L U. VU DER STEUR Ir.
STAALWATERBRQNNEN
Uniformen, Uitrustingen,
Automobiel- en Sportkleeding.
KERK-AGENDA, Zondag 2 Juli.
HaarlemEglise Wallonne, Pas de Service a
cause de la Vacance. Rem. Ger. Gem., 10 u., Bis
schop Boele, Rem. pred. te Groningen. Ev. Lutli.
Gem. 10 u., Ds. Wempe, Ev. Luth. pred. te Am
sterdam. Ver. Doopsgez. Gem., 10 u., Ds. Binnerts
Avondmaal.
BloemendaalNed. Herv. Gemeente, 10 uur,
Ds. Bookmaker 1'red. te Etersheim.
Heemstede: Ned. Herv. Gem., 10u.,Ds. Oberman.
Doopsbediening. 's Avonds G uur, gebouw „Vre-
denbof' Heerenweg 183, Ds. Oberman.
Houtrijk en Polanen Ned. Herv. Gem., 10 u.
Ds. B. Baljon.
Santpoort: Ned. Herv. Gem. 10 uur, in de
Bewaarschool van Mevr. Wüste, Ds. van den
Bergb van Eysinga. Doopsbediening.
Spaarndam Ned. Herv. Gem., 10 u., Ds. S. A.
Baljon.
IJmuiden: Ned. Herv. Gem., 10 u., Ds. Creutz-
berg. Na afloop van den dienst doopdienst in de
Duitscbe taal,
2j uur, Steenhulling tot buide van bet Comité,
SprekersDs. Creutzberg en Ds. Barger, van Am
sterdam. Medewerking van de Zangvereeniging.
Doopsgez. gem. en Ned. Prot. Bond., 10^ u., Ds.
Luikinga.
Zandvoort: Ned. Herv. Gem., 10 u., Ds. Posthu
mus Meijjes.
AGENDA.
HAARLEM.
Bureau van Consultatie tot verleenen van rechts
bijstand aan onvermogenden. lederen Vrij
dag houdt bet bureau des namiddags ten half-
twee zitting in bet gerechtsgebouw aan de
J ausstraat.
Koloniaal Museum (Paviljoen.) Dagelijks ge
opend van 104 ure.
Museum van Kunstnijverheid. (Paviljoen.)
Dagelijks geopend van 104 ure.
Gemeentelijk Museum. Dagelijks geopend van
104 ure. Entrée f 0.25 p.p. Ie Woensdag
van de maand vrij. Zondags van 10—3 Vrij.
Btads-Bibliotheek. (Prinsenhof.) Dagelijks ge
opend (behalve Zondags) van 104 uur.
Groote Kerk. Dinsdags van 12 ure, en
Donderdags van 2—3 ure. Orgelbespeling.
Teyler's Stichting. (Spaarne.) Geopend (be
halve Zaterdags en Zondags) van 11—3 ure.
De bibliotheek alle werkdagen' van 14 ure.
Bisschoppelijk Museum. (Jansstraat 79.) Ge
opend behalve Zondags en R.-K. feestdagen
van 105 ure. Toegang 25 cents.
Schouwburg Jansweg: Van af Vrijdag
30 Juni, 81/2 uur, „Jane Shore", de Koningin
van één Nacht.
Heeren- en Dameskleermakerij.
22 BARTELJORISSTRAAT 33
TEI,EFO»\ IVo. 303.
jaren geleden werd die stelling verkondigd
in Benjamin Kidd's Sociale Evolutie.3)
De toekomst van een volk zoo wordt
in dat boek geleeraard hangt af van de
mate waarin verlichte zelfzucht het indi
vidu er toe brengt „zijn eigen belangen en
die van zijne naaste betrekkingen hooger
te schatten dan de grootere en geheel ver
schillende van het langer levend sociaal
organisme, waartoe hij behoort."
Naïef zou het zijn te meenen, dat in ge
wone tijden de doorsnede-Nederlander zijn
persoonlijk belang achterstelt bij dat van
Nederland zelf.
Maar die mate van zelfzucht heeft er
niet toe geleid zooals in Frankrijk de
natie in aantal te doen afnemen. Op 31
December 1849 bedroeg de bevolking van
Nederland 3.000.000 zielen. Op 31 De
cember 1896 was dit getal geklommen tot
ruim 4.900.000. Een vermeerdering dus met
63 pCt. Evenals Duitschland is dus de
bevolking bijna verdubbeld.
