ALGEMEEN WEEKBLAD Gedempte Oude Gracht 63. Telefoon 141. HAARLEM. ,0e Jaargang ZATERDAG 1 April 1916 No. 14. Het Bloemendoiilsch Weekblad. rijs per jaar 2,60 Prijs per nummer 25 cents. Uitgave der N. Vennootschap „HET MIDDEN' Kantoor voor redactie en administratie: Adyertentiën 10 cents per regel bij contract belangrijke korting. Dit nummer bestaat uit 4 bladzijden. OVER ULTRAMONTANISME. II. Johannes Joseph von Görres werd in 1776 in Coblenz geboren. Zijne moeder was eene Italiaansche. Vruchtbaar schrij ve- en politiek man, aanvankelijk ijveren de voor vrijheidsideëen uit Frankrijk naar D schland overgekomen, werd hij, na in Fr inkrijk te hebben kennis genomen van N oleon's opkomst en optreden ten op zichte van de ontwikkeling der vrijheid, zeer sceptisch (ongeloovig) gezind. Met Pi ntano en Arnim verwekte hij door de ii ave van zijn kluizenaarskrant nog al o! ion. In 1814 gaf hij de „Rheinische V ,-kur" uit. een blad, dat als in vlammend ift terugkeer tot Duitsche gewoonten, i ische taal en eigen nationale instellin- predikte. Na de Fransche overheer- v ing koos hij tegen de Pruisische regee- partij; het was hem hatelijk dat de Rijnprovincie bij Pruisen werd ingelijfd, en 1827 openbaarden zich in hem, in is!uiting op eene studie over Immanuel S1 edenborg sterke mystieke en ook ultra- u - ntaansche neigingen. Als propagandist de roomsch-katholieke kerk en i 'tsuitbreiding werd hij in 1826 tot ogleeraar aan de hoogeschool te Mtin- _V'. benoemd. Hij heeft zelf een volledig r sch-katholiek mystiek stelsel opge- lv i J en in vier deelen, onder den naam a' ristelijke mystiek, beschreven. Zijne h; Jen waren voortaan: het protestan- en de Pruisische ambtenaren-regee- ring. O29 Januari 1848 stierf hij te Mün- ciien, na te hebben aangevangen een „we- ïv d- en menschheids-geschiedenis". Ziin erzamelde werken werden door zijn doch- er uitgegeven. Hem ter eere is in 1876 gesticht de Qnrres-Gesellschaft", ter bestudeering ■n wetenschappen op roomsch-katholie- n grondslag. Deze vereeniging geeft een •chiedkundig en wijsgeerig jaarboek uit. Staatslexicon verscheen in 1898 voor - eerst, in 1901 en volgende jaren voor weede maal, in 5 deelen. De Staatslexicon van de Görres-Gesell- cliaft is een soort encyclopaedic of weten schappelijk woordenboek. Het is voor ieder burger van Nederland van belang te weten, wat in zulk een r.-k. woordenboek staat. Wij raadpleegden den ersten druk van 1889. Hij kan er uit lee- ren, wat door zijne r.-k. medeburgers als waar moet worden aangenomen. Hij zal met bevreemding ontwaren hoezeer dit op lerlei gebied, afwijkt van onze tot nu toe hier heerschende opvattingen. Wij zeggen tot nu toe. In de bladen van Donderdagavond kon men omtrent eene r.-k. zangvereeniging te Amsterdam lezen, dat het bestuur zich, „naar de deken van Amsterdam meedeelt, volmaakt onder werpt aan het bisschoppelijk gezag." Wij nderstreepten waarop het hier aankwam de volmaakte onderwerping. Dat is ook de leus en de gedragslijn van de duizend en zooveel andere r.-k. vereenigingen in Ne derland, die op de medewerking der r.-k. geestelijkheid prijs stellen en van de dui zenden r.-k. ambtenaren hier te lande. Volmaakte onderwerping! Onze nieuwe districts-schoolopziener, de heer Sterck, de ijverige ultramontaansche advocaat en po liticus mr. Bomans, te Haarlem, de redac teurs der r.-k. bladen, de r.-k. hoofden der openbare scholen in Haarlemmerliede en Spaarnwoudc, de r.-k. burgemeesters en gemeente-secretarissen, de r.