ALGEMEEN WEEKBLAD Uitgave der N. Vennootschap „HET MIDDEN". Kantoor voor redactie en administratie: Gedempte Oude Gracht 63. Telefoon 141. HAARLEM. 10e Jaargang ZATERDAG 12 Augustus 1916. No. 33. I'rijs per jaar 2,60 per nummer 25 cents. Bloemendaolsch Weekblad. a 1 Advertentiën 10 cents per regel; bij contract belangrijke korting. Dit nummer bestaat uit 4 bladzijden. KLEINE STATEN. „Een historisch volk zoo zegt Ernest Lavisse is een volk dat regels voor zijn olitieken- en socialen staat heeft gevon- len, dat een zekere orde in zijn regeering, en zekere rechtvaardigheid in zijn maat- chappelijk leven onderhoudt. Het heeft en geloof en een zedeleer. Het arbeidt •net bekwaamheid zoowel met de handen Is met den geest. Het heeft een nijver- ■id, een kunst, een literatuur. Het on thoudt verbindingen met andere volken m zijn krachten te gebruiken, om zich te errijken en om aan zijn trots te voldoen, alk een volk is öf een handels-, öf een toverend volk. Of beiden tegelijk." 00 oordeelt Lavisse een der beste his- nci van Frankrijk. Hij past dat toe op tiekenland en Rome. Maar zonder twij- 1 kan het ook in meerdere of mindere te worden toegepast op die kleine Staten "ti Europa, wier bestaan in den tegen- ordigen oorlog öf vernietigd is of wordt Jreigd, öf die zeer duidelijk den druk ,n hun machtiger buren gevoelen. Aan België's onafhankelijk bestaan is corloopig een eind gemaakt, Servië's be- •Iking is bijna geheel vernietigd en het rvische grondgebied overheerd; Zwit- tland is tusschen de belangen van beide 'ijdende partijen vastgeklemd; Nederland ig, gelijk Zweden, Noorwegen en De- lmarken zijn handel en zijn overzeesch erkeer van uit Londen door Orders 01 ouncil geregeld. Portugal, Engelands \asal, zag zich gedwongen of liet zich wingen (dat is onzeker) aan den oorlog tede te doen. Toch heet het dat Engeland den oorlog sOnnen is voor de gewaarborgde rech ten van kleine naties toch is de Fran- e republiek van oors'prong de draagster le principe des Nationalités. Maar van practische uitwerking daarvan is 'zeer^ „einig bespeurd. De dwang, Griekenland gedaan, de drang, waaraan Roemenië i nu toe weerstand biedt, bewijzen dat, nder twijfel. Uit dat alles blijkt dat theoretische er kenning van het recht van bestaan van- kit ine staten, niet voldoende is om dat be- s an voor die staten ook te waarborgen. inval in België was „noodgedwongen", - integriteit en de neutraliteit van Ne- triand zouden door Duitschland worden geëerbiedigd, zoolang Duitschland's te enstanders hetzelfde zouden doen. Uit die verklaringen is voldoende aangetoond, wel- beteekenis verdragen en volkenrechts bepalingen hebben. Desondanks en misschien juist daar- >m is het noodig de volle aandacht op die kleine staten te doen vallen. Hoe vreemd die stelling ook moge klinken in onze dagen de wereld wordt in hoogste BLADVULLING. Het Godsg'ericht. Het is vele eeuwen geleden, dat het voor val, waarvan ik u thans verhalen ga, ge schiedde. In een klein dorp, dat in een dal te mid den van zeer hooge bergen lag, was op een avond een vreemdeling aangereisd en had zijn intrek genomen in de schamele herberg. Daar had hij eenigen tijd geleefd, uiterst zwijgzaam en ingetogen, zonder acht te geven op het wantrouwend spieden der dorpelingen, welke maar niet vatten kon den wat dezen man in hun midden gedre ven had, daar in hun afgelegen landstreek, waar geen vertier van markten of door trekkende tooneelspelers was, dagen gaans als men er van de groote heerbaan lag. De levenswijze van den vreemdeling een oud man met gebogen rug en mager, door groefd gelaat bleek niet geëigend om de nieuwsgierigheid der inwoners allengs te bevredigen, want nooit zag men hem eenigen arbeid verrichten, en hij bezocht noch ontving ooit iemand. Hij zat steeds instantie nog meer door de ideeën