tl L let Bloemendaolscli Heek ALGEMEEN WEEKBLAD Hod. i Uitgave der N. Vennootschap „HET MIDDEN". Kantoor voor redactie en administratie: Gedempte Oude Gracht 63. Telefoon 141. HAARLEM. p—- i 10e Jaargang. ZATERDAG 15 Juli 1916. No. 29. Pry per 2i s per jaar f 2,60 Prijs nummer cents. Advertentiën 10 cents per regel; bij contract belangrijke korting. Dit nummer bestaat uit 4 bladzijden. NATIONALE HISTORIE. Eenigen tijd geleden wees „Ons Land" op het gebrek aan nationaal denken in Ne derland. Daarom achtte het blad het nood zakelijk dat voor de beschaafden een leer gang in nationaal denken zou moeten wor den „ingericht". Tot dien leergang zou dan moeten behooren nationale historie. Ongetwijfeld is dat een voortreffelijk denkbeeld. Indien er iets voor Nederlan ders van belang is en van belang kan zijn, dan is het de geschiedenis des vaderlands. Of zij echter bij het volk over het algemeen zoo onbekend zou zijn, moet betwijfeld worden. Robert Fruin schreef daarover: „Vreemdelingen, die in de vorige eeuw hier tc lande vertoefden en onder het volk verkeerden, merkten op, dat de Hollander zijn geschiedenis doorgaans vrijwel kent. Ik acht dit getuigenis een lofspraak. Want belangstelling in het verledene is een blijk, dat het verledene inderdaad belangrijk is. Het zijn alleen edele geslachten, die hun voorvaderen in gedachtenis houden. Het zijn alleen roemrijke volken, die hun geschiedenis in aandenken bewaren. Zoo was het in de oudheid. De edelste volken, de jo.den, de Qrieken, de Romeinen, zijn het die zich lnin afkomst en hun verleden bewust zijn. De overige natiën weten of niets van haar voorgeslacht öf althans niet meer dan de volgorde harer koningen te ver halen." Ook thans kent ons volk ongetwijfeld zijn geschiedenis. Soms blijkt dat bij hen, van wie men dat het minst verwachtte, tin zonder twijfel kennen de „beschaafden'' de namen en feiten der nationale historie zonder fout. Daartoe worden er te veel xainina afgenomen, daartoe wordt er in Nederland te veel geleerd. Maar een leergang in de nationale his torie moet, wil hij het doel treffen, dat be oogd wordt, een hooger ideaal hebben dan een chronologie. Indien door haar geen geestdrift wordt ontvonkt; indien de over tuiging niet gewekt wordt dat Nederland in de wereld een roeping te vervullen had en nog te vervullen heeft, kan een der gelijke leergang gerust worden ontbeerd. Buitenlanders, vreemdelingen zijn voor e Nederlandsche geschiedenis met eerbied vervuld. Hoor Motley, als hij aangeeft waarom hij onze geschiedenis beschrijft: The rise of the Dutch Republic must ever be regarded as one of .the leading events of modern times. Without the birth of this great Commonwealth, the various phenomena of the sixteenth and follow ing centuries must have either not exis ted, or have presented themselves under essential modifications. Itself an organi zed protest against ecclesiastical tyran ny and universal empire, the Republic guarded with sagacity, at many critical Periods in the world's history, that balan ce of power which, among civilisated states, ought always to be identical with the scales of divine justice2) (De opkomst van de Hollandsche Repu bliek moet beschouwd worden als een van de belangrijkste gebeurtenissen van de mo derne tijden. Zonder de geboorte van dit groote gemeenebesi, zouden de verschil lende verschijnselen van de zestiende en volgende eeuwen öf niet hebben plaats ge luid, öf zij zouden zich met ingrijpende veranderingen hebben voorgedaan. Zelf een georganiseerd protest tegen geestelijke tyrannie en algemeene over- hcersching, heeft de republiek, in vele cri- tieke perioden van de wereldgeschiedenis dat machtsevenwicht bewaard, dat in be schaafde staten altijd