VAN HIER EN DAAR.
In „De Nieuwe Tijd" geeft Henriëtte Ro
land Holst een bespreking van Pierre
Hamp's „Le travail invincible". Aan haar
artikel ontleenen wij:
„Wat zijn uiterlijke verschijning aangaat,
kan het nieuwste werk van Hamp ontstaan
zijn uit zijn tochten aan en achter het front
als inspecteur van den arbeid, of uit repor
tage in opdracht van een of ander nieuws
blad verricht. Naar den geest is het een
kunstwerk van zoo straffe eenheid, zoo
hooge, heroïsch-mannelijke gezindheid en
zoo diep sociaal-ethisch sentiment, als uit
den oorlog, voor zoover mij bekend is, nog
geen tweede geboren werd.
„De algemeene geestelijke achtergrond,
van waaruit alle bijzonderheden in „Le Tra
vail invincible" aanschouwd worden, de sfeer
van waaruit zij hun licht ontvangen, is be
wondering voor den arbeid, bewondering en
hooge achting voor den moed, de standvas
tigheid in doen en lijden, de verwonderlijke
volharding en haast bovenmenschelijke of
fervaardigheid door de mannen en vrouwen
van het proletariaat ten toon gespreid in de
jaren, dat de oorlog bij de ontberingen,
vermoeienissen en gevaren die zij in ge
wone tijden hebben te torschen, zijn nieu
wen last voegde van haast ondragelijke be
proevingen."
Aan het slot van haar artikel ontleenen
wij dan nog het volgende:
„Het proletariaat heeft, om zich zelf en de
wereld te bevrijden, twee krachten noodig,
twee vleugels waarmee het naar de vrij
heid wiekt. De eene is de Opstandigheid,
gepredikt in de communistische propagan
da, en die het groote thema zal zijn der
communistische kunst. De andere is de wil
ligheid tot arbeid, orde en tucht, voortdu
rend strijden tegen instincten van traag
heid en bandeloosheid en hen verwinnend.
Van de eene als de andere kracht is mild
heid het bezielend beginsel.
„In het eerste stadium der revolutie heeft
het proletariaat meer dan wat ook noodig
de heilige Opstandigheid. Echter, om in
haar tweede stadium zijn eigen orde op te
bouwen, de nieuwe gemeenschap te stich
ten, behoeft het in de hoogste anate de hei
lige werkdrift, de nauwgezetheid van ge
weten, de zelfzucht en orde-zin, die de groo
te leiders van het volk, waarvoor die tweede
fase zich reeds ontsloot, de groote revolu
tionairen Lenin en Trotzky, onophoudelijk
aan het Russische proletariaat prediken."
„De strijd tusschen de massaas en het
groote kapitaal woedt zonder erbarmen;
hard en onvermurwbaar worden de' trek
ken van uw gelaat, o socialisme; slechts
zelden breekt door ze heen het stille milde
licht der Liefde, dat in de geestelijke sfeer
is wat de zon is in de natuurlijke. Welke
kracht zal in het proletariaat de bandeloos
heid temmen, welke kracht het groote bind
middel zijn in de wreede maatschappelijke
kentering die begint? De liefde niet, het is
nog te vroeg voor haar goddelijke straling.
Maar de lange wenning van den arbeid zal
opstaan door het bloedde gewetensvolle
toewijding aan de opgedragen taak en de
trots dien goed te volbrengen, zullen zege
vieren. De arbeid, die oude grimme gezel
van den mensch, zal zijn geleider zijn naar
de gelukkige kusten, waar zijn vloek ver
keert in zegen en zijn eigen barsch, ver
weerd aangezicht effen, mild en glansrijk
wordt onder den verjongenden adem van
schoonheid en liefde."
Vereeniging tot bestudeering van socialis
tische vraagstukken. De maatschappelijke
bewegingen, die vooral tengevolge van den
wereldoorlog overal gaande zijn en het
vertrouwen in de houdbaarheid der tegen
woordige politiek-oeconomische orde on
dermijnen en schokken, hebben eindelijk
ook in kringen van hoofdarbeiders, z.g. in-
tellectueelen, de behoefte doen groeien aan
meerdere en diepere kennis van liet wezen
en de ontwikkeling der samenleving.
