ALGEMEEN WEEKBLAD
Uitgave der N. Vennootschap „HET MIDDEN".
Gedempte Oude Gracht 63.
Kantoor voor redactie en administratie:
Telefoon 141. HAARLEM.
10e Jaargang.
ZATERDAG 6 Mei 1916.
No. 19.
Het Bloemendoalseh Weekblnd.
Prijs per jaar
2,60
Prijs
per nummer
25 cents.
Advertentiën
10 cents per
regel;
bij contract
belangrijke
korting.
Dit nummer bestaat uit 4 bladzijden.
ENGELAND EN NEDERLAND.
„Right or wrong my country".
Palmerston.
Welke gevaren ons ook mochten bedrei
gen, indien Duitscliland ons door inlijving
van België volkomen insloot het is Enge
land niet dat het recht heeft zich voor te
doen als zoo bizonder edelmoedig. Pal
merston heeft het zoo juist uitgedrukt:
„Wat komt het er op aan of het recht of
nrecht is; de belangen van mijn vader
land gaan voor." Nieuw was overigens die
grondstelling niet. Toen in de 17e eeuw
naar een rechtsgrond gezocht werd om
Holland aan te vallen, zeide Georg Monck,
hertog van Albemark: „Waarom naar een
den gezocht? Wat wij noodig hebben is
en stuk meer van den handel, dien de
lollanders tegenwoordig hebben." Dat is
maar al te goed gelukt. In „Engelschen en
Hollanders" wordt herinnerd aan Crom
well. Maar de Acte van Navigatie (1651),
waardoor ons ten slotte de keel werd toe
gedrukt, bevatte geen nieuw denkbeeld.
Reeds Hendrik VII (14851509) dacht er
over den vreemden handel te beperken.
Vooral dien der Hollanders. Alleen on
macht belette hem dat. Daarom was hij
genoodzaakt met Philips van Oostenrijk,
het Groot Intercours te sluiten, waardoor
Engelschen en Nederlanders ten opzichte
v; n den handel en de scheepvaart gelijke
rechten kregen. Eerst Cromwell was
machtig genoeg van koers te veranderen.
Trouwens de Acte van Navigatie was
sLchts een schakel in den keten van be
kkende en beschermende bepalingen in
.geland vastgesteld om Nederland te tref
fer.. Reeds onder Jacobus I begonnen de
achten over Hollands rijkdom en Enge-
lands armoede. Voor staathuishoudkundi
gen is de literatuur daarover van belang,
omdat de vraagstukken van vrijheid of
bescherming in Engeland reeds toen ter
tafel werden gebracht.
liet is aan Engeland destijds volkomen
elukt onze vrachtvaart te vernietigen.
Hoe groot die wel was, blijkt uit wat Col
bert in Maart 1669 schreef aan den Fran-
schen gezant: „De handel over zee wordt
in Europa gedreven door ongeveer 25000
schepen; en het zou in de rede liggen dat
ieder land daarin, naar evenredigheid van
zijne macht, zijne bevolking en de lengte
zijner kustlijn, een aandeel had. Maar van
die vijf-en-twintig duizend behooren er
veertien- a vijftien duizend aan de Hollan
ders. (Daaruit blijkt tevens dat ook van
Frankrijk gevaar dreigde.)
Niet anders ging het op koloniaal gebied.
De brutale aanvallen op onze bezittingen in
Afrika en de verovering van Nieuw-Am-
sterdam in vollen vrede, bewijzen dat vol
doende. Dat viel voor in de eerste regee-
ringsjaren van Karei II. Een bewijs dus
dat, wie ook in Londen aan het hoofd van
het bewind is geweest, de, Engelsche staat
kunde in dat opzicht dezelfde bleef. Vrij
huichelachtig is dan ook wat Seeley3)
schrijft
Some countries, such as Holland and
Sweden, might pardonably regard their
history as in a manner wound up. They
were once great, but the conditions of
their greatness have passed awayTheir
interest in their own past is therefore
cither sentimental or purely scientific; the
only practical lesson of their history is a
lesson of resignation."
In het Nederlandsch luidt dit als volgt
Het is te vergeven, maar het is zoo dat
sommige landen als Holland en Zweden
hunne geschiedenis als afgewikkeld kunnen
beschouwen. Zij zijn eenmaal groot ge
weest, maar de voorwaarden hunner groot
heid behooren tot het verleden. Hunne be
langstelling in eigen politiek verleden is
dus of een zaak van gevoel of een enkel
van wetenschappelijk belang, de eenige
practische les die zij uit eigen geschiede
nis kunnen leeren, is zich in te binden. (Het
huichelachtig heertje durft veel te zeg
gen. Red. BI. W.)