Het bestand in politieken zin, de wijze
waarop het volk den ontzettenden last der
mobilisatie draagt, de boven allen lof ver
heven geregelde en snelle opkomst op 1
Augustus 1914 wijzen er bovendien op, dat
in het Nederlandsche volk de oude ziels-
krachten nog wonen.
Het is niet te veel gezegd te beweren,
dat wij in dat opzicht nog gewonnen heb
ben. In 1672 toch verklaarde de bevolking
van sommige steden niet te willen vechten
tegen de Franschen en dus de regeering
van hunne eigene regenten niet te willen
handhaven. Nederland in 1810—'13 met
geweld tot een geheel geperst onder vreem
den druk is een geheel gebleven. De
smart toen geleden, is ons cemerlt ge
weest. Tegenstelling voorzeker met het
bloed en ijzer dat het cement van Duitsch
land is.
Nog blijft boven Nederland het zwaard
van Damocles zweven. Nog moet zooals
eenigen tijd geleden de minister van oor
log mededeelde Nederland waken tegen
overval.
Daarom is het gepast op te zoeken wat
ons vereent daar te laten, wat ons
scheidt.
Voor Europa voor de wereld ten slotte
is Nederland in de 16e eeuw geweest
als een rots in de branding des tijds.
Meer dan toen, zijn wij de gelijken van
wie onze tegenstanders kunnen worden.
De zondvloed, dien wij thans beleven, kan
ook ons overstelpen gelijk onze voor
ouders vierhonderd jaren geleden, over
stelpt werden.
Maar er is geen reden, niet aan te ne
men dat toekomstige belagers onzer vrij
heid ook thans op Nederland zullen stuiten
als op een rots waarvan de branding
van den Oceaan machteloos afstuift en
zich in schuim verliest.4)
H. A. Ritter.
b Charlotte de Corday, bladz. 77.
2) 1871.
3) Vertaald uit het Engelsch door L. v. B. met
een naschrift van Mr. M. W. F. Treub, Hoog
leeraar in de Staathuishoudkunde. Haarlem.
Tjeenk Willink 1897.
De opmerking in „De Standaard", dat Ne
derland niet voldoende voorzien is van oorlogs
materiaal, wordt hierbij niet over het hoofd
gezien. Maar de natuurlijke verdedigingsmidde
len van ons land bieden een indringenden vijand
bezwaren, die door geen materieele- of legerover-
macht zijn op te heffen. De laatste vijandelijke
inval in ons land geschiedde in 1799 door de
Engelschen en Russen in Noord-Holland. Het
is van algemeene bekendheid dat de toestand
van het Bataafsche leger toen verre van gunstig
was en dat het den Franschen ten slotte tezamen
met de Bataven zeer veel moeite gekost heeft
de overmachtigen vijand terug te werpen.
In zijne Oedenkschriften omtrent dien
veldtocht erkent echter de Russische kolonel
Doubiansky, toen in krijgsgevangenschap
geraakt, dat Noord-Holland eene vesting is d i e
door geene aanvallen te overwin
nen is. (Een Russisch verhaal van den veldtocht
in Noord-Holland in 1799. Militaire Spectator 1914.
Supplement No. 1.)
STAATKUNDIGE OPSTELLEN.
VI.
De Koning is onschendbaar, de
ministers zijn verantwoordelijk (Art. 54
der Grondwet).
Omvang van het wetsartikel.
Teneinde den omvang van artikel 54 der
Grondwet te begrijpen, moeten we letten
op de taak van de uitvoerende macht, d. i.
de macht, welke met inachtneming der
grenzen door de Grondwet en de gewone
wetten geteekend en op de daar gestelde
voorwaarden het geheele staatsbedrijf ten
uitvoer legt. Die uitvoerende macht berust
bij de(n) Koning(in) en hare taak is twee
ledig, n.l. in de eerste plaats het verzeke
ren van de werking der wet en in de
tweede plaats om, binnen de grenzen van
de wet, en ook als de wet zwijgt, te behar
tigen het algemeen belang, zich te belasten
met Staatszorg.
