Verloren: een leesboekeen dames-
taschje met inhoud; een paar glacé hand
schoenen; een huissleutel; een gouden
schakelarmband; een portemonnaie.
BURGERLIJKE STAND.
Van Vrijdag 28 Juni tot en met Donder
dag 4 Juli.
Geboren: d. van P. Rezelman en W.
J. Heilbron; z. van C. van den Berg en W.
J. Bakker.
Overleden: A. J. Buijs, 58 j.; O. H.
Brakke, 59 j.; E. Wallbrink, 78 j.
OverledeninhetgestichtMee-
renberg: Q. van Broekhuizen, 72 ,i.
UIT ANDERE GEMEENTEN.
Het Museum van Kunstnijverheid te
Haarlem werd sedert de heropening op 15
Juni bezocht door 314 personen. Uitgegaan
zijn gedurende de maand Juni 149 boek
en plaaiwerken, terwijl de boekerij door een
aantal nieuwe aankoopen werd verrijkt.
l)e Noord-Hollandsche Propagunda-Com-
missie van de Ned. Ver. tot Afschutting van
Alcoholhoudende Dranken hoopt, evenals
andere jaren, een groote provinciale mee
ting te beleggen voor geheelonthouding en
plaatselijke keuze. Als plaats is dit jaar
Hoorn, als datum 7 Juli bepaald. Sprekers
zijn de heeren L. de Jong te Amsterdam,
A. H. Gerhard te Heemstede, dr. B. H. Vos
te Hellendoorn. Vereenigde geheelonthou
ders zangkoren, onder leiding van den heer
Saai, directeur van het Hoornsche koor, en
muziekgezelschappen zullen voor de op
luistering zorgen. De meeting wordt vooraf
gegaan door een optocht.
De directrice van het Instituut voor mu
ziek deelt ons mede, dat aan mej. R. de
Kanter, wegens vertrek naar elders, eervol
ontslag is verleend uit hare betrekking als
zangleerares.
Tot hoogieeraar in de Rechtswetenschap
aan de Nederlandsche Handels-Hooge-
school is benoemd mr. dr. H. R. Ribbius-te
Haarlem.
Vereeniging tot bestrijding der tubercu
lose. Wij vestigen de aandacht onzer
lezers op het hoofdartikel „Jaarverslag
1917", in het orgaan der vereeniging, waar-
rut de financieele nood dezer sympathieke
instelling blijkt.
Het behoort tot de waarschijnlijkheden
zoo vernemen wij, dat de Lighal ge
durende de wintermaanden wordt geslo
ten en de patiënten naar huis zullen moeten
worden gezonden. Als er geen belangrijke
hulp komt opdagen, zal dit er inderdaad
van moeten komen, want het wordt te
kostbaar.
Wij wekken een ieder op, mede te hel
pen om zoo iets te verhoeden. Hoe zoo
iets geschieden kan, weet een ieder; het
adres Gedempte Oude Gracht 41
weet elkeen trouwens ook.
Helpt mede aan de instandhouding der
zoo nuttige instelling.
VAN HIER EN DAAR.
Vereeniging Het Vrije Ruilverkeer. Aan
het verslag over het jaar 1917 ontleenen
wij:
In ons vorig jaarverslag konden wij me-
dedeelen, dat het jaar 1916 ons geen aanlei
ding gaf tot optreden naar buiten. Voor
het jaar 1917 geldt dit in niet mindere mate.
Van een onmiddellijken aanslag op het vrij
handelsstelsel in ons land was uit den aard
der zaak geen sprake. Inderdaad kunnen
wij ons dan ook niet voorstellen, dat zelfs
de meest doctrinaire voorstander van be
scherming in het donkere jaar 1917 zou
hebben bepleit, dat aan den invoer van
landbouwproducten of fabrikaten ook maar
eenige belemmering moest worden gesteld.
