ALGEMEEN WEEKBLAD
Gedempte Oude Gracht 63. Telefoon 141. HAARLEM.
naar het bevrijdende woord.
ii.
De 3'oemendaalsche
12e Jaargang.
ZATERDAG 30 MAART 1918
No 13.
Het Bloemendoalsch Weekblad.
Prijs per jaar
2,6»
Prijs
per nummer
25 cents.
Uitgave der N. Vennootschap „HET MIDDEN". Kantoor voor redactie en administratie:
Adrertentiën
10 cents per
regel
bij contract
belangrijke
korting.
Dit nummer bestaat uit vier bladzijden.
Advertenties, berichten, enz., worden
aangenomen in den boekhandel van den
heer CORN. M. BLADERGROEN, Bloe-
mendaalsche weg 53, Telefoon 2412,
Bloemendaal. Ook zijn daar steeds afzon
derlijke nummers van ons blad verkrijg
baar.
Wie vreesachtig is, kan in deze
wereid geen viecte hebten.
Zoo is het dus.
De mensch heeft binnen in zich iets als
een goddelijke vonk, een goddelijke heldere
parel, waarin de diepste geheimenissen
des levens verklaard zijn, waar eene ra
king is van zijn diepste zijn, met üods
leven.
Wij hebben het genoemd het Ëmpy-
reum. Natuurfilosofen der antieke wereld
noemden aldus wat zij zich voorstelden te
zijn de bovenste wereldruimte, waarheen
alle vuur opsteeg en vanwaar de lichtende
hemelverschijnselen kwamen. Toen de
aandacht der nadenkende menschen meer
op het leven der menschen zeiven en min
der op dat der omringende natuur geves
tigd werd, noemde men Empyreum den
Hemel, waarheen men zich voorstelde dat
de zaligen verhuisden na hun dood. De
middeneeuwer Dante heeft in zijne: Divina
Ci moedia Empyreum genoemd de bovenste
lichthemel. waar de hoogste geestelijke
goddelijke krachten leefden.
De nieuwere tijd is tot liet inzicht geko
men dat Hel en Hemel voorstellingen zijn
van 's menschen geest, dat zij als het ware
afbeeldingen zijn van innerlijke geestestoe
standen van den mensch zelf, en aan de
hand van Christus' leer en leven zijn wij
nu overtuigd van het feit, dat ieder mensch
in zich heeft het vermogen het allerhoog
ste en heilige te naderen en dat alle gods
dienst is hulpmiddel om die nadering te
bevorderen: de practische levenservaring
FEUILLETON.
Paaschgebruiken.
Paaschen, Paaschen,
luide klinke
nu de slag van
lerke en vinke,
nu de stem
van mensch en dier!
Paaschen, Paaschen,
wijdt het vier.
Zóó zingt de groote, edele Vlaamsche
dichter: Gezelle.
„Wijdt het vuur", immers nog steeds be
hoort tot de Paaschplechtigheden in de
roomsch-katholieke kerk het wijden van
liet vuur. En niet slechts in de roomsch-
katholieke kerk was en is het Paaschvuur
in zwang. De heidenen ontstaken bij de
groote feesten steeds vuren, en dit is in
verband te brengen met de vereering der
zon.
Het Paasehfeest is oorspronkelijk liet
Lentefeest, de wedergeboorte der schoone.
vruchtbare, zonnige seizoenen na dood-
schcn. donkeren, koelen winterslaap. Bij
het Lentefeest der heidenen werd voorna
melijk gevierd de godin van het schoone
voorjaarsseizoen, Ostera, welke naam nog
in „Ostern'' en „Eastern", de Duitsche en
Engelsche namen voor Paschen, is be
waard gebleven.
Door de kerk is op oordeelkundige wijze
voor het Paasehfeest een groot aantal ge
bruiken. welke afstammen van het oud-
heidensche lentefeest, overgenomen. Van
daar liet Paaschvuur, de Paaschkaars, Je
Paaschlamp, welke de een aan de ander
door den priester ontstoken worden op
den Paaschzaterdag, en welke de Herrij
zenis van Christus verzinnelijken, van
Christus, die de Zon, het Licht der we
reld is.
