ALGEMEEN WEEKBLAD St-NICOLAASGESCHENKEN Uitgave der N. Vennootschap „HET MIDDEN". Kantoor voor redactie en administratie: Gedempte Oude Gracht 63. Telefoon 141. HAARLEM. ZEER RIJKE COLLECTIE OPTISCHE bij DIRK HÜTTER, Opticien. v 12 TAKSTEEG 12, AMSTERDAM. (bij 't SPUI). TEL. 8829. 10e Jaargang ZATERDAG 18 November 1916 No. 47. Bloemêndaalsch UeeKblad. per jaar 2,60 Prijs per nummer 25 cents. Adyertentiën 10 cents per regel bij contract belangrijke korting. Dit nummer bestaat uit vier bladzijden. Lezingen van clr. G. A. van den Bergh van Eysinga. I. Voor deze eerste der lezingen van de reeks door dr. G. A. van den Bergh van hysinga gehouden, was een talrijk publiek opgekomen. De zaal van „Rusthoek" was z .o goed als geheel gevuld. Spreker zag in deze groote opkomst een bevestiging van een algemeen erkend feit: de hernieuwde belangstelling in religieuze vraagstukken. Nog niet lang geleden is het, dat de „kracht- en stofleer" van een Bücli- ner vrij algemeen heerschte. Doch de tijd v n liet materialisme is voorbij. Alom neemt men een terugkeer waar tot wat ver ouderd scheen; er komt een neiging naar liet symbolische en mystieke, zoowel in de literatuur en kunst als in het denkleven; men zoekt naar levensverdieping. Het best nu wordt deze verkregen door de wijsbe geerte; hetzelfde denken, dat de wonden in liet menschelijk gelooven sloeg, zal die wonden heelen. Met den rasschen opbloei van de natuur kundige wetenschappen leek den menscli zijne knapheid wel naar het hoofd te zijn gestegen. Maar het is almeer gebleken, dat in veel wijsheid naar de wereld ook veel verdriet schuilt; men bemerkte, dat wie zich wetenschap verzamelde, zich daar mede ook smart verzamelde, smart om mbevrcdigclneid En opnieuw gaat de nsch het eigen innerlijk beluisteren, en. herinner^ zich iets. Ee:i onvervreemdbaar bezit van den mtuurmensch is zijne geschiedenis; indien tot zich inkeert, kan hij zicli herinneren v ,'t er alles met zijne voorgeslachten is ■chied De zelfverdieping wordt gevon- 1 vii in het kennen van den diepsten eigen v, czensgrond, maar eveneens ook in het iinen van dat bestaan van weleer. Tot de geschiedenis teruggaand, zien wij, daar alles kringloop is. Er is niets nieuws onder de zon. Wat is, was. Wat v- ij zien, herinnert ons aan het vroegere. Zoo zal de hoorder in deze reeks lezin gen gebeurtenissen zien afspelen, vrij- i 1 gelijk aan die welke wij nu beleven; n politiek en economisch ontwrichte sa- i nleving, een verdwijnende oude religie, et zooveel meer. En wij zullen met spre- kei pogen, den zin der historie te zoeken, en, er wijs aan te worden. Spreker begint met Alexander den 'hvote. Hegel heeft er eens de aandacht gevestigd, dat zoowel aan het begin als ii liet eindpunt der oude Grieksche ge- 'Ucdenis een jongeling staat; Achilles .n het begin, Alexander aan het einde, en ".gei ziet daarin het beeld der eeuwige igd, der eeuwige vernieuwing, Alexander, „de zoon van Zeus", zoo- hij zich noemde, vermengde de cultu- i van Hellas en het Oosten, en daarbij ,vk Griekenland superieur, het verrijkte h met wat het oosten bood, en de aldus stane cultuur is het Hellenisme. IJit Alexanders' veroveringen kwam tot •'t Griek tiet cosmopolitisch begrip, en het individualisme treedt meer naar voren. Voordien had de Griek alleen zijn stad staat; daar werden de staatsgoden aange beden; zulks te doen was gewoon een bur gerplicht. Deze officiëele godsdienst van den staat duwde echter uiteraard de mys tieke vroomheid en het volksgeloof om laag, doch met de verruiming der gren zen van den engen, officiëelen staat, komen de onderstroomingen van het volksgeloof, door de meer officiëele, aristocratische dichters en