dan door de feiten geregeerd. De feiten groepeeren zich om de denkbeelden heen. Zoo is het in het leven van het individu. Zoo is het in het leven van de volken. Het eigen levensbeginsel dat ten grond slag ligt aan het bestaan van kleine sta ten is minstens genomen even krachtig, als dat wat de basis uitmaakt van de groote. En er is misschien reden .aan te ne men dat dat levensbeginsel bij den kleinen staat krachtiger is dan bij den grooten, om dat de kleine staat aan geweldiger aanvallen heeft bloot gestaan en, als de palm ge groeid is onder den druk. De Zweedsche hoogleeraar Kjellèn heeft liet zoo juist uitgedrukt. Ofschoon bewon deraar van Duitschland, ofschoon over tuigd van Duitschlands weltgeschichtliche Mission, kan hij vertegenwoordiger van een klein volk aan het slot van zijn boek2) waarin hij als zijn overtuiging uit spreekt dat in de toekomst de verdruk king der wereld aanDuitschland toebe hoort niet nalaten den nadruk te leggen op de beteekenis, ja, op de onmisbaarheid van kleine staten. Laat ons eens nagaan, wat de kleine his torische volken zijn geweest. Wanneer wij Griekenland voorbijgaan zijn oudheid, de grootschheid van zijn jeugd, ligt te ver achter ons dan heeft öf in de nieuwe geschiedenis, öf in het midden of aan 't slot c!er middeneeuwen elk dier kleine staten een rol van beteekenis gespeeld. Roept Portugal niet op de herinnering aan Hen drik den Zeevaarder Hebben de Denen Engeland niet veroverd Was Zweden eenmaal niet een groot Oostzeerijk? Waren de Noren niet eerst de schrik en de be- heerschers der zee Is Zwitserland niet liet schitterend voorbeeld voor den weder stand der dwingelandij Is de geestelijke vrijheid tegelijk met het nationaal weerstre ven van vreemde politiek niet geboortig uit Nederland Heeft België in de jaren van zijn onafhankelijkheid niet bewezen op die onafhankelijkheid ten volle recht te hebben Het zou wel bizonder zijn, indien geen hunner iets had overgehouden van de ex pansieve en inherente kracht, die hen te hunner tijd beheerschers of voorgangers de den zijn. Dat zij nog bestaan is alleen reeds het bewijs dat zij een kern hebben. En nu moge de krijgshaftige Amerikaan Homer Lea, wiens krijgshaftigheid tot ver blinding is geworden, beweren dat het be slaan van een volk alleen afhangt van de beteekenis zijner militaire weerkracht, in hare overdrijving ligt het kenmerk van de onwaarheid dier bewering. Het geweld brengt het niet verder dan tot uiterlijke overheersching. Een historisch volk, in den zin van Lavisse, overleeft de tyrannie. Want de kracht, die het tot cultuureenheid vormde, vormt ook de kracht van zijn passieven weerstand. alleen op de houten bank voor de herberg onder de lindeboomen, en keek den land weg op, zoo maar, zonder veel aandacht eigenlijk, als peinsde hij op dingen van ge heel andren aard. Soms wandelde hij, waarbij hij dan voortdurend naar den grond keek, alsof hij zorgzaam de betrouw baarheid van den bodem keurde voor zijn langzame omzichtige schreden. Indien men hem mallend groette, wat sommigen, plaagziek, te doen plachten, kon hij op zulk een ernstige manier opkijken, dat het een zachte bestraffing geleek, doch in het algemeen lette hij nauwelijks op wat er rondom hem geschiedde; toch had men eens gezien, dat hij een troepje knapen, die met steenen naar vogels wierpen, toornig had bedreigd; een meisje wist te vertellen, dat hij haar pop die in de beek gevallen was, er voor haar had uitgehaald, waartoe hij tot de dijen toe in het water had moeten waden, en reizende bedelmonniken roem den wel zijne mildheid. De waard, wien men soms kwanswijs mededeelingen om trent zijnen gast ontfutselen wilde, liet zich nooit over dezen uit, zijn eenig bescheid was steeds dat hij diens gulheid en vrien delijke bejegening roemde. Zoo ging gaan deweg de