beschouwd wordt als van gelijke waarde met de goddelijke ge rechtigheid.) Hoor Macaulay als hij Nederland tee kent in zijn bloeiperiode: „De Vereenigde Provinciën zagen den voorspoed zijner wapenen (van Lodewijk XIV) met ongerustheid aan. Dit beroem de bondgenootschap had het hoogste top punt van eer, macht en voorspoed bereikt. Het Bataafsche gebied, aan de golven ontwoekerd en door menschelijke kunst tegen haar verdedigd, was in gebieds- ruimte weinig grooter dan het vorsten dom Wales. Doch geheel deze enge ruimte was als een bedrijvige en rijk- bevolkte bijenkorf, in welken dagelijks nieuwe schatten werden aangebracht en groote massa's van oude schatten opge gaard waren. Het gezicht, dat Holland aanbood, de welige bebouwing, de on telbare kanalen, de tallooze draai ende molens, de eindelooze vloot van schuiten, de snelle opeenvolging van groote steden, de havens, waar duizen den masten omhoog streefden, de groote en statige gebouwen, de fraaie lusthuizen, de rijk gestoffeerde vertrekken, de kunst verzamelingen, de tulpenbedden maakten destijds op Engelsche reizigers een soort gelijken indruk als het eerste gezicht van Engeland nu op een Noorman of op een Canadees."3) Er zijn er en vooral vóór dezen oorlog waardoor het gevaar aan de grenzen werd gebracht, was hun getal groot die der gelijke beschouwingen voor niet'veel meer dan words verklaren. De eischen van het moderne leven zijn zoo onbarmhartig en zoo onmiddellijk op de practijk gericht meenen zij en de volken zijn in allerlei op zichten zoo aan elkaar verbonden, dat het dwaasheid is te spreken van de roeping van een afzonderlijk volk. Ook heeft het platte materialisme van de laatste helft der XlXe eeuw aan een ideale beschouwing van de geschiedenis des vaderlands zeer veel kwaad berokkend. Evenals de wijs begeerte zelf, heeft de wijsgeerige geschied beschouwing zoowel van dat materialisme in theorie van vroeger, als van de koorts tot practisch-doen in dezen tijd zeer veel te lijden gehad. Daarom zijn veel denkbeel den verstompt, tot dogmen versteend, tot phrasen vervlakt, hier en daar geheel en al weggeworpen. Toch doen zich verschijnselen voor, die wijzen op een ommekeer. Het internatio nalisme riep toen het te veel vereerd werd, als anti-these vanzelf het denkbeeld der nationaliteit op. Was de bovenbouw der samenleving meer en meer gebracht tot de overtuiging dat een algemeen cultureel sa menleven der volken, de vroegere volken scheiding had vervangen; was de onder bouw eveneens bezig, door de „aaneen sluiting van het internationale proletariaat" het begrip „vaderland" te ondergraven - de zondvloed van bloed, vuur en tranen over Europa gebracht, heeft, in alle landen, het ingesluimerd nationaliteitsgevoel heftig tot nieuw leven gewekt. Ook in Nederland. „Hoewel tot het proletarische interna tionalisme behoorende, hebben de Duitsche arbeiders toch niet opgehouden goede Duitschers te zijn." Zoo sprak voor kort een Duitsch sociaal-democratisch leider. Hij, die dat mededeelt, voegt er aan toe: „de moderne menschen zijn internationaal met het hart en uit idealisme dwepen zij met wereld-burgerlijke gedachten, maar zij zijn nationaal met het verstand, daar zij begrijpen dat hun stoffelijke en geestelijke welvaart slechts gewaarborgd is in een sterk onafhankelijk vaderland.4) In het midden latende, of het nationale gevoel ontspruit aan het verstand, zijn hier inderdaad hoofdzaken opgenoemd omtrent de beteekenis van het vaderland. Hoofd zaken echter niet alle hoofdzaken. Wie b. v. ooit gedwongen buitenslands was en terugkeerde naar zijn vaderland, zal begrij pen wat hier wordt bedoeld. De een zal dat natuurlijk sterker ervaren hebben, dan de ander. Want niet allen zijn voor im pressie