Gevestigd het IjAMESKAPSALON FL J. G V. d. BEL, Ged. Coiffeuse. Bloemendaalscheweg 179, OVERVEEN. Artistieke Haarwerken. sehaamd en oorlog heeft eene vernieling van stoffelijke en ideëele goederen veroor zaakt, zóó verregaand, zóó volkomen, dat men zich angstig de vraag stelt, hoevele jaren noodig zullen zijn, om de wonden te helen, welke aan de welvaart en de bescha ving der wereld zijn geslagen. Meer dan ooit is de menschheid dan ook doordrongen van de noodzakelijkheid, dat een nieuw wapengeweld moet worden on mogelijk gemaakt. De eisch, dat de vrede geen kiem voor een nieuwen oorlog mag bevatten, mag nagenoeg een gemeenplaats zijn geworden; van zijne noodzakelijkheid is iedereen doordrongen. Aan u, leden van de vredesconferentie, is de zware, doch verheven taak opgedragen aan dien eisch te voldoen en een vrede aan de wereld te geven, die het uitbreken van een nieuwen oorlog onmogelijk zal maken. Van uw streven, om dit doel te bereiken, getuigt het plan voor het stichten van een volkerenbond, een plan, waarvan de uitwer king reeds belangrijk is gevorderd. Wij veroorloven ons daarom bij uwe con ferentie wellicht ten overvloede met klem te bctoogen, dat algemeene vrijhandel het fundament behoort te zijn, waarop het gebouw van den wereldvrede zal worden gesticht. Het ligt niet in onze bedoeling hier in den breede alle voordeelen van de vrijhan delspolitiek op te sommen; de grootste schrijvers van alle landen hebben dit reeds zoo dikwijls gedaan en de practijk heeft zoo dikwijls de juistheid hunner betoogen bewezen, dat wij, door hunne argumenten te herhalen, slechts noodeloos beslag op uw kostbaren tijd zouden leggen. Slechts twee punten willen wij met allen nadruk onder uwe aandacht brengen; In de eerste plaats, dat indien de staten in de toekomst weder in de gelegenheid zullen zijn de ontwikkeling van elkanders nijverheid en handel te belemmeren, door projectionistische maatregelen met alle heil- looze gevolgen daarvan, de volkerenbond een wankel gebouw zal zijn, daar de leden van dien bond, die elkaar op economisch terrein aldus bestrijden, elkaar als oneer lijke mededingers en dus als vijanden zul len beschouwen. Zullen de volkeren inderdaad een bond vormen, dan is het noodzakelijk, dat hun onderling verkeer niet door kunstmatige af sluitingen wordt belemmerd. Ware het stelsel van vrijhandel voorheen algemeen aanvaard, dan zou naar onze in nige overtuiging de kans op oorlog belang rijk kleiner zijn geweest, ja wellicht de we reldoorlog zijn voorkomen en zouden wij niet de droevige verarming der wereld heb ben aanschouwd, welke wij thans beleven. Ten einde die verarming zoo spoedig mogelijk weer voor algemeene welvaart te doen plaats maken en hiermede komen wij tot het tweede punt, waarop wij uwe aandacht wilden vestigen zal het noodig zijn, dat het productievermogen der wereld zoo veel en zoo snel als mogelijk is, wordt vergroot, en daartoe moeten de ongunstige omstandigheden, waaronder de productie thans tengevolge van de algemeene verar ming gebukt gaat, worden uit den weg ge ruimd. Dit doel zal onder een stelsel van vrijen handel kunnen worden bereikt; be schermende maatregelen zullen het bereiken van dat doel echter tegenwerken. Als burgers van een staat, die nu reeds gedurende meer dan vijftig jaren de zegen rijke gevolgen van zijn vrijhandelspolitiek heeft ondervonden; die in dat tijdperk bin nen zijne grenzen een groot aantal in dustrieën heeft zien ontstaan, welke zich weldra tot machtige export-bedrijven heb ben ontwikkeld; die op economisch gebied steeds in goede harmonie met cle overige staten heeft kunnen verkeeren en waar po gingen. om den vrijhandel door een stelsel van bescherming te vervangen, steeds op een krachtig „veto" van de meerderheid dei- bevolking zijn afgestuit, achten wij ons ge rechtigd het bovenstaand betoog tot uwe vergadering te richten. MUZIEK. Liederavond van mevrouw Sybrandi Halberstadt. Zaterdag 1.1. gaf mevrouw Sybrandi—Halberstadt met hare leerlingen in de „Vereeniging" haar liederavond van Hollandsche componisten. De zaal was ge heel gevuld, en bleek te klein voor het aan tal belangstellenden, daar zij reeds zeer spoedig was uitverkocht en velen die zich aanmelden, geen plaatsen meer konden be komen. Mevrouw Halberstadt heeft dan ook het plan, voor