Wij deelen aan de kindervrienden die de circulaire der Bloemendaalsche dames in zake de kindervoeding ontvingen, mede, dat zij hunne bijdragen kunnen zenden aan mevr. Schieferdecker, Mollaan alhier. Deze wil ook gaarne alle gelden laten afhalen. Voordrachten te Bloemendaal. Me vrouw dr. J. van den Bergh van Eysinga— Elias stelt zich voor te Bloemendaal des Woensdags om de veertien dagen van 35 uur 's middags een reeks van acht voor drachten te geven over „de Renaissance in Europa". De contributie voor deze voor drachten is f 10,— per persoon. Men kan zich voor deelname opgeven bij Spreekster, te Santpoort, vóór 9 Nov. e. k. Localiteit en datum van de eerste voordracht zal nader worden bekend gemaakt. Afd. Bloemendaal Ned. Bond voor Vrou wenkiesrecht. Dezen winter zoo deelt mei) ons mede, organiseert boven genoemde afdeeling een 5-tal lezingen over verschillende onderwerpen, o. m.De rol van de vrouw in den gemeenteraad, onze vorstinnen van Oranje in de lijst van haar tijd, het vrouwenvraagstuk door de Eeuwen. Bovendien zal de heer P. J. van Ravesteijn een serie lezingen houden over hetgeen meer in het bizonder voor de vrouw van belang is in de gemeente wetgeving. en gemeente-bemoeiing. De Nederlandsche Maatschappij van Tuinbouw en Plantkunde, afd. Bloemen daalVelsen houdt op Woensdag 6 Nov. 1918, des avonds TA uur in restaurant „Rusthoek" te Bloemendaal, een algemeene ledenvergadering. Uit het politie-rapport. Gevonden en terug te bekomen bij: G. van Eek, Boschlaan lu, Bloemendaal, een hondenhalsband; J. Windhorst, Bioe- mendaalscheweg 55, Bloemendaal, een kinderbril; J. van Vorden, Bloemendaal- scheweg 54, Bloemendaal, een oliepomp; Nieuwenhuizen, Rampelaan 17, Overveen, een zilveren horloge in armband; Nieuwen- huis, Aerdenhout, een bloempot met plant en een gouden broche; A. Meulenbrugge, Korte Zijlweg 13, Overveen, een halssnoer met zilveren hanger; J. Plevier, Dr.-Leijds- straat 24, Schoten, een stuk van een drijf riem; mevr. Voet, Rampenlaan, Overveen, een portemonnaie. Verloren: een paar beenkappen, een fantasie haarspeld; een zwarte portefeuil le; een meisjescape. Komen aanloopen bij: H. van Cap- pellen, Vogelenzangscheweg bij Leijduin, een zwart langharig hondje. BURGERLIJKE STAND. Van Vrijdag 25 October tot en met Don derdag 31 October. Getrouwd: P. F. W. Mouton en J. J. Veth; P. F. Hubrecht en C. A. Breiten- stein. Overleden: P. W. Lang, 18 j.K. de Wid, 60 j.; J. van der Werff, 39 j.; M. H. G. Kuiken, 26 j.; G. J. Metzelaar, 9 j.; P. Hulsebosch, 24 j. Overleden in het Provinciaal zieken huis nabij Santpoort: G. Fopma, 31 i.; C. Bredius, 59 j.; G. van der Jagt, 64 j.; H. L. Hooijberg, 22 j. UIT ANDERE GEMEENTEN. We zijn met den Haarlemschen Stads schouwburg nog niet heelemaal klaar, maar 't gaat toch den goeden kant uit. We zitten vrij geregeld beneden en op zij en zien dan den souffleur zijn zakdoekje gemoe delijk voor het hokje leggen als hij ver kouden en het scherm óp is; komt het doek met een rukwind naar beneden, dan bergt hij het vochtige dingetje maar weer gauw weg, anders kwam 't misschien in de zaal terecht. Zou de gemeenteraad van Haarlem niet nog „een zakdoekhokje in 't souffleurshokje" op de begrooting kunnen zetten Ook ware niet kwaad eenige bord jes te laten aanmaken met „verboden in kijk", of „dit is matglas" om terzijde, vóór de coulissen te plaatsen. Wij hebben bij verschillende voorstellingen genoten van het gezicht op eenige stevig-gelaarsde beenen zonder meer, terwijl ons ook het