even vatbaar Hoe moet dan, zoo zal gevraagd wor den, die nationale historie onderwezen wordeii Die Weltgeschichte, zegt Hegel, de idealistische Hegel, ist der Fortschritt ini Bewusztsein der Freiheit.5) (De wereldgeschiedenis té het voorwaarts schrijden in het bewustzijn der vrijheid.) Uit dat oogpunt moet ook de geschie denis van Nederland bekeken worden. Elk onderwijs, elke beschouwing waardoor op den vrijheidsdrang der Nederlanders niet de nadruk wordt gelegd, geeft van de na tionale historie niet anders dan de spot afbeelding. G) Want ook vóór onzen grooten opstand waren wij materieel groot. „De goudmij nen van Spanje liggen niet in Amerika, maar in Vlaanderen." Zoo schreef een tijd genoot van Karei V. De geheele beteekenis van Nederland voor de wereld toch ligt alleen in den strijd voor de vrijheid in het verzet te gen politieke en geestelijke onderdrukking. Dat de kleine republiek zich ophief tot wereldmogendheiddat de vlag der Hol landers woei boven talrijke nederzettingen in Azië, Amerika, Afrika en Australië, dat wij heerschten in Brazilië, in Guyana, in West-Indië, in New-York, aan de Kaap de Goede Hoop, in Hindostan, op Ceylon, op Java, op Sumatra, op Nieuw-Holland is zeer zeker een interessant schouwspel, een aansporing voor de wereld geweest. Maar ofschoon, ook daardoor Nederland in staat was, met Engeland samen, de reeks ge duchte oorlogen, die van 16721713 West- Europa hebben geteisterd tegen de dreigen de tyrannie van Lodewijk XIV, te voeren, met grooter bewondering herinnert zich de wereld onzen eersten worstelstrijd. Want ons voorbeeld was het hoogst. Roosevelt heeft dat enkele jaren geleden erkend, door er aan te herinneren: In Ne derland is de geest geboren, waaraan Amerika de vrijheid dankt. Daardoor heeft Nederland bewezen een zending te hebben voor de wereld. En nog is die zending niet volbracht. Wie Neder lander is gebleven, moet daarvoor eerbied hebben, moet daarvoor gevoelen. Daarbij zij bedacht, dat bij den oorsprong van ons onafhankelijk bestaan, het verzet tegen po litieke overheersching niet alleen 'van de protestanten is uitgegaan.7) Maar er is nog een andere voorwaarde, die vervuld moet worden, wil het bedoelde onderwijs in nationale historie vruchtbaar zijn. Wie niet verder ziet dan den dag van vandaag; wie onverschillig is voor het ver leden en de toekomst van het volk, waartoe hij behoort; wie niet kan begrijpen, waar om iemand zich verheugt in de vrijheid, die hij heeft te denken zoo hij wil en daar van te getuigen; wien het aandeel dat hij heeft in regeering en bestuur koud laat; wie maatschappij en staat, laat „waar zij zijn"; voor hem is elke opwekking vruch teloos. Dat er zoo zijn, is boven allen twij fel verheven. Maar gelukkig maken zij, die zoo denken, ook in Nederland, de meer derheid niet uit. Hun straf is, dat zij gees telijk niet deelen in het succes, maar ma terieel wel in de smarten van vernedering en ondergang. Onderwijs in de nationale historie eischt toehoorders, wier belangstelling niet door scepticisme, of grove najaging van stoffe lijke vermaken is uitgedoofd. Eischt Neder landers, die nog ten volle beschikken over de eigenschappen van hun ras. Nederlan ders, wien het niet onverschillig is of hun ras en de herinnering er aan voort zullen duren. Geen begaafd historicus zal het dan moeite kosten de schatten van ons verleden door zijn toehoorders te doen bewonderen: de overtuiging te vestigen dat zij daardoor verplichtingen hebben tegenover het heden en de toekomst; indrukken te vestigen, die blijven. Slot volgt.) H. A. R i 11 e r. Het doel der Academische Studie (1860). Versp. Geschr. IX. 309. 