ALGEMEEN WEEKBLAD
Gedempte Oude Gracht 63.
Telefoon 141. HAARLEM.
ONS LEGER'
lie Jaargang.
ZATERDAG 30 Juni 1917.
No 26.
Het
Prijs per jaar
Prijs
per nummer
25 cents.
tdeehblod.
Uitgave der N. Vennootschap „HET MIDDEN".
Kantoor voor redactie en administratie:
Advertentiën
10 cents per
regel;
bij contract
belangrijke
korting.
Dit nummer bestaat uit vier bladzijden.
ju?
Zooals velen
uwer zullen weten,
is voor eenige
jaren opgericht de
Nederlandsche
Vereeniging „Ons
Leger".
Deze Vereeni
ging stelt zich ten
doel, zonder een
bepaald legerstel-
sel voor te staan,
het Nederlandsche
volk er van te over
tuigen, dat voor de
handhaving van
ons onafhankelijk
volksbestaan noo-
dig is een zoo sterk
mogelijk leger, uit
stekend bewapend
en geoefend en steunende op de sympa
thie der natie.
De Vereeniging gaf thans een vlug
schrift in het licht, voorzien van fraaie
teekeningen van J. Hoynck van Papen-
drecht. Wij vroegen en verkregen van
het bestuur verlof, den inhoud en teeke
ningen voor onze lezers hier afte drukken.
Toen in 1848 de tweede Fransche Re
publiek pas was gegrondvest en de Volks
vertegenwoordiging vergaderde 0111 wetten
vast te stellen voor het jonge Gemecncbest,
kwam van geavanceerde zijde bet voorstel
tot afschaffing van de doodstraf. De 0111
zijn geestige aphorismen bekende auteur
politicus AlPHONSIC Kaku stond op en
verklaarde glimlachendJe vcnx bicii
pourvu que messieurs lts assassins com-
menccnt.
Bij de behandeling van de jongste be
grooting voor Buitenlandsche Zaken in
onze Tweede Kamer heeft een der poli
tieke leiders met een kleine variant (hij
maakte van assassins: belligérants) dit
citaat aangewend als argument tegen het
pleidooi van een kersversch gekozen col
lega voor den „vrede door dwang".
Ontwapenen? Wij willen graag, heel
graag, mits de anderen, de grooten, het
voorbeeld geven.
Is dit laatste t- verwachten Immers
neen!
Het lo
gische ge
volg: Ne
derland
hcbbc een
leger ter
verdedi
ging van
zijn on
schend
baarheid en zijn on
afhankelijkheid.
Wie het schreven zijn zelf te veel
Nederlander, te goed doordrongen van
den Nederlandschen geest, om niet wars
te zijn van militairisme.
Het is alleen de vraag wat men mili
tairisme noemt.
Lr zijn er die in den strijd voor hun
beginsel ook den spot niet verachten
en hij is inderdaad een wapen dat treft.
En dan bestempelen zij de vrucht met
den naam van den uitwas. Het respect
voor den meerdere noemen zij kruiperij,
gezonde vaderlandsliefde heet in hun mond
chauvinisme, oprechte vroomheid smalen
zij als bigotterie. En het streven, ons
land zijn onafhankelijkheid te verzekeren,
schelden zij uit voor militairisme. liet
werkelijke militairisme, den uitwas, zien
wij elders: de pogingen van een afzonder
lijke kaste, die zich boven de gemeen
schap stelt, zichzelf beschouwt als de bloem
der natie, om die natie geheel en al
ondergeschikt te maken aan den Ueber-
mensch Militair. Maar zij, die van deze
bladzijden het woord tot U richten, willen
een nationaal leger, m. a. w. leger en
volk één!
Jhr. Mr. A. F. DE S.WORNIN LOKMAN
zeide reeds in een Kamerrede, die hij in
1910 hield:
„Wat beteekent „militairisme?" Er is
niet één aanhanger van het militairisme
in heel Nederland; wat wij willen is juist
de vrede, wij willen geen oorlog".
Neen, wij Nederlanders willen den oorlog
niet.
Maar als anderen ons den oorlog op
dringen? Wat dan?
Laten wij. als antivoord, nog eenige
zinsneden aanhalen uit de redevoering
van dezen grijzen staatsman:
Wanneer eenmaal het ongeluk kwamdat
onze zelfstandigheid verloren gingzouden wij
andere dingen beleven. Dan zouden wij niet
meer deliberecren over de vraag, of wij vier-
of achtmaanders zullen hebben; dan zal ons
geheel anders geleerd worden, hoe lang wij
moeten dienen en wat wij te betalen hebben
voor krijgslastm. Of wij hier dan al mooie
redevoeringen houden, het zal niet helpen,
betalen zullen wij en heel wal meer dan thans.
