ALGEMEEN WEEKBLAD
J Gedempte Oude Gracht 63. Telefoon 141. HAARLEM.
Zomer-abonnementen.
12e Jaargang.
ZATERDAG 10 AUGUSTUS 1918
No 32.
Het Bloemendmdseh Weekblad.
W~~~
Prijs per jaar
2,60
Prijs
per nummer Uitgave der N. Vennootschap „HET MIDDEN". Kantoor voor actie en administratie:
P
Advertentiën
25 cents per
regel
bij contract
belangrijke
korting.
Dit nummer bestaat uit vier bladzijden.
Advertenties, berichten, enz., worden
aangenomen in den boekhandel van den
heer CORN. Hl. BLADERGROEN, Bloe-
mendaalsche weg 53, Telefoon 2412,
Bloemendaal. Ook zijn daar steeds afzon
derlijke nummers van ons blad verkrijg
baar.
Men heeft ons verzocht ook de Sommer
frischler, die Bloemendaal de eer van hun
bezoek aandoen, in de gelegenheid te stel
len gedurende hun verblijf in deze gemeente
ons blad te lezen.
Daartoe gaarne bereid, stellen w(j de ge
legenheid open een zomer-abonnement te
nemen van 6 nummers, die men ia zijn hotel
ot pension bezorgd kan krijgen tegen voor
uitbetaling van f 0,90.
Zomer-abonnementen worden aangeno
men door ons kantoor te Haarlem, Ged.
Oude Gracht 63 (tel. 141) en door den boek
handelaar Corn. M. Bladergroen, Bloemen
daalsche weg 53, Bloemendaal (tel. 2412).
MET HE I' KRUIS OP DEN 130EQ.
In den liberalen bloeitijd werd van ka
tholieke zijde vaak de klacht vernomen,
dat zoo weinig openbare ambten en posten
door katholieken werden bezet.
Thans, nu de stembus een rechtschen
koers heeft uitgewezen en de gele vlag
op het schip van staat moet geheschen
worden, schijnt geen kapitein, schijnt ook
geen stuurman gevonden te kunnen worden
onder wie de eere dier vlag hebben op te
houden.
De naam van monseigneur Nolens, vlak
na de verkiezingen met nadruk genoemd,
heeft zicli in verre echo verloren. En liet is
nog slechts de „Maasbode" die komt ver
klaren, dat zij het, na al de moeilijkheden,
welke ondervonden zijn met het vraagstuk
van het premierschap, zou toejuichen, zoo
dr. Nolens kon besluiten den knoop door te
hakken en zelf de verantwoordelijke leider
van liet kabinet wilde worden. Merkwaardi
gerwijze deelt ditzelfde blad mede, dat de
Nederlandsche gezant bij het Vaticaan, jhr.
O. van Nispen tot Sevenaer, op weg is naar
liet vaderland, waarschijnlijk in verband met
de kabinetscrisis. Men zal niet ver van de
waarheid verwijderd zijn, als men in den
man, die de reis van Rome naar Het Loo
ondernomen heeft, een candidaat ziet voor
de portefeuille van buitenlandsche zaken.
Zoo nu dr. Nolens den wenscli van de
„Maasbode" vervullen ging en jhr. van Nis
pen de nalatenschap van jhr. Loudon kwam
opcischen, ware inderdaad de verf gewre
ven, waarmede de politieke kleur op het
nieuwe staatsschip is aan te brengen.
Roomscher kan het niet en het moet Hare
Majesteit in niet geringe verlegenheid bren
gen, als Zij de leiding van buitenlandsche
zaken heeft toe te vertrouwen aan den man,
die zooeven liet Vaticaan verlaten heeft, de
leiding van Haar kabinet aan den priester,
die nog altijd zijn hoogste instructies van
het Vaticaan te wachten heeft.
in vredestijd ware voor een dergelijke
oplossing van de kabinetscrisis waarschijn
lijk geen plaats.
Nu de Paus, van wereldsche macht be
roofd kerkvorst, hoe weinig ook zijne stem
tot lieden zich kon doen verstaanbaar ma
ken, toch nog altijd wel op eenig succes
d'estime kan blijven rekenen, is liet, door
oorlogsbril bekeken, niet onmogelijk, dat
Wilhelmina, met luttele macht bekleede
staatsvorstin, zich plaatst naast hem, die te
genover de oorlogsfurie de teederheid wil
stellen. Het ligt in de lijn harer sexe, dat
eene vorstinne zich schaart bij den hooge-
priester, die zich van het geweld afwendt
naar het gebed. En hoe groot ook het ver
schil zij tusschen het van kaarslicht be
straalde altaar, waarvoor de Paus knielt, en
het eenvoudige kerkje te Apeldoorn, waar
Hare Majesteit naar ingeving zoekt, er ligt
iets poëtisch in dit stille zoeken naar den
Vrede, die uit den Hooge wordt afgebeden,
nu hij hier beneden niet te vinden schijnt.
