel.
Een „wonderlijke overgang" was daarna
het „Grave" uit het vioolconcert in e mi
neur van G. Tartiniü En tot slot „Frag
ments de l'opéra „La Bohème" van G. Puc
cini.
LETTEREN EN KUNST.
Een boek van Cyriel Buysse. Voor
de zooveelste maal zij hier ter plaatse Cy
riel Buysse nog eens geprezen. Deze knap
pe schrijver heeft het is al weer eenige
maanden geleden een bundel novel
len uitgegeven, ditmaal getiteld „Oorlogs
visioenen". Het zijn alle dus verhalen, die
met den wereldkrijg verband houden, alle
uit het door den Duitscher bezette vader
land van den schrijver. Frisch en raak zijn
ze, luchtig veelal, soms eensklaps echter
pakt die zoo eenvoudige, natuurlijke ver
teltrant u, wanneer het om iets waarlijk
tragisch gaat, als bijvoorbeeld den armen
banneling, die vroeger nooit zijn stedeke
verlaten had en nu was gevlucht naar een
Zeeuwsch dorp nabij de grenzen, waar hij
eiken dag een heuvel beklom, en door zijn
verrekijker naar zijn geboorteland ging
staan turen. „Daar ligt Vlaanderen," zei
de man met een trilling in zijn stem, terwij
hij een bevende hand naar het zuiden uit
strekte. „Ziet ge daar dat grijs, puntig
kerktorentje, achter en boven die verre
boomen?Dat is óns dorp," zei hij met
een schor trillende stem, „hoe zal het
daar nu zijn Groote traneu blonken
dan in zijn oogen, en zijn lippen beefden.
Hij slaakte een diepen zucht, en plotseling
begon hij te schreien,Ik hou van
mijn land," zei hij eindelijk. „Ik wist
niet, dat ik er zooveel van hield. Ik z .u
liever dood zijn dan niet terug te mogen
keeren. Ik ben er toch zoo gelukkig ge
weest."
Aangrijpend is eveneens het verhaal
„Singen! Singen!" Een regiment Duitsche
landstorm- en landweermannen, dat in een
Vlaamsch stadje lag, kreeg plotseling bevel
om naar den User te trekken. De mannen,
niet zoo heel jong meer, en door de schrik
kelijke verhalen, over den Yser-strijd in om
loop, geënerveerd, ontstellen mateloos bij
het bevel. Maar er is geen tijd om te tal
men, niet om te mijmeren, dat spreekt.
Reeds staan ze aangetreden op het markt
plein, omgeven door de meewarige bewo
ners, die zoowaar van die goedmoedige
huiselijke kerels zijn gaan houden in den
tijd van hunne wekenlange inkwartiering,
en hun nu trachten te troosten, hoewel ze
zeiven al even aangedaan als de mannen
zijn, die nu vertrekken gaan naar de lauden
van den dood. Velen, zèer velen schreien
er. Maar de officieren bemerken dit, en
kwaadaardig gejaagd heen en weer loo
pend, geven ze het bevel „Singen". E
ja, ze zongen, waarachtig, ze zongen. Ze
trokken zingend het dorp uit, en al het
volk trok achter hen aan. „Zij zongen al
schreiende met wanhoopsblikken in hun
lichte oogen; ze zongen en schreiden door
elkaar op den dreunenden maatstap hun
ner logge, zware zooien, telkens bevloekt
en beraasd door de snauwende stem der
officieren, zoodra ze ermee uitscheidden,
telkens herbeginnend en weer stokkend, als
tragisch-loeiend vee, als een blatende en
kermende kudde, die in machteloozen weer
zin naar het slachthuis wordt gevoerd."
Dit zijn slechts eenige grepen uit het
boek, een tweetal episoden, welke na le
zing het scherpst in mijn herinnering ble
ven, doch er is meer, veel meer nog in
deez' bladzijden, dat ontroerend van op
zet en uitwerking, ontroerend van levens
echtheid is.
Andere verhalen doèn het weer door de
pleizierige onbevangen toon, waarop ze
worden ten beste gegeven. Er is veel en
velerlei, veel goeds in dezen bundel. De
uitgave is aangenaam verzorgd door den
heer C. A. J. van Dishoeck, te Bussum.
Vrienden van goed gezonde, frissche en
pakkende lectuur dienen zich het boek aan
te schaffen. De prijs is f 2,25. S.
