ALGEMEEN WEEKBLAD
OPTISCHE ARTIKELEN
Gedempte Oude Gracht 63.
Telefoon 141. HAARLEM.
bij DIRK HÜTTER, Opticien.
12 TAKSTEEG 12, AMSTERDAM.
lie Jaargang
ZATERDAG 17 Februari 1917.
No. 7.
et B oemendoibch (üeeKblad.
l'rijs per jaar
2,60
Prijs
per nummer
25 cents.
Uitgave der N. Vennootschap „HET MIDDEN".
Kantoor voor redactie en administratie:
Adrertentiën
10 cents per
regel
bij contract
belangrijke
korting.
Dit nummer bestaat uit vier bladzijden.
Lezeressen, Lezers.
Zooals ge u herinneren zult, was het
de spoorwegwaehter Koster, die bij het
ongeval, dat in October 1.1. aan den Over
weg Kleverlaan plaats had, met zijn roode
lantaarn den naderenden sneltrein tege
moet liep, en zoodoend erger voorkwam.
Koster kreeg van de directie der H. S. M.
f 10,— belooning voor zijn flinke gedrag
We hebben echter gemeend, dat vooral
in deze tijden ook een stoffelijk blijk van
waardeering van de zijde der Bloemen-
daalsche ingezetenen hem wel welkom
zijn zou. We schreven dit eens aan eenige
Bloemendaalsche dames en heeren, en
ontvingen reeds verscheidene bijdragen,
welke hieronder vermeld worden.
We verzoeken bij dezen een ieder, die
iets voor ons plan voelt, ons een bijdrage
toe te zenden, of ons op te geven, of
en over hoeveel wij beschikken mogen.
De ingekomen gelden worden in ons blad
verantwoord.
We ontvingen reeds:
Van den heer J. C. v. W. 10 van
mevr. K. 2,50; van den heer J. H. W.
de B. 1,—van den heer J. A. B. f 2,50;
van den heer T. v. B 2,50; van den heer
B. B. 2,50; van den heer J. H. M. ƒ2,50;
te zamen f 23,50.
De stijging der papierprijzen en ar-
beidsloonen noodzaakt ons den inteeken-
prijs van ons blad voor nieuwe ïnteeke-
naren op f3.— per jaar te brengen. Zij,
die thans abonnee zijn, blijven f 2 60
betalen.
Lezingen van dr. J. I). Bierens de Haan
te Bloemendaal.
IV.
ten vorige maal zagen wij. hoe de we
reld is niet eene menigvuldigheid van din-
gen-op-zichzelf, doch van werkingen in
gemeenschappelijk verband. Alle die wer
kingen zijn leven; de rnenseh met zijn
ademhaling, voeding, zijn streving; de pla
neten, dieren, planten in nun veierhan.de
werkingen, allen léven. En hei is van
den Geest, dat alle die rr Haarden vau wer
kingen in de wereld uitgaan; de Goddelijke
geest leeft de wereld; hij verwerkelijkt zich
volgens zijne wereld-orde. Door de wereld
gaat de levensweg van den üoddelijken
geest, zich stellend, zich tegenstellend en
zich herstellend.
De wereld is een proces van twee piia-
sen, n.l. natuurleven en geestesleven. De
Goddelijke geest maakt natuurleven en
geestesleven door; hij is ongeweten in het
natuurleven; wakend, zelfbewust in het
geestesleven.
Ook in den ïnensch leven die twee pha-
sen van het levensproces. Onze voeding,
ademhaling, ook het zinnelijk driftswe
zen. enz. vormen ons natuurleven; onze
schoonheidsdrang', wijsgeerigheid. enz.
maken ons geestelijk leven uit. Deze twee
phasen zijn gelijktijdig; ons natuurleven is
de onder-, ons geestesleven de bovenbouw.
In de natuur leeft de Idee verkeerd in
baar tegendeel, de eindigheid; in de mil-
liardaire menigvuldigheid der verschijnse
len is de onbewustheid; daar is de tegen
stelling van geest en wereld overwegend;
bet geestelijk leven is erin ondergedoken,
lil de persoonlijkheid echter bereikt het
geestelijk leven een hooger situatie.
