ALGEMEEN WEEKBLAD
Uitgave der N. Vennootschap „HET MIDDEN". Kantoor voor redactie en administratie:
Gedempte Oude Gracht 63. Telefoon 141. HAARLEM.
10e Jaargang.
ZATERDAG 25 Maart 1916.
No. 13.
Het Bloemendaalsch Weekblad.
Prijs per jaar
2,60
Prijs
jjer nummer
25 cents.
Adyertentiën
10 cents per
regel;
bij contract
belangrijke
korting.
Dit nummer bestaat uit 4 bladzijden.
WAT IS EEN ULTRAMONTAAN r
.Ultra montes" is eene Latijnsche uit-
itkking die beteekent: van over de ber
den. Onder ultramontaan verstaat men de
oomsch-katholiek, die een bizonder ge
wicht hecht aan wat het hoofdbestuur van
de roomsch-katholieke kerk, hetwelk te
P me, dit is over de Alpen, zetelt, goed
vindt ten aanzien van de leden van dat
erkgenootschap te gelasten.
Het roomsch-katholieke kerkgenootschap
wordt zoogenaamd hiërarchisch bestuurd.
Hiërarchie is een uit het Qrieksch afgeleid
woord, hetwelk voor kerkelijke aangele-
cnheden wordt gebruikt en aanduidt:
rapsgewijze uitoefening van bestuursge-
a%.
Het roomsch-katholieke kerkgenootschap
wordt, in naam althans, eenhoofdig be-
tuurd en zijn hoofd is de paus te Rome.
Oorspronkelijk was de bisschop van Rome
oisschop afgeleid van het Grieksche woord
.piskopos, beteekent: opziener) in rang ge
lijk aan alle andere bisschoppen. Rome
was tijdens het ontstaan van de christelijke
kerk (die zich later in verschillende kerk
genootschappen zou splitsen), het midden
punt van het wereldverkeer, de romeinen
bcheerschten het beschaafde deel der wes-
tersche wereld, zoo werd de bisschop te
Rome allengs een figuur van meer betee-
kenis dan de bisschoppen elders. Toen de
romeinsche keizers tot het christendom
overgingen, rees de roomsclie bisschop in
macht nog meer. Aan den langzamen on
dergang van het Romeinsche keizerrijk
ging, in het groot gezien, langzame machts
uitbreiding van den roomschen paus (paus
is afgeleid van het Grieksche pappas, va
der) gepaard, tot de pausen als een soort
wedergeboren romeinsche keizers ook naar
de wereldlijke macht en naar de alleen
heerschappij in alle zaken en over alle
menschen streefden.
Het krachtigst heeft hiernaar gestreefd
Gregorius VII (die paus was van 1073 tot
1085), hij heette eigenlijk Hildebrand, was
in 1020 in Italië (Toscane) geboren, en heet
een der meest geniale staatslieden der mid
deleeuwen, hij wordt als zoodanig gemeen
lijk Gregorius de Groote genoemd. Hem is
het. na zuivering der kerk van talrijke mis-
brifiken, gelukt hare machtspositie tegen
over de wereldlijke macht der middeleeuw-
sche vorsten, vooral tegenover den Duit-
schen koning Hendrik IV, te versterken.
Een zijner lijfspreuken was de dubbelzin-
nieg uitdrukking: ars artium est regimen
animarum, hetgeen men vertalen kan als:
de kunst der kunsten of de kunst bij uit
nemendheid is de zielen te leiden, maar ook
als: de kunst bij uitnemendheid is de
menschen te overheerschen.
Zijn levensdoel was: de kerk van de
heerschappij der wereldlijke vorsten, wij
zouden thans zeggen, van de macht
van den staat te bevrijden en er
kend te zien als eene alle volken
omvattende door God zelf geschapen
instelling, bekleed -met alle geestelijk en
wereldlijk gezag. Hij wilde opperpriester en
Romeinsch keizer tegelijk zijn; van hem
omen deze stellingen welke door de room-
che kerk overal waar zij dit zonder aan-
toot kan doen nog openlijk worden gehul
digd:
1. de paus is de zichtbare plaatsvervanger
van Christus;
gelijk de maan haar licht ontvangt van
de zon, ontvangen koningen en keizers
hun macht van den paus;
de paus bepaalt de grenzen van de we
reldlijke macht;
de paus vermag vorsten op en van den
troon te zetten en de onderdanen van de
plicht der gehoorzaamheid te ontheffen.
