Emser=Pastilles
gaan. Troclstra wil blijkbaar het on
derwijs in handen der geestelijkheid spe
len om daarna inet behulp van het alge
meen kiesrecht, alles in eens om te zetten,
waarbij hij, dit spreekt, rekent buiten den
waard, d. i. het godsdienstig fanatisme dat
in de wereld altijd bergen (hoe vaak bergen
van lijkeu) heeft verzet. En de vroegere
vrienden van het openbaar onderwijs, de
voormannen in Volksonderwijs, de bonds
leden enz. zijn meerendeels zoo verpolitiekt,
dat zij de als met oogen te tasten gevaren
niet zien. Het ziet er in Nederland voor üe
vrienden van een algemeen, d. w. z. veel
zijdig vormend, algemeen (inwikkelde men
sehen vormend volksonderwijs bedroevend
uit.
Mr. .1. H. Thiel is verkozen in het hoofd
bestuur der Maatschappij tot Nut van t
Algemeen. Van velen zal op hem het oog
rusten voor het ambt van directeur-gene
raal of minister van onderwijs; zeker
geen slechte keus.
VOLKENRECHT.
Wij beleven thans de geboorte, of de
allereerste prille jeugd van waarlijk stellig
volkenrecht. Algemeen is de wil en de ver
wachting dat uit dezen oorlog een of meer
volkerenbonden te voorschijn komen. Het
Europeesche staatsrecht is van na-midden-
eeuwschen oorsprong, liet toonde dadelijk
tal van gelijkenissen met het veel oudere
romeinsche burgerlijk recht. Alle recht heeft
in wezen eenzelfden inhoudhet doel van
alle recht is in eene orde die dwingend
kracht heeft ieder het zijne te geven, met
inachtneming van deze w aarheid, dat het
leven is beweging en de ontwikkeling van
het leven richting heeft van natuur tot
geest, van onbewustheid naar bewustwor
ding, van het onpersoonlijke naar het per
soonlijke, van zwakheid tot kracht, van
hartstocht gegrond op eigenbelang naar on
partijdig afwegen van kleinere belangen,
naar den maatstaf van grootere. Het beeld,
dat de Nederlandsche regeering en de we
reld biedt, uit volkenrechtelijk oogpunt, is
niettegenstaande den weinig gevorderden
staat waarin zich dit recht nog bevindt,
waarlijk geest- en hartverheffend en het
schijnt ons een begrijpelijke maar ernstige
vergissing van dr. üeijl, correspondent van
de „N. Rt. Ct." in 1.onden, dat hij onze re
geering slechts flauwtjes heeft verdedigd.
(Zie ochtendbl. „N. R. Ct." van gisteren).
Deze regeering is geenszins in de ingewik
kelde en tegenstrijdige plichten der onzij
digheid verward, zelfs niet in de zand- en
grintquaestic, althans daarvan is nog niets
gebleken, de Engelsche regeering daarte
genover is geheel verward in haar oorlogs
hartstocht en tracht nu met geweld knoopen
door te hakken. Met name in zake de Elve
en de Bernisse door Engelschen in de ge
vaarlijke zóne gebracht en daarna door de
Duitschers getorpedeerd, heeft dr. Geyl
een groote vergissing begaan; het stond
niet aan onze regeering alleen de Duitsche
regeering die ten slotte daarvoor aanspra
kelijk is tegenover de Engelsche, op gron
den van gezond verstand, voor die torpe-
deeringen aansprakelijk te stellen; het is
een'zaak van recht; en het recht heet dien
aangaande den Etigelschman aansprakelijk
die de Duitsche in vrijwaring heeft aan fe
spréken.
ONTVANGEN BOEKEN, ENZ.
EEN BELANGWEKKEND BOEK.
