OPTISCHE ARTIKELEN
bij DIRK HÜTTER, Opticien.
12 TAKSTEEG 12, AMSTERDAM.
lie Jaargang.
ZATERDAG 19 Mei 1917
No. 20
Eedactie en Administratie
Ged. Oude Gracht 63
Telefoon 141
HAARLEM.
Het Bloemcndaalsch Weekblad.
Prijs per jaar f 2.60
Advertentiën
10 cents per regel.
Dit nummer bestaat uit twee bladzijden.
BEZUINIGING VAN ELECTRICITEITS-
VERBRUIK.
Dat bezuiniging noodig. zeer noodig is,
weet een ieder; dat hij daaraan dient mede
te werken, gevoelt een ieder; dat men
daarmede het eigen zoowel als het alge
meen belang dient, begrijpt een ieder. We
mogen dus wel aannemen, dat, op eenige
uitzonderingen na, een ieder zoover hem
maar eenigszins mogelijk is, die zuinigheid
betrachten zal. Maarwat baat de wil
om te bezuinigen, als men niet weet hoe
het aan te leggen, om die bezuiniging zoo
ver mogelijk door te voeren.
Dat men zoo weinig mogelijk lichten
moet laten branden, spreekt vanzelf; dat
men ze bij het verlaten van een vertrek
dient uit te draaien, al is het voor nog zoo
kort; dat men zijn personeel zooveel mo
gelijk moet nagaan of zij daar wel de hand
aan houden, en hen voor betoonde zorgen
in dat opzicht beloonen, het ligt alles al
evenzeer voor de hand. Maar men denkt
zoo gauw dat men genoeg doet; men is
zoo akelig gehecht aan zijn gewoonten, en
men hoort tallenkant de verzuchting: hoe
kan ik in 's Hemelsnaam nog meer op mijn
lichtverbruik bezuinigen, ik was ook in
het verleden al zoo zuinig mogelijk, ook In
gewone tijden heb ik liefst een zoo laag
mogelijke elcctriciteitsrekening. Toch is
dit een onjuist standpunt, integendeel, nog
zeer veel kan worden bespaard. Dat dit
zonder veel bezwaar mogelijk moet zijn,
leert de geschiedenis; aan hoeveel minder
licht waren onze voorouders gewoon, die
slechts de olielamp en vetkaars ter be
schikking hadden, hoeveel minder licht
verspreidde de in onze jeugd gebruikelijke
petroleumlamp en vleermuisbrander? Toch
had men toen niet het gevoel zich met ge
brekkige kunstverlichting te moeten be
helpen; toen evenmin als nu. Want niet
tegenstaande de groote vooruitgang onzer
moderne verlichtingsmiddelen, staat de
daarmede verkregen avondverlichting toch
waarlijk in sterkte nog ver achter bij
liet licht ons des daags door de zon ge
geven. De oorzaak dat dit mindere licht
ons 's avonds niet of weinig hindert, is
gelegen in het feit, dat het oog zich door
openen of sluiten van de pupil kan aanpas
sen aan verschillende lichtsterkten, en dat
zoolang de belichting niet onder 10 Lux
komt. d. w. z. niet komt onder de belich
ting verkregen door een 10 kaars lamp op
1 meter afstand, deze belichting zelfs voor
inspannend werk als lezen of handwerk
nog onschadelijk voor de oogen is. Nog
maar altijd is te weinig bekend, dat het
oog eerder door te schel licht geschaad
kan worden, dus door een ondoelmatig
aangebrachte sterke lichtbron dan door te
weinig licht, vandaar dan ook dat in vroe
ger dagen van minder avondverlichting
minder gebreken aan oogen als gevolg van
ondoelmatige verlichting werden aange
troffen dan tegenwoordig.
Er kan dus heel wat worden bespaard
zonder dat men daardoor aan het oog na
deel doet, al zal men zich natuurlijk met
eenigen goeden wil ervoor moeten zetten
om zich aan dat geringere licht te wennen.