Maar afgezien van de kerkelijke plechtig
heden: op verscheidene plaatsen in ons
land worden door het volk. vooral door de
jongeren, her en der Paaschvuren gebrand,
waarvoor de brandstoffen bij de boeren in
den omtrek worden opgezameld. Dat op
zamelen op zichzeli is ook al een feestje.
van kunstenaars, dichters, denkers en my
stici van alle eeuwen, heeft geleerd dat dit
vermogen niet is een schepping van een
grondelooze verbeelding, maar een werke
lijkheid, zij 't ook een werkelijkheid, die
niet anders dan in gelijkenis kan worden
aangeduid en die niet naar plaats, tijd,
zwaarte, massa, of omvang, dus niet zin-
tuigelijk kan worden gevat.
Rijp hebben wij genoemd den mensch. die
voor zich tot de zekerheid van het bestaan
van liet Empyreum in eigen leven geko-
riten is. Het is het hart van 's menschen
hart, het wezen van zijn leven, de drijven
de kracht van zijn geest ten goede, de kern
van zijn geestelijk, van zijn innerlijk bestaan,
liet is als 't ware het middenpunt van een
cirkel, welks stralen in de verwarring, in
den chaos, in de gebrokenheid en tegen
strijdigheid der wereld verloopen, voor
zoover zij niet weder naar 's menschen hart
terugbuigen om daar in het binnenste van
zijn ziel, d. i. in zijn geest, dragende de on
dervindingen der wereld, weder te wor
den opgenomen om die ondervindingen be
wust te worden.
Hebben wij gesproken van een 's men
sehen opgang tot het Empyreum, als van
den levensgang van den mensch die daar
uit weder neerdaalt om opnieuw te stijgen,
dan hebben wij dus op antieke wijze de
moderne gedachte uitgesproken, dat in den
mensch is een voortgang van liet uiterlijk
of zinnelijk gewaarworden, naar het inner
lijk bewustworden en dat 's menschen be
wust geworden zijn hem de wereld weder
anders doet gewaarworden dan te voren.
Steeds is het de bewustwording die den
mensch tot zichzelf brengt; steeds ook komt
de bewustgeworden mensch de wereld wie
der anders te bekijken, aan te zien dan
voorheen, want in zijn zien ligt dan hetgeen
hij nader omtrent hetgeen te bekijken was,
begrepen heeft. Kijken doet men met de
zinnen, maar zien is kijken met begrip,
liooren is opnemen met het zintuigelijk ge
hoor, maar verstaan is hooren met begrip.
waarbij gedanst en geschertst wordt van
je wèlste. Allengs verdwijnt dit gebruik
door den invloed van het moderne leven,
en wordt met zoovele andere nog slechts
in dc karig bevolkte streken gehandhaafd.
Tot de genoeglijkste zaken van de groote-
feestenviering behoort nu eenmaal ook het
lekker eten en drinken, en ook Paschen
iieeft zijn eigenaardige versnapering: het
Paaschei. Geeft Sinterklaas ons zijn nobele
speculaas en amandelbrood, zijn zoete sui
keren en chocoladen geschenken te genie
ten; schaft Kerstmis ons de dierbare pud
dingen, kerstkransen. Weihnachtstollen:
komt Oudejaarsavond ons met zijn appel
beignets en anderszins het gemoed ver
kwikken, Paschen discht ons gezellig en
smakelijk zijn verschgekookte eitjes op, ge
kleurd of ongekleurd, beschilderd of onbe
schilderd, beplakt of niet met kalkeerplaat-
jesEn wij, moderne menschen, peu
zelen pleizierig lepelend ons Paascheitjc.
en geen haar op ons hoofd dat eraan denkt
wat het eigenlijk be teekent. Wie toch vraagt
zich af: wat beduidt het, dat ei, juist met
Paschen Och, al weet je het. lekkerder
smaakt liet er niet om, zullen sommigen zeg
gen, maar het is toch altijd wel aardig, den
oorsprong van iets te weten. Dat ei nu
hoort wel degelijk bij liet oude lentefeest
thuis; immers de eieren zijn steeds be
schouwd als de symbolen der vruchtbaar
heid. De heidenen gaven elkaar reeds bij
dit feest paascheieren ten geschenke, en
dit was niet slechts gewoonte onzer Ger-
maansche voorvaderen en aanverwante
stammen,neen, zelfs de Oost-Aziatische vol
keren gaven elkaar al eieren present, nog
vele jaren voor het begin onzer jaartelling.
Zij golden vroeger ook wel als nieuwjaars
geschenk en we moeten hierbij bedenken,
dat het nieuwe jaar vroeger met den len
Maart begon1), en de lente dus tevens
ongeveer met den aanvang van liet nieuwe
jaar samenviel. Jongens en meisjes zonden
elkaar paascheieren, evenals speculazen
v rijers en suikeren harten met Sinterklaas,
want het ei was. zoowel als deze. over
drachtelijk tot het symbool van huwelijk
en liefde geworden. Ook was het lang een
Grijpen is vatten, begrijpen is bevatten en
wie bevattelijk is ziet en verstaat veel.