dwalen van tooneelknechten en van een elfje in de buurt der hijschtouwen tijdens de voor stelling der Haarl. Tooneelclub, heel niet ontgaan is. De schouwburg en de Haarl. Tooneel club kunnen tevreden zijn met den vroegeren advocaat der gemeente Haarlem mr. Thiel. Die heeft me daar zoowaar de oorspron kelijke stichtingsbrief van den heer of me vrouw X. zoodanig gewijzigd, dat C. d. K., B. en B. en W. met goed fatsoen niet an ders dan bij „beslist" publieke voorstellin gen van hunne loge's gebruik kunnen ma ken. Wie de raadsnotulen van 't jaar 1914 thuis heeft, moet maar eens vergelijken, de oorspronkelijke voorwaarden waaronder de 250.000,is aangeboden (blz. 252) met de voorwaarde waarop de raad de schouw burg heeft aangenomen (blz. 389). De eerste spreekt er van, dat C., B. en B. en W. te nacht en ontij, kortom altijd de vrije be schikking hebben over een loge. De heer Thiel, (althans ik denk dat hij 't is, want verderop staat dat de heer Thiel een zeldzaam lastige quaestie prachtig had opgelost), heeft daarvan gemaakt: dat bij alle publieke vertooningen, opvoeringen, vergaderingen of voorstellingen, welke in dien schouwburg zullen worden gehouden of gegeven, steeds kosteloos eene loge ter beschikking gesteld zal worden. Daar staat nu de zaak. Wat is nu een publieke vertooning Wel dat is heel een voudig zegt de burgemeester, deze zeld zaam lastige quaestie weer precies ander- om oplossende, alle vertooningen van b.v. de Haarl. 'Tooneelclub, waarvan ieder een lid kan worden die 't toeval in 's clubs armen drijft, zijn publieke vertooningen, ik kom dus (maar ik kom niet) enz., enz. Wij zouden zeggen (met een variant op een bekende quaestie in de drukkerswereld, waar werd uitgemaakt door eene commissie voor geschillen dat „niet-uitsluitend" be- teekent: uitsluitend) de zaak is nog al een voudig. Als ik mijn zilveren bruiloft vier en daarom de schouwburg huur (stalles en parterre worden dan circus en boven zit ten de gasten) dan komt de burgemeester ook, want deze vertooning voor hen die toevallig mijne familieleden en kennissen zijn, waartoe betrekkelijk iedereen zou kun nen behooren, is publiek. Ja, de burge meester van Haarlem krijgt het wèl druk. Want men kan niet achterna een verorde ning gaan maken, dat het verboden zal zijn in den gehuurden Stadsschouwburg b. v. zijn zilveren bruiloft te vieren. Uit de N. H. Ct." van 29 Oct. blijkt, dat ter vergadering van de r.-k. kiesveree- niging de heer (Joseph?) Brinkman, een fa natieke, de opvoering op 2 Nov. niet eens in den Stadsschouwburg, maar in den schouw burg Jansweg, van „Allerzielen" tergend noemde voor de R.K-. Hij verzocht namens de r.-k. kiesvereeniging een schrijven te richten tot den burgemeester, met een pro test tegen de opvoering van „Allerzielen" op dien dag en met verzoek de opvoering althans op dien dag te verbieden. Het is duidelijk, dat de burgemeester, als hij hierin rechtvaardig wil zijn, een lijstje moet aanleggen van alle tooneelstukken die op bepaalde dagen spelen of doelen, om dan aan alle vereenigingen of particulieren, welke tot dien dag eenige betrekking heb ben, te vragen of zij de opvoering willen laten doorgaan. Wat de particulieren be treft, is 't voor hem gemakkelijk althans hunne verjaar- en trouwdagen op het raad huis te kunnen nazien. Wat de vereenigin gen aangaat, zou hij b. v. hunne notulen over de laatste jaren ter lezing kunnen vragen. De burgemeester van Haarlem heeft genoeg vrijen tijd en wethouder Bo- mans, die ook in die vergadering aanwezig was, kan hem met fanatieken Brinkinanni- aanschen ijver daarbij 'n handje helpen. Een naïef persoon zei ons onlangs: wat vind ik 't vreemd, dat die r.