Bij de vervulling van de eerste roeping
kan het gebeuren, dat de uitvoerende macht
de wet schendt, misschien opzettelijk, waar
schijnlijk te goeder trouw; hierin wordt
zij gecontroleerd door eene onafhanke
lijke rechterlijke macht, wier hulp men
bij iedere rechtskenning kan inroepen.
Waar de uitvoerende macht de twee
de roeping vervult, daar kan het haar ont
breken aan het noodige beleid en hierop
houden de Staten-Generaal een waakzaam
oog.
Verantwoordelijk is dus een noodzakelijk
bestanddeel van de staatkundige vrijheid:
tegen wetsschennis wordt gewaakt door
de rechterlijke macht; tegen willekeur door
de Staten-Generaal.
Wie moet verantwoordelijk worden ge
steld
Niet het hoofd van de uitvoerende macht
en zeker niet als dat hoofd is een erfelijk
monarch. Redenen van staatsbelang, billijk
heid en recht verbieden, dat hem de ver
antwoordelijkheid wordt opgelegd.
De bepaling van de Grondwet heeft de
strekking van staatsrechtelijk de onschend
baarheid te vestigen: de koning is niet
verantwoordelijk voor de regeeringsdaden
van den koning.
De Grondwet heeft natuurlijk gedacht
aan regeeringsdaden; immers de ministers
kunnen niet verantwoordelijk worden ge
steld voor de misdrijven des konings. De
koning is dus wel staatsrechterlijk on
schendbaar, is hij dit nu echter ook straf
rechterlijk
Hieromtrent bestaat verschil van gevoe
len. Volgens prof. Oppenheim is de koning
strafrechterlijk niet vervolgbaar (dat is
iets anders dan verantwoordelijk) b. v. om
dat er recht wordt gesproken „in naam
des konings" en omdat de koning gratie
kan verleenen. Ook zou de ratio van art.
54 gevaar loopen, n.l. dat de onschendbaar
heid hiertoe dient: Als de koning in cri-
tiek wordt betrokken, kan de dynastie
worden ondermijnd; en wat zou de dynas
tie meer ondermijnen, dan als het hoofd
van den staat vervolgd zou worden voor
een strafbaar feit Is de koning niet
strafrechterlijk vervolgbaar, dan zou men
hem bij het begaan van een misdrijf buiten
staat kunnen verklaren te regeeren. Even
wel, men moge den koning niet vervolg
baar gedacht hebben, gezegd heeft men het
niet.
Uit het tweede gedeelte van artikel 54
blijkt, dat verantwoordelijk worden ge
steld de ministers. Moeten wij het ons nu
zoo voorstellen, dat de ministers verant
woordelijk zijn voor de daden van een an
der? Dit zou onmogelijk zijn en is dan
ook volstrekt niet het geval, integendeel zij
worden verantwoordelijk voor hun eigen
daad, zij zijn verantwoordelijk voor hun
medewerking. Er kan geen uitoefening
zijn van koninklijke macht, als de Kroon
niet iemand kan vinden, die zich voor de
daad verantwoordelijk stelt.
Hoe ver gaat de ministerieele verant
woordelijkheid? Daarvoor is geen grens
te trekken, het artikel der Grondwet is zoo
algemeen mogelijk. Ze gaat verder dan de
verantwoordelijkheid, uitgedrukt door het
contraseign; immers als de ministers in
gebreke blijven te doen, wat ze behoorden
te doen, dan is er van een contraseign geen
sprake. Onder het contraseign wordt ver
staan de mede-onderteekening van alle
stukken, die van de Kroon uitgaan. Die
mede-onderteekening wijst dan den minis
ter of de ministers aan, die voor de be
trekkelijke besluiten of beschikkingen aan
sprakelijk zijn.
Er wordt beweerd, dat een deel der ko
ninklijke macht wordt uitgeoefend buiten
de ministerieele verantwoordelijkheid. Dit
deel noemt men dan het koninklijk praero-
gatief. Hiermede wordt dan 0. a. bedoeld,
dat de koning de ministers „naar welge
vallen" kan ontslaan.
