ALGEMEEN WEEKBLAD Gedempte Oude Gracht 63. Telefoon 141. HAARLEM. p 'n Zomer-abonnementen. 12e Jaargang. ZATERDAG 20 JULI 1918. No 29. Het Bloemendoolsch (ileekblnd. Prijs per jaar 2,60 Prijs per nummer 25 cents. Uitgave der N. Vennootschap „HET MIDDEN". Kantoor voor redactie en administratie: Adrertentiën 10 cents per regel bij contract belangrijke korting. Dit nummer bestaat uit vier bladzijden. Advertenties, berichten, enz., worden aangenomen in den boekhandel van den heer CORN. NI. BLADERGROEN, Bloe- mendaalsche weg 53, Telefoon 2413, Bloemendaal. Ook zijn daar steeds afzon derlijke nummers van ons blad verkrijg baar. Men heeft ons verzocht ook de Sommer- frischler, die Bloemendaal de eer van hun bezoek aandoen, in de gelegenheid te stel len gedurende hun verblijf in deze gemeente ons blad te lezen. Daartoe gaarne bereid, stellen wij de ge legenheid open een zomer-abonnement te nemen van 6 nummers, die men in zjjn hotel ot pension oezorgd kan krijgen tegen voor uitbetaling van f 0,90. Zomer-abonnementen worden aangeno men door ons kantoor te Haarlem, Ced. Oude Gracht 63 (tel. 141) en door den boek handelaar Corn. M. Bladergroen, Bloemen- daalsche weg 53, Bloemendaal (tel. 2412). DE WIL NAAK DEN VREDE. llet'l het raderwerk ttaat stil, Als uw kracht'go arm het wil. Dit is een der kloekste verzen uit den bundel van socialistische liederen. Het heeft jaren lang duizenden geschraagd, hun vertrouwen gecementeerd en door zijn onweersprekelijke waarheid het geloof doen groeien in de eindoverwinning van den arbeid. Totdat die vervloekte oorlog uitbrak. De „krachtige arm" bleef krachteloos hangen en de Marseillaise sloeg kletterend tegen het Deutschland, Deutschland iiber alles aan. Aux armes, citoyens! Spade en houweel werden neergeworpen, sabel en geweer ge grepen. En heel liet Fransche leger stroom de naar de grenzen om den vijand uit Parijs te houden, waarheen diens zware schreden zich reeds richtten. Vier jaar heeft de oorlog gewoed. En weer hebben de socialisten in den Rijksdag vóór het oorlogscrediet gestemd. Omdat de vij and den vrede niet wil, die hem dus moet worden opgelegd. Zooverontschuldi gen zij zich. Pas heeft Von Kiihlmann erkend, dat deze vrede niet door geweld van wapenen is te bereiken. Von Hertling ontdeed zich van hem ei' Hindenburg zette zijn vijfde offen sief in. „Zijn laatste'zegt Reuter, die dat zelf wel niet zal gelooven. Het is voor een weekblad lastig „buiten- land"schrijven. Want wie weet wat er ge beurt in den tijd, die verstrijken moet tus- sclien het schrijven en het lezen dezer re gelen. Wilson kan vallen, Lloyd George kan tuimelen ,Clémenceau, de Tijger, kan utii- kclen. Maar al kwamen Taft, Asquith, Ribot in hunne plaats, al moesten Hindenburg, Lu- dendorff en Von Tirpitz wijken, al capitu leerde Reims, ja, Parijs, het laatste schot zou niet gevallen zijn. Het is mogelijk, dat Von Kiihlmann gelijk had. En het ziet, er op dit oogenblik althans, ook al weer naar uit of al die bloedige of fers aan de Marne weer vruchteloos zijn. Maar de vrede door overleg schijnt al everi onbereikbaar. Stel dat Duitschland morgen aan den dag afstand deed van België en van alle andere veroverde gebied dan zouden daar nog de Engelsche en Ameri- kaansche drijvers zijn, die Germania op ue knieën willen zien en Hohenzollern van den truon gesmeten. Zoo lang er over de zee holle plirasen klinken van een volkeren bond. zonder Duitschland, van een vrede met boycott Nuttall geeft van boy cott deze definitie: to illegaly isolate any one on account oi liis polit'cul opinions zoo lang heeft Mars de alleenheerschappij. De Pruisische Jonkerpartij heeft hare we dergade in Brittannië en er zijn zoo goed All-Britten als All-Deutschers. Voor deze menschen bestaat geen overleg. En zoo zal de Vrede noch door het ka non, noch door het woord kunnen gedic teerd