-k. zooveel werk maken van het geval met Allerzielen, wanneer de inhoud van dat tooneelstuk niet echt waar is. Ieder r.-k., die het zag, zou de leugen er dan toch dadelijk dik bovenop zien leggen. Ja, zoo praten naïeve men- schen. De Haarlemsche raadsverkiezing en de r.-k. koerant. De „N. H. Ct." is het meest principieele, misschien wel het eeni ge principieele blad van Haarlem. Men heeft er houvast aan. Het is de krant van de groote „men", die tegenwoordig in Haarlem achter allerlei verscholen, en werkzaam is. De ontwikkelde burgerij doet niet goed, dat blad te negeeren. Men kan er uit leeren omtrent plaatselijke toestan den en personen. Het nummer van 29 Oc tober besprak de raadsverkiezing, waarin middelerwijl de heer Gerritsz bij enkele candidaatstelling gekozen is. „Men" (zie boven) wilde niet dat een r.-k. tegencandi- daat werd gesteld. Interessant is te lezen hoe angstig „men" is geweest, dat zich het Bloemendaalsche geval zou herhalen, waar (in de vacature Van der Hulst) naast den candidaat der officieele r.-k. kiesvereeniging een vrije r.-k. candidaat werd gesteld. De aanhangers van zoo'n vrijen candidaat ko men met „andersdenkenden" in aanraking, dat zijn allen nog al gevaarlijke sinjeuren, en „men" is toch ook meer voor de rust, tenzij er iets te winnen valt. Dat er niet veel vrijheid in die kringen bestaat, blijkt ook nu weer zonneklaar: Enkele kiezers hadden op strooibiljetten een r.-k. candidaat aanbevolen; dat was, zegt 't blad, negeeren van de centrale lei ding, welke van de kiesvereeniging behoort uit te gaan. Dat de kiesvereeniging het bestuur is, blijkt uit de mededeeling, dat de aanbevolen r.-k. candidaat zijn woord had gegeven, geen candidatuur te aanvaar den, tenzij van de r.-k. kiesvereeniging. Men heeft den door sommigen buiten het bestuur gewenschten man blijkbaar gepolst en beduid dat „men" hem niet wilde. De vergadering legde zich daarbij natuurlijk neer. Nog eens de burgemeester van Haarlem en Allerzielen. Het is wel zielig, dat de burgerij van een stad als Haarlem, geen belangrijker zaak te overdenken heeft, dan het pogen van ultra-reactionairen om de vrije uiting der gedachte te smoren. Intus- schen is het verheugend te vernemen, dat jhr. Sandberg, die naar men zegt, chr. historisch is, in zoover met de heeren Visser, Van Liemt, Bomans en Brink man, korte metten heeft gemaakt en kortweg heeft geweigerd hen in hun, een zich ontwikkelende stad onteerend, streven te volgen. Laten wij hopen, dat als de burgerij van Haarlem voor veel ernstiger dingen komt te staan, zij ook dan in haar burgemeester een verlicht man aan haar hoofd zal vinden. Nederl. Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde. De groote voorjaarskeu ring van de vaste keuringscommissie van bovengenoemde maatschappij, in samen werking met de afdeeling Haarlem en de afdeeling VelsenBloemendaal der Mij., zal plaats hebben, in de tweede helft van April 1919, in het sociëteitsgebouw „De Vereeni- ging", Bagijnestraat bij de Groote Markt, te Haarlem. Secr.