ALGEMEEN WEEKBLAD Gedempte Oude Gracht 63. Telefoon 141. HAARLEM. korting- Zomer-abonnementen. 12e Jaargang. ZATERDAG 3 AUGUSTUS 1918 No 31. Ti Prijs per jaar 2,60 Prijs per nummer 25 cents. loemendoalsch Weekblad. n Advertentien regel; Uitgave der N. Vennootschap „HET MIDDEN". Kantoor voor redactie en administratie: belangrijke1 Dit nummer bestaat uit vier bladzijden. Advertenties, berichten, enz., worden aangenomen in den boekhandel van den heer CORN. NI. BLADERGROEN, Bloe- mendaalsche weg 53, Telefoon 3413, Bloemendaal. Ook zijn daar steeds afzon derlijke nummers van ons blad verkrijg baar. Men heeft ons verzocht ook de Sommer- frischler, die Bloemendaal de eer van hun bezoek aandoen, in de gelegenheid te stel len gedurende hun verbljjf in deze gemeente ons blad te lezen. Daartoe gaarne bereid, stellen wjj de ge legenheid open een zomer-abonnement te nemen van 6 nummers, die men in zijn hotel ot pension bezorgd kan krijgen tegen voor uitbetaling van f0,90. Zomer-abonnementen worden aangeno men door ons kantoor te Haarlem, Ged. Oude Gracht 63 (tel. 141) en door den boek handelaar Corn. M. Bladergroen, Bloemen- daalsche weg 53, Bloemendaal (tel. 2412). HET DOOIE DORP. Als goed journalist Kijk jc altijd uit naar iemand, dien je Kuilt interviewen. Laatst zag ik nier in Bloemenüaal lroelstra lona- loopen. ik wilde haastig op hem atstevenen. Maar hij heett een lijnen neus eneen stevig geheugen. Zijn tijne neus deed hein mij op n aistand als persmuskiet herkennen en z n stevig geheugen waarschuwde hem voor li hernaling van 't interview, waarin inj zich beroemd had op z'n connecties mei Duitsche ministers. Dus sprak hij alleen over het weer. En aangezien daar alleen maar miserabele dingen van te vertellen zijn, zal ik u dit maar sparen. Natuurlijk heb ik er ook al wel over ge dacht om onzen gemeente-ontvanger eens te gaan interviewen. Die viert in het najaar zijn jubileum. En een jubilaris, die niet ge ïnterviewd wordt, is eigenlijk geen jubilaris. Wat 'n praehtvragen zou je zoo n zilverep gemeente-ontvanger niet kunnen stellen Hoeveel inillioen hebt u in al dien tijd ontvangen Wat denkt u over den vrede Welke is uwe meening over den aard appeloogst Zijt gij vóór- oi tegenstander van liet plan-Bispinck Meent gij, dat de Eerste Kamer, toen zij hare goedkeuring hechtte aan de plannen voor aanleg van den Zeeweg, handelde on der pressie van Bloemendaal's Bloei Met welk cijfer zal naar uw inzient de hoofdelijke omslag verhoogd worden, zoo Bloemendaal door Haarlem wordt gean nexeerd Deze en andere vragen zou ik jhr. De Jonge van Campens Nieuwland gevoegelijk kunnen stellen, maar daar hij pas in het na jaar jubileert, wil ik mijn collega's het gras niet voor de voeten wegmaaien en behoud mij dit voor hierbij echter uitdrukkelijk mijn droit d'auteur op 't initiatief vaststel lend. Ik leg alvast beslag op onzen gemeen te-ontvanger, den hemel biddend, dat hij zich niet tot wederdienst bereid verklaart, zoo soms de pyramidaal-hooge zeepprij- zen, die mij, als zeer zindelijk man, ook zeer gevoelig treffen, mij in de noodzakelijkheid mochten brengen geen acht te slaan op de vriendelijke „waarschuwingen", welke hij ons van tijd tot tijd doet geworden. Ook had ik er eigenlijk wel eens op uit gewild om den directeur van het gemeente lijk distributie-bedrijf te interviewen. De hoofdvraag ligt voor de hand: Hoe komt liet, dat, terwijl de Crisis-Courant van Za terdag niets omtrent eenheidsworst zegt, Maandagmorgen alle slagers te dezen dorpe ruim voorzien waren van dit smakelijk arti kel Of ook zou ik kunnen informeeren naar de redenen der amnestie, die blijkbaar is uitgesproken over dien eenen slager, die de vorige maal werd uitgesloten van worst verkoop, doch nu weer genade heeft gevon den in de oogen van de met worstzorg