nendaal. ALGEMEEN WEEKBLAD s) 15 worden liier- nikt op onze i tot billijke iteld. UtZEt) 4 Co. Ui - LISSE. j if. SO04. iel. gesloten. Uitgave der N. Vennootschap „HET MIDDEN". Gedempte Oude Gracht 63. Kantoor voor redactie en administratie: Telefoon 141. HAARLEM. n dus elk haar kan irken naar zijne be- o'pmaKen na; r zijn nes T i d e m zers opmerkzaam, reeds zeer geruim' ■x ei- sxurbv, „wathij eene breede noot de ror anderen tegen het ering van Marcus Aure- 10e Jaargang. ZATERDAG 24 Juni 1916 No. 26. ■maker, on 815. n 2016. CLERCO. loofddoH*"-' Longatie. om. [EER i g e en s m a k e 1 ij k e f leveranciers, clef non 9543. Het Bloemendaalsch Ueehblad. Prijs per jaar 2,6» Prijs per nummer 25 cents. Advertentiën 10 cents per regel; bij contract belangrijke korting. Dit nummer bestaat uit 4 bladzijden. ONAFHANKELIJK NEDERLAND. III. Gelijk voor het individu geldt ook oor een volk, dat het telkens opnieuw wijzen moet, dat liet de plaats verdient, ie liet inneemt. Nergens beter is dat uit- ldrukt dan door dr. Kuyper in zijne be ende apologie van Bilderdijk. „Wat waarborg voor de toekomst .henkt" aldus Kuyper „is alleen dat als zelfstandig volk beteekenis behoudt or de menschheid, haar eere verhoogt: ■t haar levensschat bijdraagt." l) Welnu in haar krachtigsten tijd heeft ze republiek dat in meer dan één opzicht cdaan. Zijne krijgslieden zond Europa ter schole ■j de belegeringen en veldslagen van Mau- en Erederik Hendrik. De vijanden van gemeenebest bewonderden de Holland- lie zeehelden, door wie zij geslagen wer- 'ii. Het kabinet van Barnevelt was de logeschool voor de staatslieden van nd en vijand; als onkreukbaar, als ■tterend magistraat werd Jan de Witt crdcmd door hem, die de kracht van het nid beproefde op onze regenten. .Maar op het gebied van kunst en weten- oup ook, stond ons voorgeslacht niet iiider vooraan. De wijsbegeerte dankt in cu tijd aan Nederland Despinoza en Geu- ii i\: de wiskunde, de astronomie, de werk- i -deunde vonden in Cliristiaan Huygens 11 voorganger, waarvan de Markies de liopital getuigde: „il faut des siècles en- rs pour produire uti Huygens"; de na- r urkundc erkent als onderzoekers van creldbeteekenisLeeuwenhoek en Swam- erdam; Hugo de Groot gaf in het voor geheele wereld geschreven: De jure JU ac pacis getuigenis van zijn grooten est; Boerhave, nog in de 17de eeuw boren, plaatste op geneeskundig gebied n vaderland aan de spits. In den meer engen kring der natie schit- 't Vondel als dichter en dramaturg; lcg- ii de „Statenvertalers'' grondslagen voor Nedcrlandsche taal. Op wereldhoogte bracht Rembrandt's nsecl de Nederlandsche schilderkunst; bouwkunde deed in het Amsterdamsche dhuis van Jacob van Campen het acht- wereldwonder zien; Sweelinck wordt ;end als de stichter van de school, waar- eenmaal dc onsterfelijke Joliann Sebas an Bach te voorschijn zou treden, bedaar enkele greren, waarmede moge reien volstaan. Jroot waren onze wijsgeeren, onze ge- rden, onze kunstenaars in allen zin - dat uit hun arbeid het besef spreekt dat menschheid een en ondeelbaar is. Om- elk op zijn gebied streefde naar die arheid, die algemeen menschelijk is. in daarom hebben zij aldus werkende scherpende den levensschat der ■nschheid voor alle tijden verhoogd. Wat eisch was door dr. Kuyper terecht stcld. De vraag, die thans beantwoord moet rden, is deze: kunnen wij, als wij de chiedenis van weienschap en kunst in ■Ierland over de laatste vijftig jaren be- louwen, hetzelfde getuigen :'c algemeene uitkomst van het onder- •k daarnaar zal dan wel zijn dat, hoe ons volk, evenmin als het Atheensche, r de tweede maal eene „Eeuw van licles" beleven kan, toch aan onzen - enschappelijken hemel ook thans nog 'ren schitteren van de eerste grootte. er ook thans Nederlandsche kunste- rs zijn, wier naam de wereld vervult. Velk vraagstuk ook in de