een volgend concert zich we der van een grooter lokaliteit te verzeke ren. Het programma bood veel afwisseling. Eerst bracht het koor Tetterode's „Ons Lied" ten gehoore; daarna zong een viertal kleintjes buitengewoon aardig de kinder liedjes „Sabientje", „Mijn Geitje". „Pop krijgt vioolles" en „Op bezoek". Dit was een nummertje dat buitengewoon succes had; de kleinen brachten het er dan ook allerliefst af. Daarna trad mejuffrouw Van Delden op met eenige liederen, waarvan Joh. Wagenaar's „Rondedans" en „Kerst liedje" van Loots het meest opvielen. Van de daarop door de leerares zelve ten beste gegeven liederen troffenhet meest een tweetal composities van Van Milligen. Ook Wierts' „Klein Moederke" is altijd pak kend. De liederen werden met zuivere stem en bijzonder goede articulatie gezongen. Na de pauze zongen een paar goede solo-leerlingen, n.l. mej. M. Erdtsieck, en tnej. J. Walter, beide geen onbekenden voor de trouwe bezoekers van mevrouw Halber- stadt's openbare lessen. De eerstgenoemde zong o. m. Catli. van Rennes „Eenzaam zieltje", de tweede „Heer, mijn hert is boos en schuldig" van dezelfde componiste. Tot slot bracht het koor nog een viertal liederen van Cath. van Rennes en H. van Tussenbroek ten gehoore. De pianobegeleiding was bij mejuffr. Leao Laguna uit Amsterdam, in zeer goede handen. Den uitvoerenden viel een groot succes ten deel, en welverdiend, want er is met toewijding en geestdrift door de dames en kinderen gezongen. Zij werden met bloe men gehuldigd; natuurlijk had mevrouw Halberstadt in de eerste plaats aan deze huldiging deel. Ook wij willen hier ter plaatse gaarne nog zooveel er bij doen met te erkennen, dat zij de uitvoering weer keu rig in elkaar gezet heeft en uitmuntend verzorgd, zooals wij dat van haar gewend zijn. Vierde Abonnements-Concert. Het 4e der abonnements-concerten, georganiseerd door het concert-bureau Hans Augustin in den schouwburg, te Haarlem, zal plaats hebben op Dinsdag, 29 April en worden ge geven door den genialen pianist Josef Pem- baur. Het belangrijke programma bevat o. a. Beethoven Sonate op. 57 (Apassionata) en 32 Variaties, Chopin Phantasie op. 49, en Ballade op. 47, Liszt, Twee Legendes (Vo- gelpredigt en Der heilige Franz von Paula über die Wogen schreitend) Rhapsodie op. 13. TOONEEL. „Spoken". Een familie-tragedie, door Henrik Ibsen. Zondagavond speelde „Het Ned. Tooneel" in den stadsschouwburg te Haarlem Ibsen's aangrijpende familie-tragedie „Spoken". Het publiek was, jammer genoeg, niet in groote getale opgekomen om deze opvoe ring bij te wonen, doch wie er waren wisten het gebodene te waardeeren, getuige de groote bijval die den spelers gewerd. Het stuk is zeer pakkend. Voor wie het niet kennen, geven wij hier een beschrij ving ervan zooals de heer Stellwagen die zoo uitmuntend opstelde. Op den dag der inwijding van de „Stich ting", die zijn moeder ter eere der nage dachtenis van zijn vader bouwen liet, is de jonge Oswald Alving na jarenlange afwe zigheid teruggekeerd uit Parijs, waar hij zijn schilderstudies had voltooid, naar het ouderlijk huis. Van zijn vader, dien hi] vroeg door den dood verloren had, be waarde hij het door de herinnering ver- mooide beeld, dat zijn moeder in haar ge regelde brieven met groote pieteit had le vend gehouden. Hij ligt nu, wat „moe" van de reis, boven op een sofa uit te rusten, vóór de groote drukten van de officieele plechtigheid. Het spel is ondertusschen aangevangen met een gesprek tusschen het kamermeisje Regine en haar „vader", den manken, sata- nischen schrijnwerker Engstrand. Regine is de dochter van de vroegere kamenier van mevrouw Alving, die daar bij mevrouw uit huis was getrouwd met den mankpoot. Schrijnwerker Engstrand heeft een vreemdsoortig plan beraamd. Hij wil ook een „Stichting" bouwen, een soort amuse mentslokaal voor scheepsofficieren van de groote vaart, en hij wil zijn dochter, Regine, in het buffet. Als zij zich verzet, zal hij de overredingskracht van den vriendelijken do minee Manders inroepen, die wel van mee ning zal zijn, dat de plichten van het kind tegenover den „vader" voorgaan, al zou Regine eventueel, als zij dat verkiest, ook een betrekking kunnen krijgen, als gouver nante, in „Kapitein Alving's Tehuis". Dit alles is voorbereiding. Het eerste con flict, van waaruit