Zooals onze lezers weten en zonder
twijfel ook waardeeren zullen is het onze
gewoonte niet, de nieuwe, nieuwere en
nieuwste romans, die schrijvers en uitge
vers met vereende krachten zoowat eiken
dag de wereld en ons redactiebureau in
sturen, uit te pluizen en te ontleden met
een ijver, een betere zaak waardig, en onze
bevindingen daarna aan onze lezers mede
te deelen. Onze lezers en wij hebben beter
te doen dan ons daarmede den lieven kos-
telijken tijd te dooden. Het slechte en mid
delmatige werk sterft vanzelf wel uit gees
telijke bleekzucht weg, en wij hebben weinig
lust voor beultje te spelen, en de onbedui
dendheid stelselmatig te richten. Wanneer
wij echter iets kostbaars vonden. en ge
lukkig, zulks geschiedde nogal eens, heb-
bij wij de aandacht onzer lezers daarop in
ons blad gevestigd. Ook thans is er, en
wij verheugen er ons van ganscher harte
over weer eens te gewagen van een be
langwekkend boek. Het is de roman ,,In
den maalstroom der onbewustheid", door
J. Eilkema de Roo, uitgever H. J. W. Becht,
Amsterdam.
De inhoud van het boek is spoedig ver
teld. Paul de Raet, de hoofdpersoon, een
man met een bewogen gemoedsleven, ver
afschuwt de genoegens der groote stad, en
gaat om zich te vernieuwen, buiten wonen.
Het is echter al ontgoocheling, want ook
zijn weder overal verkrijgbaar.
Prijs 60 cent per ronde doos.
daar buiten temidden der eenvoudige na
tuur, is het niet veel beter gesteld. Ook
daar intrigue, eerzucht, liefde, ontgooche
ling, lust en moeheid, levensplagen; ook
daar voor hem een matelooze onbevredigd
heid.
Al dadelijk is het een goede vondst van
den schrijver geweest, in beginsel het
stads- en het buitenleven tegenover elkaar
te stellen. Het stadsleven als het symbool
van het ijdele wereldsche, het buitenleven
als het zinnebeeld der eenvoudige natuur
lijkheid, waar de mensch tot zichzelf komen
kan, tot zichzelf. Een kans te meer althans
daar ertoe heeft. Maar deJiedendaagsche
industrieele, materieele tijd schrikt ook het
buitenleven uit zijn schoone rust op. Er
steekt in den landheer daar in Paul's buurt
een bouwer van wat ben je me, en betrek
kelijk al heel spoedig nadat Paul zich daar
in de buurt gevestigd heeft, verrijst er een
villa-kwartier, een soort van filiaal van cle
stad, een forenzen-kokinie, en zoo gaande
weg komen Paul's vrienden uit de stad zich
daar nu weer in zijn buurt vestigen; zóó
wordt ook het buitenleven ontgoocheling.
En toch, hoe hoopvol ving hij aan; hoor
hoe hij eerst zijn zelfgekozen eenzaamheid
prijst; „Niemand zou hem meer dwingen
tot zijn drukke nutteloosheden, ook hijzelf
niet. Al de mooie jaren had hij verspild
daaraan. Aan de sierlijke jacht over niet
al te zware hindernissen van wereldsheid,
die tientallen kleine successen ten prijs
bood. En daar ginds, in de stad, zou nu
ook zonder hem alles gaan als tevoren; de
aanstaande bestuursverkiezing voor de so
ciëteit zou de bovenste lagen der stad
doorschokken, er zou iemand gedecoreerd,
een comité gevormd, een bank opgericht
worden, eer het zomer was zou nog menige
tea, menig diner worden aangericht. En de
kragen der smokings, het aantal knoopen
der jacquets Maar daarin immers moest
noodwendig een geheele ommekeer worden
gebracht."
Maar hij is nu buiten te midden van Gods
heerlijke landschappen. Het is voorjaar.
„Het werd een blijde intocht, die van de
lente. Ja, eigenlijk, had ze zich al vóór
weken hier en daar genesteld; in de bloei
ende hazelaar, in de witte sterren der ma
deliefjes, die aan hun randen met kleine
roode vlekjes te blozen begonnen van lou
ter voorjaarsgelukde roodborst en de
winterkoning hadden haar lied gezongen
tusschen de gele en roode katjes van elzen
en abeelen; de meezen, uitgelaten, voor-
jaarsdrunken, hadden haar komst wijd en
zijd uitgeschetterdEn in een weidsch en
schoon tafereel geeft ons de schrijver een
denkbeeld van het heerlijke, opene lente
leven, waar Paul de Raet als in een bad
dag-in dag-uit onderduikt.