Seeley weet heel goed, waarom Hollands
grootheid (voorloopig) is voorbijgegaan.
Gedurende de jaren van Engelands en Ne
derlands samengaan tegen een gemeen-
schappelijken vijand, eerst Spanje, later
Lodewijk XIV, blijven de uiterlijke vijande
lijkheden rusten. En na 1713 behoefde En
geland zich omtrent onze beteekenis niet
meer ongerust te maken. Wij bleven nog
een tijd behouden wat wij hadden tot
langzamerhand eene vermindering intrad.
De ons omringende Staten begonnen de
plaats in te nemen, die hun eigenlijk toe
kwam met en door toepassing van het
bij en van ons geleerde. Maar rijk bleven
wij wel. „La Hollande paie tout" („Holland
betaalt alles.") was het wachtwoord van dc
18e eeuw, wanneer er over Europeesche
politiek gesproken werd. Wij bleven overi
gens overal buiten. Meer en meer bevreesd
voor en overschaduwd door Engeland, dat
in den zevenjarigen oorlog voor goed met
Frankrijk afrekende. Het Rule Brittannia
was ternauwernood gedicht, of het was ook
bewaarheid.
(Bedoeld is het lied beginnende:
„Brittania rules the waves" (Engeland
beheerscht de zeeën), het lied dat in En
geland is, wat in Duitscliland is het lied:
„Deutschland, Deutschfand über alles", het
imperialistisch, chauvinistisch, jingoistisch,
allemachtig -istisch, maar nóch waar, noch
schoon opzweepingslied, dat wel een lied
van hoogmoed, maar noch een lied van
waarheid noch een van schoonheid is.
Red. BI. W.)
Tot onze schade zouden wij dat onder-
rinden. Onze onvoorzichtige onderhande
lingen met de in opstand gekomen Ameri
kanen, gaf Engeland twintig jaren na den
7-jarigen oorlog, aanleiding en gelegenheid
ons nog verder te knakken en eene kost
bare kolonie te ontnemen.
(De Kaapkolonie. In 1795 werd ons deze
door de Engelschen, zonder eenig recht,
ontnomen. Wel is in 1802 bij den vrede
van Amiens, de Kaapkolonie aan ons terug
gegeven, doch maar voor een korten tijd:
terwijl wij hier zuchtten onder de over-
heersching der Franschen (1806) ontnamen
dc dappere Engelschen haar ons ten twee
den male, nadat zij zich de medewerking
van prins Willem V (de Holdert-Raemae-
kers-Schröder van de 18e eeuw) hadden
verzekerd. Het Weener congres van 1815,
waar Engeland de hoofdrol speelde, kende
de kaapkolonie voorgoed aan dezen „be
schermer der kleine natiën" toe. Red.
BI. W.)
Nog hadden wij kunnen ontsnappen. Tot
het verbond van de „Gewapende Onzijdig
heid" door Catharina van Rusland ontwor
pen, waren wij in beginsel toegetreden.
Rusland, Denemarken, Zweden, de Repu
bliek, Oostenrijk, Pruisen, Portugal en Na
pels beraamden een verbond, gericht tegen
de toenemend drukkende heerschappij van
Engeland. Maar dc kennisgeving van onze
toetreding tot dat verbond van onzijdigen
aan Engeland, kwam eenige dagen te laat,
of liever, de brave Engelsche regeering
weigerde den Nederlandschen gezant, die
het bericht daarvan kwam brengen, aan te
hooren. 20 December 1781 verklaarde zij
de Republiek den oorlog. Eene oorlogsver
klaring, die in haast was opgesteld, om te
voorkomen dat het ons nog zou gelukken,
als bondgenoot van de „neutrale mogend
heden" te moeten worden aangemerkt.
Wat ons die oorlog kostte, is na te lezen
in de vaderlandsche geschiedboeken.r>)
Maar de 18e eeuw zou ons op het laatst
nog meer verliezen brengen. Onmiddellijk
na de vlucht van Willem V, 20 Januari
1795, vangt het inbezitnemen van het groot
ste deel onzer koloniën door Engeland aan.
Rechtens was daar niet veel tegen te zeg
gen. Nederland bad partij gekozen voor
Frankrijk, terwijl Engeland de revolutie be
streed. De geschiedenis van de Kaap de
Goede Hoop interesseert ons daarbij wel
het meeste. Willem V gelastte de ambte
naren en officieren aldaar bevelvoerende,
zich te stellen onder de hoede van Groot-
Brittannië.
Engeland zou de Kaap zoolang voor ons
bewaren. Maar Engeland heeft de Kaap
niet teruggegeven, evenmin Essequebo, De-
merary cn Berbice en het westelijk gedeel
te van Nederlandsch Guyana. Aan wat En
geland beloofd had, voldeed het dus niet.'
