ALGEMEEN WEEKBLAD
OPTISCHE ARTIKELEN
Gedempte Oude Gracht 63. Telefoon 141. HAARLEM.
bij DIRK HÜTTER, Opticien.
12 TAKSTEEG 12, AMSTERDAM.
He Jaargang.
ZATERDAG 3 Maart 1917.
No. 9
Het Bloemendaolsch UeekMmL
Prijs per jaar
2,60
Prijs
per nummer
25 cents.
Uitgave der N. Vennootschap „HET MIDDEN". Kantoor voor redactie en administratie:
Advertentiën
10 cents per
regel
bij contract
belangrijke
korting.
Dit nummer bestaat uit vier bladzijden.
Wij ontvingen voor den spoorwegwach
ter Koster nog: van den heer D. W. A. Q.
G. 5.—; van den heer E. C. C. D.
2,50; te zamen 7,50.
Met de in vorig nummer verantwoorde
45,50 dus nu totaal 53,—.
Wij zullen dezer dagen beschikken over
de toegezegde bijdragen, voor zoover ze
nog niet in ons bezit zijn.
GRENSVERANDERING
1.
Hen zonderling voornemen.
Onze lezers, die in het bezit zijn van
den eersten jaargang van ons jaarboekje
„Help u zelf" (1910—1911) kennen de ge
schiedenis van de annexatie-plannen van
Haarlem uit de jaren 1901 en 1902. Het hoe
veelste annexatie-plan dit was is ons ont
gaan, doch allicht was het 't vierde. Haar
lem, dat inzag te zijner tijd in het algemeen
belang het Schoterkwartier te moeten ah-
nexeeren, wenschte de daartoe noodigc
stappen niet te doen, wanneer het niet op
andere wijze schadeloos werd gesteld.
Ren zonderling argument, zal men zeggen,
om tot verandering van historiseh-vastge-
wortelde grenzen te geraken. Dat was
ook zonderling en het gemeentebestuur van
Haarlem heeft zich dan ook wel er voor
gewacht dit argument openlijk uit te spre
ken. Haarlem wenschte destijds naar het
voorgaf, grensverandering ook ten op
zicht van Bloemendaal om „door eene uit
breiding van de grenzen te voldoen aan
„de eischen van eene meer stelselmatige
„uitbouwing. waarbij tevens meer dan thans
„(1901) met die (eischen) van volksgezond-
„lieid, verkeer, rioleering, enz. kan worden
„rekening gehouden"; de tusschenkomst
van Gedeputeerde Staten werd ingeroepen
om te verkrijgen „eene definitieve grens
regeling, waardoor voor langen tijd in de
„behoefte aan ruimte voor eene goede en
„doelmatige uitbreiding van Haarlem zal
„zijn voorzien."
Wanneer iemand een onwaarheid zegt
of een bijgedachte verbergt, is dit vaak niet
alleen aan zijne oogen en aan zijne houding
te zien, maar ook aan zijne woorden te
hooren. Zoo ook hier. In de boven aan
gehaalde woorden schuilt in het gebezigde
„enz." de reeds genoemde bijgedachte ei
genlijk hoofdgedachte van Haarlem (n.l.
zich. afgezien van eenigen rechtsgrond, te
verrijken ten koste van een goeden buur)
terwijl de verlegenheid van Haarlem onder
meer bleek uit de onbewuste tegenspraak
der gebezigde termen, van eene „definitie
ve" grensregeling die „voor langen tijd"
(dus niet definitief) in de behoefte aan uit
breiding zou voorzien.
Rr is van die grensverandering niets ge
komen. Waarom niet Men weet het nog
maar ten deele. Vast staat, dat met na
me de door Haarlem aangevoerde motie
ven. gebleken zijn geene motieven te zijn,
doch slechts voorwendingen, welke geen
steun vonden in eenig feit. Voor het be-
FEUILLETON.
Bij de honden.
Ziezoo, ik ben ook eens naar een hon
dententoonstelling geweest, en ik heb er
geen spijt van. Nu ik eruit ben.
Het was echt hondenweer. Regen en
wind. Je zoudt er geen hond doorsturen,
nu ja. misschien 'n windhond....