2) The rise of the Dutch Republic (Diirr's Collection of Standard American Authors). Vol. I. Preface v. 3) T. B. Macaulay. Geschiedenis van Enge land sedert de troonsbestijging van Jacobus II. Derde druk. Opnieuw bewerkt door dr J. C. van Deventer (1886). Eerste deel, blz. 138. Ons Belang. Internationale betrekkingen 5) Vorlesungen iiber die Philosophie der Geschichte. Einleitung. c) Gedoeld wordt op zeker onderwijs be treffende onzen vrijheidskamp. Robert Fruin. Het voorspel van den tach tigjarigen oorlog. Verspr. Geschr. I. KRONIEK DER WEEK. 5 Juli. Een Duitsch luchtschip werpt bommen op den Nederlandschen schoener „Weldaad", ofschoon deze de Nederland sche vlag voerde en duidelijk naam en Nederlandsche kleuren op den romp waren aangebracht. Een onderzeëer schiet op de Oost zee van het Nederlandsche stoomschip „Neerlandia" de mast af en het tuig on klaar. De bemanning zag den onderzeëer voor een Rus aan. Dus die beginnen ook al. 6 Juli. Een telegram uit Petersburg deelt mede, dat het RussischJapansche verdrag is geteekend. Het doel dezer overeenkomst is, een blijvenden vrede in het oosten te handhaven. Een bericht uit Berlijn aan „Het Handelsblad" luidt: In het proces wegens oorlogsverraad tegen den afgevaardigde Liebknecht zijn zoowel de „Gerichtsherr" (de commandeerende generaal) als de be klaagde in hooger beroep gegaan. 7 Juli. Een telegram uit Weltevreden, aan „De Telegraaf" meldt, dat het Ne derlandsche stoomschip „Tji Kembang", komende van Amerika, bij de Karimata- eilanden door een Engelschen kruiser is aangehouden en naar Singapore opge bracht. Voorgegeven wordt, dat het schip een groote hoeveelheid goud aan boord had, bestemd voor de Handelsbank, maar Duitsch eigendom. - De „Vossische Zeitung" verneemt, dat de Zwitsersche Bondsraad op het oogenblik overweegt, de andere neutrale landen tot eene diplomatieke conferentie uit te noodigen. Op de bijeenkomst zullen voornamelijk zaken, den in- en uitvoer handel betreffend, worden besproken. 8 Juli. De „orders in council" met be trekking tot de „Verklaring van Londen", worden door de Engelsche regeering inge trokken; een aantal andere, nader om schreven, bepalingen zullen daartegen wor den in acht genomen. 9 Juli. De Argentijnsche republiek viert haar honderdjarig bestaan. Een Duitsche duikboot boort zon der voorafgaande waarschuwing het Rus sische hospitaalschip „Periode", dat alle noodige onderscheidingsteekenen droeg, in den grond. Volgens Engelsche bladen is een moordaanslag gedaan op den president van de Argentijnsche republiek. Na een parade verscheen de president op het balcon van zijn paleis, toen een man een revolverschot op hem loste. De president werd niet ge troffen. De man, die in hechtenis genomen werd, noemt zich een anarchist. Een Duitsche duikboot, geladen met kleurstoffen en geneesmiddelen, komt te Baltimore aan. De commandant ver klaarde, dat het doel der uitzending van de „Deutschland" is, handels-connecties voor uit- en invoer tusschen Duitschland en Amerika aan te knoopen. Zoodra de lading geneesmiddelen en verfstoffen zal zijn ont scheept, zal hij een gelijke hoeveelheid nikkel en ruwe rubber aan boord nemen, waaraan het Duitsche leger groote be hoefte heeft. De duikboot behoort aan de reederij de „Ocean" te Bremen en is 1.1. Maart te Kiel van stapel geloopen. De „Deutschland" is 215 voet lang. 30 voet breed en wordt gedreven door twee Dieselmotoren. De „Voss. Ztg." deelt de volgende bizon- derheden mede: In het najaar van 1915 werd te Bremen op initiatief van Alfred Lohmann, toentertijd president van de Bremensche Kamer van Koophandel, een reederij gesticht, die het verkeer met han- delsduikbooten met overzeesche landen zou onderhouden. In het handelsregister te Bre-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1916 | | pagina 1