be laste overheid Heeft hij beterschap be loofd? Is hij onschuldig bevonden? Of heeft men begrepen, dat men door uitslui ting van een van de drie slagers minder dien slager treft dan de ongelukkige worsteters, die zicli nu voor twee slagersdeuren moeten verdringen Maar ik ben er niet toe gekomen Troel stra, Hiemstra of den gemeente-ontvanger te interviewen. En, toch inktlustig, heb ik me geworpen op den eersten den besten zomergast, dien ik tegenkwam. Hij was, tusschen twee buien door, even uit zijn pension weggesnapt en stond voor den winkel van Bladergroen plaatjes te kij ken. „Droog," zeide ik. „Vindt u Ik vind het nog al aardig, die juffrouw met „ik bedoel het weer." „O, ja, droog zoo lang het duurt, 't Is geld in armoede verteren!" Daar had ik mijn man. 'n Pensiongast klaagt niet gauw over den pensionprijs. Ook niet over 't pension trouwens, er zijn in Bloemendaal geen pensions, waarover te klagen valt. Maar als-ie geen goed weei krijgt voor z'n geld ,,'t Is stom vervelend." „Ja, pleizierig is het niet." ,,'n Dooie boel!" ,,'n dooie boelEn de bloemententoon stelling dan „Snert. Niet dat er geen mooie dingen waren. Maar is me dat een lokaal! En schunnig ingericht, meneer. Ja, schunnig. Ik zou me zoo iets kunnen begrijpen van Ap- pingedam of Numansdorp. Maar Bloemen daal Bad BloemendaalHebben ze hier niets beters dan een school met hokkerige lokalen en met gangetjes, waar liet publiek zich in verdringt! En dan ruw houten bordjes, ongeverfde gazonrandjes, een ge velversiering alsof er in de Jordaan een gouden bruiloft gevierd wordt! En dan con cert! De hemel beware me, maar als ie dat een concert noemt! Ik neem het den muzi kanten niet kwalijk, want die zullen wel hun best gedaan hebben. Maar als je ergens in Amsterdam in een tweede-rangs gelegen heid een glas bier gaat drinken, dan hoor je daar Mengelberg.bij hier vergeleken." De pensiongast sputterde nog wat door over de bloemententoonstelling, beweerde, dat je in keuken-uitstallingen te Utrecht be ter gedekte tafels ziet dan er hier bekroond werden, noemde de „rotspartijen", die ge ëxposeerd waren, kiezelsteenen en betoogde, dat één blik op de tentoonstelling der na tuur, die je hier overal vindt, meer waard was dan een heele dag tentoonsteilings- bezoek. 'n Bloemententoonstelling! Meneer d'r was geen fleur! En wat is nou 'n bloemen tentoonstelling zonder fleur! „En hoe vindt u 't overigens hier ,,'n Dooie boel! Met dat weer is het geen doen om naar Duin-en-Daal te loopen. Daar is het trouwens ook doodsch en zitten de menschen elkaar aan te kijken alsof ze op een begrafenis genoodigd zijn. En in het dorp zelf is er niets te doen, totaal niets. „Wat wilt u dan?" „Ik ben nog pas in Valkenburg geweest. Daar dansen ze. En ze zitten er toch wa rempel dichter bij de ellende dan wij hier. Daar is muziek. Daar is leven. Daar is ge zelligheid. Apropos, meneer, is er hier geen vereeniging, die iets doet voor de pension gasten „Bloemendaal's Bloei." „En wat doet-die „Ze heeft een weermeter aangebracht bij het postkantoor. Daar kan je op zien, dat het regent." „Dat kan ik waarachtig zoo ook wel ge waar worden!" „Ze hebben laatst vergaderd over de annexatie en nog eens over den Zeeweg." „Loffelijk, maar weinig stoffelijk." „En dan „Bloemendaal Vooruit". „Wat doet die?" „Dat zou ik u kwalijk kunnen zeggen. Dat weet niemand" „Is er hier dan niemand, die begrijpt, dat een pensiongast niet den geheelen dag door het druipende bosch kan dwalen? Dat je de menschen moet zien te houden, als je ze hebt Dat een pensiongast gekomen is om geld uit te geven en dat-ie zijn geld kwijt wil ,,'t Is hier een deftig dorp. De villa bewoners zie je niet. Die gaan er 's zomers uit. En als ze thuis zijn, dan blijven ze in huis. De koffiehuizen moeten om 10 uur sluiten. Da's kinderen bedtijd. En ook tijd om naar bed te gaan voor fatsoenlijke men schen. O, meneer, 't is hier zoo fatsoenlijk! ,,'t Kan best zijn. Maar 'n dooie boel is het. 