-Penningmeester is de heer F. Cremer te Bloemendaal. TOONEEL. Stadsschouwburg Haarlem. Op Zon dag 27 October had het echtpaar Van der Horstv. d. Lugt Melsert, een goeden avond met „Het Hoogste Recht" van Ina Boudier—Bakker. Het echtpaar Kolberg, dat ons door hen wordt vertoond, maakt aanschouwelijk hoe twee menschen, beiden te goeder trouw en van goeden wil toch met geen mogelijkheid te vereenigen zijn. Zij eindigen met bijeen te blijven in hoogste spanning, alleen ter wille van een der kinderen. Met dit stuk is het drama van dit gezin niet uit. Mevr. BoudierBakker moest ons nog het vervolg geven, de doorwerking van het conflict tusschen de echtgenooten, waarbij de zoon ten slotte openlijk partij zal moeten kiezen tegen zijn vader. Wat zal het lot zijn van het dochtertje Lize, en is de vrouw niet reeds ge broken, zoodat ook haar definitief be sluit om te blijven, niet meer een ziel bezielt, die stand kan houden? De schrijf ster, die zulke uitnemende vertolksters in de Tooneelvereeniging vindt, zou haar ziel kundige lijdensreeksen kunnen uitbreiden tot een cyclus, welke dan zou bevredigen, nu heeft het geheel iets fragmentarisch. Het achterdoek van de huiskamer met zijn twee foeileelijke schilderijen en zijn wilde kleurenkeus maakte geen prettigen indruk. De sneeuwbui door het raam te zien, kwam uit blauwe lucht en ging niet heel vlot. De meubels waren goed. Met dit al toch een avond vol werkelijk kunstgenot. Rotterdamsch Tooneelleven. Hoe komt het „Rott. Tooneel" er eigen lijk aan om met Max Dreyer's „Zeventien Jaar voor den dag te komen? De eenige verdienste, die het heeft, is deze, dat de auteur goede, pakkende speel-scènes schreef, doch voor hetgeen hij te zeggen heeft en hij doet het op zwaar-op-de- handsche, langdradige en valsch-gevoelige wijze kan men zich moeielijk interes seeren. Een zeventienjarige heeft haar zinnen, die zij niet in toom vermag te houden, gezet op een ouder man, wiens zoon in haar zijn ideaal ziet. (Van dergelijke uitdrukkingen wemelt dit stuk). Die man zal de hare zijn. Scrupules kent ze niet en zij weet hem dan ook tot een samenkomst „in het pavil- loen, als de maan schijnt" over te halen. Natuurlijk is de zoon, ongezien, getuige van deze aispraak en om zijn aangebeden, als een God vereerden vader te verhinde ren, deze verlagende daad te bedrijven, schiet hij zich op de trap van het pavilloen dood. Daar houdt hij stom en stijf de wacht Door den schok, dien deze dood hem geeft, verliest de vader, reeds eerder dooi blindheid bedreigd, het gezicht en in den strijd, wie het geluk(?) zal veroveren den blinde te mogen verplegen, behaalt de be drogene echtgenoote de overwinning, waar op de zeventienjarige bezwijmt. Het is te veel aan melo-dramatische overdrijving, aan weeë sentimentaliteit en onnatuurlijkheid. Jammer van de moeite en de kosten aan het stuk besteed. Er wordt goed gespeeld door mevi. Marie Van Eijsden—Vink, door Chrispijn Sr., door Frits Tartaud, door Jan C. de Vos Jr. en verdienstelijk door Martha Walden als het perverse meiske. Zij miste echter het diabolische, dat in deze rol hoofdvereischte is. Rotterdam. P. J. Blok. MEVR. G. w. d. BRINK, Cop- «etière, KEIZERSGRACHT 772, AMSTERDAM. qaar f^aat ELKEN VRIJDAG AANWEZIG IN „HOTEL CENTRAL" LANGE POTEN, DEN HAAG. BRIEVEN VAN KLAOS. II. Da haad' ök nie gedoch, waar, da 'k zóó gaauw wèèr 'n briefke zou schraive! Nou, om oe de waorhèd te zegge, docht 'k 't zélf ök nie! Mar, 't is of de duvel d'r mee spul, nou k 'n kèèr m'n uppiennie in de kraant hè gegève over iets, waor 'k onmeu- geluk óver zwaige kon, omda 'k von, daat 't de spuigaoter ütliep, nou is 't krek, of aalles oe vul mèr öpvaal, aas tot nog toe. Wil de wel geleuve, daagge, mak verzin- ke, aigeluk wel oan de gaang zou kunne blaive, aas ge 't goed naogaot Daor bed