-k. sigarenfa brikanten in Eindhoven, de beminnelijke dr. Gerard Brom, leeraar aan de neutrale H. B. S. te Apeldoorn, jhr. Van Nispen tot Se- venaer, Nederlandsch tijdelijk gezant te Rome, de geniale componist dr. Alphons Diepenbrock, de directeur der Akademie van beeldende kunsten, dr. A.J.derKindcren. Jan Toorop, de bekeerde, Frans van Cau- welaert, de beleidvolle en enthousiaste Bel gische politicus, zij hebben als tegenwoor dige of toekomstige geestesstaat: volmaak te onderwerping ofzoodanige belem mering in hunne geestelijke werkzaamhe den, dat van vrijheid in dien kring nauwe lijks meer sprake is. Wat zij zullen kiezen: onderwerping of vrijheid? Het liefste ko zen zij een tusschenweg, dien van een soort verdraagzaam katholiek liberalisme,, waarvan zij zeiven in de eerste plaats rij ker zouden worden; maar die keuze wordt hun niet gelaten, zij hebben te kiezen tus- schen onderwerping of uitgestootenheid, en wie, die r.-k. is opgevoed, kiest dan het laatste? Alleen een Luther, alleen een Willem van Oranje, alleen een Groen van Prinsterer, een bisschop Döllinger, maar die hebben geleefd. Het is dus ook uit een praktisch oog punt voor ons allen goed te weten, wat de Staatslexicon, de cathechismus der r.-k. staatsidee, verkondigt, want de daarin ver vatte leerstellingen zijn en zullen steeds meer worden de voor duizenden onzer landgenooten voor onomstootelijk waar gehouden dogma's, waarnaar zij hun en ons leven, ons gezamenlijk staatkundig en maatschappelijk leven, meer en meer zul len willen inrichten. Let Nederland dus op uw zaak! Wij zullen een en ander mededeelen, zooals het ons bladerende in de vijf keu rig uitgegeven deelen onder de oogen kwam, en zonder letterlijker te vertalen dan strookt met de blijkbare bedoeling der geleerde schrijvers. Voor sommigen behoeft het betoog, dat wij deze dingen niet afdrukken om ze te verachten. Waren wij r.-k. groot ge bracht, wij zouden ons misschien met hartstocht en vereering scharen onder de strijdbanier der pausen, wier vrijmoedig heid de onvrijheid der wereld, maar wier zege voor een iegelijk, die iets meer is dan de gewone loonslaaf, beteekent onbe zorgdheid naar den vleesche, voldoening aan maatschappelijke heerschzucht, en rust naar den geest, doorwademd door een niet geheel onliefelijk mysticisme. Tot zoover ons woord vooraf. Op het woord Eed lezen wij, onder rfieer, omtrent de r.-k. kerk; Zij is de oor spronkelijke en volkomen macht. Op het woord Hand (doode hand, ver gelijk: goederen zijn in de doode hand, d. i., die eigendom zijn van vrijwel onver gankelijke stichtingen) wordt de roomsche kerk genoemd: de volmaakte maatschap pij. Zelve rechtspersoon, bezit zij, staat er, de macht in eigen kring en ter bereiking van haar doel, andere rechtspersonen in het leven te roepen. De macht der r.-k. kerk wordt verder op tal van plaatsen geschetst: Op het woord Eed: Het lagere (d. i. al het andere, zie hierboven), heeft zich te richten naar de kerk als naar de hoogere macht. Op het woord Hand: de kerk is van ie der ander gezag onafhankelijk, ook van den staat, in elk opzicht. Zoo heeft zij uit zich zelf en niet omdat de staat het haar toekent, het recht eigendommen te bezit ten; de staat mag daarom dit recht ook niet aan eenige beperking onderwerpen. De staatsmachten schenden het aan de roomsche kerk toekomende recht om vrij en onafhankelijk bezit te verwerven twee voudig, indien ze dat recht voor die kerk en voor de door deze met rechtspersoon lijkheid bekleede instellingen niet erken nen, of indien ze dit recht op eenige wijze beperken. Rechten die de kerk heeft (lees: zich toekent)1), zijn haar toegelegd door den wil van den God-mensch. De staat heeft voornamelijk ten doel de elk mensch van nature en aldus (middel lijk) vanwege den schepper der natuur ge geven rechten in stand te houden en te beschermen (we treffen hier een vaak voorkomende r.-k. denkfout aan: de na tuur is van den geest vervreemd, rechten zijn echter verwerkelijking van den geest in de samenleving. Natuur is in liet eerste gedeelte van bovenstaanden zin, gelijk de aanhangers van het z.g. natuurrecht doen, gesteld voor aard of wezen), in liet tweede i) Het tusschen haakjes geplaatste is van ons, ter verduidelijking. gedeelte wordt recht, terecht, middellijk door den schepper, die zelve geest is, ge steld, genoemd, maar het woord natuur is ook hier niet op zijn plaats.) Op het woord Recht vinden we, uit het canonieke recht, d. i. het r.