ALGEMEEN WEEKBLAD Gedempte Oude Gracht 63. Telefoon 141. HAARLEM. L kortï"g- De j3loemendaalsche 12e Jaargang. ZATERDAG 23 MAART 1918 No 12. et Bloemendflolscli UeeMHod. (T P ■L Vrijs regel; per nummer Uitgave der N. Vennootschap „HET MIDDEN". Kantoor voor redactie en administratie: hij contract 25 cents belangrijke Dit nummer bestaat uit vier bladzijden. Advertenties, berichten, enz., worden aangenomen in den boekhandel van den heer CORN. M. BLADERGROEN, Bloe- mendaalsche weg 53, Telefoon 3112, Bloemendaal. Ook zijn daar steeds afzon derlijke nummers van ons blad verkrijg baar. NAAR HET BEVRIJDENDE WOORD. Het vraagstuk van deze dagen is werkelijk een wereldomvattend vraag stuk. Het is ook een vraagstuk, dat den geheelen mensch raakt. Daarom heb ben wij ons zooveel mogelijk er van ont houden er over te schrijven. Men schrijft niet licht over wat alles omvat. Men be leeft het. Maar somtijds wordt te zwijgen onmogelijk. Wij hebben een kreet van verontwaardiging bij de vernieling van Leuven niet kunnen inhouden. Maar in dachtig aan onze eigen zinspreuk: kalmte kan ons redden, hebben wij geregeld gezwe gen met voor ons doen groote zelfbeheer- sching. Maar er komt een oogenblik dat men van eigen kalmte gaat walgen. Edoch, men kan snellende paarden nog in den teugel houden en zoo willen wij trachten eenige opmerkingen over den oorlog en de tegenwoordige stelling van Nederland te geven, zoo rustig mogelijk bij alle inner lijke ontroering. Ware het mogelijk daarbij hoofdzakelijk den vorm te houden van kor te speukeij, ';de journalistieke vorm van de toekomst. De oorlog als wereldoorlog heeft niet ééne oorzaak, maar overal ter wereld oor zaken, die vroeger en later met elkander zijn gaan samen werken. Oorlog is een bedrijf van menschen in de samenleving, die een samenleving is van menschen; het is dus duidelijk dat de oor zaken van oorlog niet in de dingen, ntaar in de menschen te vinden zijn. De XlXe eeuw heeft vele dingen, groote rijkdommen voortgebracht, maar omdat zij de menschen, wel veel sterker, althans rij ker, maar niet veel beter heeft gemaakt, heeft zij slechts de redenen tot den oorlog vermeerderd en den mogelijken duur en omvang daarvan verlengd. De mensch is vitaliteit èn idealiteit. De vitaliteit, het li chamelijk en psychisch uithoudingsvermo gen en het wilsvermogen van alle men- schenrassen is in de 19e eeuw vermeerderd ten koste van de idealiteit, het eenheids besef, de bezihning, de geestelijke adeldom, de kunstzin, de wijsheid en de godsvrucht. De 19e eeuw is zoozeer door haar eigen rijkdom aan uiterlijke dingen geïmponeerd, dat zij haar innerlijk leven heeft genoemd een bovenbouw die niét alleen op dat an dere als op zijn onderbouw zou rusten, maar die daardoor zou zijn voortgebracht. Dit was een denkfout, een symptoom van verwaarloozen van het denken. Het was niet een omkeeren van de orde, maar een vercenzijdigen van een tweeledi ge orde; immers innerlijk en uiterlijk leven, idealiteit en vitaliteit staan met elkander onafgebroken in wisselwerking. Wie niet eet, kan niet denken, want ook denken is doen. maar op den duur zal de menscli die niet denkt, ook niet meer met zijn spieren handelen en zelfs niet meer eten. Ziekte, ontevreden heid, wilsverslapping, karakterverweeking, neiging tot zelfmoord, pessimisme, nihills- men, decadentie in allerlei vorm komen in liet gevolg van rijkdom aan dingen en aan vitaliteit en van armoede aan idealiteit. De mensch van de XXe eeuw is vitale idealiteit, ideale vitaliteit of hij is niet. Vindt ge dat vreemde woorden? Welnu vita leven, idee eeuwigheidsgedachte. De moderne mensch is levende eeuwig heidsgedachte en eeuwiggedacht leven ol hij is niet. Begrijpt ge het nog niet? Dan moet ge deze woorden onthouden en er mede rondloopen tot ze van zelf in u tot een klaar besef worden. Vóór dien tijd zijt gii nog niet rijp. Niemand