Nu de mogelijkheid bestaat dat binnen
korten tijd noodzakelijk stelling genomen
zal moeten worden voor of tegen een even-
tueele socialistische omzetting der maat
schappij, hebben personen van verschil
lende opvatting zich vereenigd om ge
meenschappelijk studie te maken van de
oeconomische en geestelijke vraagstukken
die in verband daarmee in het middenpunt
der aandacht komen.
De hiertoe opgerichte vereeniging,
waartoe reeds een 60-tal leden toetraden,
tracht de daartoe noodige kennis te ver
krijgen en te verspreiden door voordrach
ten, waartoe zullen uitgenoodigd worden
vertegenwoordigers van verschillende stel
sels en stroomingen, door het beschikbaar
stellen vanliteratuur, de uitgave van ge
schriften en door onderlinge gedachten-
wisseling.
Het voorloopig secretariaat is gevestigd
te Amsterdam, Weteringschans 83, alwaar
opgave van lidmaatschap, verzoeken om
inlichtingen en correspondentie over het op
richten van plaatselijke afdeelingen kun
nen ingezonden worden.
De contributie zal progressief zijn naar
het inkomen met een minimum van J 1,
Bolsjewisme.
Men zendt ons het volgende ter plaatsing:
Aan ieder, die geregeld in „Haarlems
Dagblad" de rubriek „Om ons heen" volgt,
moet dunkt ons de verbazende geleerdheid
van den schrijver dier artikelen opgevallen
zijn. Die „J. C. F." heeft blijkbaar overal
verstand van! 't Is een wondermensch! Of
't gaat over onderwijs, sociologie, economie
of welke Jëen" ook, „J. C. P." weet precies
aan zijn ongetwijfeld als het papier gedul
dige lezers te vertellen hoe de hark aan
den steel zit! Zoo trof ons zeer onlangs in
de genoemde rubriek zijn artikel over de
„Anti-bolsjewistenbond". Die 't nog niet las,
moet zeker trachten het bedoelde nummer
van ons geacht dagblad te bemachtigen, het
koste wat het kost! Op zijn gewone tegen
spraak uitsluitende wijze vertelt „J. C. F."
daar, wie wel „Bolsjewist" kan zijn en wat
dat (langzamerhand „populair" wordend!)
begrip „Bolsjewisme" eigenlijk inhoudt.
Zóóveel is voor „J. C. F." zeker wij ge-
looven dat wij hiermede het best en het
kortst zijne meening weergeven, dat een
fatsoenlijk, normaal-denkend burgermensch
't niet kan zijn, en dat 't eigenlijk niet anders
wil zeggen dan: moord, brandstichting, roof,
enz.
Waarom wij meenen, naar aanleiding van
dit artikel iets te moeten opmerken Om
dat 't naar onze meening niet goed is te
zwijgen, wanneer een zoo hoogst ernstige
zaak op een dergelijke, oppervlakkige, bur
gerlijke wijze wordt behandeld, en zwijgen
zou beteekenen: zonder meer toestemmen.
Meestal is 't in de bewuste rubriek gegevene
te onbelangrijk of misschien voor ons te
hoog om er lang bij stil te staan of er op
in te gaan, maar een strooming als het
„Bolsjewisme" moet onzes inziens door ern
stige menschen ernstig worden beschouwd.
Het is erg gemakkelijk met een dooddoener
voor den eenvoudigen lezer de zaak „af te
maken", maar daarmee schiet de lezer niet
veel op, als hij ten mii.ste prijs stelt „op
de hoogte" te komen.
Het is niet onze bedoeling het „Bolsje
wisme" te verklaren of nog minder het te
verdedigen (wij zijn als leek zeker niet bij
machte dit te doen) maar wij wilden
enkel en alleen maar op wijzen, dat een stel
sel als wij het dien naam mogen geven
dat zich ondanks de meest ongunstige
voorwaarden in Rusland reeds geruimen
lijd weet te handhaven en zich al meer uit
breidt, zelfs (in bedenkelijke mate) naar
het Westen, dat zulk een stelsel diepere
wortels en betere groeimogelijkheden moet
bezitten, dan wanneer het voortkwam uit
zucht naar vernietiging en vernieling, moord
en roof. Dat moet „J. C. P." dus eens aan
zijn lezers duidelijk maken als hij kan!
En dat kan hij natuurlijk in de meergenoem
de rubriek! Evengoed als hij onder een
vierster zoo komisch-eenvoudig het „anar
chisme" als onmogelijk weet te „verklaren"
in een paar woorden!!