nieuwsgierigheid uitdooven, had- Wie zich op Duitschland beroept, ver geet het treffend oordeel over de Duitsche eenheid van Constantin Frantz, den tijd genoot en bestrijder van Von Bismarck (door prof. Foerster in „Die Friedenswarte" van 1 Jan. naar voren geschoven). Wie op Polen wijst, hem zij herinnerd dat Polen geen cultuureenheid, maar een feudale staat is geweest. Niet zonder drang tot Vrijheid, maar zonder de kracht. Finland, in 1809 aan Rusland afgestaan, heeft een eeuw lang zijn eigen instellingen behouden. En het verweer, aan de opgeleg de Russificatie geboden, ismisschien ook een der redenen geweest om oorlog tegen Rusland in Duitschland populair te maken? Evenals de natuur heeft ook de historie hare geheimenissen." Zoo staan daar dan verlicht door den wereldbrand de nog ongerepte kleine sta ten het lot hunner broeders en de zelfver nietiging der groote staten aan te staren. Al zijn de gevaren nog niet voorbij, met eiken dag wordt, menschelijkerwijs ge sproken, de kans geringer dat zij zullen worden medegesleept in de verwoesting, die ook hun deel had kunnen zijn. Maar het niet is. Voor zoover eigenbaat hen niet verstikt. (Roemenië, misschien Grieken land.) Ongeschonden is hun cultuureenheid gebleven, hun stollelijke 'kracht versterkt. En zeker, tegenover hun groote naburen be trekkelijk sterker dan vóór den krijg. Op de vraag omtrent het recht van kleine staten om te bestaan antwoord gevende door ■te bestaan. De meeste hunner zijn cultuureenheder van den eersten rang. Hun inwendig leve was en is meer gericht naar de diepte, da naar de oppervlakte. Bevestigende de, ook in de natuur opgemerkte, wet dat het groo te grover, het kleine fijner bewerktuigd is. Kleine kernen, wier uitstralend licht verder reikt dan de oppervlakte van hun bodem. Hun invloed erkend door hen, die het peil van de algemeene beschaving meten. Door hen die de geschiedenis van het menschelijk geloof, van de menschelijke kunst, van de menschelijke wetenschap doorvorschen. Niet door groote werelddroomen verward, door angst voor tegenstanders in spanning gehouden, wordt in die kleine staten ge werkt aan de verdieping van het inzicht, aan de vermeerdering - van het kunnen. Daarom behaalt, wat zij op de wereld markt vertoonen, meermalen den eersten prijs. Daarom verhoogen zij de achting die hun machtiger naburen jegens hen koeste ren. Een achting die bij het plegen van on recht die naburen dwingt dat onrecht te erkennen en zich zelf dus tegenover his torie en menschheid te veroordeelen. Ge lijk Duitschland op 4 Augustus 1914 heeft gedaan. In „Het Nieuw Europa" wordt door mr. W. J. L. van Es3) het voorstel gedaan de Europeeschc staten te denationaliseeren. En daarmede zou dan dus het nationaal staats verband van kleine staten vervallen, en een aaneensluiting der Europeesche Staten worden voorbereid. „Zoo zou een Staten bond kunnen ontstaan, langs lijnen van ge leidelijkheid opgebouwd uit autonome natio nale complexen.... Maar daarbij voorop staat het beginsel: dat de voorspoed, de rust en veiligheid van het geheel slechts kan voortspruiten uit volkomen eerbiediging van zelfs het geringste volk binnen dat geheel." Bij aandachtige lezing van zijn eigen artikel zal de schrijver zelf wel de hoop opgeven dat zoo iets ooit tot vervulling zal kunnen komen. Zonder eenigen twijfel moet daarentegen worden beaamd wat prof. De Louter on langs schreef: Het bestaan der kleine na tionaliteiten maakt het bestaan der kleine staten noodzakelijk." „Want alleen in de vrijheid en de zekerheid van eigen erf, kan individu en volk werken aan eigen vorming. Opgenomen in een grooter ver band is een klein volk overgelaten aan den rechtvaardigheidszin en de meerderheid van stemmen. De geschiedenis van Vlaan deren in België behoeft daartoe slechts te worden aangehaald, om