de nou bevubbeld. de raod, die de „Naie Haorlemsche Kraant" aon de roomsche minsche gif, om niet mèr nao de naie schaauwburg te gaon, zoolaang d'r slechte stukke gespuid worre! Ge zou zegge, waar, wie hedde 't öot zoo zout gegète! Is 't nie, of 't 'r aallerlai gemaine ütvoeringe gegève zain, waor 'n fesoendeluk minsch vaan blösse mót? Vort minsch, 'k geleuf, da 't öpstokerai is! En daan da aandere stuk in die kraant! Gullie heddet meschiens nie geièze, omdat ge de Haorlemsche kraante aigeluk nie veul waizer vaan wor, za'k mar zegge! (Nou, m'hier les ze ök nie, mar die t'r tóch op 'n paor geabenèerd, bepaold omdaat-ie main daor 'n plezier mee doen wil, waant ik kraig ze daoluk aas ze komme!) Nou, affain, 't gaot 'r om, da ze aigeluk zegge wille, da t'r nie de gèeste- lukhèd aachterhön gezète hè, om „Aaller- ziele" nie óp te laote vure, mar da „de Lö-sje" d'r tussche zou wruutte, begrèpte Nou mot ik èerluk bekenne, da'k nie goed begraip, wa ze daormee bedoele! Mar ik snaap toch wel, da ze nie goed kuime üt- staon, da t'r gezaid is, da de romsche wet- haauwer „aon z'n jaasje getrokken is". Waach, denke ze, nou zulle wai zegge, da t'r aandere lèje vaar de kemissie dür de Lö-sje „aon 't jaasje getrokke worre"! Krek kwaojonges, waar, die ruzie hebbe! Vort minsch, daor zou 'n Bètoeuwsche boer z'n aige nog te groot vur haauwe! Nou, en da wil wa zegge! Nee, hür, 't is dunnekes, da zeg ik! En zoo kunde haos iederen daag dinger opinaarke, hier en in de konteraie öm Haor- lem lier, die ge verechtig in zun verütstrè- vende bürt nie verwaachte zou. Nie, da 'k op aalle slekke zout zou wille legge, god bewaor me d'r veur, mar aas ge nou mérk, da de openbaore leèszaol hier nóg nie kom, (en ik ha t'r zoo op gevlaas, jong, toe 'k hierhèr gonk, waant ik zai 'n aisselukke liefhebber van léze!) nota bèene, omdaat 'r gin cente vur zain, daan brèk main klomp daan kaan ik t'r mit te kop nie mèr bai! Gin cente!? En da in zun sjiekke staad aas Haorlem! Vort minsch, 't zain smoesjes! Geleufdet niet? Waat ik oe zeg, ze zain baang, daatte mindere minsch te wais zaal worre! Let mar es op, zoo gaauw aas 't ieuwers om gaot, waor de arrebaierstaand, za 'k mar zegge, z'n aige 'n bietje deur ont- wikkele kaan, daan zain d'r gin cente! Waant, 't is toch wel kazoeëèl, da 't Ge- mèntebestuur nou juus verlèje wèèk ök mit te bödschaap bai de Gemènteraod kwaam, da ze nie vaan plan zain, om óver 'n Volks- univerzietait te beginne! Ik heb t'r me schiens gin letters genoeg vur gegète, om nou persies te wète, hoe zun ding zou war- ke en of t'r veul minsche zoue gaon lus tere, aas zün prefester óver geléérde din gen kwaam praote, mar da nim toch nie weg, da ik vur main aalles, wa ze doen wille, om de minsche wa verstaandiger te maoke, steune zou, aas ik in de Gemènte wa te zegge ha! Ik wèèt zélf, hoeveul da 'k bai veul aandere aachterstaoj, omda 'k niks aas de gewone schol hè gehaad en daan moes 'k 's zomers nog veul vur 't laand thuisblaive! Nee, ik blaif d'r bai, 't is godgeklaag, da ze zukke dinger in de Gemènte nog kunne tègehaauwe! En da ge daorveur aafhaange mö vaan 'n stuk of wa kjaals, die zelf netuurluk aalle schöle bezoch hebbe! Vort minsch, 't is, ma 'k verzinke, om üt oew vel te springe, aagge d'r goed óver denk! Mar jong, ik schaai d'r üt, waant aan- ders kaan 't nie èns heelemaol in de kraant en da zou me spaite! 'k Kaan béter 'n volgende kèèr waier gaon! Ajuuskes! K1 a o s.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1918 | | pagina 3