cultuurcentra het buitenland wordt opgeworpen kc ontdekking daar ook wordt gedaan in Nederland was ook gedurende de ste vijftig of zestig jaren een geleerden- ïd aa-wezig, in staat, niet alleen tot on- •v- ke critiek, maar ook tot vóór- n. De Nobelprijzen, in Nederland uit- celd, in aantal gelijk aan dat aan En- 'nd geschonken, strekken daarvan tot vijs. Wijsbegeerte en godsdienstwetenschap geschiedenis letteren en taal rechts wetenschap en staathuishoudkunde vinden en vonden in Nederland beoefenaars, voor wie die der exacte wetenschappen niet be hoeven onder te doen. Eene encyclopaedische opsomming van namen en feiten blijve den lezer bespaard maar wel mag het volgende gezegd worden: Wijsgeeren zagen wij wel niet meer on der ons opstaan maar toch eene eer biedwaardige rij van wijsgeerige geleerden, wier arbeid ook voor een publiek van lee- ken in hooge mate peilverheffend werkte. De godsdienstwetenschap van ouds was liet Nederlandsche volk een theologiseerend volk bereikte een zoodanige hoogte, dat wie, buiten Nederland, over godsdienstwe- tenschappelijke vraagstukken nieuw licht wil doen schijnen op straffe van onvol ledigheid kennis heeft te nemen van wat hier daarover is gedacht en verkon digd. De historie vond hier al kunnen wij dan ook niet, als Von Ranke, eene „wereld historie" schrijven met het vaderland als middelpunt - ernstige beoefenaars. Aan een der hartstochten van de XlXe eeuw. „de Geschiedenis" werd hier ruim geof ferd. En wat geschreven is hetzij in oude, hetzij in nieuwe richting kan den toets doorstaan. Zeker niet het minst de geschiedenis van ons koloniaal rijk en die van het oude, kunstzinnige, verleden, dat ver vóór onzen grooten opstand begint. Dc Nederlandsche taalgeleerden vestig den een Europeeschen roem; de Neder landsche letterkunde volgde het peil der natie en was meermalen ver uitstekend boven veel wat in het buitenland ver scheen; het Nederlandsche taalgebied over drie werelddcelen verspreid, bleef met taaie kracht behouden al moet de Ne derlander zicli in het wereldverkeer met de hem omringende rijken, toeleggen op een veeltaligheid, die in het buitenland bijna onbekend is. Rechtsgeschiedenis, rechtswetenschap en het stellige recht. Ook op dat gebied behoeft Nederland niet onder te doen. Ik herinner o. a. aan de invoering van een nationaal Wetboek van Strafrecht, aan de afschaffing van de doodstraf waardoor Nederland vooraan staat in de rij der hu manistenen aan de internationale over eenkomsten omtrent het privaatrecht, waarvan het initiatief uitging van een Ne derlander. Dc vertaling van een Ne- derlandsch leerboek over Staathuishoud kunde in het Engelsch wijst naast het standaardwerk over de „socialisten" en de invoering van sociale wetgeving ook op dat gebied aan ons vaderland een eervolle plaats aan. Op het gebied der exacte wetenschappen is het voldoende te herinneren aan de mu tatietheorie, aan de stereomachie, aan de metereologie, aan de onderzoekingen om trent het wezen aan het licht aan het feit dat 10 jaren vóór Darwin een Neder- landsch medisch hoogleeraar de leer dei- evolutie huldigde. Na de wetenschap de kunst. Niet dat zij de mindere zou zijn. Integendeel. Zij kroont het gebouw der beschaving, want met den godsdienst nadert zij het meest het verhevene. Geen uiting der kunst, die in Nederland niet werd beoefend. Bouwkunst en beeld houwkunst schilderkunst etskunst muziek tooneelspeelkunst. De rij wordt besloten met kunstwetenschap en kunstver zameling. Op den achtergrond de kunst nijverheid waarvan misschien met nog meer recht dan van de bouwkunst gezon gen mag worden: „Der Kunsten bron en haar begin" „Haar moeder en vorstin". Waren wij vijftig jaren geleden op weg op het gebied der kunst ons groot verleden geheel onwaardig te worden, dat tijdperk van inzinking is gevolgd door regeneratie, kracht