Welaan, „J. C. P.", breng ons geduldige
lezers van uw chronisch-terugkeerende ru
briek nu eens aan het verstand, waarop uwe
meening berust, dat „Bolsjewisme" analoog
is met god-weet wat voor onzalige on
deugden!
En stel, dat Qij gelijk hebt! Daar! Dat in
derdaad deze analogie bestaat! Is dit dan
niet zoo met de „ismen" als „kapitalisme",
„imperialisme", „militairisme" enz., enz.
Welk onderscheid speurt Qij dan daarin?
Wat drijft u dan tot propaganda voor het
„anti-bolsjewisme", terwijl Qij verre blijft
van „anti-kapitalisme"? Wij zijn belang
stellend te weten, o, „J. C. P.", waar vol
gens u dan het verschil ligt.
Want, de tegenwoordige „orde" kan ons
maar zeer weinig, laat ons eerlijk zijn, ze
kan ons in 't geheel niet bekoren. Wij zeg
gen als leek: liever zoo noodig het Bols
jewisme als dat misschien zou brengen so
ciale „rechtvaardigheid" dan bestendiging
van een systeem, dat allesbehalve „recht
vaardig" te achten is en waartegen wij als
de niet-beter-wetende leek dan ook den
strijd meenen te moeten bevorderen.
Tenzij Qij ons door uwe „Om ons henen"
tot andere gedachten brengt! Qij moet,
dunkt ons, daartoe zeker in staat zijn! Het
moet voor u een peulschilletje zijn, ons
„even" te „verklaren" den „grond van het
„Bolsjewisme", dat toch wellicht niet zoo
maar in ééns onze eeuw wil komen beder
ven en ons uit ons gemoedelijk, burger
lijk, welgedaan evenwicht dreigt te bren
gen! Verklaar u nader!
Wij wachten! Leek.
RECHT EN WET.
De toenemende criminaliteit. Mr. A. A.
van der Veen, substituut-griffier bij de
Ai rondissements-Rechtbank te Dordrecht,
schreef in het „Weekblad voor het Recht"
Een ieder, die geregeld de strafzittingen
bijwoont, zal zeker met instemming gelezen
hebben, dat de minister van Justitie een
wetsontwerp heeft ingediend tot het uit
vaardigen van een verbod van „toelating
van jeugdige personen tot bijwoning van
openbare terechtzittingen in strafzaken".
Werkelijk, voor jeugdige personen is het
bijwonen van die zittingen een groot kwaad,
doch niet voor jeugdige personen alleen.
Trouwens, waar is de grens en hoe zal
I tactisch, wanneer het publiek in dichte
drommen de rechtzaal binnenstroomt
hetgeen bij elke eenigszins geruchtmakende
zaak het geval is de surveilleerende veld
wachter kunnen beletten, dat zich onder die
menschenmassa ook jonge mannen bevin
den, jonger dan achttien jaar, temeer, waar
natuurlijk een onjuiste leeitijdsopgave spoe
dig gedaan is en het bij dit soort jongens,
dat er soms voor hun leeftijd zoo oud uit
ziet, zeer moeilijk op het óog te bepalen
valt, of zij al of niet den achttienjarigen
leeftijd bereikt hebben.
Neen, zou de minister dan niet één stap
verder willen gaan en zou het minderwaar
dig deel van het publiek, dat wij thans onze
rechtzaal zien vullen, niet geheel geweerd
kunnen worden? Zou het wetsontwerp niet
in dien zin kunnen worden uitgebreid, dat
de leden van de pers, de verslaggevers der
verschillende nieuwsbladen, op vertoon van
hun perskaart immer toegang hebben tot de
openbare terechtzitting van strafzaken
zulks ter voldoening aan de grondwettelijke
openbaarheid van de zittingen maar dat
overigens men slechts met toestemming van
den president toegang kon krijgen?
Men zou dan een „leerschool voor den
misdadiger", die thans door den Staat vrij
wordt opengesteld, hebben gesloten en een
groot maatschappelijk gevaar hebben voor
komen.
Werkelijk, zoolang in ons vaderland de
bioscopen voor „Jan Publiek" films als het
„proces Begeer" rustig afdraaien en zoo
lang de Staat de deuren van de strafrecht
zaal, waar dergelijke processen worden af
gespeeld, wijd openzet, om te dienen als
tijdverdrijf en inlichtingsbureau voor dien
zelfden „Jan Publiek", zoolang moet men
zich niet al te zeer verwonderen over de
steeds toenemende criminaliteit.
m
Algemeen bureau voor Arbeidsrecht.
