Adresboek voor Bloemendaal, Verschenen 9de Jaargang. Prijs f 2,50. maar het was maar goed, dat hun onge vraagd bezoek verijdeld werd. Vrijdagmorgen werd er wederom een boefje opgebracht, een kind nog. Maar ook kinderen zijn tegenwoordig al lid van het gilde der inbrekers. Bloemendaal Vooruit. Donderdag avond vergaderde in hotel „Vreeburg" de vereeniging „Bloemendaal Vooruit". Er moest een bestuursverkiezing plaats hebben, doch door zeer slechte opkomst kon hiertoe niet worden overgegaan. Aan de vereeni ging „Koninginnedag" werd een subsidie van 75,toegekend voor de beraamde vredesfeesten. Men zal pogen door een weldra ander maal uit te schrijven algemeene vergadering wat meer leven in de brouwerij te bren gen en het tempo van den vooruitgang, waartoe men Bloemendaal brengen wil, wat te versnellen. Mond- en klauwzeer. Naast alle mfelk- ellende ook dit nog. Er schijnt op eenige stallen mond- en klauwzeer te zijn uitge broken. Als besmet wordt het vee van den veehouder V. aan den Kennemerweg ge noemd. Niet te onpas schijnt herhaling van den raad; drink nooit ongekookte melk. Postkantoor te Bloemendaal. Lijst van onbestelbare brieven en briefkaarten, waarvan de afzenders onbekend zijn; te rugontvangen in de le helft der maand Januari 1919. Mej. D. J. Kouw, Amsterdam; Bureau Twentsche Dagblad, Almelo; Mil. Ad. Vroo- me, Amsterdam. Uit het politie-rapport. Gevonden en terug te bekomen bij: L. Pouwer, Lage Duin-en-Daalscheweg 1, Bloemendaal, een fantasie broche; G. Pen- ne, Kleverlaan 81, Bloemendaal, een porte feuille met inhoud; Prenen, Dompvloedslaan 5, Overveen, een wollen muts; Prenen, Binnenpad 2, Overveen, een zilveren rozen krans; aan het bureau van politie te Over veen, een glacé handschoen en een paar dendeken. Verloren: een atlas, een portefeuille, een wollen kinderhandschoen, een porte- monnaie met inhoud, een fantasiebroche, een bontje, een zilveren penhouder, een zil veren rozenkrans, een zegelring, een porte- monnaie met inhoud, een paar grijze kin derhandschoenen, een gebrand zilveren ar- band-horloge. BURGERLIJKE STAND. Van Vrijdag 17 Januari tot en met Don derdag 23 Januari. Geboren; d. van M. Wilson en A. van Gastele; z. van G. H. Buhrman en A. M. Legras; z. van G. de Vries en A. Lem- stra. Getrouwd: H. N. A. Jacometti en C. Poutsma. Overleden: A. Stuurman, 24 i.; Th. Kuijper, 77 j. Overleden in het Provinciaal zieken huis nabij Santpoort: A. Rozekrans, 79 j.; E. Brouwer, 51 j.M. C. Schuurman, 52 j. UIT ANDERE GEMEENTEN. Er heeft zich te Haarlem een comité ge vormd om te ijveren voor de benoeming van een katholiek tot Burgemeester. Mr. J. B. Bomaus werd genoemd als een der katholieke sollicitanten naar het bur gemeestersambt te Haarlem. Hij heeft echter dit bericht ten stelligste tegengesproken. Geen tegenspraak vindt het gerucht, dat mr. J. N. J. E. Heerkens Thijssen de functie am bieert. Ook wordt de heer Michielsen, burge meester van Haarlemmerliede, als sollici tant genoemd. Tot lid van de Provinciale Commissie van advies voor Bouw- en Uitbreidingsplannen in Noordholland is benoemd de heer Aug. M. J. Sevenhuysen, architect B. .N. A. te Haarlem. VAN HIER EN DAAR. Liebknecht en de oorlog. Velen mee- nen, dat Liebknecht op 4 Aug. 1914 voor de oorlogscredieten gestemd heeft. Deze meening is onjuist. In de vergadering der sociaal-democratische