en roem. Daarvoor spreken de gebouwen sinds opgericht; de beelden sinds gehouwen; de schilderstukken sinds geschilderd; de et sen, sinds geëtst. Dat wordt bewezen door de muzikale hoogte, in Nederland bereikt; door de les door een Nederlandsch tooneel- speler te Parijs gegeven. En de hoogte door onze kunstwetenschap bereikt en de beteekenis onzer kunstverzamelingen, graadmeters eigenlijk van den kunstzin der natie, wijzen op een steeds grootere plaats door de kunst in het leven ingenomen. Onze kunstnijverheid behoeft, waar zij op treedt, voor geen buitenlandsch mededin ger onder te doen. Maar omtrent de cultuur van een volk is nog meer te zeggen dan vermelding van kunst en wetenschap alleen. „Steeds plooit zich in den vreemde een lach om de lippen, als men Hollands stof felijk weerstandsvermogen afmeet, maar eerbied, hoogen eerbied kunt ge onder alle volken vinden voor ons schitterend verle den, voor onzen vrijheidszin, voor ons ar tistiek vermogen, voor onze intellectueele kracht, voor onze moreele gezondheid." Zoo schrijft Kuyper verder.2) En wat hij daar opnoemt berust niet bij de voorgan gers alleen. „Van enkele eminente koppen leeft een volk niet. Een natie, die erken ning verdient, is deze, die hare emanaties van de volksziel draagt."3) Ook dat gebeurt in Nederland. Maar on derwijl strijdt de massa haar ouden strijd des levens en tegen de ongunst der natuur. Te dezer dagen werden bij den watersnood in Noord-Holland nog dezelfde zielskrach ten ten toon gespreid als immer. Zij, die buiten onze grenzen in hunne letter kunde ook ons volk begrepen onder de vol ken, die rijp zijn voor vreemde heerschap pij, mogen daarin eene waarschuwing zien. De massa des volks is onderwijl op hoo- ger peil gekomen. Ons onderwijs heeft de kennis en daarmede het inzicht verhoogd. Groot is het verschil tusschen veertig jaren geleden en nu. Maar ondanks die meerdere verlichting, bleef de kern van het volk ge trouw aan de dingen' des „geestelijken le vens" bleef de band met de kracht, die bergen verzet, bestaan. En wat dat betee- kent, blijkt uit de verschijnselen in de door den vijand overheerde landen. Ten slotte: De stand van onze cultuur blijkt ook uit de wijze, waarop wij onze koloniën bestu ren uit de beginsels, die zich daarbij baan hebben gebroken. In koloniaal opzicht streven wij naar opvoeding, niet naar over- heersching. Wat niet zal nalaten bij het oplossen van zekere vraagstukken een maal te wezen een factor die meetelt. Zij geëindigd met een karakteristiek die, hoewel meer dan veertig jaar oud nog van toepassing is bij de beantwoording van de vraag welke cultuurbeteekenis Neder land heeft in de wereld: Een volk dat aanspraak maakt op roem, begrijpt, gevoelt zich zelf. Het heeft be wustheid van zijne krachten, ontwikkelt die en oefent ze gedurig. Het ziet tegen geen arbeid op, tart alle moeilijkheden, en brengt datgene, wat het doen kan en moet, met vastberaden wil ten uitvoer. Het hecht de meeste waarde aan eigen zelfstandigheid en vrijheid, en wreekt zich met leeuwen moed, als dat dierbaar pand belaagd wordt. Het verdedigt zijne rechten tot het uiter ste, ook tegen de groote overmacht: Zoo het bezwijkt, bezwijkt het met eere Hiermede gaat gepaard werkzame belang stelling omtrent alles, wat de welvaart des vaderlands bevorderen, deszelfs luister ver- hoogen kan. Men is gehecht aan het eigene. Men wedijvert onderling in nijverheid, in het streven naar verstandelijke en zedelijke volmaking, in het opbouwen en uitbreiden van liet rijk der letteren, wetenschappen en kunsten, in het aankweekeu van maatschap pelijke deugden, in het doen van hetgene edel, groot en voortreffelijk is Zulk een volk verdient, den naam welken net draagt Hoe klein ook op de wereldkaart, ja bij kans een onmerkbaar stipje, het is groot in het oog van den wijsgeer, den eenigen be voegden rechter over grootheid. Al ver dwijnt het van de aarde, het leeft bij voort during en wordt ook door het laatste nage slacht bewonderd en toegejuicht." (J. M. Schrant. „Over den waren volksroem.") (Wordt vervolgd.) H. A. R i 11 e r. Bilderdijk in zijne nationale beteekenis (1906), bladz. 