Te Haarlem is opgericht een nieuw bureau,
dat voorziet in een groote behoefte.
Arbeiders die op werkgevers meenden eene
vordering te hebben, hetzij voor achterstal
lig loon, hetzij wegens onrechtmatig ont
slag, kosten van verpleging of anderszins,
waren aangewezen öf op het arbeidsbureau
van hunne vakvereeniging óf op het Bureau
vaji Consultatie bij de Rechtbank te Haar
lem.
Uitgaande van een vakvereeniging be
staat er in Haarlem één arbeidsbureau, dat
slechts hulp verleent aan bij die vakveree
niging aangeslotenen. Alzoo voor personen
van eene bepaalde richting.
De andere rechtzoekenden waren aange
wezen op het Bureau van Consultatie. Daar
werden zij kosteloos geadviseerd en bleek
dat de zaak niet door eene minnelijke rege
ling ten einde kon worden gebracht, dan
werd een verzoekschrift opgesteld.
Hij of zij moest echter zelf voor den kan
tonrechter de zaak behandelen. Dit lever
de! groote bezwaren op, vooral wanneer
getuigenbewijs werd opgelegd.
Zij, die geregeld de civiele zittingen van
het kantongerecht bijwonen, weten uit er
varing, hoe menige arbeider zijn zaak zag
stranden omdat hij, hoe goed bedoeld, haar
verkeerd behandeld had.
Een proces-voeren is nu eenmaal vak
werk.
Het nieuwe bureau, dat te beschouwen is
als een onderdeel van het Bureau van Con
sultatie, heeft ten doel onvermogende werk
nemers en -gevers, zonder onderscheid van
godsdienst of politieke richting rechtskun
dige hulp en bijstand te verleenen in zaken
tegen hunne werkgevers of -nemers.
Het houdt iederen Dinsdagavond van
7'A8K uur zitting Jansweg 39. Alleen zij,
die voorzien zijn van een bewijs van onver
mogen, worden geholpen. Adviezen wor
den kosteloos verstrekt. Wordt meer ver
langd dan een advies, dan moet ter bestrij
ding van de onkosten OJSdnleggeld en
bij goeden afloop 10 pCt. van het geïnde
bedrag worden betaald.
Het bureau is samengesteld uit een ad
vocaat en 3 procureurs-klerken. Voorzitter
is mr. P. E. Barbas, secretaris I. D. Smits.
Bij het herlezen van Alphonse Daudet
vindt men eerstens wat ook Maupassant's
werk kenmerkte: een aangename natuur
lijkheid, die naast Zola's doordachte werk
wijze van zijn dagelijksche vier of vijf pagi
na's te schrijven, naast De Qoncourts zelf
kwellingen bij een enerveerend voorttasten
naar fijner complicaties, naast Flauberts
eindelooze tochten naar het Schoone, het
Edele, een eigene bekoring bezit. Daarbij
was hij een waarnemer in den zin van af
deze meesters, heeft hij, naar zeggen der
De Qoncourts „tous les sens pareils aux
tentacules d'un poulpe." verzamelt hij al
door „une multitude de petits cahiers, sur
lesquels les remarques, les pensées, n'ont
parfois qu'une ligne serrée, de quoi se rap
porter un geste, une intonation, dévelop-
pée, agrandie plus tard pour l'harmonie de
l'oeuvre importante." Een aandachtig op
merker van het omringende dus, heeft hij
dit echter nimmer theoretisch uitgesproken
als een systeem, en hij bleef altijd, door
zijn overheerschenden goeden smaak, be
hoed voor het uitstallen der vulgaire vies
heden eener menschelijke dierlijkheid; hij
teekent ons de tooneelen der hartstochten
niet zoo schril als de befaamde tijdgenooten
zulks plachten te doen, en wist het rauwe
van het leven op eene gracieuse wijze te
overglijden, of wel hij construeerde zijn ar
beid zoo, dat de vulgaire vunzigheden er
buiten vielen. Zijne boeken groeiden op
zulk een volkomen natuurlijke wijze in hem,
hij schreef ze zonder eenige kwelling neer,
en dit is aan zijn proza weer te vinden in
een lieve gratie, een aangename beweeg
lijkheid, een levendigheid van overgangen,
even treffend als onvoorzien. Het is niet ve
len schrijvers gegeven zoo ineens hunne
personen te voeten uit voor u te stellen,