Die belemmering was er reeds zonder pro
tectionistische maatregelen en wij durven
wel aan te nemen, dat geen onzer bestrij
ders zich heeft verheugd over dezen toe
stand, waarin wij van het hoog noodige
slechts bij uitzondering nu en dan eene ka
rige hoeveelheid uit het buitenland konden
betrekken en dan nog ten koste van belang
rijke tegenprestaties, om van de ondervon
den vernederingen niet te spreken. Wij be
hoeven de moeilijkheden van economischen
aard, waarmede ons volk in het afgeloopen
jaar te kampen had en die in het nieuwe
jaar zich in voortdurend toenemende mate
doen gevoelen niet in herinnering te
brengen. In vele streken van ons land heer-
schen werkeloosheid en gebrek; de scheep
vaart ligt stil, de eene fabriek na de an
dere komt stil te staan wegens gebrek aan
grondstoffen of kolen of beide. Zulke tijden
zijn voorwaar uiterst ongeschikt voor pro
tectionistische propaganda.
Er bestond voor ons dan ook geen reden
om geschriften te wijden aan de verdedi
ging van onze denkbeelden.
Kassiers- en Bankbedrijf. In de Veree
niging van toekomstige katholieke werkge
vers, die onlangs haar vergadering te Arn
hem hield, werd door den heer J. J. W.
Wiegman een en ander verteld over het
Nederlandsche bankwezen. Aan het verslag
in de „Maasbode" is het volgende ontleend:
„In Amsterdam werd reeds in 1607 een
Amsterdamsche wisselbank opgericht, wel
ke hare werkzaamheden evenwel in 1611
moest staken. Toch kwam het kassiers-
wezen in die tijden reeds tot bloei en op
vallend is de moderne wijze waarop de
Amsterdamsche handelaren toen reeds met
de kassiers werkten. Na een tijd van bloei
trad desorganisatie in, totdat in 1814 de
Nederlandsche Bank werd opgericht. In
1850 trad de periode in, dat groote bank
instellingen werden opgericht, veelal door
het buitenland. Naast de reeds vroeger be
staande Associatie-kas en de Ontvang- en
betaalkas, kwam in 1853 te Amsterdam üc
Credietvereeniging tot stand en de snelle
ontwikkeling van dit bedrijf bewijst, dat de
nieuwe industrie- en handelstijd behoefte
had aan dergelijke instellingen, welke dan
ook spoedig werden gevolgd door anderen
o. a. de Geldersche Credietvereeniging. Ook
verdient aandacht de ontwikkeling van het
huidige bankwezen met name de uitbreiding
van de Amsterdamsche, Twentsche en de
Rotterdamsche Banken en hunne gesten
ten aanzien van het buitenland.''
Scheepsbouw in Nederland. Op 31 Met
1901 waren op Nederlandsche werven tn
aanbouw en in bestelling 33.700 ton scheeps-
ruimte. 31 December 1917 was het cijfer
429.560 ton.
Voor den oorlog bleef het cijfer beneden
200.000.
Aanmatiging. In „Neerlandia" lezen
wij
Reeds meermalen hebben buitenlanders
het Nederlandsch aandeel in de Nobelprij
zen verkleind of geheel ontkend.
Thans komt ons weer een staaltje van
geschiedvervalsching te onzen nadeele on
der de oogen.
Sijthoff's Uitgevers-Mij. heeft kort gele
den een Ned. vertaling doen verschijnen
van „Het boek der 1000 wonderen", door
Fiirst en Moszkowski samengesteld. Daarin
lezen we onder de bouwkundige wonderen
het volgende:
„Den 8en September 1900 werd de haven
stad Galveston aan de golf van Mexico door
een overstrooming bijna geheel verwoest,
5000 menschen verloren daarbij het leven.
Men besloot de stad opnieuw op te bou
wen, zoodanig, dat de zee er niet meer kon
binnendringen. Het beste middel bleek
daartoe, heel den grond, waarop de nieuwe
stad gebouwd zou worden, op te hoogen.
Deze terrein-verhooging was echter een
werk van giganteske afmetingen. Reusach
tige aardmassa's moesten verplaatst wor
den. Over een oppervlakte, toereikend voor
den opbouw van een groote stad, had men
zandstortingen te doen, van 2.5 tot 5 meter
hoogte. Elf millioen kubieke meters zand
zijn hiervoor noodig geweest. Daar men
zich deze massa niet uit de omgeving kon
verschaffen, zonder den grond uit te hollen,
bleef er niets over, dan de wonderlijke op
lossing het zand van den bodem der zee
te scheppen.