zegt u dat gij rijp zijt of rijp zult worden, maar wilt ge rijp worden, dan weet gij het doel de strek king van uw leven: eenheid te worden van vitaliteit en idealiteit, en hebt te werken, te hopen, te bidden, maar onderwijl te wach ten. Niemand kan u zeggen wanneer uw uur slaat. Maar de jongelieden van tegen woordig verstaan het. Het genie wordt geboren in oorlogstijd. Alle jongelieden van eiken landaard van tegenwoordig hebben in zicli de bestemming menschen te worden der XXe eeuw in bovenomschreven zin. In dezen tijd van bloedende vitaliteit ontluikt nieuwe idealiteit en de uitkomst inoct zijn harmonie van beide of er is geen uitkomst. Die uitkomst wijst op de maatstaf wel ke is aan te leggen bij beoordeeling van handelingen, gebeurtenissen, feiten, om standigheden van nu. Die maatstaf heb ben wij derhalve aan te leggen bij beoor deeling van al wat het wereldvraagstuk van deze dagen betreft, dat een oorlogs- vraagstuk is, een vraagstuk van leven of dood. Mijn gevoelen als vitale Nederlander. Een mensch is een zeer gering iets. Maar elk mensch is iets bepaalds in verhouding tot en in vergelijking met zijne medemen- schen. Dat bepaalde geèft aan wat op duikt uit zijn eigen persoon, naast de luttelheid van liet menschelijke, de kracht van het oorspronkelijke. Die kracht is niet van gegst ontdaan, en daar de geest ai- machtig is, spreekt op kleine wijze uit elke persoonlijke uiting iets van den almachti- gen, d. w. z. onweerstaanbaren geest. Als zoodanig heeft elke persoonlijke uiting recht tc worden gehoord, al is zij vanwege hare betrekkelijke kleinheid als een enkele rim peling in een groot en wild bewogen wa tervlak. Mijne persoonlijke uiting is deze. Iedere vitaliteit verlangt bloed, ze leeft van bloed, is bloed, leder vitaliteit begeert, mint en haat. Zij begeert niets bepaalds buiten zich zelf zoolang zij niet te min heeft aan zicli zelf of niet belemmerd wordt in liet haar eigene. Vitaliteit en eigendom hooren bijeen. Wie geen eigendom meer begeert voor zich, is niet meer vitaal of meer dan vi taal. Welnu een Schroder, en misschien nog twee-of driehonderd andere Hollanders en enkele Friezen, dorsten naar het bloed van een Duitscher, zij zouden letterlijk hun handen in Duitsch bloed willen waisschen, ten minste wanneer zij woordhouders zijn; en waarom zouden zij niet Ik dorst niet naar Duitsch bloed. Duitsch bloed, liet moge door het Pruisisch serum zijn ver dikt en vergroofd, is verwant aan mijn eigen bloed. Wat mij tegenstaat is het An gelsaksische en het verwaterd Nederland- sche. Ik kan den eigenwaan velen, indien ze meer is dan vitaal-alleen, indien zo een uiting is van eene nieuwe vitale idee. Maar ik kan niet velen den verou derden eigenwaan van eilandbewoners, die niet eerbiedigen wat hen niet bewondert, die het meest simpele beginsel van elke moraal; „het andere te laten gelden'' nog niet verstaan, terwijl hun mond predikatie op predikatie*prevelt. Indien ik niet had een huiskamer waar de rust heerscht, en een werk dat recht, dat idee is, zou ik dagen en nachten willen besteden om in de ver drukking, in alle rust, in alle recht, te zin nen op technisch volmaakte middelen om den huichelenden Brit te ontmaskeren, dien eigengerechtige af te takelen tot de leegte van zijn kop en de onwaarachtigheid van zijn hart zichtbaar en tastbaar werden voor iedereen. En ik zou begrijpen dat hij liet zelf toch nooit begreep. Wat begrijpt een Engelschman Ziedaar de vraag waarop men ons eeuwig het ant woord zal schuldig blijven. Als vitale Hol lander sta ik tegenover den Engelschen automaat met zijn omgeslagen broekspijp, zijn golfstokken en zijn huichelachtig I am sorry, als tegenover een tijger een kind, dat misschien wel met een klap van de klauw wordt vermorzeld, misschien wel met huid en haar wordt opgegeten, maar dat in leven of in dood toch altijd van hoogere orde