Ten minste ten opzichte van Afrika's Zuid
kust was dat onrecht. Zonder slag of stoot
hadden zij die in bezit gekregen.7)
Ziedaar, in vogelvlucht, wat tusschen
Engeland en Nederland is voorgevallen tot
1814, met betrekking tot de aanvallen op
onze handelsbeteekenis en onze koloniale
macht. De eeuw, die sinds verliep, gaf ons
rust, al schijnt de overgang van Ned. Gui
nea aan Engeland in 1872 niet geheel
in orde. En er schijnen nog Neder
landers te leven, die daarvan meer weten,
dan zij openlijk zeggen willen. Engeland
liet ons daarvoor de vrije hand op de
noordpunt van Sumatra. Maar de Britsche
vestiging op Borneo (het rijk van Sera-
wak) doet zien, dat in het verdere verloop
der XIXc eeuw de lust om ons gebied in
te palmen niet vergaan is.
Hoe het thans staat, behoeft niet tc wor
den gememoreerd. Engelsche willekeur is
ook thans aan de orde van den dag. (Het
dreigen van eene Engelsche landing in Zee
land is algemeen bekend in Nederland.)
En tegen het zondenregister van Enge
land voorgehouden in Engelschen en Hol
landers („Het Bloemendaalsch Weekblad"
22 April 1916), is weinig in te brengen.
Meer: het bevestigt dat right or wrong
my country nog altijd is de richtsnoer der
Engelsche politiek.
H. A. Ritter.
Nu de heer Ritter mij ongevraagd met
dit zijn artikel bijviel, zal ik mijn antwoord
aan den heer C. Hille Ris Lambers, in ver
band met de plaatsruimte, nog 'n week uit
stellen. T.
1) Robert Fruin's Tien jaren uit den Tachtigja
rigen oorlog: Hoofdstuk X: Handel en welvaart
in de Ver. Nederlanden.
2) Busken Huet, Het land van Rembrand.
II 'De Handel.
3) The Expansion of England. Two courses
of lectures. (1904) (Course I, Lecture I) Tendency
jn English History, page x/2.
4) Ik cursiveer.
5) Het is misschien niet zonder belang mede
te deelen dat Bilderdijk in zijne Geschiedenis
des Vaderlands Deel XII bldz. 48 het geheele
beginsel van het Verbond van de gewapende
neutraliteit verwierp. Catharina li had voorgesteld
tegenover de Engelschen den regel: Vrij schip,
vrij goed te handhaven met behulp der ver
dere bondgenooten. Bilderdijk noemt dat een
valschen Hollandschen stelregel.
6) De Engelsche Oeneraal-Majoor J. H. Craig
leverde evenals de Engelsche Schout-bij-nacht
Elphenstone een brief in bij het Kaapsche-Hol-
landsche bestuur. Craig schreef o. a. aan het
slot van zijn verzoek om zich feitelijk over te
geven „totdat er een generale bevrediging der
onlusten in Europa plaats vindten zijne
Majesteit zich in staat zal bevinden, om hetzelve
aan deszelfs rechtmatigen en wettigen Eigenaar
wederom te kunnen geven".
(De Bataviasche December-beweging van 1795,
door Mr. N. P. van den Berg. De Gids 1890,
deel II).
Zoowel Teilegen (De Wedergeboorte van
Nederland), als Heeres (Ned. Spectator 1905 Nog
eens de overgang van de Kaapkolonie in 1814)
betoogen dat Willem 1 voor de overmacht is
gezwicht. „Le pot de terre ne peut résister au
pot de fer". (De aarden pot is tegen den ijzeren
niet bestand). Willem 1 aan Fagel 9 Juli 1814.
Dat ons nog zooveel gelaten werd, ook Java dat
in 1811 inderdaad veroverd was, wordt verklaard
door een brief van Lord Castlereagh aan Lord
Liverpool, 19 April 1814, medegedeeld door
Teilegen, t. a. p. bldz. 132.
„1 will feel great doubts about the acquisition
of so many Dutch Colonies. I am sure our re
putation on the continent, as a feature of strength,
power and confidence is more of real moment
to us than an acquisition thus made". In het
Nederlandsch: „Ik ben niet zeker of de wijze,
waarop wij zoovele Nederlandsche koloniën in
ons bezit hebben gekregen, door den beugel
kan. Mijn overtuiging is dat het voor ons meer
van belang is op het vasteland als het type van
kracht, macht en betrouwbaarheid bekend te
staan, dan bekend te zijn wegens aldus verkregen
bezit". Een der Engelsche argumenten was dat
wij sterk genoeg moesten zijn om onze koloniën
te kunnen beschermen. Met ons België te geven
meende het bovendien het verlies van het afge-
nomene te hebben vergoed. (Frankrijk zorgde later
wel dat dit bezit ons weer werd ontnomen. Red.