-k. kerkelijke recht, dat volgens de r.-k. leer in beginsel voor alle menschen geldt, althans behoorde te gelden, o. a. het volgendehet canonieke recht is een zonder tusschenkomst van eenige andere overheid, krachtens veror dening der kerkelijke overheid geldend recht;, het heeft niet (zooals liet romein- sche recht destijds) het karakter van een op een bepaald tijdstip aangenomen bin dend verklaard recht; op het oogenblik van de komst van het christendom is het vanzelf bindend geworden. (Volgens dit canonieke recht geldt een huwelijk niet sacramenteel door bemiddeling der r.-k. kerk gesloten als eene onheilige verbin tenis, hoogstens als een contractueele ver bintenis, maar zonder hoogeren zin). Wat de moraal betreft, vinden we, op het Woord Jezuïeten, dat de moraal der jezuïeten thans door de overgroote meer derheid van de theologen van alle r.-k. 'scholen wordt gehuldigd. (Het is te eigen aardig om hier onvermeld te laten dat Jak. Jos von Görres de vader zelf van dezen Staatslexicon, in zijne Historisch- politische Blatter, 17e deel, blz. 613, twij fel er aan oppert of de persoonlijkheid der jezuïeten wel altijd staat op de hoogte van hunne roeping, of hunne leer- en preek- wijze wel op de hoogte zijn van hun tijd; dezelfde schrijver waarschuwt, zij het ee- nigszins bedektelijk voor hun egoïsme en heerschzucht welke geen enkele onaf hankelijke bezigheid naast zich duldt. Dit is evenwel, voor zoover wij konden zien, in de Staatslexicon niet vermeld. Over deze moraal verwijzen wij, die ons moe ten bekorten, verder naar: 1. Windhorst, in zijn beroemd gewor den rede in den Duitscben Rijksdag van 15 Mei 1872, waar hij de jezuïeten o. m. noemde: staatsgevaarlijk, gevaarlijk voor de 'rijkseenheid,, voor de algemecne be schaving, voor den godsdienstvrede, de zedelijkheid en de ontwikkeling van het volk. 2. Georg Köberlc (18191898) in zijne aanteekeningen van een jezuïeten-leerling in het Duitsche Collegium te Rome. Hij zegt o. a.De godsdienst was er voor er jezuïeten bestonden, en ze zal nog be staan, wanneer van de orde der jezuïeten alleen nog maar door den geschiedschrij ver zal worden gesproken: want gene is van goddelijken oorsprong, deze daaren tegen een menschcliik kunstmatig voort brengsel der middeleeuwen.... eerst als eenmaal geen jezuïetisch ultramontanisme meer door onze landen waart, kunnen alle redelijke menschen in gemoede elkander spreken over hunne gemoeds- en gewe tens-aangelegenheden. 3. Jozef Müller, een katholiek, geb. in 1855. Deze zegt ortitrent de jezuïeten- moraal in Der Reform-Katholicismus, 2e druk, Zürich 1899, o. a.iedereen weet, dat de jezuïeten nooit iets uitgevonden hebben. De jezuïetische leer omtrent den eed: het is in sommige gevallen geoor loofd iets anders te hebben in den mond, dan in het hart: aliud in ore, aliud in pec- tore, klinkt ons, zegt hij, al tegen bij Eu ripides' (een oud-Grieksch treurspel-dich ter) Hyppocritus: „alleen zijn tong zwoer, „maar eedloos bleef zijn hart", eene uitla ting waarom deze Atheensche dichter door zijn collega Aristofanes (oud-Grieksch blij spel-dichter) in „De Kikkers" zoo zeer gehoond is. 4. Joh. J. Ignaz Döllinger, r.