In het begin is het wat onaangenaam,
maar heusch, al heel spoedig vindt men
het zoo onpleizierig niet meer. Het hangt
er dan natuurlijk ook van af. of deze be
zuiniging op oordeelkundige wijze ge
schiedt.
Menige aanwijzing om tot zulk een oor
deelkundige lichtbesparing te geraken von
den wij in het door dr. Lulofs, directeur
der gemeente-electriciteitswerken van Am
sterdam geschreven, en bij de Algemeene
Uitgevers-Maatschappij, aidaar, versche
nen boekje: ..Hoe bezuinig ik op mijn elec-
triciteitsverbruik", aan welk boekje wij
hier eenige bijzonderheden ontleenen.
In de eerste plaats wordt in dat werkje
besproken de mogelijkheid van het gebruik
van kleinere lampen, lampen van gerin
gere lichtsterkte dus. Eerst in de tweede
plaats komt het geheel uitlaten van die
lampen welke niet uit noodzakelijkheid
doch uit een oogpunt van geriefelijkheid of
van meerdere veiligheid geregeld bran
den, zooals b. v. gang en trappenverlich-
ting. Vooral op deze laatste is, zooals van
zelf spreekt, zeer te sparen door het ge
bruik van de kleinst mogelijke lampen.
Velen zullen meenen, dat het gebruik
van b. v. niet gematteerde Arga-lampen
veel voordeeliger zal blijken, daar deze,
zooals men oppervlakkig meenen zou,
meer licht doorlaten. Men weet echter in
het algemeen niet, dat de matteering bij
die lamp noodig is om voor het oog een
ongevaarlijke verlichting te verkrijgen:
door deze weg te laten wordt het oog
direct aan de gloeidraad blootgesteld, het
geen buiten de groote hygiënische nadoe
len voor het oog, ook nog dit effect zou
hebben, dat oogenschijnlijk de verkregen
belichting zou zijn afgenomen en wel om
deze reden: de gloeidraad geeft door de
zeer hooge temperatuur een bizonder schel
licht, waardoor de pupil om het oog hier
tegen te beschermen zich meer sluit, waar
door dus het oog minder lichtstralen op
vangt ook van de omgeving dus en deze
daardoor donkerder schijnt. Niet genoeg
kan men erop wijzen, dat men het paard
achter den wagen zou spannen indien men
in de hoop van meer licht te krijgen, de
lampen ging ontdoen van die beschermings
inrichtingen welke een goede verlichtings
techniek noodzakelijk maakt. Het resul
taat zou zijn dat men het oog ongevoelig
maakt door het bloot te stellen aan de
direct door de schelle lichtbron uitgezon
den lichtstralen, waardoor de omgeving
een donkeren indruk maakt; juist bij ma
tige verlichting vermijde men zooveel mo
gelijk contrasten, welke een voor het oog
niet verborgen geconcentreerde lichtbron
biedt, zelfs al betreft het hier een electri-
sche lamp van geringe lichtsterkte.
Wat het gebruik dan van kleinere lam
pen aangaat, zoo dient men hierbij het
denkbeeld van tot in de uiterste hoe
ken door- en door-verlichte vertrekken te
laten varen, en zich te behelpen met min
der algemeene kamerverlichting en door
het bijplaatsen van verplaatsbare staande-
of tafellampen van weliswaar geringe
lichtsterkte, zeg b. v. 16 kaars, doch waar
mede plaatselijk voldoende verlichting kan
verkregen worden voor het verrichten van
schrijf- en naaiwerk, lezen van courant en
boeken, enz. Daarmede keeren wij dan
in principe weer terug tot den toestand
bij de petroleumverlichting gebruikelijk,
waarbij een lamp meestal in het midden van
de kamer hing, genoeg licht gevend om er
het middagmaal bij te gebruiken of thee
te drinken, doch waarbij de tafellamp
steeds te hulp moest worden geroepen,
wanneer lees- of handwerk diende ver
richt te worden. Bij het branden van een
16 kaarslamp in de plaats van een 50 kaars,
brengen we het lichtverbruik op V» deel
terug. Bedenkt u eens welk een bespa
ring dat geeft.
