OPTISCHE ARTIKELEN bij DIRK HÜTTER, Opticien. 12 TAKSTEEG 12, AMSTERDAM. lie Jaargang. ZATERDAG 22 SEPTEMBER 1917. No. 38. jfet Bloemcttdaalsch Weekblad. Redactie en Administratie: Prijs per jaar f2,60 Advertentiën 10 cents per regel. Ged. Oude Gracht 63 Telefoon 141 Haarlem. Afzonderlijke nummers 10 cent Dit nummer bestaat uit zes bladzijden. Advertenties, berichten, enzworden aangenomen in den boekhandel van den heer CORN. NI. BLADERGROEN, Bloe- mendaalsche weg S3, Bloemendaal. Ook zijn daar steeds afzonderlijke num mers van ons blad verkrijgbaar. WIJSBEGEERTE. Met Genootschap voor Zuivere Rede hield op 5 Augustus jl. in een der lokalen van de Internationale Schooi voor Wijs begeerte te Amersfoort haar iaarlijksche algemeene vergadering. Voor de vele vrien den onder onze lezers van de wijsbegeerte in het algemeen en van het genootschap in het bizonder, laten wij hier het openings woord van den vorigen voorzitter volgen. De Mandelingen waarin de belangrijke rede van den heer J. Hessing uit Wageningen, getiteld: „Redelijke gedachten, betref fende soort- en erfelijkheids-voorstellingen in de nieuwste Biologie", met teekeningen verschijnt, zal nog eenigen tijd op zich laten wachten. In 1916 heeft Ueorg Lasson in een voor dracht, openbaar gemaakt door de Kant- gesellschaft de vraag beantwoord: Wat is Hegelarij (Was heiszt Hegelianismus Hij herinnert er aan, dat de naam van Hegei sedert 10 jaar in de wereld, in zoover deze „Duitsch" (lees: hoogduitsch) gevormd is, vaker wordt genoemd dan voorheen. Blijk baar behooren wij Nederlanders niet tot de volken die Duitsch gevormd zijn, want de bij Adriani verschenen uitgaaf der Rechts- philosophie is reeds van 1902 en de eerste druk van Zuivere Rede is van 1904. Mis schien kunnen wij zeggen, dat opnieuw van Holland uit de vorming in de richting van Hegel beginnen zal, want deze nieuwe uit gaaf der Rechtsphilosophie was een text- uitgaaf met „Duitsche" inleiding van prof. Bolland. Gedurende een menschenleeitijd, zegt Lasson, was Hegel's naam zoo goed als verdwenen. Hij was „de doode hond" over wien men sprak als in Lessing's tijd over Spinoza. De openbare meening heeft zich ten op zichte van Hegel thans in den grond ge wijzigd en Lasson ziet hierin een bewijs, dat de geest des tijds in het algemeen en nu voor goed, naar Hegel neigt. Wij kun nen in zoover met Lasson medegaan, maar niet geheel, wanneer hij vervolgt, dat de be wonderenswaardige vereeniging van idea lisme en werkelijkheidszin, die het tegen meer dan de halve wereld oorlogvoerende Duitschland volgens hem overeind houdt, Hegel tot geestelijk vader heeft. Dat in Hegel persoonlijkheid is geworden de een heid van subjectief idealisme en werkelijk- Mr. Tideman, opnieuw tot voorzitter be noemd, heeft die benoeming in beraad gehouden. ZEER RIJKE COLLECTIE (bij 't SPUI). TEL. 8829. lieidszin is ons niet vreemd, maar met. Lasson stemmen wij niet in, als hij bedoelt in te stemmen met Johann Plenge, die in zijn in 1915 verschenen boekje: „1789 und 1914", uitdrukkelijk de Duitsche hleeën van 1914 van Hegel als van een vader afleidt. De Duitsche ideeën van 1914 dragen voor ons een zeer natuurlijken klemtoon en hoe wel het noodwendig de Idee der Ideeën is in zoover ze Duitsch spreekt, die met wa pengeweld, d. i. met verstandige domme kracht nu meer dan 3 jaar, in de ruimte, oogenschijnlijk met „Duitsche" oogmerken, zich heeft ontwikkeld over een grooter aardoppervlak dan Duitschland heeft, wij vragen of de geschiedenis niet zal leeren, dat de Idee deze natuurlijke ontwikkeling in den tijd in zichzelf terugneemt, zoodra zij, plaatselijk verwoestend en weder op richtend, ontbindend en wederom organi- seerend, aan de aanvankelijke half-organi- satiën