Bij De Bois, Kruisweg 68, Haarlem, is
een ;entoonstelling van schilderijen door
G. D. Gratama. Deze tentoonstelling zal
tol April geopend blijven.
De letterkundige, Frans Hullcman, zal
Dinsdag 29 Febr., 's avonds 8uur in de zaal
van „Zang en Vriendschap", Jansstraat bij
de Groote Markt, werk van verschillende
schrijvers voordragen. Hij koos daarvoor
in de eerste plaats „Ik houd van het Proza"
van v. Deijssel en verzen van Adama van
Scheltema. Het programma na de pauze
is humoristisch.
TOCNEEL
Koninklijke Letterlievende Vereeni
ging „J„ J. Cremer"; „Haar laatste
Wil", van J. van der Heijden Jr.
Dinsdag 22 Febr. had de opvoering plaats
van het met den lsten prijs bekroonde blij
spel „Haar laatste Wil".
Het is een geschiedenis van een testa
ment van een oude zonderlinge tante. Deze
heeft haar nalatenschap ter beschikking
gesteld voor haar zeven bloedverwan
ten, waaronder mijnheer en mevrouw
Groen. De heer Groen heeft een kruide
nierszaak en zit danig onder de plak van
mevrouw, die met hare zuster mevrouw
Snetselaar niet op al te besten voet staat.
Mevrouw Snetselaar's man, Kobus is spek
slager van beroep, en deze is in de kern
der zaak niet slecht, hij denkt reeds in het
bezit te zijn van de villa, waarin de zeven
bloedverwanten, vier dagen voor het ope
nen van het testament moeten vertoeven.
De zeeman Vierkant is een echte zeerob.
Hij zegt alles ronduit zooals het is, maar
weet ook wel eens scherp uit den hoek te
komen.
Tilly en Herman, de twee jongste der
bloedverwanten, voelen dadelijk sympathie
voor elkaar. Herman voelt een ware liefde
voor Tilly, maar durft deze niet te uiten
daar hij onbemiddeld is om te trouwen.
Tante zaliger had verder besloten om twee
klerken van den notaris mede uit te nco-
digen vier dagen in de villa te. blijven; dit
geeft vele komische stukjes. Als de vier
dagen om zijn en de notaris het testament
j opent, breekt de bom los, en het verslag
der klerken is verrassend; van de famlie
Snetselaar en Groen is opgeteekend, dat zii
niet meer dan 75 twistgesprekken in vier
dagen gehad hebben, Vierkant 12, en Her
man en Tilly geen één. Deze twee laatsten
krijgen dus de erfenis.
Het spel was uitstekend. En de schri'ver
had alle eer van zijn werk. De heer Van
Gasteren reikte, met eenige hartelijke
woorden, den heer Van der Heijden zijn
prijs toe. C.
„Dolle Hans", Indo-drama van Jan
Fabricius, bij de N. V. „Het Too-
neel", dir. Willem Royaards.
Balthazar Verhagen, de directeur van de
Tooneelschool, die, zooals men weet, aller
lei hervormingen daar heeft teweeg ge
bracht, noodigt van tijd tot tijd, menschen
uit om over hunne werken, over de tooneel-
speelkunst, over dezen of genen schrijver
wat te vertellen. En zóó ook is Fabricius
gekomen en heeft vóór dat hij daar z'n
nieuwste werk „Dolle Hans" voorlas, iets
over de wording van het stuk verteld:
Het blijspel „Totok en Indo" had nogal veel
pennen in beroering gebracht. Men ver
weet Fabricius dat hij den Indo daarin een
zijdig van den belachelijken kant had wil
len zien. Fabricius ontkende dit, maar, hoe
dan ook, toen Verkade eens'in de „Nieuwe
Rotterdamsche Courant" had geschreven
dat hij hoopte dat „Totok en Indo" eens
serieus tegenover elkaar gesteld zouden
worden, besloot Fabricius dit te doen. En
zóó ontstond, in verband met eene gedach
ten-associatie: Fabricius had vroeger
eens een sergeant in Indië zien fusilceren,
die zich aan insubordinatie had schuldig
gemaakt „Dolle Hans". Of het den
schrijver gelukt is den Totok tegenover
den Indo te stellen, betwijfel ik. Hier is het
de bepaalde pigment-vreter" (Sinjo-hater)
Telefoon 1430.
Woensdag 1 Maart
VAN
Mevrouw HÉIJERMANS —PEERS.
Donderdag 2 Maart
VAK
JAN FABRICIUS.
Gewone prijzen.