Een bezwaar voor het bijplaatsen van
lampen kan het ontbreken van voldoende
stopcontacten nooit zijn, want elk stopcon
tact is eenvoudig te verdubbelen door het
aanschaffen van een z.g. dubbelsteker, een
eenvoudig vierkant blokje, hetwelk aan de
platte zijde de gebruikelijke contactpennen
bezit en aan elk der beide einden een stel
contactgaten vertoont, zoadat aan elke
zijde met een gewone steker kan ingescha
keld worden. Wil men ook nog de aan
wezigheid van snoeren op den grond zoo
veel mogelijk vermijden, dan schaffe men
zich lampenfittingen met dubbel steekcon-
tact aan, welke dus de gelegenheid geven
boven de daarin bevestigde lamp één of
zoo gewenscht twee staande lampen aan
te sluiten door middel van een steekcon-
tact; de tafellamp kan dus direct van de
boven de tafel aangebrachte hanglamp af
getakt worden, terwijl de een of de ander
of beide naar believen kunnen branden.
Door het doorvoeren van de boven-aan-
gegeven maatregelen in uw huis kan vrij
wel zonder eenige last eventjes de helft
op uw lichtverbruik bespaard worden.
Doch er is nog iets. Het is mogelijk met
minder stroom dezelfde hoeveelheid licht
op te wekken. Als men het er dan maar
voor over heeft dat de lampen eerder stuk
gaan of zwartbranden. Maar ik zou zeg
gen: kan men dat daar niet voor over
hebben, als het tenminste niet al te bar tn
de papieren loopt?
Zie eens, de electrische lamp heeft de
eigenschap dat het lichtgevend vermogen
in verhouding zeer snel toeneemt met de
stijging van de electrische spanning, waar
door het lichtgevend vermogen tegenover
het wattverbruik sterk aanstijgt en dus met
weinig meer stroom in verhouding belang
rijk meer licht wordt verkregen. Een ieder
die bij vergissing wel eens een 110 Volt
lamp op een 220 Volt leiding heeft gescha
keld, heeft dit kunnen constateeren; de
kleine gloeilamp verspreidde een zee van
licht, een booglamp gelijk, maar niet lang
duurde dit, spoedig was de gloeidraad van
de lamp gebroken. En dit laatste is dan
ook de reden waarom de lampenfabrikant
is gekomen tot de huidig gangbare uitvoe
ring van de lamp. Een hooger nuttig effect,
dus een grooter lichtgevend vermogen
voor hetzelfde stroomverbruik, heeft ten
gevolge een korteren levensduur van de
lamp.
Het stroomverbruik per ontwikkelde
lichthoeveelheid, dus het Wattverbruik per
ZEER RIJKE COLLECTIE
(bij 't SPUI).
TEL, 8829.
kaars, daalt met de procentueele span-
ningsVerhooging in het kwadraat, hierte
genover staat echter dat de economische
levensduur van de lamp met ongeveer de
13e macht van deze spanningsverhooging
daalt. Uit een berekening dienaangaande
van dr. Lulofs zien wij, dat men nog circa
20 pCt. op zijn electrisch stroomverbruik
sparen kan zonder in lichthoeveelheid
achteruit te gaan, door lampen te nemen
waarvan de gebruikelijke spanning groo
ter dan de netspanning is.
Men zal echter goed doen, de hulp van
den vakman in te roepen bij de toepassing
van deze nieuwheid op het gebied der be
zuiniging.
De lezer zal uit het bovenstaande
kunnen zien, dat er nog heel wat meer
methoden van bezuiniging zijn, dan men in
liet algemeen wel wist, en er zijn voordeel
mee doen. S.
KRONIEK DER WEEK.
14 Mei. Officiëele berichten van Engel-
sche en Duitsche zijde trachten te bewij
zen, dat geen van beide iets over die bom
men op Zierikzee weten, ikke niet, mees
ter, maar hij hèt 't gedaan.