BI. W.)
KROVIEK DER WEEK.
28 April. De vermaarde Duitsche regis
seur Max Reinhardt geeft in den schouw
burg tc Rotterdam de eerste voorstelling
van een reeks voorstellingen hier te lande.
Het „Nieuws van den Dag voor
Ned.-Indië", maakt een aantal getuigen
verklaringen openbaar, afgelegd in de zaak
van den Duitschen administrateur Keil, wel
ke verklaringen zeer in het nadeel van Keil
zijn, o. m. werd verklaard, dat Keil in mee
tings waar voorname Arabieren en regen
ten uit West-Java, zelfs uit de Vorstenlan
den tegenwoordig waren, beloofde, dat de
oorlog spoedig zou uitbreken. De Neder
landers zouden uit Java verdreven worden
en Duitschland zou 'zorgen voor het noo-
dige geld, voor geweren en munitie. Vol
gens deze getuigen werd onder de verga
derden reeds een aantal geweren uitge
deeld.
29 April. Het Engelsche garnizoen van
Koet-el-Amara aan de Tigris, 13.300 man
onder bevel van generaal Townshend, geeft
zich na een beleg van 143 dagen, tenge
volge van gebrek aan levensmiddelen, aan
ide Turksche belegeraars over.
30 April. Alle uitvoer uit Duitschland
van kleedingstukkën, en stoffen, vervaar
digd van wol, halfwol en katoen, is ingaan
de 1 Mei officiëel verboden.
De uitvoer van bedoelde artikelen van
zijde of minstens halfzijde blijft toegestaan.
1 Mei. Ten 12 uur middernacht is de
zomertijd in ons land ingevoerd.
De sociaal-democraat dr. Lieb-
knecht wordt bij een betooging te Berlijn
gevangen genomen.
Het comité voor den wederopbouw
van België (Comité Néerlando-Belge d'Art
Civique), te Amsterdam, maakt bekend dat
een tentoonstelling „La Cité Reconstituée"
zal gehouden worden gedurende de maan
den Mei, Juni en Juli in de „Salles du Jeu
de Paume" (hoek Rue de Rivoli en Place de
la Concorde) te Parijs. De tentoonstelling
is georganiseerd door de regeering van de
Fransche Republiek en de afdeeling België
door de Belgische regeering.
De besprekingen, die thans te Ber
lijn gevoerd worden over de torpedeering
van de „Tubantia" zijn zoover gevorderd,
dat de mogelijkheid bestaat, dat daarom
trent spoedig een definitieve beslissing kan
worden verwacht. Zoowel het relaas van
de beëedigde verklaringen die bij het on
derzoek voor den Raad voor de Scheep
vaart werden afgelegd, als de materieele
overtuigingsstukken die werden overgelegd,
hebben de autoriteiten te Berlijn tot de
overtuiging gebracht, dat het inderdaad een
Duitsche torpedo moet zijn geweest, waar
door de „Tubantia" tot zinken werd ge
bracht.
Bij dit bericht herinnert „Het Handels
blad" eraan, dat Duitschland stellig alle
schuld in den aanvang ontkende, zoowel
wat de „Tubantia" als de „Palembang" be
treft, en schrijft verder:
Ieder, die deze zaak gevolgd heeft, weet,
dat het volstrekt zeker is, dat de „Palem
bang" door een torpedo van een onder
zeeër getroffen is. En door een torpedo
die bepaaldelijk op de „Palembang" was
afgevuurd. Ieder weet ook, dat het uit
gesloten is, dat een Engelsche onder
zeeër dat schot gevuurd heeft, daar
even te voren diezelfde onderzeeër ra
kelings langs een Engelsche torpedoboot
vuurde wat een Engelsche onderzeeër
nu niet een voor de hand liggende gevechts
oefening zal achten. Voor ieder staat het
evenzeer vast, dat de „Palembang" als dat
de „Tubantia" door een Duitsche torpedo
van een Duitsche torpedoboot getroffen is.
Moeten wij nu geloof hechten aan de
Duitsche ontkenning, aan een Duitsche ver
klaring dat geen Duitsche duikboot de mis
daad pleegde, alleen omdat wij hier niet
het nummer van de torpedo in handen heb
ben gekregen Moet er niet met kracht
ook op schadevergoeding voor de „Palem
bang" worden aangedrongen?
„De Nieuwe Courant" doet er zooveel
bij, wat betreft „De Berckelstroom", die
door twee Duitsche onderzeeërs in den
grond geschoten werd.