Zij die geboren zijn, niet om aan de be
den van anderen te gehoorzamen, maar
m zooveel mogelijk en steeds meer
e doen wat eigen kennis, eigen ge-
reter en eigen plichtsgevoel hun voorschrij.
»en ebben in een dergelijke houding en in
i lijke stellingen der pausen altijd een
groote aanmatiging gevonden en het
beginsel der Vrijheid gesteld tegenover het
beginsel der Gehoorzaamheid. In en bui
ten de kerk hebben zij tegen de macht der
pausen gestreden. Ongeveer eens in elke
500 jaar valt eene wederopleving der pau
selijke macht, met een algemeen streven
naar vermindering van die macht, waar te
nemen. Dit streven ging ook 500 jaar na
Gregorius de Groote gepaard met een
groote schoonmaak in de kerk en een op
nieuw vaststellen van leerstellingen. Een
derde tijdperk van dien aard is ingeluid in
1870, toen de paus, die steeds iets bizonders
te verrichten heeft als Europa in beroering
is, op een zoogenaamd concilie (kerkverga
dering) in zeker opzicht onfeilbaar werd
verklaard.
De kerk splitste zich na de Hervorming
in het roomsch-katholieke en andere kerk
genootschappen, in eenigszins anderen zin
als waarin zich destijds de Grieksch-katho-
lieke kerk van haar had afgescheiden.
Het roomsch-katholieke kerkgenootschap
heeft de stellingen van Gregorius de Groo
te nog niet verworpen en streeft in ver
schillende van haar organen nog naar de
opperheerschappij in geestelijke en in we
reldlijke zaken. Evenwel niet zonder ge
weldigen inwendigen strijd.
De voorstander nu van die opperheer
schappij is ultramontaan.
Wij zullen de volgende week het een en
ander mededeelen uit een der handboeken
van de ultramontanen, getiteld: Staatslexi-
con der Görres-Gesellschaft, een Duitsch
werk, ook hier te lande in de openbare bi
bliotheken, maar naar het schijnt niet in
die van de Tweede Kamer, noch in die van
minister Cort van der Linden, voorhanden.
T.
Verbond van neutrale landen.
De „Ligue des pays neutres'' betreurt het
in een rondschrijven, dat haar oproep aan
de neutrale landen om zich te vereenigen,
zoo weinig weerklank vond. Zij is over
tuigd, dat de toestand thans anders zijn
zou, indien men indertijd gevolg aan haren
oproep gegeven had. Nochtans is er wel
licht nog steeds een groote taak voor de
neutralen te volvoeren, en wel deze: ge
zamenlijk voorwaarden aan de krijgvoe
rende landen voor te stellen, waarop een
wapenstilstand zou kunnen worden verkre
gen. En wie weet, als die wapenstilstand
er eenmaal is, wie weet, of in dat tijdperk
van kalmte de verblinde hartstochten van
zelf geen plaats zullen maken voor redelij
ker inzicht. Kon zoo de weg naar een du-
renden vrede niet worden gebaand En
wat zulk een vrede aangaat, kunnen de
eerste voorstellen niet gemakkelijker van
de neutrale landen uitgaan, dan van de
oorlogende Men bedenke eens, dat het
opperen van vredesvoorstellen door de
krijgvoerende staten zelf als een bewijs van
de zwakte dier staten zal worden opgevat.
En wie zal zich aan zulk een gevolgtrekking
door den vijand wagen En indien een
voorstel der neutralen tot het onderwerpen
der geschillen aan een scheidsgerecht zou
worden aangenomen, hoeveel sneller en
hoeveel meer in overeenstemming met de
wetten van den vooruitgang, van de recht
vaardigheid en de menschelijke solidariteit
zouden de oplossingen kunnen zijn. Het is
op dezen grondslag, dat de neutrale staten
wel degelijk bij de vredes-besprekingen
zouden moeten medewerken.