Rijksdagleden, welke aan de zitting van den Rijksdag voorafging, werd met groote meerderheid besloten vooi de credieten te stemmen. Een kleine min derheid van 17 leden was hiertegen, doch besloot met 't oog op de partijdiscipline zich van stemming te onthouden. Onder hen be vonden zich o. a. Ledebour, Haase, Bern stein en Liebknecht, en laatstgenoemde on derwierp zich niet dan met zeer grooten tegenzin aan de partijdiscipline, waarmede hij dan ook op 2 December 1914 openlijk brak, door tegen de oorlogscredieten te stemmen. Een pennetje inkt. Te Eindhoven. De groote fabrikant Philips heeft er een pro- testantsch dorp voor zijn van elders inge voerde arbeiders gebouwd. Vlak daartegen aan bouwen nu de roomsch-katholieken een groote kerk naar 't model der heel oude romaansche basilieken. Er stond een groepje menschen bij de kerk te praten. „Wie bouwen nu die kerk zei een metselaar. „Ik zeg, dat wij metselaars het toch eigenlijk doen." „Dat is dom," zei de man van de steenbakkerij. „Jelui stapelt maar op; maar waar maak je 'n muur van? Van steenen. Nou, die hebben wij gebakken." „Alles handenarbeid," zei de architect. „Jelui denkt altijd, dat werk met de handen alleen werk is. Alle arbeiders zijn met dat sop overgoten. Man, morgen vinden ze 'n dooie machine uit, die al jelui werk doet. Nee't plan, waarnaar jelui bouwen: de berekening dat is het werk. Die maak ik." „Maar van wie heb jij je model vroeg een onderwijzer. „Niet van je zelf dat hebben heel oude bouwmeesters, negen eeuwen terug, al gemaakt." „Ja," zei de metselaar, „als je hem hoort, heeft eigenlijk niemand de kerk ge maakt." „Niemand en iedereen," zei de onder wijzer. „Zoo is 't met alle groote werken, 'n Mensch doet zelf maar 'n klein schijntje. Al wat wij doen op de wereld dat hebben we van anderen geleerd en daar zit werk van anderen in. En daarom zijn we ook eigenlijk alles, wat we doen, verschuldigd aande gemeenschap." J. J. B. („Het Volk".) LETTEREN EN KUNST. Rodin. Woensdag 22 Januari werd in „De Kroon" de tweede uit de reeks kunst voordrachten van het comité dr. Bierens de Haan gehouden. Ditmaal was de heer O. van Tussenbroek, directeur van het Museum voor Kunstnijverheid te Haarlem aan het woord. Hij sprak over den Fran- schen beeldhouwer Auguste Rodin. En deed dit op zeer onderhoudende, aantrekkelijke wijze. Deze spreker met zijn intelligent gelaat, duidelijke stem en gezellige manier van vertellen wist meer geestdrift te wek ken dan zijn voorganger dr. Kalf. Bij den heer Tussenbroek al leven en enthousias me. Deze man weet niet alleen veel van Rodin, en verstaat wat hij weet aan ande ren mee te deelen; hij doet meer, hij is be zield van zulk een liefde voor Rodin's werk, dat hij die liefde ook in zijne toehoorders weet te wekken. In het kader van het eenvoudig verhaal van Rodin's levensloop wist Spreker ons een aantal pakkende, schoone bizonderhe- den omtrent den grooten man en zijn werk te geven. Eerst kregen we een beknopt overzicht van de beeldhouwkunst der oudheid, Egyptenaren, Assyriërs, Etruskers, Grieken, Romeinen, daarna werden met een enkel woord de groote Italianen besproken, om ten slotte te komen tot de Fransche beeld houwkunst, reeds in de tijden der Kruis tochten tot zekeren bloei gekomen. Kunste naar en ambachtsman werkten toen samen, een verband dat nu te weinig wordt er kend, de beste