12e Jaargang.
ZATERDAG 9 FEBRUARI 1918.
No. 6
M Bloetncndaalsch Weekblad.
Redactie en Administratie: Prijs per jaar f2,60 Advertentiën 10 cents per regel.
Ged. Oude Gracht 63 Telefoon 141 Haarlem. Afzonderlijke nummers 10 cent
Dit nummer bestaat uit vier bladzijden.
Advertenties, berichten, enz., worden
aangenomen in den boekhandel van den
heer CORN. NI. BLADERGROEN, Bloe-
mendaalsche weg 53, Bloemendaal.
Ook zijn daar steeds afzonderlijke num
mers van ons blad verkrijgbaar.
MET DREIGENDE MONNIKENDOM.
Over dit onderwerp sprak in den avond
van 2 Februari de lieer C. van der Poi uit
Den Maag in een vergadering, in „Vree
burg'', belegd door de afdeeling „Kenne-
merland'' der Evangelische Maatschappij.
Na zijn „geloofsbrief' te hebben getoond,
n.l. te hebben doen zien hoe hij aan per
soonlijke ervaringen de bevoegdheid ont
leent om over kloosterlijke practijken van
inlichting te dienen, stelde de inleider als
criterium ter beoordeeling van het klooster
leven „het streven naar de christelijke vol
maaktheid", zooals de klooster-autoriteiten
zelf het aanduiden. Dit bestaat in het na
leven van de vrijwillig op zich genomen
verplichtingen, door het afleggen van ge
loften van gehoorzaamheid, zuiverheid en
armoede. Vooral de Navolging van Chris
tus" van Thomas a Kempis. den monnik
bij uitnemendheid, omdat hij stelselmatig,
en dat reeds vijf eeuwen, met onverzwakte
autoriteit, den weg naar de volmaaktheid
eens christens predikt, stelt de betee-
kenis daarvan in het helderste licht. Of
schoon dit algemeen wordt erkend, zoo
stond de roomsche kerk tot dusver toch
opmerkelijk koel tegenover de nagedach
tenis van den vromen schrijver. Terecht,
want misschien heeft wel niemand meer de
scherpe tegenstellingen tusschen ideaal en
werkelijkheid, wat betreft de kloosterlijke
volmaakheid, zoo belicht als juist de zoo
kalme en rustige Thomas a Kempis. Ner
gens toch is de menschelijke onvolmaakt
heid grooter dan in de kloosters-
Deze vertoonen vanaf het begin van haar
ontstaan (uit het kluizenaarsleven) neiging
tot ontaarding. Telkens moest er hervormd
worden, maar elke hervorming droeg weer
kiemen van nieuw bederf in zich. Gestadig
bidden en contempleeren leidde in 't eind
tot volslagen dorheid des gemoeds en vad
sigheid, van lichaam en geest, zelfs tot los
bandigheid. Nuttige arbeid kweekte weer
rijkdommen, die het zelfwerken overbodig
maakten. Van het irvonopoliseeren der
priesterlijke bedieningen en van het onder
wijs is slechts bij uizondering gebruik ge
maakt tot heil van de massa.
De naleving van de geloften, die tot hooge
volmaaktheid in christelijken zin moest lei
den, is nooit anders dan bloot formalistisch
opgevat. De geest van gehoorzaamheid,
van kuischheid en van armoede, die uittcr-
aard toch heerschzucht. wulpschheid en lui
heid, het streven naar overvloedig bezit
en weelde moest uitsluiten. - wat dan ook
altijd de bedoeling van de ordestichters is
geweest, was, en is nog, zelden levend.
Dit tragisch conflict tusschen ideaal en
realiteit kweekte vaak verzet onder de su
perieure geesten, o. a. bij een Franciscus
van Assisië en dr. Maarten Luther, welke
twee figuren hier met opzet naast elkaar
geplaatst worden, omdat beiden in vele op
zichten eenzelfde rol in de kerk speelden
en slechts toevallige omstandigheden van
den eene een uitgebannen ketter en van
den ander een hoog-vercerden heilige
maakten. Beiden waren oorspronkelijk ver
vuld van droefheid over de kloosterlijke
verkeerdheden.
Te Rome erkende men, maar veel te laat.
de wanhopige ontaarding der kloosterorden,
wier oprichting vaak toch niet anders dan
een revolutie tegen den bedorven clerus
beteekende. De Franciscanen en Domini
canen b. v. vervielen al spoedig van kwaad
tot erger en hebben er misschien door hun
ontaarding het meest toe bijgedragen om
de stormen der kerkhervorming in de 15e
en 16e eeuw te doen ontketenen. Te Rome
kwam men dan ook tot het besluit geen
vergunning meer te géven tot het oprichten
van nieuwe kloosterorden.