Dit werk werd door een Duitsche firma,
Gebr. Goudhard uit Düsseldorf, verricht."
De trouwe lezers van „Neerlandia" zullen
zich herinneren dat „Neerlandia" er in zijn
nummer van April 1908 een geïllustreerd
artikel aan wijdde, omdat het hier een wa
terbouwkundig werk gold van Nederlan
ders, van de Dordtsche firma Goedhart.
Zoo wordt de beteekenis van kleine na
ties zelfs in haar energie miskend.
De Fotogratie. Aan een door den heer
Adriaan Boer in „Natuur en Vernuft" ge
schreven artikel over „De fotografie als
kunstuiting" ontleenen wij het onder
staande:
Het was niemand minder dan Leonardo
da Vinei (15521619), die door de uitvin
ding van de camera-obscura den grond
slag heeft gelegd voor ons tegenwoordig
fotografisch toestel. Omstreeks een halve
eeuw later werd door Baptista Porta, een
Italiaansch natuuronderzoeker, het instru
ment opnieuw uitgevonden, waarbij natuur
lijk de mogelijkheid bestaat, dat hem de ge
dachte van Da Vinei bekend was.
De eerste aanwijzigingen van de uitvin
ding der chemische processen, waarop de
lichtteekenkunst berust, zijn omstreeks 2
eeuwen jonger. Het was toch in 1727, dat
Johan Heinrich Schulze de lichtgevoelig
heid ontdekte van zilvernitraat. Wederom
meer dan 50 jaren moesten er voorbijgaan
voor deze gedachte door Thomas Wedg
wood, een zoon van den grooten aarde
werk-fabrikant, in practijk werd gebracht
voor het maken van beelden, die eenigszins
overeen kwamen met de fotografieën van
onzen tijd. Hij drenkte papier met zilvei-
zouten, plaatste daarop fijne figuren als
vederen, gedroogde bloemen, waarvan de
vormen zich, door blootstelling aan het dag
licht, op het papier copiëerden. Wedgwood
zette zijn proeven voort en uit het begin
der 19e eeuw wordt bericht, dat hij, te za-
men met Humphry Davy, glasteekeningen
op zilverpapier copiëerde en ook proeven
nam om het beeld der camera-obscura op
deze wijze vast te leggen. Deze proeven
slaagden echter niet en het mocht hem ook
niet gelukken de eenmaal verkregen beel
den te fixeeren. Eerst in 1839 werd dit fi-
xeeren van beelden op gezilverd papier
mogelijk door de uitvinding van sir John
Herschel.
Inmiddels neemt het aantal onderzoekers
op fotografisch gebied toé en moeten ge
noemd worden: Joseph Nicéphore Nièpce,
Louis Jacques Mandé Daguerre, William
Henry Fox Talbot, Nièpce de St. Victolre.
De eerste Nièpce was het, die trachtte litho-
graphische steenen met'behulp van asphalt
gevoelig te maken, om daarop gravures te
copiëeren (1816). Daguerre, een schilder
van tooneeldecoraties te Parijs en handig
koopman, nam eveneens proeven met de
camera-obscura en volgde den weg van
Wedgwood, doch eveneens zonder resul
taat. Door samenwerking met Nièpce kwam
hij er toe andere wegen in te slaan en door
een gelukkig toeval daarbij geholpen, slaag
de hij erin een procédé te vinden, dat ge
schikt was voor het vastleggen der beelden
in de camera. De uitvinding van Daguerre
werd in 1839 met grooten ophef wereld
kundig gemaakt en sedert dien dagteekent
de practische beoefening der fotografie.
Door de uitvinding eerst der collodium-
plaat door Scott Archer, doch het aller
meest door de ontdekking in 1871 door Mad-
dox van de zeer gevoelige, droge broom-
zilver gelatine plaat, kon de fotografie ge
meengoed worden.
In een artikel getiteld: „Het Staalbad",
bespreekt de „Vorwarts" den algenieenen
achteruitgang van de moraal en de burger
lijke fatsoensbegrippen in den wereldoor
log. In dit artikel wordt in het begin o. u.
het volgende opgemerkt: Toen voor on
geveer 4 jaren de wereld-catastrophe uit
brak, waren er profeten, door den oorlog
in geestdrift ontstoken, die den mond vol
hadden van een „ethisch staalbad", door
welks verjongende kracht de door den lan
gen vredestijd verslapte en afgestompte
moraal van het Duitsche volk zou genezen.