Dan ontmoet hij de Wildenborchs, en dit
is het eerste station op den weg naar een
nieuwe wereldsheidWildenhoreh is de
daden-man; de krachtige kerel vol initiatie
ven; zijn vrouw Ernilie de heftig-harstoch-
telijk-levendc; en Marcelle, haar inwonende
zuster een teeder en lief wezen, dat in de
haatsfeer van het ongelukkige huwelijks
leven der Wildenborchs niet leven kan, en
aldoor op een uitweg zint uit dat als ver
giftigde samenleven.
Paul's kinderlijke genoegens het loo-
pen door de weiden, het begluren der in
secten, het nagaan van den bloei der bloe
men en gewassen ze worden bij de
Wildenborchs al spoedig vervangen door
andere. Hij speelt piano met Marcelle.
Wildenborch noodt hem op zijn copieuze
maaltijden en goede wijnen en precieuze
havanna's, Emilie coketteert met hem.
En zooals binnen in hem, zoo is ook
gaandeweg de wereld buiten hem aan het
verworden. Van het eenzame landschap-
schoon rest na een poosje bouwen door
Wildenborch nog maar een armzalig rest
je. En het pakt Paul aan; het leven buiten
op die wijze lijkt hem al even armzalig als
dat van de stad.
„Paul liep langzaam 'verder tusschen de
nieuwe huizen, langs het bijna voltooid ho
tel, door de spichtig-jonge plantsoenen,
waarvan de aarde nog kalkwit was. Acn.
treurig was het. Een botte steenmassa van
domheid en middelmatigheid. Honderd ver
stikkende armen grepen naar het weinige
goeds, dat nog gebleven was. Neen, dit kon
zoo niet langer. Als de herfst kwam, wilde
hij weggaan, moést hij weggaan."
„Hij dwong zich, de kronkelwegen van
het villapark te blijven volgen. Vreemde
gezichten zagen hem na door vitrage-be
hangen vensters. Een man op een ladder
schilderde diep-ernstig aan een uithang
bord: „comestibles en koloniale waren."
Ja, waarom zouden er geen winkels ko
men En draaiorgels En een agentschap
van de Nederlandsche Bank En volkscon
certen in het park Een confectie-magazijn,
'n distilleerderij, een cabinet-d'aisance, 'n
wagen, die petroleum zou rondrijden, een
collecteur van de Staatsloterij, een druk-
op-de-knop-fotograaf en een water-en-vuui-
nering? Zeker, zeker, vooruit maar, er
was plaats genoeg"
De innerlijke onrust, de gejaagdheid
van den modernen mensch, die naar een
vasten levensweg, naar een groote levens
overtuiging zoekt, hij grijpt Paul meer
en meer in zijn greep wederom. De tee-
dere of grootsche rust der buiten-wereld
verdwijnt langzamerhand; ook die geelt
hem dus geen houvast meer om zich aan te
klampen, en hij vraagt zich of hij niet beter
deed zijn vrees voor de ledigheid, voor de
nutteloosheid des levens, zijns levens, te
onderdrukken in de bedwelmende atmos-
icer der stad, in de roes van het razende
stadsleven, dat hij te vroeg, overtuigings-
loös ontvlucht was
De rust, die de stille bosschen hem eens
boden, hij vindt ze er niet meer. Gejaagd
doolt hij de heuvels over, de dalen door en
als een symbool van zijn zielsonrust, ach
tervolgt hem alom het gedreun der bijl
slagen die de boomen in de verte vellen,
het rumoer der arbeiders aan den woning
bouw En in een opstandige wrevel wijkt
hij naar zijn woning weer terug, de deur
acljter zich grendelend als had hij een na
derend gevaar te weren. „De stad
strekte haar duizend grijparmen naar
hem uit, rekte zich, langzaam, onont
koombaar, met klemmende klauwen tot
aan zijn stille wijkplaats. Hij wilde haar
voör zijn. Neen, zijn kans, zoo hij er een
had, was niet hier. En hij besluit te ver
trekken. Dat is het groote oogenblik. Hij
pakt zijn koffers, en rijdt in zijn rijtuig
naar den trein. Hij voelt zich als een heen-
vliedende zwaluw, naar beter, warmer stre
ken uit liet winterachtig noorden, en zijn
ziel jubelt om de bevrijding. Maar dan ge
beurt er iets.... Iets
Een liefdesavontuur met Emilie noopt
hem weer tc blijven. Zoo blijft hij, althans
weer voorloopig, buiten. Dit alles is slechts,
zoq men wil, toeval in dit leven; bijom
standigheid, ook zijn liefde tot Marcelle Is
eenzoo men wil bijomstandigheid1, en
zijn trouwen met haar onverklaarbaar,
zoo men wil. De kern der zaak is Pauls
moderne rusteloosheid, zijn intellectueele
en Redelijke onbevredigdheid, zijn innerlijke
verscheurdheid. Hij is een op-end-op mo
dern mensch. En krachtens dit, en door de
wijpe, waarop deze figuur door- en door
werkt werd en den lezer vertoond, is dit
boek er een, dat zeer groote belangstelling
verdient. Men bedenke hierbij, dat het nog
slephts de eerste van twee romans is, die,
hoewel elk op zichzelf staand, samen eèn
geheel vormen. Wij wachten met belang
stelling het tweede boek, het tweede sta
dium van den innerlijken kamp wan dezen
echt modernen mensch. Zal hij daarin den
diepen, innerlijken vrede vinden waarnaar
hij hijgt?