blijft. De tijger is in boeken koninklijk, in werkelijkheid niet anders dan klcinhoofdig en valsch van klauw. Dc Franschen staan mij niet tegen, maar Mari anne is gemeen, zij vecht als alle vrouwen van haar soort met een haarspeld, haar scherpe en onzindelijke pers. Deze vrouw vliegt naar alle plaatsen ter wereld waar standjes zijn, om mee te gillen in het ge brul van de straat, zij heeft in haar gelaat de trekken van een schoon verleden, maai de bloedarmoede maakt haar onrustig en de zieke plekken aan haar lichaam doen haar pijn. Zij ligt nu zwaar verwond ter neder en haar toestand vervult den voorbij ganger van diep medelijden, maar van haar ziekbed klinkt haar geroep om bloed, oin wraak, als van een krankzinnige. Amerika heb ik eerst dezer dagen lcerci; begrijpen door wat een ooggetuige mij om trent dit plutokratische quasi-gemeencbest wist mee te deelen en door wat wii zelf nu ondervinden. Umstreeks April of Mei 1917 zijn in den staat Arizone te Bisbee gewapende huiu- iingon(!) gemiurd door anti-Duitsche ele menten, zonder dat de zich voor democra tisch!! J uitgevende regeering tusscnenbei- den trad, bijeengedreven, in goederenwa gens gestopt en naar Nieuw-Mexico ver voerd, waar zij nu in ecu interneerings- kamp een armzalig bestaan sterven. In Butte in den staat Arizone is in Mei 1917 een organisator Frank Little, die 'n meeting zou houden, maar met 'n gebro ken enkel te bed lag, op 'n nacht door li gemaskerde mannen opgelicht en aan een brugpijler opgehangen! in Cincinnati is in October 19J 7 dominee Bigelow, die op algemeene gronden tegen den oorlog preekte, door 8 gemaskerde menschen, uit zijn huis getrokken, naakt uitgeschud, gebonden en zoolanig gc- geeseld, dat zijn lichaam éóne wond was; en i' voorbijgangers vonden hem later, een brief boven zijn hoofd gespeld, vermel dende dat het zoo iedereen zou gaan, die pacifistisch dorst te preken! Vonnissen tegen menschen, die tegen het oorlogvoeren ageeren, zijn legio. Een ze kere Craft, een man van 57 jaar, kwam openlijk tegen den oorlog op, hij kreeg 5 jaar dwangarbeid en twintig duizend dol lars boete, d. w. z. feiteliik levenslange gevangenisstraf, want de man is niet rijk! Niemand snapte eenigen tijd geleden waarom bij een opstootje in New-York in the East, het paleis van een der bekende millionnairs door een 3-dubbele haag van politieagenten werd omringd; maar wie cr onderzoek naar deed, begreep dat het volk honger leed en er aardappelen en uien in groote hoeveelheden te water waren ge worpen om prijsstijging te bewerken! Ziedaar Amerika: de Tammany Hall der aarde, de vitale massa menschen, die bruut vol practische energie mist elke eerbied waardige traditie^ welke remmend wer ken kan; een massa te meer energiek naar mate haar karakter opgebouwd is uit mis dadige elementen daar samengestroomd uit de geheele overige wereld. Voor Ame rika is de oorlog een business, een zaak, een handelsonderneming en anders niet. Amerika is, na Nederland zelf, onze gevaarlijkste vijand. Dok de Pruis is riieksichtlos, maar die heeft weeke steeën in zijn lijf, de Amerikaan is van staal, en van electriciteit en verziend en onvermoeibaar. Hij heeft last noch van gewetensbezwaar vooraf, noch van schuld gevoel na de daad, want hij is eens de „toe komstige Adam'' der 19e eeuw geweest, de volmaakt hartelooze, ziellooze, ideelooze machinemensch, die, wanneer daarmede geld is te verdienen, zijne medemenschen maait als de zeis het gras. En wij zijn als liet gras, slap, zouteloos, klein, veevoeder. Daarom haat ik den Amerikaan bijna zoo lievig als ik den doorsnee-Nederlander haat. Het was nonsense van den Zaanschen Klaas Taan in 1700 zooveel, de blokkade te breken om Boston of weet ik welke andere Amerikaansche haven van levensmiddelen te voorzien, liet was nonsense van dr. Kuy- per en andere Hollanders Stone-lezingcn te houden in het land der