In de hokjes van niks als vogelkooien
zaten en liepen en dansten en drentelden
dle schippertjes, de smousjes, de pincber-
tjes. de leeuwtjes, de griffonnetjes, de
chiffonnetjes, de honneponnetjesen
ze hadden het al te pakken, hoor, want zc
rilden als juffershondjes en schelle droge
kuchen doorkliefden het vertrek. Eén stuk
asthma, bronchitis, anghina. catarrh, of
de meer verouderde borstkwaal. De tee-
dere mormels piepten als roestige schar
nieren. proestten als duikers, floten als
kinderlocomotieven, bliezen als voetpom-
pen. En waren daarbij niet heelemaal zon-
wijs van deze bewering kunnen wij met
verwijzing naar gezegd jaarboekje vol
staan. Alle grensregeling-quaestiën van de
bewesten en bezuiden Haarlem gelegen
gemeenten zijn toen naar het oordeel van
hunne besturen en ingezetenen (en ten on
zent verwachtte niemand iets anders) voor
goed van de baan geschoven. Immers in
andere richting is men gaan zoeken naar
eene samenwerking der besturen van Haar
lem en omliggende gemeenten in belangen,
welke zij gemeen hadden. Dat heeft op
verschillend gebied tot alle partijen bevre
digende oplossingen geleicb Door een en
ander zijn in het bizonder de besturen van
Heemstede en Bloemendaal gekomen tot
nog meer intensief voeren van hunne ei
gen politiek en met groote energie en gel
delijke opofferingen hebben zij hun be-
stuurssfeer uitgebreid, hunne huishouding
met nieuwe stichtingen verrijkt en zich
organisch om eigen centra verder ontwik
keld. Zij hebben aldus met vertrouwen tot
zich getrokken personen uit allerlei oorden,
die er prijs op stelden te wonen in eene
complete moderne gemeente in het mid
den des lands, gemakkelijk verbonden aan
Amsterdam en Den Haag, landelijk, maar
tocli beter dan menige stad, voorzien van
wat het moderne leven nu eenmaal eischt;
er vestigden zich meer neringdoenden, de
voorziening in den hier gelijk elders ont-
stanen arbeiders-woningnood werd in Bloe
mendaal eerst alleen door het particulier
initiatief, weldra ook door de gemeente, (in
Heemstede dadelijk en herhaaldelijk met
steun der gemeente) met goed gevolg ter
hand genomen, spoor- en tramweg-maat
schappijen zorgden, dat het verkeer met
het spoorwegstation té Haarlem in goede
banen werd geleid en terwijl Haarlem
groeide in aantal inwoners en in verfraai
ing, was dit met beide aanliggende ge
meenten, gelijk ook met Zandvoort, even
zoo. Naar verhouding namen de omlig
gende gemeenten in fraaiheid en macht
sterker toe dan Haarlem, zoodat deze
streek het aanzien kreeg van een geluk
kig gedecentraliseerd complex van ver
scheidenheden. bestaande uit deelen, elk
vrij en aan elkaar gelijkwaardig, samen
vormende een geheel dat geroepen scheen
inniger aaneen te groeien tot eene gemeen
schap, die het karakter van gelukkige ver
scheidenheid niet zou verliezen.
Ongemerkt ging men in de richting van
het vormen eencr belangen-gemeenschap.
los van liet dooreenvloeien van huishou
dingen die niet bijeen behoorden, en som
migen zagen reeds in hunne verbeelding
aan dit complex een of eenige nieuwe
staatsrechtelijke figuren verrijzen, vereeni-
gingen van voor bepaalde algemeene be
langen samenwerkende gemeenten, waar
voor ons staatsrecht de in ons rechtssy
steem passende vorm binnen niet al te lan
gen tijd wel zou vinden. De ontwikkeling
in welke lijn dan ook, schijnt thans voor
een oogenblik te worden verstoord door
een nieuw plan dat Haarlem bij Gedepu
teerde Staten heeft ingediend, en dat dit
der aanstellerij; ze coquetteerden met hun
verkoudheid voor de vele dames die hun
het hof maakten en hun zoete lekkernijen
voerden waarin ze bijna stikten.
Dat was allemaal heel aardig, maar bui
ten. buiten. In den tuin. Daar was nog
heel wat anders te zien, daar was de keu
ring. En honderden eerzuchtige dieren van
grootere soorten Bemharders. Setters.