denkers tot dan toe nauwelijks bes peurd, krachtiger omhoog. Na Aristoteles was er niets nieuws ge komen in de zuivere wijsbegeerte; in plaats van de oudere speculatieve wijsbe geerte kwam er een nieuwe, welke meer tp de moraal gericht was, cene, die ge moedsrust beloofde aan den door levens- ellende gekwelden mensch. Deze wijsbe geerte wil voor breedere kringen dan de "udc zijn, ze wil doordringen tot het volk. dat nu de uiterlijke stadsstaat verdwenen vvas, troost in het innerlijk zoekt. Een uit spraak dezer nieuwere wijsgeeren is: „De norm der waarheid is in uzelf", en zoo blijkt deze nieuwere geestelijke cultuur een voortzetting van Socrates, wiens streven het immers ook was, den mensch zichzel- ven te doen vinden. Socrates' intellectueeie volgelingen waren Plato en andere hooge denkers, zoo ge weet, maar zijn echte vol gelingen waren eigenlijk de cynici, de hondsche wijsgeeren; dezen zochten nier voor alles het begrip, maar trachten de menschen te overtuigen, dat ze een ziel hebben, en te verliezen hebben. De cyni cus vraagt zich af, wat geluk is, en zijn antwoord op deze vraag is: „Geluk is deugd." En indien er nog verder gevraagd worden moet, vraagt de cynicus: „Hoe wordt men gelukkig?" De cynici zijn een scherp protest tegen de Grieksche overbe schaving van hun tijd. Zij wilden leven zonder eenig bezit of hartstocht; het aardsch bezit, de begeerte naar het aard- sche, naar het uiterlijke binden slechts d m geest, de waarlijk vrije mensch is hij die boven de hartstocht uit is. De wijsbegeerte der cynici is religie, dat is leven. Hume leer is het aankwee-ken der deugd, van niensch tot mensch. Soortgelijk, doch milder was de school, die volgde: de Stoa. De Stoïcijnen zijn op breeder kring ge richt. De Stoa richt zich minder van in dividu naar individu, maar naar de gan- sche gemeenschap; zij streefde naar alge meenheid. Niet meer als de Stoïcijnen zoekt zij de ontbering, dg uiterste sober heid ook naar het uiterlijk, (denk b. v. aan den Cynicus Diogenes, die in een ton leef de); de Stoïcijn Seneca was eerste mi nister, de Stoïcijn Marcus Aurelius keizer. De afkomst van de cynici verloo chent zich bij de Stoïcijnen echter ni.'t; Zeno, de oprichter der Stoïcijnsche school, is een volgeling van den cynischen wijs geer Krates. De Stoa is meer wetenschap pelijk, ook zachter, zeiden wij; door ge deeltelijke verzoening met de maatschappij poogden de Stoïcijnen die maatschappij te hervormen. Een der beginselen der Stoa was noch tans vrij onmaatschappelijk. Wat goed is, moet men ook in het openbaar durven bedrijven, zeiden zij, en daar ze ook wer kelijk aldus leefden, gaven ze den maat- schappelijken menschen nogal aanstoot. Spreker vergelijkt in dit opzicht de Stoa met het christendom. Een der voornaamste uitspraken van de Stoa omtrent de menschheid is, dat deze zondig is, en zij dat ook beseffen moet. De goden echter helpen den mensch als deze tot de goden opklimmen kan, zoo zegt Seneca. Epictetus heeft ook het cynisch karakter der Stoa in het licht gesteld, zeg gend, dat God de menschheid den man ge geven had, die haar toonen zou, hoe men zonder bezit tevreden leven kon. Die man was hij, Epictetus. De cynicus laat zich slaan zonder zich te verweren; een ander kan zich beroe pen op keizer, op proconsul, maar hij er kent dezen niet. Hij duldde miskenning en droeg leed geduldig, wetend dat dit geduld hem verhief in de oogen van Zeus. Ook van den Stoïcijn Epictetus was een der meest bekende uitspraken: „Duld, en ver weer u niet". De jongere Stoa spreekt ook van de Bekeering. (Transfiguratie, wedergeboorte noemt Seneca het.) Als de mensch deze bekeering heeft ondergaan, is hij nog niet volmaakt te noemen, doch de bodem voor de heiligmaking is er. De Stoïcijnen zijn dualisten; ze scheiden geest en stof van elkaar; een uitspraak van hen is: „Het menschelijk lichaam is het graf van de menschelijke ziel," het stoffelijk omhulsel toeft als balling in het lichaam om gelou terd te worden, meenen zij. Op drie wijzen kan die loutering geschieden,' n.l. door 1°. de zelfbezinning; door 2°. de ascese en door 3°. de extase. 