Daartegenover staan echter anderen, die
niet gelooven, dat er eenige macht des
konings is, die de koning geheel vrij, zon
der ministers, zou kunnen uitoefenen. De
woorden „naar welgevallen" bedoelen vol
gens hen, alleen aan te duiden, dat het
ministersambt een zeer losse betrekking
is, waarin men niet voor een bepaald aantal
jaren of voor het leven, doch voor een on
bepaald tijdvak wordt benoemd. De mi
nister. die de benoeming aanneemt, is ver
antwoordelijk voor zijn eigen optreden en
voor het feit, dat hij heeft goedgevonden
het ontslag van zijn voorganger. Gaf men
aan de woorden „naar welgevallen" een
andere beteekenis, dan zou men onmiddel
lijk den koning van zijn onschendbaarheid
berooven.
Thans de gevolgen der ministerieele
verantwoordelijkheid.
Er zijn tweeërlei gevolgen n.l. politieke-
en rechtsgevolgen. In art. 77, lid 3 der
Grondwet wordt voorgeschreven, dat de
verantwoordelijkheid der ministers wordt
geregeld door de wet, waarmede blijkbaar
wordt bedoeld, dat de „gevolgen" der
verantwoordelijkheid door de wet worden
geregeld; immers in art. 54 der Grondwet
is de ministerieele verantwoordelijkheid
reeds onbeperkt neergelegd en behoeft dus
geen verdere regeling. Toch kan de wet
ook de gevolgen niet geheel regelen, daar
dit alleen mogelijk is voor de rechtsgevol
gen. niet voor de politieke gevolgen, ter
wijl het juist het politieke gevolg is, dat
het meest in werking treedt.
Voor het in actie komen der politieke
gevolgen zijn verschillende manieren in de
Grondwet aan de hand gedaan en wel door
het geven aan de Volksvertegenwoordiging
van het recht van enquête, het recht van
initiatief en het recht van interpellatie.
In een vorig opstel hebben wij deze rech
ten al besproken, zoodat we thans daar
over kort kunnen zijn.
Het recht van interpellatie en het recht
van enquête hebben nauw verband met
elkander. Het eerstgenoemde geeft het
recht aan beide Kamers der Staten-Gene
raal om aan de ministers rekenschap te
vragen van hun doen en niet-doen, om
daarmede dus het beleid der regeering te
critiseeren. Het is feitelijk het openen van
een debat over algemeen regeeringsbeleid
en politiek of over een bepaalde daad, die
de minister heeft verricht of nagelaten. In
een motie van orde wordt dan dikwijls de
meening over het regeeringsbeleid neer
gelegd, hetgeen voor den betrokken minis
ter aanleiding kan zijn, om zijn portefeuille
ter beschikking van den koning te stellen.
Door het recht van enquête hebben de
Kamers het recht, om buiten de ministers
om, de noodige inlichtingen over een be
paalde zaak in te winnen.
Wat betreft het recht van initiatief, heeft
de Tweede Kamer alleen het recht tot het
doen van wetsvoorstellen, doch beide Ka
mers hebben het recht andere voordrachten
dan voorstellen van wet aan den koning te
doen, waarmede zij dan ook een minister
kunnen treffen.
Doch behalve de machten in de grond
wet neergelegd om de politieke gevolgen
der ministerieele verantwoordelijkheid in
actie te brengen, heeft de Volksvertegen
woordiging zich zelf nog het recht aange
matigd, om de begrooting van een minister
te verwerpen om redenen, vreemd aan die
begrooting zelf, maar alleen omdat ze
wenscht af te keuren het algemeen regee
ringsbeleid.
Hoe men ook over dit laatste middel
moge denken, of het constitutioneel is of
niet, toch is menig voorbeeld in de Staat
kundige geschiedenis aan te wijzen, dat
ministers door dit middel genoopt zijn hun
ontslag aan te bieden, daar er maar al te
duidelijk uit bleek, dat hun aanblijven door
de vertegenwoordiging niet langer werd
gewenscht. H.
KRONIEK DER WEEK.
24 Juni. In „Het Handelsblad" vinden
we het volgende merkwaardige ingezon
den stuk van ds. K. Vos uit Middelstum;
De kloosters en de voorgestelde belasting
op de goederen in de doode hand.
In de eerste helft van het jaar 1916 zijn
hypotheken genomen op kloostergoederen
in de provincie Overijsel ƒ40.000,Gel
derland 60.000,Noord-Brabant in vier
posten 215.000,Limburg in zeven pos
ten 260.000,— te samen ƒ575.000,—.