In den oorlog zwijgen de geloofstwisten.
De orthodoxe Wilhelm is de wapenbroeder
van den katholieken Karl, zoo goed ais van
den standaarddrager der Halve Maan. De
ptiriteinsehe John Buil vereert de nagedach
tenis van Jeanne d'Arc en we hooren Wilson
de Marseillaise zingenhoe zouden dan
het Ave Maria en het Geuzenlied niet samen
kunnen klinken!
De man, die Métropole voor „Der weisse
Hirsch" verwisseld heeft, maar wiens evolu-
tiën ook nu nog steeds de aandacht zijner
bewonderaars blijven trekken, heeft Heems
kerk en Idenburg verboden den Bijbel op de
voorplecht aan te brengen. En het Kruis op
den boeg moet den aard van liet schip doen
onderkennen.
Er is geen mcnsch, die er zich warm over
maakt. De oorlogsmoeheid heeft eene moe
deloosheid geschapen, die aan onverschillig
heid na verwant is. Het Nederlandsche volk
verwacht zijn leider der buitenlandsche po
litiek uit Rome. En het vraagt zich zelfs niet
af, wie aan het hoofd van binnen-
landsche zaken zal staan. Postliuma gaat
naar Indië. En men gist niet eens naai
den naam van den nieuwen distributie-mi
nister. Trcub laat de ledige schatkist onbe
heerd staan, en zelfs de belastingplichtigen
zien met onverschilligheid toe. Om het de
partement van oorlog denkt niemand, hoe
zware offers liet leger ook dagelijks eischt.
Koloniënliet is zoo goed alsof we ze
reeds verloren hadden.
Als 't een beetje wil, gaan we straks nog
wat over den schoolstrijd kibbelen, die im
mers, wel verre van beslecht, nog te ont
branden staat.
Met het Kruis op den boeg gaan we straks
de zee in.
Waarheen
DE GEVONDEN PARAPLUiE.
Het is te verwonderen, dat mij nog geen
enkele hoogleeraarsbcnoeming is te beurt
gevallen. Immers: de voornaamste eigen
schap om een goed professor te zijn, is mij
sinds lang eigen. Ik laat overal mijn para-
pluie staan. Ga ik met een „spuit" op reis,
dan is het magazijn van in den trein gevon
den goederen er stellig een rijker. Bezoek
ik een café, dan kunt ge vast en zeker een
ander bezoeker met mijn regenscherm naar
buiten zien komen. Maak ik ergens een vi
site, dan heeft mijn gastheer zich later te
verwonderen over de aanwezigheid van een
vreemden regenweerder.
Toen ik nog Sint-Nicolaas-cadeaux kreeg,
was er altijd een parapluie bij. Maar ik heb
nog nooit op Nieuwjaarsdag een parapluie
bezeten. Of het luid de gcheele maand De
cember droog moeten zijn. Maar dan was
ik dat buitenmeubel tocli vast kwijt op den
eersten regenachtigen dag in Januari.
Hoeveel spuiten ik op deze wijze „versle
ten" heb, zou ik niet kunnen zeggen. Maar
het zijn er heel wat.
Onlangs moest ik naar het zuiden des
lands. Ik was den vorigen dag pas jarig ge
weest en ging dus met een nieuwe parapluie
op reis. Behalve mijn broodkaart en mijn
vetkaart, nam ik nog een aantal huiselijke
vermaningen mede om goed op mijn para
pluie te passen. Maar ik had mijn bond
schappen al lang gedaan, toen ik tot de ont
dekking kwam, dat mijn parapluie verdwe
nen was. Of ik ze in den trein, in de tram,
in een café, of bij een klant had laten staan
of liggen, ik kon het me waarlijk niet her
inneren. En, niet zonder eenige beduchtheid
voor huiselijke verwijten, ondernam ik de
terugreis, ik vond wat 'n bot" in dezen
tijd van treinenovervolheid een ledige
coupé. Na mij verzadigd te hebben aan de
weelde der weiden - hoe gulzig keek ik
naar de grazende koeien ging ik het in
wendige van mijn comparteinent eens op
nemen. Het verbod om te spuwen was voor
mij overbodig, want die slechte gewoonte
heb ik niet. Maar liet viel mij toch op, dat
dit verbod alleen in de Nederlandsche taal
was aangebracht, terwijl in het Fransen.