tailleurs de pierre waren de tailleurs d'images. Na een korte aanstipping van eenige voorgangers, komt spreker op het onder werp van zijn voordracht, Auguste Rodin. Rodin werd in 1840 geboren, op school kon hij, evenals zoovele groote mannen, niet al te best vooruit, maar zooveel te beter lukte hem het werken toen hij een maal bij een beeldhouwer in de iecv was. Ais jonkman maakte hij reeds buitengewoon belangiijke werken, dis zich door een tegen- sti Hing van het officiëeie, academische on derscheidden. Hij heeft, bevreemd als men is van zulk gedurfd en oorspronkelijk werk, weinig succes ermee, hij moet in zijn levens, onueihoud voorzien met arbeid bij spiegel en lijsten-ornamentmakers, modelleeren voor de Sèvresche porcelein-fabriek en at.oeiszins. Hij laat zich inschrijven op de Ecole des Beaux-arts, maar hij vermag bij het examen den academischen heeren niet te voldoen; ook wordt zijn werk op hunne tentoonstelling geweigerd. In 1870 gaat hij in Brussel arbeiden, hij maakt de cariatiden aan de beurs en beel den aan huizen op de Avenue Louise; in 1877 heeft hij zijn meesterwerk „L'age d'airain voltooid, en zendt het aan de Galerie des Beaux arts te Parijs, waar men hei af wijst met de opmerking, dat het zoö van een levend mensch is afgegoten, en wel als bedriegerij, maar als beeldhouwwerk niet in aanmerking komt. Rodin weet nochtans te bewijzen, dat de vorm wel degelijk door hemzelf, naar het model, gemaakt is. Niet lang daarop krijgt hij een opdracht van den Franschen staat om een beeldhouwwerk te maken, en Rodin maakt zijn meesterwerk „De Hellepoort", een werk vol verschrikkin gen, waaruit o.m. Rodin's bewondering voor Dante en Baudelaire, zijn lievelingsschrij vers, spreekt. Aan deze Hellepoort heeft de meester een groot deel van zijn leven gewerkt. Hij was als alle groote persoonlijkheden, die hun tijd vooruit zijn, het slachtoffer van zeer veel miskenning, zelfs van den kant zijner kunstbroeders, die vaak zijn machtig genie niet begrepen. Spreker erhaalt daar verscheidene voorbeelden van. In een reeks duidelijke lichtbeelden gaf hij na de pauze ons een inzicht in Rodin's in drukwekkende kunst. Als voornaamste hoe danigheden van Rodin's werk noemde hij ons diens vermogen om de beweging, den gang, de gebaren der menschen, uit te drukken, zijn groot gevoel voor rhyth- me, zijn vitaliteit, zijn realisme èn stijl. Ro din's werk is machtig en tevens gevoelig van uitdrukking als van geen ander; het is zooals een zijner bewonderaars het noemde „terrible et tendre a la fois." De voordracht van den heer Van Tus senbroek heeft ons inzicht in de kunst van dit machtig Fransche genie weder ver ruimd, en zooals ons, zal b-t ook anderen zonder twijfel gegaan ziin. Daarom een woord van dank aan den uitmuntend spreker. S. Het Haarlemsche kunstenaarsgenootschap „Kunst zij ons doel" is wel zeer actief te noemen. Nauwelijks is de tentoonstelling van werken van G. Spoor achter den rug een tentoonstelling, welke buitengewoon veel belangstelling vond, of er is weer een nieuwe geopend. Thans is het het werk van den uitmuntenden schilder Willem de Zwart, dat de wanden van dat aardige bo venzaaltje van het Waaggebouw bedekt. De tentoonstelling is een bezoek over waard. Wij raden den Bloeinendaalschen en Haarlemschen lezeressen en lezers hunne belangstelling voor kunst, die zich