In de maand Juni worden de volgende
hypotheken op kloostergoederen aange
vraagd: in de provincie Gelderland
35.000,—, Noord-Brabant 200.000,
70.000,— en 45.000,—, Limburg
35.000,—, 70.000,—, 240.000— en
160.000,te zamen 855.000,
Derhalve is thans bekend, dat voor
575.000,— plus 855.000—, dat is
1.430.000 hypotheken genomen zijn of
worden. Deze posten zijn mij uit aanvra
gen bekend geworden. Allicht is het hier
meegedeeld cijfer veel te laag, want waar
schijnlijk zijn er méér aanvragen gedaan,
die mij niet bekend werden.
Misschien is er verband tusschen deze
aanvragen om hypotheek en de voorge
stelde belasting op de goederen in de doode
hand. Volgens het ontwerp mogen van het
te belasten kapitaal de hypotheken worden
afgetrokken. Het bewijs, dat een klooster
kapitaal bezit in den vorm van effecten of
uitgeleend geld, zal dikwijls moeilijk te le
veren zijn. Daarom mag het wetsontwerp
aangevuld met de bepaling, dat aan stich
tingen, die sinds het verschijnen van het
wetsontwerp hypotheken hebben afgeslo
ten, de verplichting wordt opgelegd aan te
wijzen, wat met dit verkregen geleende ka
pitaal is verricht, en dat deze nieuwe hy
potheken niet mogen worden afgetrokken,
indien onvoldoende aangewezen werd waar
dit geld is gebleven.
„De Vaderlandsche Club" richt 'n
schrijven tot den minister van Buitenland-
sche Zaken, naar aanleiding van de offi-
ciecle mededeeling der regeering betref
fende den stand der „Tubantia"-zaak.
Men leest in dien brief der „Vaderland
sche Club7 o. m.
In de Duitscbe mededeeling betreffende
de „Tubantia" wordt wel gezegd, dat „vol
gens het scheepsjournaal de torpedo n".
2033 reeds den 6en Maart door een Duit-
schen onderzeeër is afgeschoten", maar dit
schijnt slechts toegelicht door een authen
tiek afschrift van het journaal.
Zijn de geruchten juist, dan is op het van
Nederlandsche zijde gedane verzoek, inzi-
ge te verleenen van het journaal zelf, dit
pertinent geweigerd, hoewel daarop nog is
aangedrongen.
Indien Duitschland niet bereid mocht
worden gevonden het onderzoek te herope
nen en voort te zetten onder de door Ne
derland billijkerwijze te verlangen waar
borgen van volledigheid en doeltreffend*
heid, dan zoude de zaak moeten worder.
voorgelegd hetzij aan het Hof van Arbi
trage, hetzij aan een bizonderen met vo
doende bezorgdheid toegeruste internatio
nale commissie van arbitrage. Daarto
mede te werken kan door Duitschland niet
gevoegelijk worden geweigerd.
25 Juni. Lord Selborne, minister va'
landbouw in Engeland, treedt af wegem
meeningsgeschil in zake de Home Rule-
quaestie.
26 Juni. De Entente stemt er in toe aan
Griekenland opnieuw een voorschot te ge
ven op de vroeger gesloten Grieksche lee
ning.
In het Groot Auditorium van de
Utrechtsche Hoogeschool heeft de plechti
ge promotie plaats van den componist
Johan Wagenaar tot doctor honoris causa
in de Nederlandsche Letterkunde.
Roosevelt heeft een schrijven ge
richt aan het Progressieve Nationale Co
mité, waarin hij beslist een candidatuur
van de hand wijst en zich tevens verklaart
tegen het stellen van een anderen progres
sieven candidaat. Hij voegde daaraan toe,
dat hijzelf Hughes krachtig zal steunen.
27 Juni. Te Berlijn hebben bij gelegen
heid eener betooging ten gunste van Lieb-
knecht, ongeregeldheden plaats gehad. Op
den Potsdammer Platz was een groote
menschenmenigte bijeen gekomen. Er wer
den verscheidene personen gevangen ge
nomen.
Bezoekt de drinkhal van de
in het Frederikspark te
HA ABLE HN/H-
Dagelijks geopend van 7|—15
en van 35 uur.