12e Jaargang.
ZATERDAG 19 JANUARI 1918.
No. 3
j(ct Btocmendaabch Weekblad.
Redactie en Administratie: Prijs per jaar f2,60 Advertentiën 10 cents per regel.
Ged. Oude Gracht 63 Telefoon 141 Haarlem. Afzonderlijke nummers 10 cent
Dit nummer bestaat uit vier bladzijden.
Advertenties, berichten, enz., worden
aangenomen in den boekhandel van den
heer CORN. NI. BLADERGROEN, Bloe-
mendaalsche weg S3, Bloemendaal.
Ook zijn daar steeds afzonderlijke num
mers van ons blad verkrijgbaar.
LEZINGEN Dr. J. D. BIERENS
DE HAAN.
II.
Zooals spreker in zijn vorige lezing zei-
de, kan ons levensdoel geen ander zijn dan
dit: eenheid met het universum. De rich
ting. de weg naar dat doel is, zooais wi,
zagen, de concentratie.
Een derde begrip komt daar nog bij, n.l.
de bewustwording. De bewustwording is
de methode van het geestesleven.
Het begrip der bewustwording doorden
kend, zien we iti de eerste plaats den
mensch als een redelijk wezen.
Er is ook de opvatting, dat de mensch
een zedelijk wezen is. Deze opvatting is
zeer ernstig, maar slechts een eenzijdig
heid.
Het gaat om goed of kwaad, zoo zegt
men. bij de opvoeding van den mensch, en
uit een opvoedkundig oogpunt is dat dan
ook juist, maar het gaat niet om de opvoe
ding, doch om de waarheid. En we zien.
dat ook schoonheidszin, religie, enz. alle
in den redelijken mensch tot hun recht
kunnen komen. De redelijke mensch toch is
volledig: het zedelijk wezen is slechts een
deel van ons. De goede en de ware, de
rechtvaardige en de wijze zijn allen sym
pathiek, doch de ware en de wijze zijn de
volkomen menschen. De waarheid, de
wijsheid, de doordachtheid, de bewustheid
zijn het voornaamste. Voor het redelijk
wezen is het zedelijke aan het redelijke on
dergeschikt. Men kan dus niet stellen; rede.
lijk óf zedelijk. Het een öf het ander. Heide
begrippen kunnen saamgaan; de hoofdzaak
echter is de redelijkheid, die èn zedelijkheid
èn al het andere omvat.
Vergelijken we de Isfaëlieten en de
Grieken. Bij de eerstgenoemden is cr
steeds geweldige worsteling met de ge
rechtigheid als doel. Bij de Oneken met
hun liefde tot de waarheid daarentegen
gaat het om de kennis. De kernspreuk der
Orieksche geduchte staat op den tempel
van Apollo geschreven„Ken uzelf." „Ken
zoo maant de Griek, terwijl de Israëliet het
„gij zult" predikt. Gij zfilt dit nalaten en
dat bedrijven, zoo klinken de zedelijke ge
boden van Israël, op kénnen daarentegen
komt het bij de Grieken aan. Het zoeken
naar waarheid, dat de wijsbegeerte ken
merkt. is de voortzetting der Helleensche
cultuur. In het menschelijk leven toege
past. is dit: „wees waarachtig mensch.
Tracht niet te schijnen wat ge niet zijt.
De adeldom van den zedeliiken mensch is
het zoeken naar waarachtig te zijn.
Zie ook de groote kunst, en bemerk
hoe het daar om de diepe waarheid des
levens gaat. Homerus teekent Hector en
Achilleus, zoo willende zeggen: in deze ge
stalten is de waarheid van het leven be
sloten. Ook in de Grieksche tragediën zijn
de verhoudingen tusschen mensch en lot
de kern. In Dante's werk klinkt de groote
vraag: wat is de waarheid des levens?
Ook bij Goethe en Ibsetihet gaat er
om de waarheid. Die is het hoogste men-
schelijke goed. De adel van het mensen-
dom is, dat het voor de waarheid gemaakt
is. Wij zijn de waarheid-behoevenden. Bii
den mensch, redelijk wezen, is het te doen
om bewustwording. Ons geestesleven is
onze denkende verhouding tot de werke
lijkheid.
Waarom nu js de waarheid ons grond-
belang?
Omdat wij deel hebben aan het wereld-
geheel.
In het geestelijk leven is het te doen om
het wereldgeheei. Ware het in het gees
tesleven om het humane te doen. dan was
het hoogste de goedheid, de rechtvaardig
heid. de lustvolle gestemdheid, de huma
niteit, het rechtstreeksche mensch-zijn.