Het is een bock, waarin de groote vragen
van onzen tijd ter sprake komen, en waar
mee heel wat innerlijks gemoeid is. Wij
raden onzen lezers aan, van dit uitmuntende
boek, een waarachtig teeken van onzen
tijd kennis te nemen. S.
Karakter-teekemng van het Amerikaan-
sche leven. Met dezen ondertitel heeft dr.
M. C. van Mourik Broekman tc Haarlem bii
H. D. Tjeenk Willink uitgegeven een boek:
De Yankee in denken en doen. Een schat
kamer van gegevens, indrukken en beschou
wingen, waarin wij alle noodige verklarin
gen kunnen vinden voor de zonderlinge en
onsympathieke houding van Amerika in den
wereldoorlog, inzonderheid van den politie-
ken magnaat Wilson, den imperialist-pluto
craat pur-sang. Voor ons zegt in dit geval
genoeg deze zinsnede van blz. 232: „Er is
geen Amerikaansch geestesleven," en ook
dit is thans typeerend: „Het weinig emo-
tioneele van den Amerikaanschen volks
aard, hei koude, voor ontroering weinig
vatbare van hunnen aanleg, openbaart zicti
ook hierin, dat zij onmuzikaal zijn" (blz.
235), en dit: „do geestesvorming. die ont
staat door het nadenkend lezen van dege
lijke werken van beschrijvenden en be
schouwenden aard, bestaat niet." De kran
ten zijn er een bedreiging. „Het oordeel
over deze kan moeilijk te ongunstig luiden.
Er wordt ook veel goeds van het Amerl-
kaansche leven gezegd; doch dat slaat al
leen op het zaken-leven. De Amerikaan
schijnt „verzakelijkt". De Amerikaan is de
man van het mechaniseerings-proces van
de aarde. Maar om mensch te zijn, hebben
wij nog iets anders noodig dan machine te
zijn. Men leze dit boek. Wie begrijpt staat
boven degeen, die simpel doet.
De avonturen van baron Von Miinchhau-
scn, de uiterst vermakelijke, wie herin
nert er zich niet eenige van uit zijn jeugd
worden door den uitgever D. Bolle te Rot
terdam op een allergenoeglijkste wijze weer
onder het publiek gebracht. Het is een op
nieuw naar het Hoogduitsch bewerkte uit
gave door D. de Bruijn. Dit boek behoort
tot de zeg maar klassieke jongensboeken,
en is een onuitputtelijke bron van genot
voor de jeugd. Dat is nu nog eens gezellige
opsnijderij, ophakkerij, opschepperij, of hoe
men nog meer dit genre heeten wil. Deze
MEVR. G. v. d. BRINK, Cor-
setière, KEIZERSGRACHT 717,
AMSTERDAM.
ELKEN VRIJDAG AANWEZIG
IN „HOTEL CENTRAL"
LANGE POTEN, DEN HAAG.
uitgave van den vermakelijkeu onzin, is in
goed en onderhoudend Nedcrlaiidsch ge
schreven, uitmuntend geschikt voor de be
vatting van zeggen we kinderen van 10 tot
15 jaar, (eerlijk gezegd, hebben zelfs wij,
menschen van middelbaren leeftijd, aan de
lezing een paar allergenoeglijkste avonden
te danken,) en de prentjes erbij zijn pleizie-
rig en goed. Het is een allerdankbaarst
geschenk voor de jongens. De prijs is voor
ingenaaid 1,—, voor gebonden 1,50.