1°. De mensch bezinne zich op de ijdel- heden van het aardsche leven; 2". Hij leve in soberheid. (In de paleizen waren armoedkamertjes gebouwd, waar de rijke Stoïcijn al vastend ter loutering zich opsloot.) 3°. Hij leve in het aardsche leven in onafgebroken voorbereiding voor het be tere leven. Zoo zal de ziel ten slotte gelouterd uit ds banden van het lichaam kunnen bre ken. ?n zedeleer spreekt humaniteit het hoog ste woord. Humaniteit was ook het -ideaal der jongere Stoa. In dien tijd heerschte zeer het bovennatuurlijke; gepoogd werd, door occultisme te geraken boven het noodlot, dat door de planeten wordt veroorzaakt. Dit vindt men in de oostersche godsdien- sxen. Daarin wordt geteekend de mensch, die in den grond God is, hij lijdt en sterft om te verrijzen. Wie hem belijdt, wordt met zijne sacramenten gesterkt, komt de pianeten-goden voorbij, en bereikt den he mel. Alle menschen zijn geroepen uit ge nade; indien zij God meebeleven, worden zij tot God zeiven. Griekenland's en Ro me's godsdiensten waren ceremoniën, die de mensch regelmatig te vervullen had, (religie beteekent regelmaat), maar in de Oostersche godsdiensten is het geloof wils- aaad, is er de belofte van reiniging der ziel en onsterfelijkheid. Maatschappelijke stand of rijkdom kent men ook daarin niet. Men ziet uit het boven-uiteengezette, dat in Cynisme en Stoa de voorbereiding is van het Christendom. In de volgende lezing, op Maandag 27 November, zal spreker over het Johannes- Evangelie spreken. S. KRONIEK DER WEEK. 11 NovAan een door den Duitschen oud-minister Dernburg in het „Berliner Tageblatt" geschreven artikel ontleent „riet Handelsblad" o. m. „Met volle overtuiging spreek ik de ver wachting uit, dat het Duitsche volk in de toekomst zulke ontzettende gebeurtenissen ais deze wereldoorlog, met alle macht vermijden wil, en alle middelen wil zien aangewend, die daartoe kunnen dienen. Ja. zelfs als men meent, dat vele middelen, vooral de pacifistische, ten slotte toch geen succes zullen hebben, mag men reeds uit achting voor hen die daaraan wel geloo ven, die middelen niet hoogmoedig afwij zen. Wij hebben op de Haagsche Confe renties verkeerd gedaan, wellicht niet om dat wij ten slotte geen gelijk hadden, maar omdat wij onze meening over de daar ge dane voorstellen met een zoo brutale za kelijkheid uitgeblaft hebben, dat de andere zijde, die toch uit leidende mannen van de rest der wereld bestond, daardoor diep ge kwetst was. Dat was zeker geen kunst en nog minder goede diplomatie." U Nov. Omtrent het door de Duitschers wegvoeren der Belgische arbeiders schrijft de „Times": „Op den derden October werd er een besluit van het Duitsche hoofdkwartier gepubliceerd in de beide Belgische provin cies, die Brugge, Gent, Kortrijk, Aalst en Doornik omvatten. Dit besluit machtigde de militaire autoriteiten physiek gezonde personen, die voor hun levensonderhoud van anderen afhankelijk waren, te dwingen werk te aanvaarden buiten hun woon plaatsen. Daar de Duitschers, gaat de „Times" voort, sedert lang al de grond stoffen in deze streken hebben weggevoerd en daarbij heele klassen werkloos hebben gemaakt, is het aantal dergenen, die voor hun onderhoud van de gemeenten afhan gen, zeer groot. Deze lieden nu werden naar