Doggen. Pointers. Leeuwenbergers, Her
ders en meer van dat goedje verdrongen
zich rond de met latten afgezette lapjes
grond, die hoewel ze op geen stukken na
rond zijn „ringen" genoemd worden. Naar
die ringen zag men de kanjers van honden
aan zeelen, riemen of kettingen hun arme
z.g. eigenaars in de allerzonderlingste hou
dingen en grimnassen aan het geacht pu
bliek vertoonen. Sommigen lagen bijna
volkomen achterover, in een hoek van, zeg
maar, 'n graad of twaalf, zoodat het wel
leek of ze zich moeizaam oefenden in
zwemmen op den rug. Anderen, de mees
ten, zwommen reeds finaal op den buik,
of liever, zonder een arm of been te rep-
ZEER RIJKE COLLECTIE
(bij 't SPUI). TEL, 8829
college aan 4 gemeentebesturen van den
omtrek heeft willen doorzenden.
Bij allen eerbied dien wij hebben voor
den aanhouder, die alleen door aan te hou
den denkt te winnen, hier kunnen wij toch
van niet anders gewagen dan van een, op
zijn zachtst uitgedrukt, zonderling voorne
men. Ieder, die weet dat liet voorafgaande
waar is, zal deze uitspraak onderschrij
ven. Mocht het blijken dat liet Haarlem
ernst blijft met deze zaak, dan zal het ook
toonen den ondersten steen naar boven te
willen werken om zijn zin door te drijven,
al zou liet daarmede tevens den bovensten
steen van het recht naar onderen drijven.
Er zal dan ernstig moeten worden geraad
pleegd over de wijze, waarop bescherming
kan worden verkregen tegen eene van alle
recht gespeende politiek welke tegen
woordig wel zeer in de mode is, maar
daarmede nog niet is goedgepraat.
(Wordt vervolgd.)
WAT EEN VROUW DROOMDE.
We denken alléén over onze zorgen,
het is als voor honderd jaar; maar onze
huishoudelijke inrichting is zóó gecompli
ceerd. Wat vier jaar geleden onze glorfe
was, ons technisch vereenvoudigd huis
houden met gasfornuis, electrische strijk
ijzers en stofzuigers, dat is nu een zorg te
meer. Onze overgrootmoeders konden ten
minste stof afnemen, ze stookten wel eens
een groote canapé op. maar wij.... wat
haten onze meubels in een koud geworden
centrale verwarming. En nog erger dan
de druk dezer bezuinigingszorgen: bezui
niging op voedsel, brandstof, licht, water,
erger nog is de kwellende zorg om de be
dreiging van héél ons bestaan, die zich
concentreert in de angstige vraag; zullen
wij buiten den oorlog blijven. Het is niet
meer de dolle paniek van 2V? jaar geleden,
het is liet wéten van wat ons volk. onzen
kinderen wacht. Illusies over beschaafd
oorlogvoeren, hoe hebben we ze ooit kun
nen hebben. We weten het. oorlog betee-
kent ondergang door honger, door wreed
heid, door namelooze ellende. En dan
doemt in me op het verhaal dat een fijn
Duitsch kunsthistoricus me eens deed in
het Museum fiir Völkerkunde te Berlijn,
waar hij me toonde zijn schetsen van op
gravingen in Turkestan. „Aan die hooge
beschaving moet een gewelddadig einde ge
komen zijn," zeide hij. „We vonden afgrij
selijke dingen; in nissen boven heiligdom
men vrouwen en kinderen saamgescholen,
bebloed en verminkt. Aziatische horden
hebben daar blijkbaar huis gehouden." En
dat was toen een verhaal van ver. onein-
pen werden ze door hun beestjes voort
gesleept aan de lijnen, ze vrijwielden zoo
te zeggen. Enkelen poogden zich nog op
te richten, en slaagden daarin dan ook voor
een miniem deel van een seconde, als om
een laatsten groet aan de buitenwereld toe
te zenden, werden dan alweer in het ra
zende tempo ten ring voortgesleept. De
genoegens, die mijn ongelukkigen even
naasten daar wachtten, moeten wel he-
melsch zijn. dat zij aldus alle menschelijke
waardigheid prijsgaven, en zich als boos
doeners lieten voortsleuren; een heer arri
veerde achter zijn Bemarder met een
doodsbleek gelaat zonder hoed, en met ge
scheurde kleederen. een andere lieer achter
een Ulmer dog, had zijn bottines (mis