Duitsch en Engelsch vertaling was aange
bracht van liet verlof om te rooken, tenzij.
ik reis veel en ik heb ontelbare malen
gelezen, dat smoking is allowed, "umer per
mis en rauclien gestattet, als niet een der
medereizigers zich daartegen verzet, die
geen plaats heeft kunnen vinden in een niet-
rookcoupé. Maar het is me nooit gelukt
die zinnetjes heelemaal te onthouden. En
ik ben benieuwd of er veel menschen zijn,
die, dagelijks reizend en dus dagelijks die
zinnetjes lezend, ze uit hun hoofd kennen.
Vreemd, dat dit rookverlof in alle mo
derne talen, het spuwverbod alleen in het
Nederlandsch is aangebracht. Zouden al
leen de Hollanders?
Zoo zat ik wat te soezen, toen mijn oog
plotseling viel op een achtergelaten para
pluie. Het was een prachtspuit, van beste
zijde, met een mooien stok en een lekker
aanvoelenden knop. Hoewel *ik het niet
noodig achtte om terstond aan de noodrem
te trekken, ten einde den hoofdconducteur
het gevonden voorwerp ter hand te stel
len, nam ik mij toch stellig voor de para
pluie bij het eerste station, waar we zou
den stilhouden, in handen van den een of
anderen spoorwegambtenaar te deponee-
ren. Maar langzamerhand sloop de heb
zucht in mijn ziel. En tegen mijn geweten,
dat mij toeriep: „vinden is stelen", begon
ik te praten. Ik had al zooveel parapluies
in den trein laten liggen. Licht dat ik nu
ook eens
De trein hield aan het volgende station
stil, maar toen hij zich weer in beweging
stelde, had ik de parapluie nog in mijn
hand. Mijn geweten had zich in slaap laten
praten en ik was mij te oprechter bewust
van de rechtmatigheid van mijn bezit naar
mate een minutieus onderzoek naar den
naam van den eigenaar minder resultaat
opleverde.
Eindelijk was ik ter plaatse van bestem
ming. ik haastte mij om een plaats op de
tram te veroveren, had een interressant ge
sprek met een meneer over den slag aan
de Marne en legde te voet vergenoegd het
afstandje af, dat mij nog scheidde van mijn
huis. Toen ik in de gang stond, grijnsde
de ledige parapluiebak mij aan. Ik wil
de
Maar ik behoefde de gevonden parapluie
niet in den bak te plaatsen. Vermoedelijk
was zij bij den slag aan Je Marne verlo
ren gegaan. Mogelijk had zij zelfs den trein
niet eens verlaten
Zooals gezegdhet is te verwonde
ren, dat mij nog geen enkele hoogleeraars-
benoeniing is te beurt gevallen. Maar nu
word ik vandaag of morgen toch wei pro
fessor. Zeg eens zelf, heb ik er niet alle
eigenschappen voor
DE ANNEXATIEPLANNEN.
VI.
De raad kan deze stelling met beroep op
onderscheidene bizonderheden staven.
Hoe zonderling om bij het stedelijk be
bouwd gebied van Haarlem, dat zicli
slechts op enkele punten uitstrekt tot de
grens van Bloemendaal een landelijk ge
bied te willen trekken, dat daar niet bij
past. Wie zegt, dat langs den Zijlweg, aan
de Houtvaart enz. eenmaal een stedelijke
bouw verrijzen zal, hij heeft de werkelijk
heid niet voor oogen. Een sterk verhoogde
spoordijk is alom het beste middel gebleken
om eene stedelijke bebouwing tot staan te
brengen, dit spreekt van zelf, een spoordijk
heeft slechts weinig overwegen, nog minder
tunnels en beneemt het uitzicht en bederft
zoodoende het verkeer en het genot, zoodat
zoowel de nijvere als de genietende bevol
king liever elders woont.
En bovendien, in 't onderhavige geval:
Overveen kan zelf den grond aan den Over-
veenschen weg en Brouwersvaart niet mis
sen. Die wijk van Bloemendaal ontwikkelt
zich thans merkbaar onafhankelijk van
Haarlem en heeft vooral ter oostzij bouw
terreinen noodig, omdat de westelijke zand
grond voor het grootste deel, nog wel
hoofdzakelijk in het belang van Haarlem,
door de aanwezigheid van schietbanen en
waterleiding, voor bouwdoeleinden niet
meer bruikbaar is.
En noordelijker dan den Zijlweg liggen
in 't gebied van Haarlem nog verscheiden
bunders bouwterreinen ongebruikt!
De Delft immers, die natuurlijke grens
scheiding van Haarlem en Bloemendaal, is
op vele plaatsen nog honderden nieters van
de stedelijke bebouwing verwijderd. Men
zal ons tegenvoeren, dat de Exploitatie-
Maatschappij, die Haarlem met het Klevpr-
park en aanliggende straten heeft verrijkt,
in aansluiting daaraan terreinen in den han
del brengen gaat, die dit park scheiden van
den Bloemendaalschen weg. De raad acht
die terreinen slechts geschikt voor exploi
tatie van de Bloemendaalsche zijde uit.