Doch geen dezer, hoe op zichzelve ook
schoon, omspant het Al. Alleen het den
ken vermag dat. Alleen met het denken
kan de mensch zichzelven overschrijden:
alleen met het denken heeft hij deel aan
het universum.
Het geestesleven dan is: denkend zijn.
En de weg, de methode ervan is dc be
wustwording.
Verscheidene opvattingen zijn hiermede
in tegenspraak. Zoo b. v. de algemeen gel
dende religieuze opvatting. Daar heet het:
beamen, gelooven wat boven het denken
ligt. Het onbegrijpelijke voor den mensch
heet daar openbaring. Daar ligt het gees
tesleven in de aanvaarding van die open
baring. Daar heerscht de schuchtere vrees
voor wat de hoogmoed van de rede ge
noemd wordt.
En toch is de tegenstelling tusschen den
ken en gelooven niet zoo groot: geloovig-
zijn. in den hoogsten zin opgevat, kan even
hoog stijgen als denkend-zijn. Want geloof
kan worden tot: inzicht. Inzicht in het
onzienlijke.
Een andere tegenspraak is deze opvat
ting: het hoogste in het geestesleven is de
emotie. „Geestesleven is niet denken,
maar liefhebben." Vele kunstenaars heb
ben die meening voorgestaan. Doch de
groote Da Vinei zeide: „liefde is het kind
der kennis." Bij hem is de liefde slechts de
echo van het inzicht. Zonder begrip is de
Ij Op de internationale school voor wijsbe
geerte te Amersfoort vindt men ook de spreuk
aangebracht: wees waarlijk mensch.
liefde niet meer dan een reeks tan subjec
tieve gemoeds-toestanden. En dus klimt
men door de liefde niet boven zichzelven
uit, dus vindt men met haar de eenheid
niet met het al. Wat men met het denken
wél vermag.
De derde tegenspraak komt van het posi
tivisme. Het denken, zegt de positivist, is
beperkt tot de verschijnselen. Ge hebt de
ervariug, orden die, en overschrijd haar
niet met hypothesen. Zola s bekende woord
„Travaillons" is de leus van het positivis
me. Travaillons. Laat ons (althans) wer
ken. Meer kunnen wij niet doen. Laat ons
opvoeden, weldoen, de maatschappelijke
toestanden verbeteren, en zoo. Maar dat
werken heeft slechts zin zoolang er iets op
te voeden, iets te verbeteren valt. Steèds
zin heeft slechts de arbeid van het Den
ken.
Slechts in denkende verhouding tot de
wereld wordt de ware kern der geestelijk
heid gevonden. Het denken gaat over het
exacte, over het concrete henen. Het den
ken ontvoert ons aan het nabije. Pascal
zegt:
'foute notre dignité eonsiste dans la pensee.
Travaillons done a bien pensen
En dit denkeu is niet bedoeld in den zm
van het verstandig ordenen der verschijn
selen: denken is de spiegeling der waai-
heid. Die verschijnselen zijn slechts als be
slagen spiegels; de geest herkent zichzel
ven er niet in; de waarheid echter is als
een heldere spiegel; daarin vindt de rede
lijke mensch zijn eigen beeld helder weer
kaatst.
Wat de verhouding tusschen het den
ken en de daad betreft, wijst Spreker erop.
dat de daad de voorschool der gedachte
is. Eerst deelnemen aan het leven, daarna
de bezinning. Zoo is steeds de volgorde.
Eerst ziet men in de historie de vestiging
van een wereldmacht; daarna eerst komen
de mannen der diepe gedachte, der bezin
ning. De daad is de jeugd, de gedachte
de volle wasdom an een volk, het doel.
Tegenover deze, intellectualistische, op
vatting staat de voluntaristische; dat is die
waarbij de wil juist het fundamenteele js.
Willen is het primaat; bewustworden een
toevoegsel. Schopenhauer is deze meening
toegedaan, en duizenden met hem. Ze is
echter onjuist. Immers als willen zonder
denken het eerste is, dan is die wil een
blinde kracht. Het denken, later daaraan
toegevoegd, is als een bril voor den blinde,
d. i. nutteloos.
Ook het christendom verkondigt: God
is de almachtige wil; niet de denkende;
doch almacht zonder denken is een ver
woestende almacht, geen wijsheid. Neen, in
God als in mensch is geestesleven het
eerste. De wereld bereikt wat voor de hand