hoofdzakelijk uit in het bijwonen van voor drachten over kunst, ook eens uit te strek ken tot het zién van kunst, iets, dat ach teraf beschouwd, toch zeker niet minder be langrijk is. De tentoonstelling is dagelijks van 10 tot 4 uur open. Letterkundige lezingen van mevrouw W. L. BoldinghGoemans. ln haar jongste lezing behandelde Spreekster Multatuli Zij beschreef hem als den strijder, den dichter-voorlooper van den nieuweren tijd in Holland. Dit ook op sociaal gebied, voor al wat de positie van den inlander betreft en het bestuur in Ned.-Indië. Op letterkun dig gebied was hij een vernieuwer door het verwerpen van alle z.g. boekentaal en zijn terugkeer tot natuur, waarheid en eenvoud. In Multatuli ziet spreekster den grooten revolutionnair met het warme hart en de 'gloeiende verbeelding. Behandeld wordt de geschiedenis van Eduard Douwes Dekker, en daarna het ont staan van den Max Havelaar, getoetst aan de brieven van Multatuli. In de volgende lezing zal mevrouw Bol dingh Multatuli verder behandelen. AAN DE TELEFOON. De sigarenwinkelier op het tooneel zijner werkzaamheden. Achtergrond van kistjes; coulissen van kistjes. Een toonbank als een tweepersoons soufleursbak. Sikkepit van een voetlichtje om je sigaar aan te steken. Rrrrang! als een bom valt een klant naar binnen. De tweepersoonsbak stopt zijn vaart. Haast staat op 's mans gezicht, vloeit eraf, tappelings. Zijn zakdoek bet naarstigjes. Mijnheer doet de winkelier, goo chem, in eén woord groet en „wat is er van uw verlangen?" dooreenmengend. Vijf van drie centmag ik even telefonee- ren hijgt de klant. Ga-d-uw-gang, mijnheer, zegt de win kelier voorkomend, terwijl hij een vijftal si garen grist, zak opblaast, en ze erin dom pelt. De klant heeft de microphoon reeds afgehaakt. „Zuid", zegt hij, en wacht dan even, of liever niet even. Hij wacht rond een minuut. „Achttien tachtig" zegt hij dan, en na nog een minuut ongeveer, zegt hij, „verkeerd aangesloten. Wil u afbellen Hij danst van drift. „De telefoon is slecht, mijnheer," zegt troostend de winkelier, „allemachtig slecht. Vanmorgen heeft een heer hier ruim twintig minuten gewerkt om het goeie num mer te krijgen. Het was voor een juffrouw, die hier in de straat was aangereden. Toen hij aansluiting kreeg, was het mensch dood." De klant knikt kregel zoo iets van „dank je voor het bericht", belt weer, vraagt nog maals naar Zuid, wacht, geeft dan zijn num mer nog eens op. De microphoon beeft aan zijn oor. „Achttien tachtig, juffrouw," zegt hij, „maar doe u het nu goéd, alsjeblieft daarnet gaf u me acht en tachtig néé, nee, nii géén achtentachtig,jawel, achtentachtig gaf u me daarnètWat zegt u Neé, om Godswil, nü achttien tachtigNee, géén achtentachtig, maar hè?neen, neèn, nèènwacht u nu even, dan zal ik het zeggenWat Ja, ik heb ook haast, meer dan u.... achttientachtig dus, en nu niet verkeerd, in 's Hemels naam, juffrouw." Na dezen monoloog blaast hij, en kijkt met een dwazen, verwezen lach naar den win kelier. HELP H ZELF, Verkrijgbaar bij de N. V. „HET MIDDEN", Ged. Oude Gracht 63, Haarlem. Deze lacht nog dwazer terug. „Weer verkeerd, 't Is schande, de stoffels," scheldt de klant nijdig, en hangt de microphoon zoo woest in den haak, dat hij het toestel bijna met wortel en tak uit rukt. „Hé, hé, hé," bromt de winkelier be- nauwderig. „Het is ongeloofelijk," raast