Maar bovendien kan dit een reden zijn tot
wijziging van de gemeentegrens Indien
dit waar was zou het een reden zijn om de
geheele kom van de gemeente Bloemendaal
te annexeeren, want als evenbedoeld terrein
bebouwd zal zijn, is Bloemendaal en Haar
lem ééne aaneengebouwde strook, „bijeen
behoorende" tot boven op het duin.
Als dat een reden wezen kon tot wijzi
ging der grens, dan zou het ook onredelijk
wezen om, gelijk het ontwerp wil, de gren
zen te verleggen naar een eind ten westen
van den Kleverlaanschen tol, want aan die
laan juist bouwt een Bloemendaalsche
Maatschappij van Bloemendaal uit eene
stedelijke buurt, die door de ontworpen
grens op allerzonderlingste wijze in twee
stukken wordt gesneden, zoodat men aldaar
binnenhaalt de moeilijkheden die 't estuur
van Haarlem voor de toekomst zegt te wil
len mijden.
De raad wijst nog op het waarschijnlijke
geval, dat met doortrekking van de spoor
lijn VclsenBloemendaal in rechte en zuid
westelijke richting over den Zijlweg naar de
verhoogde spoorbaan Haarlem—Leiden, ge
paard zal moeten gaan eene verhooging
van de eerstgenoemde baan, minstens van
de Kleverlaan tot aan den Zijlweg, waar
door al wat ten westen van die spoorbaan
ligt door zijn natuurlijke gesteldheid één
met Bloemendaal zal zijn en van Haarlem
afgesloten.
Men late dus de Delft als grens bestaan.
De raad meent zelfs, dat Bloemendaal de
Delft onmogelijk ontberen kan. Oorspron
kelijk gegraven om het overtollig uit de dui
nen vloeiende water weg te leiden en den
duinvoet van moerasgrond te herscheppen
in bewoonbaren grond, is nu de taak van
die gegraven vaart om 't overtollige vuile
water van de wijk Bloemendaal, gedeeltelijk
ook van Overveen, te leiden naar liet Spaar-
ne en daardoor naar zee, een andere af-
voerweg heeft Bloemendaal niet. 't Beheer
van althans één kant van de Delft moet dus
in handen blijven van liet Bloemcndaalsch
bestuur. Iets dergelijks geldt, zij het ook in
mindere mate, van de Houtvaart (Aerden-
houtsvaart). Maar beide vaarten kenmer
ken zich als grenslijn, niet alleen door hun
natuurlijkheid, maar door hun duidelijkheid.
De raad wenscht hoffelijk te blijven, maar
kan zicli niet ontveinzen, dat de geest, die
de ontworpen grenslijn heeft bedacht, is
van een grillige natuur; hoe zal men in de
werkelijkheid die grenslijn wedervinden als
eens de slootjes waarlangs zij nu is gedacht,
gedempt zijn, overbouwd met huizen; of
wel heeft uw college reeds bij voorbaat
aangenomen, dat hoe hoog men nu ook op
gaf van die gronden aan de westzijde van
de spoorbaan en de Delft als bouwterrein,
dit toch maar bouwterrein was op papier
Is uw college soms met ons van oordeel,
dat liet zeer de vraag is of de uitbreiding,
die Haarlem ondergaat, wel liet karakter
draagt van een gezonden groei en of niet
veeleer hier sprake is van eene ziekelijke
groeikoorts, die door innerlijk verval ge
volgd zal worden en het tegendeel bewijst
van werkelijke kracht? En heeft ook uw
college in verband hiermede niet geglim
lacht over het fantastische beweren van
grenswijzigingswijsgeeren, dat de statistiek
bewijst dat alle groote steden neiging heb
ben zicli bij voorkeur naar liet westen uit
te breiden Zeker 't is ook onzen raad niet
onbekend, dat tiet licht komt onafwendbaar
uit het oosten, maar hij weigert om de
komst van Haarlem daarmede op één lijn
te stellen. Het tegendeel is waar. Of zou
de Bloemendaalsche politie niet minder
kostbaar, niet eenvoudiger ingericht kunnen
zijn, als niet Haarlem daar was om zijne
stroopende en inbrekende burgers .ia hunne
tochten op Bloemendaals gebied in zijne
minderwaardige buurten spoorloos te doen
verdwijnen
Of zoude het verblijf des zomers in Bloe
mendaal niet veel aangenamer zijn als niet
Haarlem in de nabijheid was om op Zon
en feestdagen tnet zijne schoon uitgedoschte
duizenden alle landelijk aanzien aan onze
gemeente te ontnemen
„Maar Bloemendaal heeft veel g.-ldelijk