Sedert Augustus 1914 hebben wij de zege
ningen van dit bad met steeds toenemende
kracht op ons laten inwerken en de gevol
gen zijn dan ook merkbaar in een zedelij
ken gezondheidstoestand van het Duitsche
volk, waaromtrent de tabellen van de cri-
mineele statistiek overtuigende inlichtingen
geven. Deze tabellen vertellen van het
steeds aangroeiend getal van delicten van
geweldpleging en inbreuk op eigendom en
ook het aantal diefstallen in de steden zoo
wel als op het platteland neemt onverkwik
kelijk toe.
De „Frankf. Ztg." schrijft: Ook in de krin
gen, die vroeger volstrekt niet plachten te
verkecren met dieven, inbrekers, helers,
enz., is tegenwoordig een uiterst laksche
opvatting merkbaar, b. v. omtrent sluikhan-
delspractijken. De plotseling ontstane rijk
dommen verwekken nijd en verstompen het
moraliteitsgevoel. Van maand tot maand
wordt de publieke veiligheid minder. Dief
stallen zijn aan de orde van den dag en
diefstallen bij de post en bij de spoorwegen
zijn tot een openbaar schandaal geworden.
De publieke moraal is verder geweldig
geschokt door het ontbinden van vele hu
welijken. Honderdduizenden familie-vaders
zijn gesneuveld en de oorlogsweduwen vor
men een afzonderlijken stand. Verder is
voor honderdduizenden meisjes de moge
lijkheid voor een huwelijk uitgesloten,
waarvan de gevolgen begrijpelijk zijn. Men
spreekt dan ook reeds van een verwildering
van het sexueele leven. De misdadigheid van
de jeugd neemt een zeer bedenkelijken om
vang aan. In een zeker district in Rijnland en
Westfalen, waarin in vredestijd ongeveer
5000 gevallen van jeugdige misdadigers
werden behandeld, zijn thans 25.000 geval
len voorgekomen. Hetzelfde geldt ook voor
Berlijn. De oorlog heeft de burgermaat
schappij in haar diepten omgewoeld en met
iedere oorlogsweek groeit het aantal strui
kelende menschen. Een spoedig einde van
den oorlog is derhalve geboden in het be
lang van den wederopbouw van de maat
schappij en de wederopheffing van de zoo
diep gevallen publieke moraal. Ziedaar de
uitwerkingen van het zoo verheerlijkte
staalbad.
Aristocratische democratie.
Het is naar aanleiding van Horreus de
Haas' rede „De komende democratie
dat de „N. Rott. Ct." zich in dezen zin
uitlaat:
De tijd ligt nog niet zoo heel lang achter
ons, dat het socialisme hier te lande öf vij
andig öf vrij onverschillig tegenover gods
dienst en kerk stond. Voor zoover het in
den godsdienst niet een geliefkoosd middel
in de hand der „bezitters" zag om de ont
erfden tevreden te houden en in de bedie
naren van den godsdienst de maar al te
gewillige instrumenten om dit doel te ver
wezenlijken, zag het toch in den godsdienst
een zaak, die het weinig aanging, omdat
MEVR. G. v. d. BRINK, Cor.
setière, KEIZERSGRACHT 717'
AMSTERDAM.
ELKEN VRIJDAG AANWEZIG
IN „HOTEL CENTRAL"
LANGE POTEN, DEN HAAG.