boekaniers, liet was nonsense van ons allen achter Teddy Roosevelt aan te hollen op de Haarlem- sche bloemententoonstelling en hem te be giftigen met een zilveren sfchip, het was nonsense een kleine Halve Maan cadeau tc doen aan lien, die grooter misdadigers Gecontroleerde Nachtveiligheidsdienst belast zich met de nachtbewaking van bewoonde villa's, dag en nacht contrOle van villa's bij tijdelijke afwezigheid, bewaking van bouw werken enz. Alies onder behoorlijke controle. Aanbevelend, J. D. ToidBBS, Bloemendaal. zijn dan de Turken, nonsense van Van Aalst een Open Brief tc schrijven aan Wilson, wiens aard blijkbaar alleen door Duitsehe tijdschriften als Simplicissimus naar waar heid is geteckend. Het was nonsense van Columbus Amerika te ontdekken. Minachting voor Engeland, medelijden met Frankrijk, haat aan Amerika, ziedaai wat hoven mijn deur staat en wie dit niet bevalt, moet mijn huis maar voorbijgaan. Daarmede is niet veel verbeurd, want het is een Nederlandsch huis. En al wat Ne derlandsch is lijdt reeds lang aan karakter verweeking, een ziekte erger dan hersen- verweeking, want zij ondermijnt ineens den geheelen mensch. De geassocieerde of ge allieerde regeeringen of onder welken soort naam zich voortaan onmogelijke lieden mogen aanmelden, kunnen dus gerust zijn. De Nederlandsche Leeuw is van verrot hout. Nederland is een diligence vol potjes slappe was, en op den bok zit een aan spreker. Wij zijn vanwege onze lafheid, dc mestvaalt van Europa. Als Nederland blijft bestaan, wat ik nau welijks hoop, zal in ieder geval gelden dat vijandschap tegen de Engelsehen en Ame rikanen sedert 20 Maart 1918 een levens element vormt van het Nederlandsch be wustzijn. Maar wat hebben wij nu te denken Het is duidelijk dat van weinig belang zijn de persoonlijke gevoelens van iemand opgeleid aan de Nederlandsche openbare lagere school van 4034 jaren geleden, aan een gymnasium van omstreeks 1880, aan een liberale universiteit van het laatst der vorige eeuw en afkomstig uit het gezin van een warmbloedig vaderlander, die kenner en bewonderaar was van de vaderlandsche ge schiedenis, zoo staatkundige als kerkelijke. Zoo zijn er duizenden. Het vuur dat in mij brandt hebben ze op de liberale school en universiteit wel willen dooden, maar niet tot geestdrift omgewerkt. Het is het vuur dat hier brandt in ieder met Ievensinstinkt, voorzoover het niet door den Nederland- schen kruideniers- en regentengeest is verstikt. Wat wij te denken hebben, wordt bepaald door onpersoonlijk vaststaande ge gevens welke redelijk, zijn te rangschikken onafhankelijk van eenigen mensch, van eenig verlangen naai eenige te verkrijgen uitkomst. Ook wie het rijk der gedachten ingaat, late alle hope varen, liet denken zelf is hier vervulling van hoop. En den ken is altijd belangrijk, al komt het uit de oogenschijnlijk meest onbelangrijke per soon. Denken over de samenleving is rechts filosofie beoefenen. De taak der rechtsfilosofie is geenc an dere dan die der filosofie waarvan zij on derdeel is: doorschouwen, begrijpen van de werkelijkheid. Dc rechtsfilosofie stelt zich op ervarings standpunt. Het is noódig dit te zeggen. De filosofie is niet anders dan beschouwing en doorsehouwing \an het als werkelijkheid aanwezige. Het leven van den mensch is een op gang tot het Empyrcum en een daaruit we der neerdalen om weer te stijgen; door den mensch wordt wat hij meebracht uit den Hooge, uit den geest, aldus gebracht in dc wereld; ook voor het recht geldt dit. Recht is geest. De aard van het Recht wordt ge symboliseerd door de fontein, die, op be paalde wijze samengesteld, het levende water doet stijgen, die zonder de levende kracht van het water geen water levert. Wie van begeerteloos denken niet houdt moet de lezing van dit artikel hier staken. (Red. BI. W.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1918 | | pagina 1