't Is dat ik voor een maand gehuurd heb, maar anders was ik al weg. Nu neem ik 's avonds maar een trammetje of 'n treintje om er uit te komen. Want hier is het niet om uit te houden. Bloemendaal is mooi, zeker heel mooi, 'n wondermooi dorp maar 'n dood dorp." Ik deed er het zwijgen toe, want je hoort niet gaarne kwaad van je dorp spreken. Maar toch Zou „Bloemendaal Vooruit", dat nu toch al vele winterslapen achter den rug heelt, niet eens wakker kunnen worden Zou me neer Merens, die, vóór hij zijn 60en verjaar dag vierde, zoo gezellige avondjes wist te beleggen, niet nog eens te bewegen zijn om wat leven in de brouwerij te brengen? Zou den we niet eens een zomerfeest kunnen or- ganiseeren Kan „Koninginnedag" niet eens flink voor den dag komen? 't Was bij Van Baars ook geen mondaine boel, maar je kon er ten minste nog eens op het terras zitten en naar de flaneerende inboorlingen kijken. Die plaats is nu voor wereldsch genot geslo ten maar kan nu niemand eens voor wat ve, tier, voor wat tierigheid, voor wat fleur zorgen Past op, Bloemendalers, dat de faam niet verder gaat. Als de reputatie van „het dooie dorp" door het geheele land vaart, zijt ge uw vreemdelingen kwijt. Ik ben van oordeel, dat in den gemeente raad, waar vaak zwaar over gemeentelijke uitgaven geboomd wordt, ook wel eens mag gesproken worden over vermeerdering van de inkomsten der gemeentenaren. Wethou der De Waal Malefijt is niet zoo antirevolu- tionnair of hij gunt den menschen nog wel een onschuldig pretje. En Bram Koolhoven is ook niet wars van 'n verzetje. Toen hij nog penningmeester was van den A.N.W.B., organiseerde hij wel een bloemencorso. Hij is nu een dagje ouder en vroed, maar dat is geen reden om suf te worden of althans de gemeente te laten versuffen. De leden van den raad jawel, opslag van aardappelen is hoogst nuttig en er zijn andere ernstige belangen, die ernstig moeten overwogen worden. Maar la note naie, heeren, die behoort er ook bij. Leve de vreugd! Hij ook heeft hier in Bloemendaal vaak geflaneerd, Dudok de Wit! Ze noemden hem in Amsterdam den „minister van openbare vermakelijkheden". En sommigen lachten hem uit. Maar die wisten niet wat ze deden. Want één vroo- lijke Frans is tien ernstige Ernsten waard. En we zouden hier maar wat gebaat zijn met een wethouder van publieke vermake lijkheden zelfs al zou die wethouder geen deel uitmaken van het edelachtbaar dage- lijksch bestuur der gemeente. Zullen we er een aanstellen 'n Extra parlementairen Ik stem vóór. F a n t a s i o. HET HALVE VARKEN. (S1 o t.) De hoon, die uit mijn stilzwijgen sprak is er wel grooter eloquentie dan absoluut niets zeggen? trof dieper dan ik bedoeld had. Ik zeg niet nog altijd wordt de vriend uit het andere dorp vertellend inge voerd dat mijn vrouw in snikken uitbrak, maar ik gevoelde toch duidelijk, dat zij de uiterste moeite deed om een snik te onder drukken. Nu is er niets, dat mij zoo weer loos maakt, ais de vrees voor tranen. En aanstonds ging dan ook al niijn sarcasme onder in een bevlieging van echtelijk meae- doogen en zelfverwijt. Neen, zoo redeneerde ik in mezelf, dat had ze niet aan mij ver diend, de trouwe gade en zorgzame moe der, die mogelijk te ver was gegaan in hare bezorgdheid voor de stoffelijke nooden van het gezin, maar die dan toch door de meest respectabele motieven was gebracht tot deze wanhoopsdaad. Wat duivel! Waarom had Posthuma dan ook de slagerswinkels geslo ten! Een mensch moest op die manier wel tot vleeschhamsteren komen en het was ei genlijk niet meer dan natuurlijk dat mijn vrouw tot het gilde der packers was over- geloopen. En mocht ik nu.Neen! En aanstonds