schien wel voor altijd) verloren; een dame
spoedde achter een Leeuwenberger aan,
van haar paraplu had zij alleen het ont
vleesd skelet nog in de hand geklemd een
andere dame arriveerde ademloos op den
rug voortscliuivend achter een boxer,
waarbij een verfomfaaide kapothoed haar
bij wijze van halssieraad op de borst ben-
dig ver lijden.... Maar thans is het een
bedreiging van iederen dag. En dit is een
obsessie, waar we machteloos tegenover
staan, de andere zorgen, daar kunnen we
iets, daar kunnen we misschien veel aan
doen. Daar is met huisvrouwelijke activi
teit iets te bereiken; maar het gecompli
ceerd karakter van onze huishouding van
heel liet economisch leven, maakt dat onze
bezuinigingen weinig uithalen, als de over
heid niet ingrijpt. En hoewel een huis
vrouw maar zéér uit de verte het beleid
van onze regeering kan beoordeelen, toch'
zou zij héél wat radicaler maatregelen
wenschelijk achten
En zoo zijn onze dagen vervuld van ons
huishoudelijk werk, dat ons telkens aan
den nood der tijden voelbaar herinnert, en
de vrolijkheid, de aanhaligheid onzer kinde
ren roept de weemoedige gedachte op:
voor hoe lang nog zullen we onze kleinen
kunnen koesteren, en vooral onder die vage
angsten voor wat komen kan, leggen we
ons 's avonds ter ruste voor hoe lang
nog in ons veilig thuis? En dan ontrukt
een oogenblik van vergetelheid ons aan den
stagen druk van ons bedreigd bestaan.
Maar meer dan vergetelheid, bracht me
vannacht een droom, niet een kaleidosco-
pische fantasie ditmaal, maar helder om
lijnde werkelijkheid.
De nood was groot, maar de angstig
drukkende zorg was verdwenen, want er
werd ingegrepen, wél laat, maar het ge
beurde dan toch. en zoo energiek alsof er
eene Hollandsche huisvrouw aan het hoofd
stond. Of dit kwam doordat onze Koningin
zelf de teugels in handen had genomen of
doordat 't passief vrouwenkiesrecht bij
voorbaat aan minister Posthuma een vrou
welijk opvolger had gegeven, was niet
duidelijk. Maar er werd ingegrepen, ge
organiseerd. Schiedam werd gesloten:
kostbaar graan mocht niet meer tot drank
worden verwerkt. Hetzelfde lot deelden
de bierbrouwerijen. De luxe-industrieën
werden, waar de kolennood het noodig
maakte, het eerst ingekrompen of verbo
den. Alle banketbakkerijen werden geslo
ten. Snoepgoed mocht niet meer worden
gemaakt of verkocht, tot heil van magen
en tanden van jong en oud. Met het lengen
der dagen werd allengs alle kunstlicht ver
boden. behalve in ziekenhuizen. Van bak-
kersnachtarbeid was geen sprake meer:
oudbakken brood wordt minder gretig ge
geten. beter gekauwd, alleen échte maag
lijders konden wittebrood veroveren. En
de vooruitziende bewindsman (of liever
vrouw) organiseerde de bebouwing onzer
vruchtbare en minder vruchtbare akkers:
gelde; een jonkman achter een Duitschen
staande-hond werd in een allermiserabel-
sten toestand binnengesleept, zijn hoed,
boord, das, manchetten had hij in de wor
steling verloren, ook gedeelten van zijn
colbert-costuum bleken afwezig, maar den
hond had hij nog, en dat was hier het
voornaamste. Als een voldoendte aantal be
smeurde en gehannekte slachtoffers aan
wezig was, begon de keuring, waarbij een
onbeschrijfelijk orkest van honden voor de
muziek zorgde.
Hoopen honden omgaven dten ring en ke
ken elkaar alvast eens aan of ze mekander
het licht niet in de oogen gunden. Pedant,
coquet, verwend, blasé, over het paard
getild waren ze allemaal. En geen wonder,
elk oogenbilk stond er een fotograaf voor
hen. en knipte ze of het gekroonde hoof
den, jubilarissen, wielrenners, professors
of opera-zangers waren. En ze waren al
zóó gewend aan die eerbetuigingen van de
camera, dat ze er hun poot niet meer voor
omdraaiden, en vóór de lens niet eens meer
even stilzaten. Het eenige wat hun aan-