Nu hebben wij ook gesteld dat Recht een
geestelijk iets is en dat het Recht zich daar
door onderscheidt van al het zintuigelijk
waarneembare, b. v. van het lichaams
gewicht, van de kleur van het gelaat, van
het aantal inwoners eener plaats, van den
omvang van een land of van den rijkdom
aan tastbare goederen zijner inwoners. Zoo
min als iemand ooit een rechte lijn heeft
kunnen „bekijken" zoo min heeft iemand ooit
liet Recht bekeken of een recht of het recht
matige, of iets rechtmatigs of de rechtvaar
digheid of iets rechtvaardigs, maar het
Recht cn liet rechtmatige, en het rechtvaar
dige zijn wel begrepen, wat men er van
gezien heeft of gehoord, is vernomen met
begrip.
En nu roept men om Recht; men hoort
en leest niet anders dan van onrecht, wan
orde. boosheid, vernieling; is het dan niet
tijd om te vragen of men het begrip van
Recht nog bezit, dan wel of men geheel is
bevangen in wanbegrippen, veroorzaakt
door wat men om zich henen ziet?
Waar is Recht vraagt men wanhopig.
Maar daarop is het eerste antwoord van
hem. die begrijpt dat Recht niet is een stel
woorden en zinnen, doode voorschriften,
doch levende geest: het Recht is binnen
in u
Maar dan rijst de vraag: wat is binnen
in mij, en ruimer nog: wat ben ik. dat er
binnen in mij iets kan zijn.
Ik ben een nietig deel van het Al, maar
inet dat al aan al het andere onafschei-
tL-Sjk verbonden. Daar ik in al mijne nie
tigheid bewustzijn heb. bewustzijn ben, is
de mogelijkheid gegeven dat ook door mij
het Al-Eene zichzelf peilt.
Mijn bewustzijn gaat ver voorbij de
sterren; ik ken, d.i. ik ben bewust van
de baan der hemellichamen, ook als ik ze
niet zie, ik ken het ruischen van den regen
ook al is liet droog, ik ken de vruchtbaar
heid van de klei. ook al ben ik geen boer.
gewoonte der parochianen aan den pastoor,
den koster, den onderwijzer eieren te ge
ven, en elk jaar tegen paaschtijd ging
laatstgenoemde met een hengselmand bij
de boeren rond, en overal kreeg hij drie
of meer eieren. Drie minstens, want het
oude versje leert, dat je al niet minder aan
een fatsoenlijk mensch kon aanbieden met
Paschen
Een ei is geen ei,
Twee eieren is een ei,
Drie eieren is een Paaschei,
Het kleuren der Paascheieren houdt ver
moedelijk verband met het feit, dat ze vroe
ger door den priester gewijd werden, en
daar elke dag in de Kerk haar eigen kleur
had. (nog te zien aan de bepaalde kleur
van miskleeren, die op eiken kalenderdag
weer anders wordt gedragen) had het ei
ook de kleur van den dag, waarop het door
den priester gewijd was. De voorstellin
gen, op de eieren geplakt of geschilderd,
waren oudtijds steeds religieus: een lam
metje, een enge!, een kruis. enz. Wat niet
weinig tot het handhaven der gewoonte van
het eens symbolieke eieren-eten heeft me
degewerkt, is het feit. dat gedurende de
Vasten (de tijd van versterving, welke aan
den Paaschtijd voorafgaat) geen eieren ge
geten mochten worden, en zoo was men zeer
verheugd, met Paschen ze weer eens, en
liefst in flinke hoeveelheid, aan te spreken.
Behalve liet ten geschenke geven en het
opeten van- eieren, zijn nog inheemsch het
„eieren-zoeken" en het „eieren-tikken"; het
eerste bestaat daarin, dat men eieren in
het gras verstopt, en ze door de kinderen
laat zoeken, 't tweede gebeurt zoo: De kin
deren, die een of meer eieren gekregen
hebben, ontmoeten elkaar volgens afspraaK
ergens, en tikken de eieren tegen elkaar;
hij, wiens ci gekneusd wordt, moet het aan
den tegenstander afstaan.