Ignatius de Loyola wist den- paus zij
't dan eerst na 16 jaar overwegens in
1534 van dit besluit te doen afwijken. Zijn
volgelingen zijn „de roeiers van het Scheep
je van Petrus" 'geworden; maar ook de
Jezuïetenorde ontkwam niet aan het lot
van alle menschenwerk, de ontaarding. Vol
gens hun constituties en regelen geen nede
riger, geen in geestelijken zin armer paters
dan de jezuïeten. Men neme kennis van
hun historie en tegenwoordige practijk!
Er is sinds geen andere kloosterorde
meer opgericht, wel verschillende congre
gaties, o. w. vooral te memoreeren de Vin-
centianen en Redemptoristen, wier wer
ken in Nederland nog dagelijks valt na te
gaan. „Missies" geven, met z.g. donder-
preeken, „geestelijk opschudding" verwek
ken. en een onderwijs en armenzorg, niet
zelden ontaardend in politiek terrorisme en
proselietenmakerij. dat is de hun toege
wezen taak.
Ondanks al het ijveren der r.-k. geeste
lijken neemt onder de roomschen, hun
bisschoppen in Nederland b. v. getuigen het
onwetendheid, onverschilligheid en nau
welijks verholen ongeloof schier met den
dag toe. De roomsche kerk staat onder ons
nog wel overeind als een machtige kolos,
maar ze is het metalen beeld op leemen
voetstuk. De monniken hebben haar geen
zedelijke kracht bijgebracht. Onder al die
monniken en priesters is ook elders tot
dusver geen enkele Nathan opgestaan, die
gedurende dezen oorlog een staatshoofd
een „Gij hebt gezondigd!" dorst doen hoo-
ren. De paus zelf sprak slechts van VreJe
als een toevallig nog bestaande diploma
tieke macht, die eerst voorzichtig den tijd
afwachtte waarin den volken zooveel bloed
is afgetapt, dat er noodgedwongen over
vrede moest worden gesproken. Zulke fei
ten belichten de zedelijke machteloosheid
der roomsche kerk, waarvan de monniken
en nonnen, vooral de jezuïetenorde, de rug-
gegraat vormen.
Hoe kunnen nu in een grootendeels pro-
testantsch land als Nederland nog kloosters,
die altijd in staat van moreele ontbinding
verkeeren, bestaan
Op deze vraag antwoordde de inleider:
omdat de protestanten in meerderheid nog
te zeer roomsch zijn gebleven. Zij hebben
wei gebroken met den vorm, echter niet
met het wezen van het Romanisme. Onder
linge geschillen weerhielden de protestanten
er tot nog toe van, hun groote gemeen
schappelijk bezit de souvereiniteit van
het geweten te doen gelden. In het bederf
van het protestantisme tieren de kloosters
welig als moerasplanten. En dit zal anders
worden vanaf den dag, waarop eindelijk
de protestanten zichzelf zullen zijn. Vervol
gen kan men het monniken- (en nonnen)-
dom niet, maar men kan het de voorwaar
den van zijn bestaan ontnemen; n.l. door
het scheppen van een maatschappelijke
atmosfeer van ware vrijheid, waarin de
pater, broeder of non niet kunnen adem
halen.
Reeds zijn de teekenen van ontbinding
daar, bij de priesterlijke opleiding, bij
allerlei soorten van onderwijs, bij het soms
groote verloop van juvenaten en novitiaten.
Goed volksonderwijs, waartoe naar inlei
der meent, in Nederland de jongste her
ziening van art. 192 der grondwet krach
tig kan bijdragen, het geloof in eigen
kracht bij de protestanten, n.l. in het wer
kelijk aanvaarden en toepassen van de sou
vereiniteit van het individueele geweten, zij
zullen de monniken terugdringen. De gees
telijke vrijheid zal overwinnen Rome schuwt
die vrijheid.
Het onbewuste.
De reeks belangrijke voordrachten, welke
dr. De Hartog dezen winter aan de bezoe
kers van „De Middaghoogte" biedt, werd
j.l. Maandag vervolgd met een lezing over
„Het Onbewuste".
Dr. De Hartog ving aan met eene her
innering aan de empiristische strooming die
omstreeks 1850 ontwaakte. Een strooming.
die voerde tot materialisme. Het bewust
zijn, zoo beleed men, was een uitvloeisel van
de hersens. En wanneer een mensch zich
zoo bezig houdt met het tastbare, het zien
lijke, dan gaat hij onwillekeurig de ziel het
bewustzijn noemen. Maar ziel en hersen-
bewustzijn vallen niet samen.
„Wat het hart niet wil. laat het hoofd
niet binnen", duidt er reeds op. dat wij in