Daarom weusch ik zoolang mogelijk tegen
eiken prijs onze zelfstandigheid te behouden,
en ik zal mij niet van den weg laten voeren
door menschen, die vertellen: wij vechten
voor het volk, gij vecht voor het militairisme.
Neen, wij vechten voor de veiligheid van het
land.
Nu zal men misschien zeggen maar wij
hebben toch o. a. gezien, hoe Transvaal eerst
zijn zelfstandigheid heeft verloren en nu toch
een zelfstandig land is geworden, zij het ook
onder de souvereiniteit van Engeland. Ja,
maar laat ons niet vergeten, dat de Trans-
valers als helden gevochten hebben met
vrouwen en kinderen, en veel, zeer veel geld
hebben gegeven om zich te kunnen verdedigen
Het eenige wat hun ontbroken heeft, is dat
gene wat, mede door ons toedoen, aan
sommigen ontbreekt, nl. discipline.
hebben om het doel te bereiken, waarvoor
zij is opgericht. Onderwerpen de leden
zich niet aan het bestuur, wil iedereen
wat te vertellen hebben, dan is liet gauw
een janboel en er komt van de vereeniging
niets terecht.
Op groote fabriekt 11, in groote werk
plaatsen, in drukhe zaken moet ook een
tucht heerschen. Hoe meer menschen samen
moeten werken hoe strenger de tucht zal
zijn en hij, die zich niet aan die tucht
kan onderwerpen, zal de vereeniging, de
fabriek, de werkplaats moeten verlaten.
Het geheele volk is ook onderworpen
aan tucht. Onze wetten zeggen wat we
doen en laten moeten en politie en justitie
zijn er o.a. om voor de naleving van die
wetten te zorgen.
Behalve dan ons
volk in zijn geheel
is het leger wel
het grootste li
chaam,de grootste
verzameling men
schen die bijeen
gebacht wordt
met het bepaalde
doel om het land
te verdedigen en
onze onafhanke
lijkheid te bewa
ren. De tucht in
dit leger, de krijgs
tucht moet zoo
sterk zijn, dat dit
geheel te regeeren
is door de enkele
personen die aan
't hoofd staan.
Ieder
man
,f -- vormt
een
■VS klein
h onder
deel in
die reusachtige machine en wanneer ook
maar 't kleinste deeltje zijn plicht niet
doet,'kan die geheele machine niet goed
werken.
Omdat in oorlogstijd het gehoorzamen
aan de bevelen dikwijls levensgevaar kan
medebrengen, zouden vele personen ge
neigd zijn niet te gehoorzamen. Dit mag
echter niet voorkomendaarom is de
krijgstucht zeer streng en wordt ze reeds
in vredestijd toegepast om ieder soldaat
er aan te gewennen alle bevelen welke
ook onmiddellijk uit te voeren.
Ieder militair heeft te gehoorzamen,
van den opperbevelhebber tot den jongsten
recruut. Steeds is er iemand die boven
hem staat, aan wien hij moet gehoor
zamen.
Wat tucht, wat discipline voor ons
leger beteekent, telkens en telkens wordt
er onze aandacht op gevestigd door de
Ge noemt mis
schien een leger
„een noodzakelijk
kwaad" of „een
kwade noodzakelijk
heid". Toegegeven.
Zoo gij maar toe
geeft dat een leger
voor Nederland
noodzakelijk is. Dit
eenmaal aanvaard,
dan kan nietandeis
of men aanvaardt
ook als onaanvechtbare waarheid: Het
Nederlandsche Leger zij in elk opzicht
zoo goed mogelijk. Geen middel mag on-
aangeivend blijven, dat dienen kan om de
verdedigingskracht van ons leger zoo hoog
mogelijk op te voeren.
Wellicht zullen nu velen een beweging
maken om dit boekske uit de hand te
leggen. „Ze zullen mij niet lijmen voor
het militairismc".
Maar dat is het doel van dit geschrift
volstrekt niet.
Discipline
Alweer zoo'n woord dat de Nederlan
der „niet kan uitstaan". Tucht dit
begrip druischt immers in tegen den
Nederlandschen volksgeest.
Laten wij eens zien wat eigenlijk tucht is.
Wanneer een aantal menschen zich
vereenigen voor een bepaald doel b.v.
een zangvereeniging, een gymnastiek- of
voetbalvereeniging, dan kiezen zij uit hun
midden een bestuur. Dit bestuur stelt dan
meestal een reglement samen en de leden
moeten zich hieraan en aan de bepalingen
van het bestuur onderwerpen. Doen zjj
dit, dan is er orde en regelmaat, er js
tucht en die vereeniging zal de krac^
berichten uit de legers der oorlogvoerenden.