worden. Zal dan de Pest moeten komen om weg te maaien wat er nog over is van de gede cimeerde legers Men zegt, dat zij reeds in aantocht is, voorafgegaan door ae Spaansche ziekte. Maar ook zij zou kwalijk den Vrede kunnen stichten. Want ook al liet zij slechts één Engelschman in het leven en één Franschman en één Amerikaan, de zen zouden zich vereenigen tegen den eenig overgebleven Duitscher en van weerszijden zouden China en Japan worden aangehitst. En toch kan deze oorlog niet eeuwig duren. Hij is te onmenschelijk. Want de mensch is wel een wezen, dat vechten wii, maar hij vecht niet om te vechten. Hij vecht om iets te krijgen. En als hij inziet, dat hij het niet krijgen kanstaakt hij den strijd. En zint op andere manieren om zijn doel te bereiken. Het is niet waar, dat Duitschland of En geland of Amerika ooit den droom van we reldheerschappij zullen opgeven. Zij zullen altijd weer land willen eten zoo goed als de wolf steeds weer prooi vreet uit zelfbehoud. En oorlog zal er altijd en te eeuwigen dage zijn, zooals in de natuur nooit de strijd rust van verdelging. Maar die oorlog wil een vreedzaam karakter, althans een vreedza- men schijn hebben. Meer begeeren de menschen feitelijk ook niet, al zijn ze 't zich mogelijk niet bewust. Zeg Nederland, dat zoo gaarne meebabbeit over zelfbeschik kingsrecht, zeg Nederland eens, dat zijn ln- dië toch ook dat recht behoort te hebben. Het antwoordt u terstond, dat die arme inlander het zoo goed heeft onder het bestuur van zijn vaderlijken broeder, dat Insulinde een onmondig kind is, 't welk alleen te laten staan misdadig zou zijn. Maar vraag 't den Atjeher eens! Met welk recht gromt de koppensneller met welk recht belet ge mij den teelt van mijn adat, gij, die koppen maait met monster machines Er is geen walviseh, die het zelfbeschikkingsrecht der haringen ooit er kennen zou. En wellicht geen haring, die het voedingsrecht der walvisschen ontkent. Maar de haring vecht niet, overtuigd van het nuttelooze van tegenstand. Hij houdt zich in stand met de Rede. In drommen zoo groot dat zij onverdelgbaar zijn, on dergaan zij alle aanvallen, alle massamoor den. En het is weloverlegd, dat uit die reu- zenscholen voldoende enkelingen ontsnap pen om het ras in stand te houden. Dit is de Rede. En het zal ook de Rede zijn, die den nut- leloozen stroom van bloed doet ophouden. Niet den strijd. Want die zal andere vor men aannemen. Geen annexatie Dan in filtratie. Geen overheersching Dan over wicht. Geen geweld Dan die stille kracht, die machtig is als dc geesten uit het Oosten. Maar de mensch in wien de verteede- ring des harten nog niet zoo groot is als Ouack meende te zien heeft nochtans een afkeer van bloed. Kaïn staat hem nog steeds voor als een afschrikwekkend voor beeld. En hij weet, dat uit de eindelooze reeks van oorlogen, die over de aarde ge woed hebben, niets is voortgekomen. Dus verlangt hij naar het einde niet van den strijd, maar van den oorlog. Dit verlangen behoeft slechts in zeer velen te varen om aan den oorlog een einde te maken. Of het dan niet reeds velen bevangen heeft Neen, het is nog slechts bezig hen te bevangen. Maar het moet nog aangroeien, nog was sen tot vv'(7. En als die Wil er is, dan is het uit met de macht van hen, die niet willen. Daarom is het picht van hen, die mee- nen op anderen overwicht te kunnen oefe nen, dien wil te doen ontstaan en gedijen. Predik „de wapens neder" en de wapenen zullen gestreken worden. Zooals alles wat gepredikt werd, is verstaan en gehoor zaamd. Wil. Niet de wil alleen van hen, die dienst wei geren. Hunne ethische beginselen zijn on begrepen. Niet de wil alleen van hen, die den arbeid nederleggen. Men heeft middelen om hun wil te breken. Maar de wil van allen, wien deze oorlog gruwt. Uw wil en de mijne, zich uitend in woord en in daad. Die wil zal ons den Vrede