de juistheid dier bewering te bewijzen. Naast een neiging tot samenhang bestaat de behoefte aan af scheiding. Eerst nadat de scheikundige verbinding in de natuur is tot stand ge komen, kunnen de „natuurkundige" krach ten daarop hun werking in het groot uit oefenen. Misschien is dit beeld niet geheel zuiver, maar ten naastenbij drukt het uit wat ook in het leven der volken gebeurt. „Een talent vormt zich in de stilte, maar alleen in den stroom der wereld kan een karakter gevormd worden," zoo zeide het Goethe. Staande buiten den levens stroom der groote mogendheden, gelijkt het karakter van een klein volk veel op dat van hem, die in het verborgen leeft. Wat niet zeggen wil trouwens de his torie duidt dat voldoende aan dat die kleine volken niet over een ontzaglijke karakterkracht beschikken. Onder hen allen neemt Nederland eene zeer eigenaardige plaats in. Beperkt van invloed in Europa, ofschoon onafhankelijk, heeft het de souvereiniteit over een In disch rijk dat in uitgestrektheid, gemeten van Atjeh tot de laatste der kleine Soenda- eiianden, Europa nabijkomt. Bovendien ook Nederland bezit „irreden ta". En „irredenta" van grooter beteekenis dan eenige andere groote mogendheid. Aan de Kaap strijden 314 millioen Boeren om het behoud van het Afrikaansch, d. w. z. om het behoud van hun oud-Hollandsch wezen. Vlaanderen, bewoond door 4.500.000 van Nederlandschen stam, tracht sedert 1830 de beklemming van eene Fransche den de dorpsbewoners allengs zich erin geschikt hun begeerte, te weten wat hij eigenlijk in hun midden was komen doen, nimmer vervuld te zien, als de vreem deling plotseling stierf. „Nu weten wij het; hij is hierheen gekomen om te stèrven," zei er een niet zonder een zweem van boosaardigheid, en dit woord ging van mond tot mond; men zou zeggen dat er een zekere vreugd heerschte in het dorp om den dood van den grijsaard; niet dat men hem had gehaat, doch zijn zwijgen op hun onafgebroken vraag, het geheim, (het leed dat aan dien man geweest was, had schier iets on gepasts toegeschenen aan hen, die elkaar allen, van den eersten tot den laatsten, zoo wèl kenden, van geslacht op geslacht. Met het sterven van den grijsaard werd dt gansche zaak echter onbelangrijk en, na j den gestelden tijd op de wijze van alle an dere dorpelingen begraven, zou de man toen reeds volkomen vergeten zijn geweest, indien een ander voorval de aandacht der lieden niet was komen hernieuwen. Er was j namelijk een testament gevonden, waarin de overledene zijn gansche bezit, een beduidende som vermaakte aan zijn eenigen zoon. De baljuw liet in de gansche streek de mare van den dood verspreiden, met een oproep aan den zoon om herwaarts te komen teneinde de nalatenschap van den vader te ontvangen. Meer dan ooit bij het leven van den vreemdeling was thans de nieuwsgierigheid der dorpelingen geprik keld. Hoe gaat dit eindigen fluisterden de lieden tot elkaar, de ouden van jaren op hun toon van aangeleerden levensernst, de jongeren met hun traditioneele luchtigheid, de huwbare meisjes en hare reeds wederom onhuwbare moeders met een verbeten hoop op den jonkman, die bij de schaarschte aan rijke jongelieden zoo welkom zou zijn. Nog was er een gemeenschappelijk belang bij deze zaak; de wet des lands wilde name lijk, dat eene nalatenschap, waarvoor zich na een zeker tijdsverloop geen wettige erf genaam opdeed, aan de gemeente verviel, waar de overledene het laatst had vertoefd, en dit kapitaal was juist in deze dagen zeer te pas gekomen, daar de pachtsom voor de dorpsmeent reeds langen tijd achterstallig was en de landheer met gerechtelijke ver volging dreigde. Zoo leefde men vele dagen in spanning, de dagen werden weken, de weken maan den, en nog steeds had zich geen erfge-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1916 | | pagina 1