De vredesbesprekingen na een oorlog als
deze zullen, het werd reeds door vrijwel
ieder erkend, moeten voeren tot een toe
stand, die een herhaling van zoo'n oorlog
uitsluit. De oorzaken moeten worden weg
genomen. Een grondoorzaak is de heer-
schende anarchie in de verhouding tus-
schen de volken onderling. De dolle wed
strijd in bewapening, veroorzaakt een at
mosfeer van wantrouwen en haat, waarin
de oorlog wel groeien en uitbarsten moést;
de uitdagende houding van een zekere ge-
wetenlooze pers, gesteund door hen die uit
de vervaardiging van krijgsmateriaal voor
deel trekken, heeft de verstandhouding
tusschen de volken vergiftigd; de duistere
arbeid van een domme of ongezonde di
plomatie en de geheime verdragen groeven
afgronden tusschen de volken; en de over
tuiging, dat een oorlog onvermijdelijk ge
worden was, heeft de rest gedaan. Maar
millioenen mannen zijn gesneuveld of ver
minkt, de weduwen en de weezen zijn bij
millioenen te tellen, schatten van weten
schap en kunst zijn vernield. Europa is
een oceaan van tranen en bloed geworden.
Is het niet genoeg? Is het nóg geen tijd,
om althans te pogen een eind te maken aan
dit gruwelijk treurspel
Waarop wachten dan nog zij, die ten
plicht hebben een vereende poging te doen,
- de neutrale staten, een poging die
kans van welslagen bieden moet? Laat
dan een ieder, die tot het schoone doel wil
medewerken, zijn bijval betuigen aan het
propaganda-comité van de „Ligue des pays
neutres", Villa Coenobium, Lugano (Zwit
serland) zoo zal een door een over
weldigend aantal mannen en vrouwen
gesteund verzoek aan de regeeringen
der neutrale landen kunnen worden ge
zonden, en deze regeeringen, gesteund
door een zoo grooten drang, zullen niet
aarzelen een verbond te stichten ter berei
king van het schoone doel, het in deez'
tijden wel schoonst denkbare: den vrede.
Om onze lezeressen en lezers hun daad
werkelijke bijvalsbetuiging te vergemakke
lijken, leggen wij in dit nummer van ons
blad een briefkaart, die zij slechts hebben
te onderteekenen, van hun adres te voor
zien, en weg te zenden. Vrienden, doet dat
nu allen!
GESCHIEDSCHRIJVING VAN DEN
TEGENWOORDIGEN OORLOG.
IV.
Dr. G. W. Kernkamp. De Europeesche
Oorlog.
Slot.)
Scherpe ontleding is ook een hoofdken
merk van dit oorlogsoverzicht. Als voor
beeld daarvan zij gekozen het zijn niet de
eenige belangrijke de bespreking van het
geschrijf der Duitsche geleerden en van het
Oranjeboek. Natuurlijk fragmentarisch. Be
scheidenheid noopt tot bekorting.
De ziekte der Duitsche geleerden is de
veelbelovende titel van het IVe hoofdstuk.
Zelfs hij, die eenigszins „betooverd" is
door wat Duitschland tot den datum van
het optreden der Duitsche gelèerden
Dec. 1914 heeft vertoond, zal in de
scherpte van critiek den bewonderaar van
Fruin eeren moeten.3) Maar tevens zal hij
tot de erkenning moeten geraken dat aan
de overzijde woorden zijn gesproken, die
den indruk van Duitschlands superioriteit
niet versterken, maar verzwakken.G)
Omtrent het manifest„Es ist nicht wahr"
zegt dr. Kernkamp:
„Dit manifest is uiterst merkwaardig
„en leerzaam. Het merkwaardige lag niet
,-,in de bewijsvoering, maar juist in het
„gemis van alle bewijsvoering; er werd
„niet met klem van redenen in betoogd,
„maar alleen georakeld. Leerzaam was
„het, niet om de vóór-geschiedenis van
„en de aanleiding tot dezen oorlog, maar
„om de geestesgesteldheid var! de op
stellers en onderteekenaars van het ma.
„nifest te leeren kennen. Ook als bijdra-
„ge tot de psychologie der volken zal het
„op den duur waarde behouden. Want
„wij hebben later ook dergelijke mani
festen van Engelsche geleerden en van
„de gezamenlijke Fransche universiteiten
„ontvangen. In één opzicht stemmen
„deze manifesten overeen met het Duit
sche; elk betoogt dat zijn volk het goed
„recht aan zijne zijde heeft. Dit was te
„verwachten en geeft geen nieuwe bij
drage tot de volkrenpsychologie. Maar
„er is dit groote onderscheid, dat de
„toon van het Engelsche en van het
„Fransche manifest veel waardiger is
„dan die van het Duitsche. Ook een wei-
„nig bescheidener. In Engeland en in
„Frankrijk zijn de geleerden er ook wel
„van overtuigd, dat zij een woordje mo-
„gen meespreken; maar de verzekerd
heid, dat de beschaving in hen haar vol
maaktste proefstuk heeft afgeleverd,
„ontbreekt hun toch nog."