brengen Totdat de volgende oorlog uitbreekt. HET HALVE VARKEN. in zeker dorp Het was natuurlijk niet in Bloemendaal, want daar houden de menschen zich met zulke dingen niet op. De „nijvere" inwo ners zijn er te latsoenlijk om de wetten des lands te overtreden en de notabelen zijn veel te netjes om tot overtreding uit te lokken of er medeplichtig aan te zijn. Bo- venuien zijn in dit brave dorp politie en distributie in ééne hand en wee den ramp zalige, die het wagen zou in liet gesmeerde wiel der voedselvoorziening ook maar een spaakje te steken. Hij wierd onmiddellijk uitgesloten, wat beteekent, dat zijn zaak ten ondergang werd gedoemd en hij aan de algemeene verachting prijs gegeven. Ge loof er niets van, als men u vertelt, dat de werklooze slagers het drukker hebben dan ooit. Zoo de gordijnen voor hunne uitstal kasten zijn neergelaten, is dit om geen andere reden dan den voorbijgangers het akelige gezicht te besparen van ledige vleeschblokken en -haken. Dit brave dorp is in den vleeschloozen tijd zoo vleeschioos als de vurigste katholiek op zijn hoogsten feestdag, de rampzalige slagers vermageren zichtbaar en worden geleidelijk aan zoo leeg als hunne toonbanken en de notabelen geven aan heel de rest der Nederlandsciie bevolking een schitterend voorbeeld van plichtsbetrachting. Noblesse oblige en al paradeeren ook niet in elke hall van de villa's in dit aanzienlijke dorp de harnas sen der voorvaderen van de tegenwoordige bewoners adel schuilt er overal, overal, mijn vrienden, en een bankier of een reeder of een koopman heeft net zoo goed zijn pointe d'honneur als een graaf of een ba ron. We zijn immers allen, hoog of laag, rijk of arm, anti-boche of pro-deutsch Nederlander vóór en boven alles. in zeker dorp dan werd er op een zekeren avond de schemering was al zwaar gebeld Het was natuurlijk niet bij mij, dat er gebeld werd. in de eerste plaats wordt er des avonds in de schemering niet gebeld bij menschen zooals ik, die stukjes in de courant schrijven. Die stukjes worden na tuurlijk wel gehonoreerd, maar niet zoo zwaar, dat het de moeite loonen zou bij mij aan te bellen, omschemeringsredenen. En dan ik zou zulke dingen zeker niet doen, ook al was ik zoo rijk als de me neer, bij wien er wel gebeld werd. U zuit wel zeggen, dat ik gemakkelijk praten heb, nu ik niet door mijn O. W. in de verleiding word gebracht. Wat zou ik benzine koopen, die geen auto bezit Wat zou ik hamsteren, die al blij ben, als ik vandaag genoeg krijg? Wat zou ik...... Maar liet heeft geen zin om verder over al die onmogelijkheden uit te weiden, im mers ook ik woon te Bloemendaal en be hoor dus tot degenen, wier begrip van fat soen en burgerschap hen wapent tegen elke verleiding. Zoo luid kan mijn maag niet grommen, of de stem van mijn geweten overstemt dat geluid. Le journalisme mène a tout maar niet tot het onbehoorlijke. En ik zoude niet waardig zijn nog één woord tegen de annexatieplannen van Haarlem te spreken, ja, ik zou verdienen in de eerste de beste vergadering van „Bloemendaal's Bloei" gesteenigd of gelyncht te worden, indien ik ook maar door één vergrijpje zon digde tegen de eer van Bloemendaal, die de eer is van Nederland2 Er werd dus op zekeren avond in zeker dorp niet Bloemendaal gebeld niet bij mij. Laat ons nu de strijdvraag ontwijken of liet misschien moet zijn „gescheld". Ik houd er van om recht op mijn doel af te gaan. Het is mijn gewoonte niet om langs allerlei omwegen en met veel tralarieretjes op mijn eigenlijk onderwerp te komen. Dat zult u nu wel uit dit aanloopje reeds gemerkt heb ben. En bovendien ik ben geen penny-a- liner, ik word niet per regel of per woord betaald Wordt eikenschors bij 't pond gewogen, Mijn werk gaat per kolom. Denk niet, dat ik daarmede mijn werk met kaneel wil vergeleken hebben zoo pretentieus ben ik niet. En ik ben er niet