het er weinig van verwachtte voor de be
weging en meer een particuliere liefhebberij
achtte te zijn. Afgezien nog van het feit,
dat vele socialisten, wijs geworden in de
school van Büchner en Moleschott, er niet
veel meer in konden zien dan een atavis
tisch verschijnsel, geboren uit onkunde en
dus verdwijnend met de toenemende kennis
van natuur, mensch en maatschappij. Sinds
dien is veel veranderd. Het wijsgeerig ma
terialisme bleek wetenschappelijk onhoud
baar. Wijsgeerige bezinning aangaande de
laatste gronden van alle zijn, menschen-
bestaan, maatschappelijke beweging ont
waakte. Er worden meer raadselen
„between Heaven and Earth" gevonden, dan
waarvan velen in hun naïeve filosofie hadden
gedroomd. De godsdienst bleek taaier en
van dieper oorsprong dan dat vrees of on
kunde alleen zijn wezen zouden kunnen uit
maken. Ook in socialistische kringen ont
waakte godsdienstige belangstelling en be
hoefte. De christen-socialisten legden be
wust verband tusschen socialisme en chris
tendom. De Blijde Wereldgroep houdt hare
jaarlijksche goed bezochte bijeenkomsten en
ontmoet welwillendheid bij het partijbestuur
der S. D. A. P. Religieus-socialistische
bonden, godsdienstoefeningen en samen
komsten worden opgericht en gehouden. In
velerlei kring wii men de socialistische be
weging „gewijd zien door religieuzen zin
en gedragen door zedelijken ernst.
Van dit verlangen getuigt ook de hier
boven aangekondigde rede van den beken
den Sneeker predikant. De heerschappij
van kerk en zwaard zijn voorbijgegaan, die
van het goud zal voorbijgaan. Heel de
maatschappelijke en geestelijke ontwikke
ling dringt ons heen naar de nieuwe har
monische arbeiders-maatschappij, de maat
schappij op den grondslag van een nieuwen
gemeenschaps-eigendom, een komende de
mocratie, waarin naar het oude psalm- en
profetenwoord „de gerechtigheid en de vre
de elkaar op deze aarde zullen groeten met
een heiligen kus."
Dit zal echter niet gaan zonder „zedelijke
kracht, als gemeenschapszin die dient" en
die, als kracht van persoonlijkheid, als het
moet, de gemeenschap in naam van de
waarheid weerstaat. Daarom „zal de de
mocratie die komt een echte edele aristo
cratie moeten zijn, een komende gemeen
schap, een rijk van eigen vrije persoonlijk
heden." Maar dit ethische sluit reeds in
het religieuze, omdat het daarin zijn grond,
wijding, afsluiting vindt.
Dit religieuze is niet te verstaan als een
dogmatische geloofsbepaling, maar als „het
leven, dat gericht is op het Eeuwige en het
Heilige, dat immers is de groote en vaste
levenswerkelijkheid, vaster dan al het an
dere, vaster dan alles wat wij zien en wat
wij zijnhet groote geheel, dat alles
omvat en bezielt, waaruit de wolken zijn
en de winden, de zonnen en de sterren,
waaruit het lichaam is en de geest, waaruit
het leven is en de dood."
In de verbinding met dit Eeuwige en Hei
lige komt ook de socialist tot zichzelven,
vindt daarin zijn afhankelijkheid en dus oot
moed, maar ook zijn bron van heilige kracht
en verantwoordelijkheid.
De Vlaamsche beweging en de oorlog.
Ond^r dezen titel schreef professor Leo van
Puyvelde in „De Gids" een artikel, waaraan
het volgende door ons wordt ontleend.
Van het activisme zegt hij:
Ik moet het tot mijn innigen spijt erken
nen: het activisme is Vlaamsch. Zoodra
enkele ongeduldige flaminganten opge
hitst door Nederlandsche Duitschgezinden
er voor te vinden waren om van hun uit
geweken gouvernement bindende beloften te
eischen tot radicale vervlaamsching, zoodra
zij dien eisch volhielden nadat regeering en
vorst hadden laten verstaan dat de vrijma
king van het vaderland vóórging en de sou-
vereine wil der bevolking zich in de wet
gevende kamers over de netelige taalquaes-
tie zou hebben uit te spreken was het
activisme tot stand gekomen. Meteen stond
dit groepje flaminganten op het hellend vlak
van den tegenstand tegen de landsregeering,
die meer dan ooit in dezen noodtijd het land
zelf vertegenwoordigt. Wat zou hen verder
tegenhouden Is het niet de vloek van het
kwade, dat de eene misstap den anderen
verwekt In België zelf zag de bezettende
macht zich uitgelokt om aan de flamingan
ten aan te bieden wat zij niet onverwijld