Ook het natuurleven organiseert zich in
cnkelwezenshet moet om natuur te zijn,wel
den vorm van cnkelwezens aannemen. Elk
natuurlijk wezen is een middelpunt, waar
door de levensstroom gaat. En hoe
hooger het natuurlijk leven stijgt, (zie b. v.
de hooger ontwikkelde dieren,) hoe meer
saamgestcld is het organisme, hoe meer
binding is er. Toch weten dieren en plan
ten niet van zich. De plant mag slapen, het
dier mag droomen. maar tot ontwaking
stijgt er geen. Onzelfbewust zijn die cen
trale punten; de Mensch echter kan tot
zelfbewustzijn ontwaken; als zijn leven de
hoogte van liet geestesleven bereikt, dan
is er het herstel van den Ooddelijken geest,
dan geschiedt in hem de vereeniging van
den Ooddelijken geest met de oneindigheid.
Religie, schoonheidszin, enz. zijn weerspie
gelingen van den Ooddelijken geest in den
mensch. De mensch is een centraal mid
delpunt. dat van zichzelf afweet. De groote
levensstroom gaat door hem henen; de
Goddelijke Idee, die zichzelf verwerkelijkt.
Elk zelfbewustzijn is een doorgangspunt.
waardoor het Goddelijk leven gaat. Dit
zelfbewustzijn is de persoonlijkheid.
Het menschelijk persoonswezen heeft twee
opzichten. Eerst het individu, samenstel van
psychische karaktertrekken. Dit is het per
soonschap. Dceli ook is in den mensch wat
hem verheft boven de natuur, en dat is het
algemeene, cat de Goddelijke geest zelf
is, en waarvan hij in het Zelfbewustzijn
weet. Hiermede is het persoonswezen per
soonlijkheid.
In ons persconschap is het leven gediffe
rentieerd in neigingen (liefde, haat, enz.) en
tik mensch heeft een eigenheid, een stem
pel, die zich op zijn denken, streven, liefde,
haat afdrukt. De Goddelijke Idee is het
algemeene, en toch. in ieder mensch heeft
dat Goddelijke leven zijn eigen kieur. (Dan
te's liefde b. v. is anders gekleurd dan die
van Romeo; Hildebrand's humor is anders
gekleurd dan die van Dickens). Die kleur,
die stempel, is het psychische karakter van
ons persoonsehap. Volgens dit psychisch
karakter is niemand reproductie; is nie
mand niemand; is niemand er al geweest
in een ander, en dus overbodig. Elke mensch
in die ontzagwekkende menigvuldigheid is
telkens een nieuw geheel. Elke persoon
draagt zijn eigen karakter, en nochtans zijn
wij genomen uit den voorraad, uit het col
lectieve grocpswezen, dat menschdom is
genaamd. Als beken afgevloeid uit het
eene groote meer der menschheidziel zijn
wijen toeli hebben wij allen onze eigen
heid. Zonder die individualiteit zouden
we slechts natuurwezens zijn. De natuur
kent slechts exemplaren; bij haar is het
enkelwezen niet individu, maar exemplaar.
Van exemplaren zijn er meer; maar van
individuen is er nooit meer dan Oen. Niet
als men een hond afdankt of eeti kat ruilt,
doet men onrecht aan het karakter van
hond of kat als natuurlijk wezen; doch ais
men een kind ruilen zou, zoo zou men zon-
cïigen tegen een individualiteit. Het blijkt,
dat het persoonschap een diepen grond
verbergt.
Naar de volheid zijns wezens echter is
de menseli persoonlijkheid.net dichterschap
is niet meer dan een samenstel van tot
dichten benoodigde eigenschappen, doch
de dichterlijkheid is meer; zij is de volheid
van het wezen. Zoo is het persoonschap
slechts een som van psychische eigenschap
pen, doch de persoonlijkheid is de volheid
van het wezen. Wanneer de mensch slechts
gedacht wordt als persoonschap, zonder zijn
diepe wezenlijkheid, zijne persoonlijkheid,
dan wordt hij als mensch niet erkend. Dat
er is zedelijkheid, religie, dat de mensch
in zich het vermogen heeft tot deze verhef
fing tot het oneindige, bewijst dat in zijne
persoonlijkheid het centraal punt van den
grooten geestelijken stroom is, dat deze
Goddelijke geest zelf is.
Persoonschap is de mensch in zijn sa
menstelling (van psychische eigenschap
pen); persoonlijkheid is hij in zijn eenheid
(met den Ooddelijken geest).