6. 2) T. a. p. bladz. 6. 3) Het ultra-flamingantisnie en zijn recht. Everard van Vleininxhove. Dietsche Stemmen. Jan. en Febr, 1916, bladz. 223. HET NUT VAN RUSTIG LEZEN EN HET VERKEERDE VAN GEZAGS- FANATISME. De heer Bornwater was in de laatste vergadering zeer flink. Met klem kwam hii op tegen het streven van de meerderheid van den raad om eene beslissing in den bouw der arbeiderswoningen te Overveen weer uit te stellen. Noch de heer Laan, noch de burgemees ter spraken m. i. correct, toen zij den heer Bornwater in den hoek trachtten te drij ven met de mededeeling, dat ze van hem geen voorstel of amendement ontvangen hadden, zoodat daarover geene beslissing kon worden genomen. B. en W. hadden een wel wat al te sum mier voorstel ingediend (zie ons n°. 24). Den aanhef van dat voorstel nam de heer Bornwater over, naar den zakelijken in houd daarvan bracht hij bij wijze van amendement de voorstellen over, die de gezondheids-commissie gemakshalve in overweging had ge~eyen, hij achtte die vol ledig en juist, zoodat hem onverwacht de zorg uit de hand was genomen ze zelf afzonderlijk te redigeeren; dc commissie had, al evenzeer buiten den heer Born water om, in een samenloop van omstan digheden aanleiding gevonden om aan elk der leden van den raad een afschrift van haar advies te zenden. Geen der leden van den raad had dus onbekendheid met het amendement van den heer Bornwater kun- nen voorwenden. Dat doende, maakten de burgemeester en de leden Laan en Jaco- metti op de belanghebbenden den indruk, de zaak zelf toch eigenlijk niet te willen. En dat is jammer, want waartoe is dit dienstig? Gebeuren moet de bouw toch; doch de aardigheid zou er aldus langzaam aan af gaan. Dat wordt niet verholpen door, toen het besluit tot verdaging geno men was, te zeggen, zooals de heer Bis- pinck deed: ik heb wel tot de vertraging meegewerkt, maar vertraging was mijn doel niet. Men voorkomt rechtmatige on vriendelijkheden aan eigen adres alleen door, gelijk de heer Bornwater deed, zich krachtig in te spannen. In èène zaak heeft de heer Bornwater gefaald. Hij heeft het slot van het advies der gezondheids-com missie, punt 6°, niet rustig en daardoor niet goed gelezen. Hij zou anders al zijn bela gers schitterend van zich hebben afgesla gen. De commissie gaf in overweging een besluit te nemen, waarbij de gemeente zich voorbehield hare beschikkingen omtrent alles wat ze maar wilde, omtrent het aan tal woningen (mits niet meer dan 106 en niet minder dan 100), en omtrent haar me- dezcggingschap, mits maar zou vaststaan, dat dit medezeggingschap zoowel op de ad ministratie der vereeniging als op de ex ploitatie der woningen betrekking zou heb ben. Er werd dus heelendal niet, zooals verschillende heeren beweerden, vooruit geloopen op de wijze waarop het zegging schap zou geregeld zijn. Wel sneed hout de opmerking van den lieer Laan, dat hij het voorstel-Bornwater, dat nu in de volgende vergadering met een prae-advies van B. en W. opnieuw in behandeling komt, niet ongewijzigd kon aannemen, omdat hij de canon (ter onder scheiding van het schietwerktuig kanon spreekt men gemeenlijk in Nederland van een erfpachtscanon) betaald wilde zien niet per huis, maar per woning en het voorstel van huis sprak. Maar dan had hij ook een voudig kunnen voorstellen het eene woord door het andere te vervangen. De heer Bornwater werd wel van alle kanten aangevallen, maar zijn Overveen- sche medestanders, de heeren Bijvoet en

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1916 | | pagina 1