de onge lukkige klant, „die menschen zouden je stapelgek maken." „Mijnheer het is nog niets bij wat ik hier vanmorgen beleefd heb"begint de winkelier op zijn bekende wijs weer te zin gen, maar de klant verstikt de troostrijke toespraak in de geboorte, wendt zich weer tot het toestel, begint opnieuw, kalmer nu: „Zuid." „Juffrouw," zegt de man daarop, en een betrekkelijke vastberadenheid is me daar zoo ineens in zijn spreektoon. Geen wonder, want hij heeft een vondst gedaan; hij zegt: „juffrouw, weet u wel met wien u spreekt Dan snel en voor zijn doen gebiedend: „achttien tachtig, hè, en dadelijk, hoor." Het contact komt nu werkelijk tot stand de klant ontstelt zelf even van dit ongewone succes; wat hij in den diepsten grond van zijn gekweld wezen nimmer meer had dur ven hopen, was waarheid geworden. Hij had aansluiting gekregen, en niet al leen aansluiting, maar aansluiting met pre cies hetzelfde nummer als hij gevraagd had. Zijn woeste vreugd over dit welslagen weet hij vrijwel te bedwingen. Kalm draait hij zijn boodschap af. En neemt daarna het compliment van den win kelier in ontvangst: „Hij was goed, mijnheer, „weet-u-wel-met-wie-u-spreekt Maar u zéi niet met wie." Hij was goed Ik zal het onthouden voor een volgenden keer, als ik m'n eigen weer eens aan telefo- neeren wagen moet. Hihi. Dank u voor het lesjeS. ONTVANGEN BOEKEN, ENZ. Historische betrekkingen tusschen Nederland en Duitschland, door H. A. Ritter, uitgave der Hollandia-drukkerij te Baarn. Hoeveel het Nederlandsche volk zoo luidt de inleiding van dit geschrift, thans ook moge verschillen van zijn Duitsche bu ren, er is een tijd geweest, dat het daar mede nauw verbonden was. Dat verband in staatkundigen zin is los geraakt. Een eeuw lang heeft het als van Duitschen staatkundigen invloed onafhankelijk deel een zeer grootsche rol in de wereld gespeeld. Eenmaal was het kleine Holland „wereld- mogendheid", totdat het afdaalde tot een natie van den tweeden rang, na zijn onaf hankelijkheid gedurende eenige jaren geheel te hebben verloren. De oorzaken daarvan na te gaan, ligt niet op onzen weg. Zij lig gen trouwens voor de hand. En er is eigen lijk geen beschaafd Nederlander, die ze niet weet aan te wijzen. Hoe smartelijk het den Nederlander ook moet aandoen, er ligt waarheid in hetgeen Seeley daarvan zegt: „Some countries, such as Holland and „Sweden, might pardonably regard their „history as in a manner wound up. They „were once great, but the conditions of „their greatness have passed away". (The „expansion of England). Na de opkomst van Frankrijk, was het de opkomst van Engeland, die Nederland be dreigde. De 20e eeuw ziet: de expansie van Duitschland, voorbereid door het levens werk van Bismarck. In het midden der vo rige eeuw werd door den ijzeren kanselier met een geweldigen greep de verspreide Germaansche kracht vereenigd en aange wend tegen den concurrent in eigen huis (Oostenrijk) eenerzijds; tegen den ouden vijand (Frankrijk) anderzijds. Dat was het voorspel van de tragedie van heden. Onze toekomst daarbij is het vraagstuk van den dag. Maar daarbij doet zich iets voor, waarvan bij onze worsteling tegen Engeland of Frankrijk nimmer in zoo ernstigen zin sprake was. Tusschen Nederland en Duitschland bestonden historische betrek-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1919 | | pagina 3