de ontwikkeling van de familie-tragedie dan verder haar loop ver volgt, ontstaat, als het jeugdige idealisme van den zwaarmoedigen en al te sensitie- ven Oswald Alving in botsing komt met het predikanten-geredeneer van dominee Man ders. Het debat gaat natuurlijk over het onderwerp, dat jonge menschen het meest ter harte gaat, het recht van jonge liefde. De strijd loopt zoo hoog, dat, als Oswald Alving de kamer is uitgegaan, dominee Manders het zich tot plicht rekent mevrouw Alving over haar zoon ernstig te onderhou den. Hij verwijt haar een slechte opvoed ster van haar kind te zijn. dat zij in den. vreemde buiten haar toezicht liet opgroeien. Hij verwijt haar ook een slechte echtgenoote te zijn geweest, die, in opstand komend te gen iederen dwang, de heilige banden ver brak, en van haar man vluchtte, om be scherming te zoeken, bij hem, dominee Manders. Als de goede dominee is uitgesproken en al de argumenten ten beste heeft gegeven van de moraal, die ons leven beheerscht, komt in mevrouw Alving Ibsen zelf, en daarmee de wrange waarheid, aan het woord. Mevrouw Alving verbreekt een lang stilzwijgen. Haar huwelijk was alleen maar naar den uiterlijken schijn schoon en ge lukkig geweest. Kapitein, later kamerheer Alving was zeker een levenskrachtig, che- valeresk, innemend mensch, een vroolijk kameraad, kranig officier en sportsman, maar toen mevrouw Alving hem trouwde, was hij al zedelijk en lichamelijk verloren. Reeds in de eerste jaren van hun huwelijk openbaarden zich teekenen van een ontaar ding, die in een volkomen verdierlijking ein digde. En zij verhaalt nog een andere bi- zonderheid: Regine, de dochter van haar vroegere kamenier, is de dochter van haar man, niet van den timmerman Engstrand. die de aanstaande moeder had getrouwd voor een som geld. Daar in de eetkamer had zij het paar het eerst betrapt: „Laat me los, meneer, niet doen, meneer Alving". Als zij op haar beurt gesproken heeft, en met den goedigen dominee, die voor het eerst van zijn leven misschien ervaart, dat hij der menschen aard niet altijd even juist verstond, de eetkamer wil ingaan, dan klin ken haar, als een echo uit het verleden, dezelfde woorden van haar kamermeisje tegen, nu niet tot haar man, maar tot haar zoon gericht: „Laat me los, meneer, niet doen meneer Alving". In het tweede bedrijf is het conflict reeds scherper gesteld. Zal de vrouw die haar leven vernietigd zag doordat zij zich niet van de banden der conventie bevrijden dorst, en den schijn van een geluk bleef huichelen, dat diepste ellende was, zal zij nu, voor haar zoon, de waarheid aandur ven, en vooral zal die waarheid een betere waarborg blijken voor het geluk? Mevrouw Alving is een vrouw van groo te gevoelens en van uiterste consequenties, Wellicht is er in haar aard eenige over eenkomst met de natuur van kapitein Al ving, vóór hij verdorven was. Met dit ver schil, dat hij te gronde ging door verspil ling van levenskracht, en zij zich aan hem bezondigde door te groot zelfbedwang. Maar onder dat masker van zelfbeheer- sching is haar hartstocht levend, zij is op gewassen tegen den strijd van het wer kelijke leven en zal niet terugschrikken voor eenig besluit, indien het noodzake lijk is. Tot nu toe heeft zij de kinderlijke veree ring van den zoon voor den vader ver schoond. Zij heeft hem dus ook niet ge sproken over zijn werkelijke verhouding tot Regine. Maar, zooals in haar eigen le ven, ziet zij het ook nu in dat van haar zoon: het verheimelijken van de waarheid uit moreele motieven voert niet tot het ge luk. Nu is het te laat: tusschen Oswald en Regine bestaat een verhouding, die haar gevoelens als vrouw en moeder moeten wonden. Zal zij, die uit armoede aan liefde zooveel geleden heeft, nu tot haar zoon zeg gen, dat de liefde alles veroorlooft, ook deze verbintenis tusschen halfbroer en -zuster Maar voor zij een besluit nemen moet, zul len zich in haar overwegingen nog smarte lijker gedachten mengen! Maar eerst nog, in den aanvang van het tweede bedrijf, maakt de mankpoot Eng strand ons zijn vreemd plan wat duidelijker. Hij wil niet alleen de hulp van dominee Manders om Regine te bewegen met hem naar de stad te gaan, maar hij wil gelde- lijken steun voor zijn logement door bemid deling van dominee. Hoe zal hij zijn doel bereiken? Dat weet hij