15 Mei. In den Duitschen Rijksdag zijn
aan de orde de interpellaties over de re-
geeringsdoeleinden. Scheidemann sluit zijn
rede met „Leve de vrede. Leve het vrije
Europa." Schoone woorden, die door ieder
kunnen uitgelegd worden naar believen, ai
zal elkeen moeten toegeven, dat de vrij
heid van Europa daar bij de Duitschers in
goede, in bovenstebeste handen is.
De rijkskanselier zegt, dat hij zich over
het oorlogsdoel niet zal uitspreken.
In den loop van zijn rede heeft hij gele
genheid van de daden der duikboot-com
mandanten te zeggen, dat deze ,.voor zich
zelf spreken, wat óók de neutralen wel
niet zullen ontkennen." Ja, dat doen die
neutralen zeker niet.
Men leze over dat onderwerp b. v. deze
beschouwing van „De Haagsche Post" eens.
„In de eerste plaats Noorwegen, da!t reeds
een aanzienlijk gedeelte van zijn handels
vloot kwijt is, en waar, mede tengevolge
daarvan de anti-Duitsche stemming met
den dag sterker wordt. Maar ook wij Ne
derlanders kunnen er van meepraten. In den
laaltsten tijd is het voornamelijk onze vls-
schersvloot, die het moet ontgelden. Een
aantal geladen visschersschepen zijn naar
Duitsche havens opgebracht - blijkbaar was
het om de lading te doen een aantal beu-
gers en treilers zijn in den grond geboord.
Er is geen oog meer op te houden. En
steeds treft weder in de verhalen der be
manning de barbaarsche wijze, waarop de
Duitschers tegen onze weerlooze Holland-
sche zeelieden optreden. De behandeling is
bijna altijd hondsch en brutaal; meestal
regent het zonder eenige waarschuwing ko
gels op en om het schip, soms zelfs worden
de mannen nog in de reddingsbooten be
schoten! En dan dat eeuwige wegnemen!
Blijkbaar doet de Duitsche marine tegen
woordig veel aan annexatiesport. Niet al
leen levensmiddelen, al wat los en vast is
wordt, vóór de schepen tot zinken worden
gebracht, gekaapt voor zoover men het
mee kan nemen, terwijl onzen zeelieden
meestal geen tijd gegund wordt om ook
maar een gedeelte hunner have te redden."
15 Mei. Generaal Petain wordt tot op
perbevelhebber van het Fransche leger
benoemd.
PLAATSELIJK NIEUWS.
De roomsche kerk te Bloemendaal is al
zoo ver gevorderd, dat Maandag 1.1. de
inwijding door den deken van Haarlem kon
plaats hebben. Bij deze gelegenheid werd
tevens de nieuwe pastoor, de heer Willen-
borg, geïnstalleerd.
Postkantoor te Bloemendaal. Lijst
van onbestelbare brieven en briefkaarten,
waarvan de afzenders onbekend zijn; te
rugontvangen in de 1c helft der maand
Mei 1917:
P. van Delden, Serooskerke; J. Droste,
Amsterdam; mej. R. Lind—Loenen, Amster
dam; G. H. Schutte, Haarlem: N. Seur,
Limburg; mej. M. Stutterheim, Amsterdam;
H. Zwinn, Newcastle.
bietsers. Deze week uwe lantaarns
ten 9 uur 23 minuten aansteken.,
Uit het politie-rapport.
Processe n-v e r b a a 1 zijn opgemaakt
wegens: loopen over verboden grond; rij
den zonder licht; diefstal van bloemen.
Gevonden en terug te bekomen bij
C. Grootegoed, Bloemendaalscheweg 75, te
Bloemendaal, een kap van een cape; Knot-
tebelt, Genestetweg 6, te Bloemendaal, een
sleutel; G. J. Kuiper, Assendelverstraat 14,
te Haarlem, een houtvlot; Kroon, Stuver-
straat 3, Haarlem, een gouden broche; D.