Wat onze vermaarde Paaschbrooden aan
gaat. de krenten- en rozijnenbrooden.
welke wij in beter dagen op Paschen
kregen, ook hierbij is het denk
beeld der lente, der vruchtbaarheid, in
het spel. Het brood toch wordt van af
Gecontroleerde Nachtveiligheidsdienst belast
zich met de nachtbewaking van bewoonde
villa's, dag en nacht contróle van villa's bij
tijdelijke afwezigheid, bewaking van bouw
werken enz. Alles onder behoorlijke contróle.
Aanbevelend,
J- D- TOEBES, Bloemendaal.
De geest onderzoekt alle dingen. En de
geest die den mensch onderzocht, onder
scheidde in hem den toestand van lichaam
van ziel en van geest. De lichaamstoestand
is onmiddellijk zintuigelijk waarneembaar,
weegbaar, tastbaar, hoog, laag. breed, hard
of zacht, warm of koud, bewegelijk of stil,
gespannen of ontspannen. Maar met die
lichaamstoestand (lic-'haam vergelijk: lijk),
die op zich zelf niet anders dan uiterlijkheid
aan zich heeft, zijn verbonden wonderlijke
gevoelskrachten, een aandoenlijkheid, een
ontvankelijkheid, begeertedrift, een leven
van streven en lijden waarin de bewust
wording schemert, maar dat nog onvolle
dig bewust is, zintuigelijk beschouwd
slechts indirect waarneembaar; geestelijk
beschouwd, niet meer lichaam en nóg geen
bewustheid, nóg geen begrip. En ten slotte
is er liet begrijpen, dat het geestesleven,
(in graden van vernuft, intuitie en rede), de
geestelijke toestand van bevatten, begrijpen,
die gedragen wordt door het lichamelijke,
mogelijk wordt gemaakt door de ziel, die
voor den levenden mensch aan lichaams- en
ziels-leven als aan voorwaarden verbon
den is, maar die zelf van den grootsten
invloed is op ziel en op lichaam en met be
hulp van die beiden inwerkt op de wereld
buiten den mensch. Als blijkbaar doel van
lichaams- en zielstoestand noemen wij den
geestestoestand: de hoogste.
Tot zoover gekomen, gaan wij de ge
dachten van het Empyreum verbinden met
de gedachten van den drieëenigen mensch.
De mensch bewustwordende, komt tot zijn
binnenste binnen, en gaat weer van zijn
binnenste binnen uit en werkt zoo op de
zeer oude tijden beschouwd als het zinne
beeld van leven, vruchtbaarheid, overvloed,
geluk. En is daarom alom geëerbiedigd.
Nog in onze dagen zal men niet licht brood
vertredeii of wegsmijten; dit geldt als een
bewijs van diepste zorgeloosheid, lichtzin.
Bij de huwelijksfeesten in sommige stre
ken, speelde het brood een groote rol. De
bruiden droegen in sommige gewesten
een krans van korenaren om liet hoofd, el
ders wierp men het paar met graan, weer
elders met koekjes of beschuiten, die door
liet omringende volk werden opgeraapt en
gegeten; de bruidstaart of „weddingcake''
mag op geen bruiloft ontbreken, dat ont
breken zou als 'n slecht voorteeken gelden.
Gok de beschuitjes, welke men. met muis
jes bestrooid, bij de geboorte van een kind,
zijn vrienden zendt, getuigen nog van de
symbolieke beteekenis van het graan, (het
brood, het gebak) in bovenbedoelden zin.
Evenals het kerstgebak, zoo moet ook het
Paaschbrood waarschijnlijk worden toege
schreven aan de gewoonte, den goden bij
Joel-, lente- en andere feesten offers van
gebak te brengen.
Nog is er een eigenaardig gebruik te noe
men; ofschoon het gaandeweg meer eruit
raakt, willen we het nog even in uw her
innering brengen. Wie onder u heeft niet
gehoord van de Maartsche sneeuw, die door
de huismoeders werd opgevangen, en. ge
smolten, als een middel diende om de
de oogen te versterken, of ze van ziekte te
zuiveren door wasschen Welnu, de oor
sprong ook hiervan moet worden gezocht
in een Paaschgebruik van vroeger tijden,
het zich wasschen in den Paaschtijd met
gesmolten sneeuwwater. Dat water nu was
ook het symbool der lente, de hernieuwende
lichaamskracht, en niet ten onrechte, zou
den we zoo zeggen. S.
i) De herinnering daarvan vinden we nog
bewaard in de namen van sommige maanden,
als September, October, November en December,
thans de 9e, 10e, 11e en 12e, maar vroeger de
7e. 8e, 9e en 10e maand van het jaar.