„Noord-Braband Maatschappij voor Le
vensverzekering, Waalwijk 1843, zendt ons
een zeer fraaien kalender voor 1918 toe.
Ook van de firma He enk en Wefers Bet-
tink, te Haarlem, ontvingen wij een goed
uitgevoerden kalender voor 1918, versierd
met aardige kieken.
VOOR ONZE DAMES.
Schoonheidsmiddelen. „Zal ik iets in
het water doen, mevrouw Dat is thans
in de kapperswinkels de stereotiepe vraag
geworden, wanneer een dame zich het haar
laat wasschen. Slechts weinig dames zijn
zoo naïef gebleven niet te weten, wat dat
„iets" beduidt. „Iets" is Henna. Volgens
de kapster is één druppel in het wasch-
vs ater voldoende het haar die glanzende
bronskleur te geven, die we tegenwoordig
op het hoofd van zooveel mondaine vrou
wen zien. Het waterstofsuperoxyde is plot
seling gevaarlijk geworden, omdat het het
haar deed afbreken. Toen het veel gebruikt
werd, was het een hoogst onschuldig mid
del en verscheidene dames, die nooit hun
haar zouden hebben laten „verven", zagen
er niets in het door waterstofsuperoxyde
te laten „bleeken". Maar aschblond is geen
mode meer en Henna heeft het waterstof
superoxyde vervangen. „Een moderne
v rouw kan toch geen donker haar meer
hebben, mevrouw, dat staat belachelijk," en
zoo wordt de kapster een vrouwelijke me-
phisto.
Het resultaat is niet altijd even bevredi
gend. Donkere vrouwen hebben meestal
een teint, die niet met de nieuwe haarkleur
harmonieert. Een scherpziend oog en
wie ziet scherper dan de vrouw, die met
zekere afgunst de schoonheid van een an
dere vrouw aan een eritisch onderzoek on
derwerpt ontdekt al spoedig, dat de ro
zige tint van de huid dezelfde herkomst
heeft als de kleur van het haar. Iedere blik
in den spiegel heeft het eerst wankelende
besluit versterkt, dat er iets gebeuren moet
om teint en haarkleur in overeenstemming
te brengen. Een aarzelende hand grijpt
naar wat onschuldige poudre de riz, wat
toch wel door den medicus wordt voorge
schreven. Als tweede hulpmiddel komt het
rouge, dan de lippenstift, het kool voor de
wenkbrauwen en, iets zuiniger gebruikt, het
druppelfleschje met belladonna. Nu blijft
het succes niet uit. De dame constateert
met bevrediging, dat ze veel meer de op
merkzaamheid trekt dan vroeger. Ze schrijft
dit toe aan haar duur verworven schoon
heid en vergeet dat men tegenover de
vrouw, die met alle mogelijke hulpmiddelen
den nadruk legt op haar wensch te behagen,
zijn bevrediging eerder uitspreekt, dan te
genover de vrouw, die haar aangeboren
schoonheid draagt als iets vanzelf spre
kends. Het is waarschijnlijk, dat ze bij den
eersten druppel Henna niets kwaads ge
dacht heeft, misschien zal ze zelfs gebloosd
hebben,toen ze in den spiegel haar veranderd
uiterlijk zag. Maar men went aan alles,
van Henna komt rouge, van rouge lippen
stift, kool en belladonna en waar is het
eind
De tijden zijn daar tegenwoordig te ern
stig voor.
Bezuiniging bij de waseli. Waarop
moeten we tegenwoordig al niet bezuinigen.
Er schijnt werkelijk geen gebied meer te
bestaan, waarop niet de grootst mogelijke
bezuiniging moet worden in acht genomen.
Een schrik was de omzendbrief der
waschinrichtingen, die behalve een belang
rijke verhooging der standaard-prijzen,
nog een oorlogstoeslag van 50 pCt. aan
kondigt. Nu ligt het voor de hand, dat me
nig-huisvrouw het tafellaken nog eens aan
den verkeerden kant laat gebruiken, dat