Zwiersen, Rollandspad 11, te Overveen, een
zilveren kinderarmband; Flooren, Korte
Zijl weg 21, te Overveen, een damestasch;
L. Voet, Rampelaan, een padvindersmes
A. Dekker, Binnenpad 3, te Overveen, een
zilveren dameshorloge; Kops, Delftstraat
llrood, Haarlem, een nikkelen horloge; aan
het bureau van politie te Overveen, een étui
met schrijfbehoeften; een wit kinderhoedje.
Verloren; een ijzeren en een koperen
gewicht; een pakriem; een bandje van een
kinderwagen; een zilveren beursjej een
gouden zegelring; een portemonnaie; een
blauwe ceintuur.
Komen aan loopen bij: Roodzant,
Bloemendaalscheweg 153, een hondje; mej.
Vuijk. Brouwersstraat 32, te Haarlem, een
klein bruin hondje.
BURGERLIJKE STAND.
Van Vrijdag 11 Mei tot en met Don
derdag 17 Mei.
Geboren: z. van A. J. Hekher en A. B.
Lensen; z. van P. Hoogewerf en H. M. van
Maris; z. van J. Tit en G. Plevier; d. van
L. P. Bakker en Th. M. van der Heijden.
Ondertrouwd; S. P. ten Cate en
C. C. Schilthuis; J. Groskamp en G. W. M.
Vollaerts.
Overleden: W. P. P. Kol, 50 j.; J. M.
Jansen, 43 j.
OverledeninhetgestichtMee-
r en berg: A, J. van Alphen, 41 j.; J. H.
Pohlmeijer, 32 j.; C. E. Aarts, 48 j.; G. Ho-
man, 80 j.; J. B. Ros, 15 j.; J. Postma, 82 j.;
W. van Baarsen, 14 j.
UIT ANDERE GEMEENTEN.
De zaak van den heer D. Miezerus aan
den Zijlweg heeft uiterlijk een groote ver
andering ondergaan, een verandering, die
stellig ook een groote verbetering is. Een
keurige moderne gevel met flinke uitstal
kasten. een zeer groote, welverlichte win
kel, een ruime paskamer, alles naar de
nieuwste eischen ingericht, ziedaar wat
wij bij ons bezoek daar zagen. Zulk een
verbouwing is op zichzelf al een bewijs,
dat de' zaken goed gaan, en ten overvloede
zagen we er ook nog groote partijen pas
klare kleedingstukken tallenkant, die ons
in die overtuiging sterkten. De zaak be
halve kleermakerij ook magazijn van
hceren-modeartikelen, maakt een keuri-
gen en flinken indruk.
De heer E. A. von Saher, directeur van
het museum van kunstnijverheid te Haar
lem, heeft zijne functie als secretaris-pen
ningmeester der vereeniging „De Konink
lijke Nederlandsche Kantwerkschool te
's-Gravenhage", een functie, welke hij se
dert de stichting der vereeniging heeft be
kleed, wegens drukke werkzaamheden
neergelegd. Hem werd het eere-lidmaat-
schap der vereeniging aangeboden.
Tot tijdelijk inspecteur der volksgezond
heid in Noord-Holland en Utrecht is be
noemd dr. N. Aldershoff, officier van ge
zondheid le klasse, te Utrecht.
ONTVANGEN BOEKEN. ENZ.
De uitgever C. Morks Czn. te Dordrecht
gaf weder een drietal deeltjes van zijn
bekende „Beroeps-bibliotheek" in het licht,
n.l. „Het Notariaat", „De Inspecteur bij het
Levensverzekeringsbedrijf" en „de Elec-
trotechnicus". Deze deeltjes der Biblio
theek maken niet minder dan vroegere
een goeden indruk. Men vindt er op onder
houdende wijze de geschiedenis dezer vak
ken, de voorbereidende studie en de werk
kring in beschreven, voorts worden er
vaak zeer leerzame algemeene beschou
wingen in gegeven. De prijs dezer practl-
sche boekjes is slechts 50 cents per stuk.