De persoonlijkheid in ons erkennen we
niet door ervaring, maar door zelfbezin
ning. door bezinning op ons zeiven, op den
grond van ons zeiven. Slechts voor zich
zelf is men persoonlijkheid; voorden ander
is men persoonschap. Zoö voor de geschie
denis. Die schept, als zij een Napoleon,
een Willem van Oranje noodig heeft, een
Napoleon, een Willem van Oranje; de ge
schiedenis kent slechts liet persoonschap,
brengt het te voorschijn, benut het. werpt
liet weg; maar de persoonlijkheid miskent
ze. De blinde natuur kent ons als niet meer
dan exemplaar; haar bliksem doodt het
genie zooals hij elk ander dooden zou; de
geschiedenis ziet ons als meer, als individu,
als persoonschap, doch dlat is nog maar zien
uit liet oogpunt van den ander; zij ziet
niet de omwikkeling van het mysterie: de
persoonlijkheid.
Zoo staan wij menschen dan in tweeër
lei verhouding: in ons persoonschap zijn
wij betrekkelijk en begrensd; doch in onze
persoonlijkheid zijn we eeuwig. Pascal
heeft dit zoo treffend uitgedrukt door den
ZEER RIJKE COLLECTIE
(bij 't SPUI). TEL, 8829
mensch te noemen „un roseau pensant";
broos als een riet, doch denkend, doch be
wust van den storm die hem breekt. On
danks de broosheid van ons aardsche le
ven, heeft ons wezen deel aan de eeuwige
groote verwerkelijking van den geest.
De mensch is een eeuwige wezenheid, om
sluierd door zijn psychisch karakter. De
nadruk valt op het wezen. Niemand kan
twijfelen aan zijn menschwaarde. In ons
zeiven zijn we ons met een vasthoudende
overtuiging van bet eeuwige bewust.
De mensch is persoonlijkheid in dit op
zicht, dat zijn persoonlijkheid gebouwd is
op het eeuwige beginsel, subject. Niet op
het object, het uiterlijke, dat men zich
voorstellen kan, docli op liet innerlijke, de
géést, het denken. Ons geheele innerlijk
ldven is denken; ons streven, willen, het is
alles denken. We zijn subject. En hier-
ntede is overwonnen het 19e eeuwsche po
sitivisme. dat den mensch een hooger toe
gerust stuk natuur noemde. Neen. Ge ziit
dien ge u denkt; d. i. Door het zelfbewust
zijn komt ge tot het eene, waarin we van
ons-zelven bewust zijn. Niet in de natuur,
immers daar is de Goddelijke geest in
slaap in mineraal en plant; daar droomt hij
nog slechts in het object-hewustzijn van
liet dier; maar in den mensch, die tot klaar
bewustzijn ontwaakt; die tot zichzelf, tot
zijn wezensgrond wederkeert, door zijn
persoonschap henen.
Tweeëenheid zijn we. Het antwoord op
de vraag der sfinx: „Wie zijt ge, o,
mensch staat op den tempel van Delfi
■Ken u zelf". Wat is de zin, wat is het
wezen van uw bestaan Het is, dat ge niet
zijt de èendagsinval van een grillige schep
pingsmacht, doch dat ge U zelf zijt. Elke
daad. die ge bedrijft, is een openbaring
van uw Zelf.
Maar wat is het Zelf
Om die vraag te beantwoorden treden
we uit de psychologie in d'e wereldleer.
We zagen: De Idee, de Goddelijke geest,
zich stellend, zich verliezend en zich her
stellend, verwerkelijkt zich in die wereld
orde. Welnu, ons Zelf is de Goddelijke
geest zelf, die immers niet als een
schoone boog over de wereld is heenge-
spannen, doch in, dóór de wereld zich lie-
nenstrekt; de Godheid is de immanente
geest, die de wereld dioorwoont. In de na
tuur zinkt Hij weg in zijn tegendeel, maar
in de persoonlijkheid komt hij tot bewust
zijn. Dat is ons Zelf. In de oude wijsheid
en oude religies heet het dan ook. dat voor
God een ieder dezelfde is; in het Zelf is
clks particulariteit opgeheven; we heb
ben allen eenzelfde zelf, d. i. den Godde-
lijken geest, het Oneindige, het Eeuwige.
Naar ons diepste wezen zijn wij geen
voortbrengsel, maar grond zelf. De God
delijke geest zelf is liet „Ik". „Hij" is
iedereen voor den ander; naar zijn per
soonschap, complex van eigenschappen een
voorwerp van belangstelling, enz. „Gij"
zijn al de „Hij"s of „Zij"s, die in persoon
lijk contact met ons komen. Maar Ik is er
maar èen. Vanwaar dan wel die eenmalig
heid van het Ik Omdat het steeds een
zelfde Ikheid is. het transcendentale Ik. de
Goddelijke geest in zijn eenheid.