De Matin van 2 Februari 1915 be
vatte een artikeltje getiteld Ricn a sig
naler, waarin van den Franschen soldaat
het volgende wordt gezegd
„Als er iets is, dat buitengewone bewonde
ring verdient in dezen oorlog van zeer bij
zonderen aard, die ons is opgedrongen, dan
zijn het de deugden van onze soldaten, die,
meer dan in eenig ander land, thans tot hun
volle recht komen.
Hun dapperheid? Het mocht wat!
Sedert wanneer gaat een Franschman prat
op zijn moed? Sedert wanneer is het noodig
hem te loven, omdat hij stoutmoedig is?
Maar hij is geduldig, oplettend, actief
gelukkig te leven onder een ijzeren discipline.
en te allen tijde moedig bereid, omdat hij
heeft begrepen, dat dit het beste middel is
zijn vaderland te verdedigen.
En dat werkelijk, is iets nieuws voor ons".
Zoo sprak een Franschman, een telg dus
van de natie die verklaarde het zwaard
uit de scheede te hebben getrokken ter
bestrijding van het militairismc van
elders.
En zou een Hollandsche jongen niet
kunnen wat den Franschen zoo goed afgaat?
Maar, zegt men, de Hollandsche volks
aard verzet zich tegen èlken vorm van
tucht, neigt zelfs naar tuchteloosheid
Er moge overdrijving schuilen in deze
bewering, geheel onwaar is zij niet, helaas.
Daarom juist is de opoffering, die den
Nederlandschen soldaat in deze dagen
wordt opgelegd, des te grooter.
Wordt deze opoffering door het Neder
landsche volk wel in voldoende mate ge
waardeerd
Steek de hand in eigen boezem en
antwoord dan met een zelfbeschamend
„Neef.
Ja, in de benauwde dagen van Augustus
'14, toen ieder vreesde dat ons het ergste
boven het hoofd hing, ja, toen laaide
een storm van geestdrift ook boven de
hoofden van hen die thuis mochten blijven.
Zij zagen in den militair, „van den opper
bevelhebber tot den jongsten recruut", den
beschertfter van wat hun het dierbaarst
was. "En de soldaat voelde zich gedragen
door de symphatie van de geheele natie.
Maar nauw was het gevoel van gerust
heid teruggekeerd moge nimmer blijken
dat men zich te dien opzichte schromelijk
vergist heeft of de storm luwde, week
voor de labberkoelte die er al aan gewoon
is geraakt de vlag van „het kleine, nuch
tere Hollandje" slap te laten hangen. I11
het gunstigste geval is de soldaat geworden
een voorwerp van medelijden. En over hen
die hem aanvoeren spreken velen weer met
de vroegere geringschatting. „Dood-eter"
roept, ongestraft, de straatslampamper den
officier na. In revues en tingeltangel-cou
pletten ontlokken schimpscheuten op den
Hollandschen soldaat daverend applaus;
illustraties drukken prentjes af van teeke
naars, die een reputatie hebben te verlie
zen, waarin de Hollandsche jongen die „het
ongeluk heeft" de uniform te moeten dra
gen, wordt voorgesteld als '11 lammeling,
een half idioot, met geen hooger verlangen
dan een zoo dik mogelijk gesmeerde kug
en zoo veel en zoo lang mogelijk verlof,
de officier als een kankeraar, de dienst
als een aaneenschakeling van kleine en
groote plagerijen. E11 niemand die daar
tegen opkomt.
En in de Volksvertegenwoordiging?
Ach, hoeveel Kamerleden zijn er niet die
hun mandaat in hoofd aak opvatten als een
goede gelegenheid, de „Handelingen" te
maken tot een klachtenboek
Denkt ge dat de soldaat dit niet alles
weet? En dat dit niet verlammend werkt,
op hèm, en daardoor op den dienst, daar
door op de geheele weermacht, dus ook
op de bescherming van al wat U het
dierbaarst is
Dat moet anders worden, beter.
En het kan anders en beter worden.
Zonder veel moeite. Want anderen heb
ben den weg gebaand.
Het opwekken van de sympathie voor het
Nederlandsche L'ger en van het besefdat
het legcrvra igstuk geen politiek, doch een
nationaal vraagstuk is.
Ziedaar in weinig woorden een veel
omvattend doel.
Naar dat doel streeft de Nederlandsche
Vereeniging „ONS LEGER".
Het ontstaan dezer Vereeniging zij
werd reeds vóór het afkondigen van de
mobilisatie opgericht de personaliteit
van hen die hair stichtten, de openlijke
en de stille tegenwerking die zij het hoofd
had en nog hééft te bieden
wie zich daarvoor interesseert late haar
geschriften en periodieken komen. Hier
is de plaats niet voor een stukje historie,
maar alleen om den nadruk te leggen op