Daarover verder redeneerende, haalt hij
als onverdachte getuige a charge de
greep is m. i. meesterlijk aan wat het
„Berliner Tageblatt", dat in Duitschgezind-
heid vooral niet achtergebleven is, daar
over zegt. Het kan geen kwaad, ook op
zich zelf niet7), dat citaat over te nemen;
De intellectueele oorlogsneurose neemt
een bedenkelijken omvang aan. De ver
woestingen, door deze ziekte in het kamp
onzer vijanden aangericht, kunnen ons
koud laten; maar het zou ons wel aan
genaam zijn, als ons eigen volk er in
minder hevige mate aan leed. De lijders
aan deze ziekte bij onze vijanden over
stelpen Duitschland met hunne woedende
aanklachten, maar hebben nog genoeg
politiek instinct om de neutrale volken
nooit te lijf te gaan. Zoodra echter onze
geestelijke leiders de eerste verschijnse
len van deze ziekte beginnen te vertoo-
nen, trappen zij bij voorkeur juist de
neutralen op de teenen. De geweldige
moeilijkheden, die Duitschland thans te
overwinnen heeft, worden daardoor niet
bepaald verminderd. Wilamowitz, Lamp
recht, Eucken, Hans Delbrück, Von
Wiese en eenige anderen hebben sinds
het begin van dezen oorlog met een
kalm gevoel voor de werkelijkheid uit
stekende dingen gezegd, maar hun woor
den dringen bijna niet door tot het pu
bliek in het buitenland, dat wel de be
kende manifesten en de uitlatingen van
Haeckel en Lasson leest. Wie slechts
eenigszins de geschiedenis van onzen tijd
kent, zal niet licht een lofrede houden op
de diplomaten, maar de zoogenaamde
geestelijke leiders hebben soms minder
politiek inzicht dan piepjonge gezant-
schaps-attaché's. Hun toewijding jegens
de strijders op het oorlogsterrein is even
groot als die van eenig ander Duitscher.
Maar zij vergeten te gemakkelijk, dat
het welzijn van onze soldaten en ons uit
houdingsvermogen van een menigte ma-
terieele dingen afhangen en dat in dezen
bitter ernstigen strijd geen hulpmiddel
onontbeerlijk, geen vriendschap onver
schillig is."
Toch bevalt op zich zelf deze a charge-
getuige dr. Kernkamp ook niet. Het bui
tenland, zegt hij, krijgt dus niet te hooren,
welke uitstekende dingen die Wilamowitz,
Lamprecht, Eucken e. a. hebben gezegd.
Welnu, hij wil hand- en spandiensten ver
richten.
Hij geeft eenige uittreksels daarvan in de
oorspronkelijke taal, maar komt tot de uit
komst dat wat daarin gezegd wordt, niet
gaat boven het peil van wat de gemiddelde
Duitscher over den oorlog, over Rusland
en Frankrijk weet te vertellen.
En wat betreft het geschrevene over „die
Kultur", is zijn oordeel niet minder scherp
en niet minder juist. Alleen Gustave Roe-
the vindt genade. „Die alte Kultur der
Franzosen und Englander" zegt deze
o. a. „hat vor uns eine feste Tradition
voraus, zu der wir es vielleicht niemals
bringen werden." Het is na te gaan hoe
ten slotte Lamprecht's Hochkultur beje
gend wordt.
De „speciale oorlogsziekte" der Duitsche
geleerden wekt bij den schrijver van De
ziekte der Duitsche geleerden „even ster
ken weerzin" op, als de weerzinwekkende
kwaal door Bilderdijk in „geuren en kleu
ren" als de „ziekte der geleerden" bezon
gen.
Het Oranjeboek. Te vermelden in ca
pita selecta wat in het XVe hoofdstuk,
(Het Oranjeboekaan critiek wordt gele
verd, wil niet zeggen, dat die vermelding
met volle instemming geschiedt. Maar op
zichzelf is het een toe te juichen teeken,
als uit de -gelederen van hen, die boven
aan staan in geestelijke beteekenis, een
woord wordt gehoord, dat anders klinkt dan
een voortdurend laudamus. Breed wordt
uitgemeten b. v. het bezwaar tegen het feit