zelf nog niet pre cies. Het zal hiervan veel afhangen, of dominee goedschiks of alleen kwaadschiks wil. En nu volgt dan het gesprek tusschen moeder en zoon, dat in zijn schrijnenden weedom een klacht is en een vloek, teeder- ste aanhankelijkheid en luguber afgrijzen. Oswald verhaalt, dat hij, onder het werk bemerkende, dat hij zijn gedachten niet meer langen tijd op eenzelfde onderwerp kon concentreeren, bij een zenuwspecialiteit om raad is gegaan die hem meedeelde, dat hij geestelijk was gebroken; dat hij een ziekte in de hersenen had die hij van de geboorte had meegekregen, naar het bijbel woord, dat de zonden der vaderen aan de kinderen worden bezocht. Als hij den dok ter dan verzekerde, dat zijn vader op gecne wijze zijn ziekte kan veroorzaakt hebben, stelt de dokter een andere diagnose en oor deelt: eigen schuld. Nu kan, nu moet de moeder spreken. Zij moet haar zoon bevrijden van het drukkend gevoel van schuld. Zooals zij gezwegen heeft, om de liefde van den zoon voor den vader niet te deeren, zoo zal zij nu spre ken, om haar kind in zijn ongeluk niet be laden te laten met de last van schuldgevoel. Dit is de laatste illusie van haar tot rijke en moedige gevoelens geschapen gemoed, de illusie haar kind in zijn geestelijk lijden moreele verlichting te schenken. En opnieuw heeft zij zich vergist. Zij heeft zich vergist in den waan, dat de werkelijk heid van een zielsziekte te genezen is door de illusie van de moraal. Ook kent zij de waarheid omtrent het lijden van haar zoon niet geheel. Want als hij een oogenblik op gewekt door het drinken van champagne zijn moeder zijn liefde belijdt voor Regine, ziet zij in de ziekelijke wellustuitingen van zijn aangetaste ziel, de dageraad gloren van een nieuw leven voor haar kind. Nog kent zij de diagnose van den dokter omtrent het zielelijden van haar kind niet geheel. Oswald heeft haar niet alles ver teld, hij heeft haar het ergste verborgen ge houden, uit deernis voor het verdriet, dat zijn moeder voor zijn leed gevoelen zou. En die wederzijdsche laatste bekentenis, van de moeder aan den zoon omtrent den waren aard van zijn vader, en van den zoon aan de moeder, dat zijn zielsziekte eindigen zal in krankzinnigheid, ja, dat de waanzin hem ieder uur van den dag en nacht be dreigt, die wederzijdsche bekentenis komt op het voor moeder en zoon meest tragi sche oogenblik. Zij wordt uitgesproken even nadat „Ka pitein Alving's Tehuis" tot den grond toe is afgebrand, als de zoon door de inspanning om het „levenswerk" van zijn vader uit de vlammen te redden de noodlottige zielsci i- sis heeft verhaast, en als de moeder, tot het inzicht gekomen, dat de bekrompenheid, het doellooze, de benauwenis van het klei nestadsleven zijn eenmaal rijken levens- blijen aard heeft verdorven, schuld belijdt, dat zij hem zelve de levensvreugde niet bracht, en zich eindelijk met zijn nagedach tenis verzoent. Maar als zij uitgesproken heeft, dat de vader ziek was voor de ge boorte van den zoon, weet Oswald, die mis schien tevoren nog anders hoopte, dat de diagnose van den dokter juist is. En zoo heeft de schrijver gewild, dat de schoonste zelfoverwinning van de moeder, haar schuldbekentenis tegenover haar man, het doodvonnis inhouden zou voor haar zoon. En meer heeft de schrijver gewild. De felste uitdrukking van de haat. die hij ge voelde tegen het leven van zijn tijd en zijn land heeft hij bewaard voor het slot, als hij de moeder het vergif in de handen drukt voor den zoon. Ook krijgt de manke schrijnwerker Eng strand de hulp, die zijn geslepenheid ver dient, en op de asch van „Kapitein Alving's Tehuis" verrijst het amusementslokaal voor de zeelui van de groote vaart. Op de doode illusie de levende leelijke waarheid. VOLKSGEZONDHEID. Oogen. Een beroemd schrijver heeft eens gezegd „de meeste kinderen worden met lichte oogen geboren, maar vele ver wisselen ze voor donkere oogen. zoodra de natuur tot de ontdekking komt, dat zij zich vergist heeft". De schoonheid van lichte en donkere oogen is betrekkelijk, individueel, en hangt eenvoudig van den smaak af. De schoonheid moet zitten zoowel in 't oog van annex magazijn van PARFUMERIEËN en TOILETARTIKELEN. Vakkundige behandeling. Electrische Salons. Aanbevelend.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1919 | | pagina 3