van verschillende achterlijke Euro- peesche volken, eenige moderne praktische bedrevenheden zal hebben bijgebracht. In de kleinere beschaafde neutrale landen zijn deze bedrevenheden reeds lang gekend, beoefend en praktisch aangewend door het ongewild redelijke van het verstandelijk denken, en door een meer intensieve, en billijker d. i. democratischer samenleving. De Al-Duitschheid is voor ons eene een zijdige wijze van menschelijkheid, welke een moment kan zijn in de wording der volkeren-gemeenschap, maar niet meer dan een moment. Ten aanzien van Lasson, Plenge en zoo vele anderen onzer oostelijke buren moet worden gevreesd, dat zij onder den ouden Germaanschen stam-eik gezeten, het bosch niet zien, waarin allerlei beuken-opslag, den opgroei van jonge eiken wel eens zou kun nen belemmeren. Doch men vergeve den Duitscher, die het zwaar heeft, zijn chauvi nisme, hoe zullen wij 't noemen, zijn ueber- alles-schap; wij allen leiden aan eigenaar dige eenzijdigheden. Te meer strekt het den grooten Europeeschen meester der Zuivere van Kant uit aangewerkte cn tot volledigheid uitgebouwde hoogere Re delijkheid tot eer, dat zelfs in het Duitsch land van 1916, het land van het ellendigste pragmatisme en voluntarisme van den modernen oorlog, in zijn naam het abso luut Idealisme levende wordt gehouden, zij het dan voorloopig weder slechts in Ievens- bezinning, niet in levenshouding. Lasson dan gewaagt met Windelband, die daarover bij Winter in Heidelberg een geschrift uitgaf, van „Die Erneuerung des Hegelianismus"; acht hij het voorbarig de vernieuwing van de Hegelarij als een feit aan te nemen, bij ons is liet te dien aanzien anders gesteld. Hiermee wordt door ons niet alleen gedoeld op Bolland en zijn eigenlijke leerlingen, maar of ge nu hier (in Amersfoort, in het werk der Internationale School voor Wijs begeerte), verleden jaar Henri van clen Bergh van Eysinga, De Hartog of Bierens de Haan hadt gehoord, Hegel vormde, al dan niet uitdrukkelijk erkend, grond, top of stramien hunner beschouwingen; en dat is des te belangwekkender naarmate zij niet onmiddellijke leerlingen van Bolland kun nen heeten, en zij na Bolland de drie Ne derlanders zijn, die in steeds ruimer kring wijsgeerigen invloed oefenen in alle lagen onzer nijver nadenkende bevolking en lei ding geven aan dezen tijd van samenlezen, vinden. Er is behalve een groenten-centrale en een steenkolen-distributie, eene onbe grensde rijkdom uitstralende, gedachten- centrale in ons land ontstaan, en vóór in den gevel staan de namen van Hegel en Bolland. Zoo is het dan ook voor ons genootschap een gouden tijd. Al worden ook ons van binnen moeilijkheden van praktischen aard niet bespaard, naar buiten hebben wij het goed, nu de vriendschappelijke betrekking tot de Amersfoortsche stichting ons zonder eenig bezwaar voor eigen schatkist doet samenkomen in dit voor gezamenlijke be zinning zoo doelmatig gelegen en ingericht gebouw, dat naar bestemming, ligging en vorm eenig kan heeten in Europa. Moge het ons nog menigmaal hier zien samen komen, als zijn innerlijke kracht ons ge nootschap heeft heengeholpen door ver schillende strubbelingen in zijn bloedsom loop. En dit zal van ons zeiven afhangen, „AI zal de Hegelarij nimmer mode (d. i. napraten) worden", zegt wederom Lasson. Maar daarom is ze juist iets voor ons. He gel heeft het verschil tusschen denken en napraten schoon getypeerd in zijne voor- -) Ook in 1917 was het blijkens tal van ge gevens, zoowel in Barchem als in Amersfoort, die gloeiende centra van geestesleven, dat Bol- land's naam herhaaldelijk op tal van lippen leefde; in gelijke mate is Heijmans aan invloed ver liezende.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1917 | | pagina 1