Ziechiar de menschelijke persoonlijkheid.
Zij heeft omvang, dat is een complex
van psychische eigenschappen en zij
heeft diepte, dat is de Goddelijke Idee,
die er zich in belichaamt. En de persoon
lijkheid heeft ten taak, dien zin van haar
wezen, de Goddelijke Idee, te ver
werkelijken.
In de wereld-orde zien wij den geest
zich verliezen in de natuur, en ook in het
aanvankelijk zinnelijke persoonschap, dat
tot persoonlijkheid moet worden geadeld;
de geest herstelt zich in de persoonlijk
heid; daarin zijn wij ons bewust van
onze eenheid met den wereldgrond;
wij zijn daarin vereenigd met de Godde
lijke Idee. Zoo is de persoonlijkheid gea
deld. vergeestelijkt.
De mensch, door levenservaringen ge
teisterd, kan met een moeden glimlach,
gelijk de Prediker van het Oude Testa
ment, de wereld aanzien als een mateloos
en doelloos en eindeloos spel van herha
lingen. Die Zienswijze is echter schemering
slechts. Doch de dag rijst. Hij beschijnt de
velden der wereld, en men ziet er de orde;
men ziet hoe de Goddelijke geest zich
naar zijne orde verwerkelijkt. De mensch.
die bewust is geworden, is bewust van de
harmonie.
Met deze vierde lezing was de reeks
lezingen van den heer Bierens de Haan
ten einde. De heer De Wijs dankte den
spreker voor het uitnemend geestelijk ge
not, aan die vele hoorders verschaft. En
zoo doen wij oók gaarne te dezer plaatse.
KKON1EK DER WEEK.
8 h'ebr. Een onderzoek in de haven
van New-York heeft naar Reuter ons
mededeelt weder een Duitsch complot,
cm bommen aan boord van passagiers
schepen te plaatsen, aan het licht gebracht.
8 Febr. Graaf Tisza deelt volgens de
„Vossische Zeitung" in een vergadering
mede, dat voor de verzending van de nota
over den verscherpten duikbootenoorlog
met de neutrale Staten van Europa voeling
is gehouden en dat men op grond van dit
voeling houden als zeker kan aannemen,
dat de Europeesche neutralen naar aanlei-
dig van dien maatregel geen oorlogsactie
tegen de centrale machten zouden onder
nemen.
In verband hiermede is het merkwaar
dig te lezen wat de correspondent der
„N. Rott. Ct. te Berlijn schrijft:
„De duikbootoorlog, zoo hoorde ik, zou
b. v. bij ons te lande niet meer op hevigen
tegenstand stuiten. Of Duitschers in ons
land deze opvatting hier hebben gewekt,
of dat landgenooten deze meening tegen
over invloedrijke Duitschers, die ons land
bezochten, hebben uitgesproken, weet ik
niet. In ieder geval brachten vertrouwens
lieden der Duitsche regeering dezen in
druk mee uit ons land."
„Het Handelsblad" wijst erop, dat er
werkelijk een dergelijke geestesgesteldheid
bij sommige Nederlanders voorkomt; het
blad verhaalt van een zekeren jhr. Sand-
berg. zich noemend oud-officier, die in een
Duitsch blad openlijk de Duitsche regee
ring aanspoorde tot „rücksichtslose An-
wendung" van de duikbooten en afsluiting
van de zeeën om Engeland, ook voor de
neutralen, d. w. z. tot het ontzaglijk ver-
grooten van de gevaren ook voor de Ne-
derlandsche scheepvaart.
8 Febr. Het Engelsche s.s. „California"
met 240 menschen, bemanning en passa
giers aan boord, is zonder eenige waar
schuwing getorpedeerd.
9 Febr. De Nederlandsche regeering
heeft bij de Britschc aangedrongen op vrij
lating van een groot aantal booten der
Packetvaart-Maatschappij in de havens
van Singapore en Penang, wat een ern
stige stoornis der scheepvaart in Neder-
landsch-Indië tengevolge had.
10 Febr. De Britsche regeering geeft
machtiging tot uitklaring van deze sche
pen.
10 Febr. Thomas Alva Edison, de ver
maarde Amerikaansche uitvinder, viert zijn
zeventigsten verjaardag.