-k., in zün brief op 18 Oct. 1874 tot een priester in Baden, naar aanleiding van de verheffing van Alfonsus de Liguori, doctor ecclesiae (ambtelijk leeraar der kerk) naast Angus- tiiuis en Ambrosuis. Wat de pauselijke macht betreft, op het woord paus vinden wij dat de paus ach tereenvolgens in de geschiedenis de direc te, de indirecte en directieve (d. i. de lei dende) macht over de wereldlijke aange legenheden zou hebben uitgeoefend. El ders vinden wij te zijnen aanzien, dat hij de onderdanen van een staat kan onthef fen van hun eed van trouw aan den staat, en staatswetten niet-verbindend kan ver klaren. Over Seminariën wordt, op dat woord, gezegd: dat ze eigenlijk zijn ingesteld in opdracht van het concilie van Trente (be gin 16e eeuw, het concilie dat volgens Allard Pierson van de r.-k. kerk maakte van eene godsdienstige richting eene staat kundige instelling)doch in den grond zoo oud zijn als de r.-k. kerk zelve en evenals deze van den staat onafhankelijk. (Men zij indachtig, dat op deze seminariën, zon der dat tot dusver, eenig staatstoezicht ingrijpt, ook ten onzent aan de aankomen de r.-k. geestelijke o. a. het canonieke recht als het Recht, de jezuïeten-moraal als de Moraal wordt geleerd). Op het woord: kerkelijke staat zegt het lexicon omtrent de wereldlijke macht van den paus, woordelijk: „De tegenwoordige „toestand (dat de paus geene wereldlijke „macht heeft) is onwaardig en onhoud- „baar. Het z.g. romeinsche vraagstuk „ontstaan door de bezetting van den ker- „kelijken staat en het verleggen van den „zetel van het koninkrijk Italië naar Rome, „gaat den katholieken van heel de wereld „aan, (merkwaardig is de mode in de r.-k. geschriften, om de r.-k. bij voorkeur katho lieken te noemen, als waren er noch Grieksch-, noch oud- noch hervormd-ka tholieken), het is een in 't bizonder „inter nationaal vraagstuk"(Onderstreeping van ons in verband met de woelingen in r.-k. bladen van dezen tijd op dit punt.) „AI „geeft de tegenwoordige" (dit werd om streeks 1889 gedrukt) „politieke stand van „zaken geen uitzicht op eene spoedige „oplossing, van katholieke zijde moet on afgebroken de nadruk gelegd worden op „de noodzakelijkheid van zulk een oplos sing." Wat Nederland en Oranje betreft, bevat het lexicon onder meer dit aan het adres van onzen eersten nationalen held Willem van Oranje op het woord Nederland: Door de drijverijen van zijne leiders, met name den sluwen(??) graaf Willem van Oranje (Taciturnus, de zwijger, staat er bij, er is dus geen twijfel aan wie bedoeld wordt), kwam de ontevredenheid tot uitbarsting, en spoedig begon de staatkundig-gods dienstige onafhankelijkheidstrijd, die ein digde met de overwinning van het protes tantisme en de republiek der Vereenigde Nederlanden in het leven riep. Heden tot slot deze opmerking. Het staatslexicon der Görres-Gesellschaft is bestemd om overal te worden gelezen. Het is een modern opgezet en ingericht werk, dat vergeleken bij de z.g. syllabus een modern werk kan heeten, waarvan de uitspraken in verschillende opzichten ver zachtingen bevatten van uitspraken van dienzelfden Syllabus, door aanpassing aan moderne en meer liberale denkbeelden. Men krijgt onwillekeurig den indruk, dat die aanpassing niet is een bewijs van meerdere ontwikkeling dan uit den Sylla bus blijkt, maar voorbedacht om langs modernen weg de geesten voor te berei den op de minder gemakkelijk aan te ne men middeleeuwsche kost der pauselijke encyclieken. Eigenlijk is de geheele, mo derne, uitgave van het staatslexicon een bukken voor den tijdgeest en de eischen van het moderne leven; zooals destijds in ons land het genoegen nemen met neutraal lager schoolonderricht voor r.-k. heette eene droevige noodzakelijkheid. Te ver wachten is derhalve, dat, zoodra de geest van het staatslexicon voldoende heeft doorgewerkt om de middeleeuwsche leer stellingen in hunne zuivere gedaante te leeraren, het staatslexicon door de r.-k. als een tijdelijk leermiddel en war n ter zijde zal_ worden gesteld. De Syllabus is de leerstellige bekroning van de meest bekende encycliek van paus Pius IX, waarin tal van vervloekingen wer den uitgesproken, in de laatste stelling

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1916 | | pagina 1