hen met zulk eene bevallige kracht in be
weging te zetten, üe bespeurt voortdurend
Daudets eigen ontroeringen, die hij dan ook
nimmer gelijk zijn groote tijdgenooten te
verbergen placht, en zooals hij dit vermag
te doen is het ongetwijfeld aantrekkelijk en
goed, terwijl hij ook nog van een sterke
persoonlijkheid blijk geeft door te dien tijd
zoozeer subjectief te durven zijn; aldus is
Daudet's openhartigheid een deugd te
meer: een zekere zedelijke moed, en ver
schijnt hij ons uit dit al, hij met zijn zelf
ondergaan der emoties van zijn figuren,
voor alles, dunkt mij, als een uiterst be
minnelijk, zachtzinnig mensch. Wel eigen
aardig is dit op den voorgrond verschijnen
der persoonlijkheid bij een schrijver, die
zoö verregaand werkelijkheidszoeker was,
dat hij zijn werk zelf wel „gecopiëerd" van
het leven noemde, dat hij zich erop beroem
de zoo goed als nooit met zijne verbeelding
eenige romanfiguur te hebben geschapen,
maar steeds lieden, die hij gekend had, in
zijne boeken bracht; dat hij, vreezend hun
iets van de gemeenzame werklijkheid te
ontnemen, hun zelfs geen andere namen
gaf, maar zij in zijn romans gewoonweg
heetten als in hun leven, wat hem, naar
men ons verhaalt, de grootste moeilijkheden
gaf, twist, processen zelfs met lieden onder
zijn vrienden, bekenden en verwanten, wel
ke hij in zijn boeken op minder vleiende ma
nier had geteekend. Hij weet ons zoo te
zeggen, deelgenoot te maken van zijn eigen
liefde Voor zijne personen; Daudet bemint
de menschheid. Hiermede wil niet zijn ge
zegd dat hij niet dan lieve, goede, zacht
aardige lieden aan ons vertoont, hij laat ons
menigmaal wreede, zelfzuchtige en kwaad
aardige menschen zien, maar hij heeft eene
manier om ons die te beschrijven, dat ze
ons niet alleen belang inboezemen, maar ot
ons medelijden wakker maken, of onze
vreugdevolle verwachting van een schoo
ner beter leven in menig oogenblik; hij be
schrijft ons laagheden, maar op een wijze
die ons aantoont, hoe hijzelf deze verfoeit,
terwijl hij dan toch ook steeds een mooier,
edeler mensch tegenover de boosaardigen
stelt. Dit optimisme is hem zeer vaak ver
weten, men heeft hem beschuldigd van een
zin voor het rozeroode, voor het zoete, van
een vervalsching der menschelijke natuur
door er velerlei graties en denkbeeldige
deugdzaamheden aan te verleenen, welke
verwijten niet zoo verbazingwekkend kun
nen heeten, en wel allerminst van de vrien
den der heerschende methode dier dagen:
de getrouwe, gedetailleerde weergave van
een menschheid, die, pessimistisch gezien,
niet dan slechte en alledaagsch-gore hoe
danigheden bezat. Er moge wel wat waars
in deze verwijten steken, daartegenover
mag werkelijk als groote verdienste gelden
zijne macht u de dingen in een licht en
kleuren voor te stellen die u charmeeren, en
dit niet op de manier der luchtige, vluchtige
bekoorlijkehdensoms is hij werkelijk aan
grijpend: men verhaalt dat Qeorge Sand,
die onafgebroken bijna werkte aan hare
romans, eens in drie dagen geen letter op
papier kon zetten; dit was na de lezing van
„Jack", dat haar uitermate had ontroerd.
Daudets buitengewone verdienste zijn
meest karakteristieke eigenschap is de
gave: aan de werklijkheid in een uitnemen
de verhouding de poëzie van alle dingen te
verbinden, wat een groote bekoring heeft,
bekoring die andere hoedanigheden, als zijn
zwierige trant en zijn teeder menschenhart,
niet anders dan vergrooten kunnen. Hij
neemt zoo te midden zijner groote tijdge
nooten ook een bijzondere plaats in.
TOONEEL
Stadsschouwburg. Wij vestigen er de
aandacht op, dat a.s. Donderdag het Hof-
stad-Tooneel te Haarlem komt met Frank
Wedekind's „Lente" („Friihlings-Erwa-
chen"), het kinder-treurspel, dat zooveel
pennen in beweging heeft gebracht.