Duitschland gestuurd, om daar te werken in dienst van den vijand. In een Fransch bericht heet het: „Behoeft er gezegd te worden, dat er in België geen gebrek aan arbeid zou zijn, wanneer de Duitschers de grondstoffen, olie en koper niet uit de fabrieken hadden weg gehaald; zooals zij zeker binnenkort de drijfriemen in beslag zullen nemen, omtrent welke thans reeds nauwkeurige opgaven moeten worden gedaan; wanneer zij geen beslag hadden gelegd op een groot aantal machines, machine-onderdeeleti en werk tuigen; wanneer zij geen prohibitieve uit voerrechten hadden gelegd op de produc ten der metaalnijverheid, die naar Neder land worden uitgevoerd, ten einde die eenige markt, die voor de Belgen open staat te sluiten, en waar deze hinderlijke concurrenten zijn voor de Duitsche nijver heid In een Wolff-bericht over deze aangele genheid wordt erop gewezen, „dat het hier alleen gaat om een maatregel, die ten doel heeft de hoofdzakelijk door de Engel- sche afsluiting van den aanvoer van grond stoffen toenemende werkloosheid te leni gen, die ook door de in België functionee- rende Belgische autoriteiten en de Belgi sche pers zelf reeds lang als een ernstig nadeel wordt ondervonden. Slechts wie zonder voldoende reden het aangeboden werk weigert en dus volgens de verordeningen van den gouverneur-ge neraal, die deels reeds in den zomer van 1915 zijn uitgevaardigd, strafbaar is, kan tot arbeid worden gedwongen en met dat doel desnoods ook buiten België worden gebracht, voor zoover in België zelf de arbeidsgelegenheid ontbreekt." Dit „desnoods" buiten België, m. a. w. naar Duitschland brengen, schijnt zoo nogal eens plaats te hebben. Men leest ten min ste van tienduizenden arbeiders, die wor den weggevoerd. 12 Nov. De regeering te Athene geeft vrijheid aan ambtenaren en officieren om zich bij Venizelos aan te sluiten, mits offi cieren eerst ontslag nemen. 13 Nov. Omtrent het nieuwbakken ko ninkrijk Polen, door Duitschland en Oos tenrijk van de aan Rusland ontnomen Poolsche stukken gevormd, schrijft de poli tieke overzichtschrijver van „Het Handels blad": „En nu komt juist de groote moeilijk heid, die aan deze schepping van de Duit sche regeering elke innerlijke kracht ont nemen zal en haar maken tot een waan denkbeeld: zonder de Poolsche gebieden in Duitschland en Oostenrijk is een konink rijk Polen niet denkbaar. En die wil noch Duitschland, noch Oostenrijk daarvoor af staan. Alleen het zoogenaamde Congres- Polen tot een koninkrijk te verheffen, is slechts het begin van een actie, die onver biddelijk andere gevolgen hebben moet; maar die dan tevens, zooals Bismarck reeds voor een halve eeuw voorzag, van Polen een naar uitbreiding verlangenden staat maken zal, die een irredentische be weging zal doen ontstaan, waaronder Ga- licië en de Pruisisch-Poolsche provinciën voortdurend zullen te lijden hebben-" Trouwens een aantal Poolsche leiders in het buitenland heeft, volgens een Havas- telegram uit Parijs, reeds verzet aangetee- kend tegen de oprichting van een konink rijk Polen, alleen bestaande uit de aan de Russen ontrukte gedeelten. Daardoor zal, volgens hen, het nieuwe Polen tot onmacht worden gedoemd en niets anders zijn dan een politiek instrument in de handen van Duitschland en Oostenrijk. 14 Nov. Naar aanleiding van het opbren gen naar Zeebrugge van de Nederlandsche sche mailboot door een Duitschen onder zeeër, vestigt de „N. Ct." er de aandacht op, dat deze boot geen contrabande aan boord had, doch wel Belgische en Engel- sche personen, welk feit den Duitschers echter geen recht tot opbrengen geeft. Voorts schrijft het blad nog:

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1916 | | pagina 1