begon ik, niet precies we tende hoe liet weer goed te maken, wat orde te brengen iq den vleeschchaos. Eerst be gon ik de stoelen te ontruimen. Stapels vleesch, brokken vleesch, lappen vleesch taste ik op de rechtbank, die reeds bedekt was onder groote stukken vleesch. Mijn zwijgende vrouw, die haar aandoeningen begon meester te worden, kreeg er weer last van, toen de zittingen der ontruimde stoelen voor het oog zichtbaar werden en zich ver toonden als van bloed druipende schavot jes. Plotseling een kreet, een blik van ontstel tenis en afgrijzen En ook ik zag.twee halve koppen. Het was dus geen half varken Een kwartier later stond de man van het schemeruur, telefonisch ontboden, ander maal in de keuken. Ja, hij had die andere helft niet zoo gauw kunnen verkoopen. Maar wij hadden dan toch maar een half varken gekocht! Een half varken met twee halve koppen was niet bestaanbaar. Het was nu was ik zelf (aldus mijn vriend) aan het woord en welsprekend door verontwaar diging het was hier geen abattoir. En als-ie niet bigauw maakte, dat hij met de andere helft van zijn varken uit den weg kwam, dan zou de politie De man van het schemeruur zei niets. Maar het woord „politie", bedoeld als dood doener, had een gansch andere uitwerking. Hij keek mijn vrouw en mij aan met een blik, waarin spot, brutaliteit, leedvermaak, onverschilligheid, ja, waarin alle mensche- lijke ondeugden te lezen waren. En het was even duidelijk alsof hij ons het verwijt van medeplichtigheid voor de voeten had ge gooid. Keek ik zoo bizonder barsch ik heb meer hooren zeggen, dat mijn uiterlijk zoo'n gestrengen indruk kan maken of had de man een ingeving van rechtvaardig heid plotseling verdwenen alle spot van zijn mond en brutaliteit uit zijn oogen en met de grootste onderdanigheid ver klaarde hij zich bereid aanstonds het te veel geleverde weer te zullen weghalen. Oogen- blikkelijk was hij weg en maar heel kort daarna stond er een hondenkar voor de deur. Het was intusschen al donker gewor den, maar zeker als gevolg van de schaarschte in verlichtingsartikelen de hondenkar voerde geen licht en alleen de nijdassige sterretjes in de hondenkoppen glommen in den zwarten avond. De beesten waren gemuilband. Ik kon niet nalaten de menschlievendheid van den man in stilte te loven, want ongemuilband zouden d^ze die ren stellig een gevaar voor de samenleving hebben opgeleverd. Gemuilbande honden bijten niet. Dat ze ook niet blaffen, had hun baas, wijzer dan ik, voorzien. De man van het schemeruur en de honden had blijkbaar zijn geheele leven lang met geslachte varkens omgegaan. Het was op merkelijk, met hoeveel slag en handigheid hij het halve varken, dat ons niet toekwam, wist te scheiden van de portie, die ons wei toebehoorde. Zwijgend draafden de honden weg Wij gingen naar bed en ik sliep lekker in. Maar driemaal in den nacht werd ik wakker door zonderlinge geluiden. Het was mijn vrouw, die rechtop in bed zat. Ze scheen last van koorts te hebben, want ze rilde en huiverde. Daarbij stiet ze onsamenhangen- de woorden uit. Ik was te slaperig om pre cies te hooren wat ze zei, maar ik meende tóch te verstaan„bloed, vleesch, kop, poot, hu, brrr Nog vóór het ontbijt was ik weer in de keuken. Mijn vrouw was er ook al. En Stientje Bij de rolverdeeling had ik eigenlijk ook nog Stientje moeten vermelden, onze oude. getrouwe dienstbode. Ze is zeker al ander half jaar bij ons in betrekking en laat er zich niet zoo'n beetje op voorstaan, dat zij zoo weinig wispelturig is. Diensten kon ze wel krijgen aan eiken vinger één, maar ze hield er niet van om telkens te veranderen en als de menschen maar goed voor haar waren, haar niet uit de hoogte behandelden, haar niet beknibbelden op een half pondje

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1918 | | pagina 1