geheel zeker van of kaneel of zelfs maar kaneel-Ersatz wel mag worden geleverd. Daar zou ik nog eens eerst de Crisis-Cou rant op moeten naslaan. Maar laat ik u nu meteen maar vertellen bij wien er dan wel gebeld of gescheld werd. Het was bij Neen, schrik maar niet, buiten Bloemen daal woonachtig lezer, wien dit Bloemen- daalsche weekblad toevallig in handen komt. Ik zal u niet verraden. Want natuur lijk zoudt gij voorgoed uitgestooten zijn uit de gemeenschap. Men zou de aschvaalt in uwe gemeente naar u vernoe men. Men zou afschrikwekkende plaat jes verspreiden van 'n beklagenswaar dige kleine, gesignaleerd als „het kina vanu." Men zou de kermissen in eere herstellen alleen om er spelletjes te kunnen exploiteeren van „sla op den kop van u." En de oud-vaderlandsche zangen zou den herleven om der wereld kond te doen, datu moet zakjesplakken. Ik zeg niet, dat al deze straffen niet uw gerechte deel zouden zijn. Want zoo zwaar is er geen boetedoening te bedenken of zij is nog te licht voor wie in dezen tijd de over heid contrarieert in haar pogen om ons ons dagelijksch brood, mélange en boonen te verschaffen. Maar ik ben nu eenmaal geen verrader. En bovendienik weet niet of er zilverlingen zijn uitgeloofd voor liet aanbrengen van voedseldelicten. Ik zal er de Crisis-Courant eens op naslaan. Om zelfs liet gevaar te ontgaan, dat ik den man, bij wien de bel in den schemer avond overging, vaag zou kunnen signalee- ren, zal ik hem nu maar zelf sprekend in voeren. Er wordt bij mij gebeld op zekeren avond in den lateu schemer. Mijn vrouw was bezig de uiteengevallen blaadjes van de bou- boekjes bijeen te zoeken. Mijn dochter zat zoon goochelportefeuilletje te maken, waarin wij vroeger klaveren-aas vertoon den, maar waarin we tegenwoordig ons pa pieren geld of is dat 'n pleonasme bewaren. En mijn zoon hield zich onledig met het bestudeeren van distributie-circu laires, waaruit zijn patroon niet had wijs kunnen worden, weshalve deze pientere ze aan de overweging van zijn jongsten bedien- ce had toevertrouwd. Dus doe ik zeli open. „Is mevrouw thuis ik ben al vele jaren-getrouwd gelijk de opmerkzame lezer zal bespeurd hebben aan de werkzaamheden van mijn lieftallig kroost, dat zich waarschijnlijk niet zou hebben afgegeven met de bovenomschreven verrichtingen, indien mijn echtelijk geluk van korten datum dateerde. En ik heb mijne vrouw lief en vertrouw haar. Maar op een avond en nog wei in het late schemeruur als dan een man aan- schelt en die vraagt om je vrouw te spre ken't Is misschien geen beleefd ant woord, maar ik wedervroeg: En wat zou dat „Dan zou 'k haar wel eens willen spre ken," zei de man, die in het late schemer uur gebeld had. ik weet niet of u ook getrouwd is, ge achte lezer. Zoo ja, dan zal 't u niet ver wonderen, dat mijn vrouw reeds aan de voordeur stond. Ze had al de bonblaadjes laten liggen. En ze zou, geloof ik, bank biljetten, die ze bezig was geweest te tel len, hebben laten liggen, want welke vrouw staat niet op van elk werk, als er naar haar gevraagd wordt? Ik had om het late schemeruur den man op stoep laten staan, wat misschien niet beleefd is, maar ongetwijfeld voorzich tig. Je beleeft tegenwoordig zulke rare dingen, en ik heb niet gaarne een moord op m'n geweten, al zou ik ook honderdmaal op vrijspraak mogen rekenen om redenen van noodweer van noodweer gesproken het giet, terwijl ik dit schrijf, en ik heb alle moeite om mijn gedachten bij mijn onderwerp te houden en ze niet af te laten leiden naar de aardappeltjes, die te velde staan om redenen van noodweer of wet tige zelfverdediging. Maar mijn vrouw had nog pas de Helft van het hoofddeksel van den schemerbezoeker gezien of ze her kende hem al. „Wel," nomina sunt odiosa en daarom zal ik den naam niet noemen, waarmede

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1918 | | pagina 1