OXDKRWIJS IN REOEffl- BOl-LKKTEELT. De directeur-generaal van den landbouw brengt ter kennis van belanghebbenden, dat bij voldoende deelneming in de maand October te Lisse een cursus ter opleiding van tuinbouwvakonderwijzers voor de bloembollenteelt zal geopend worden. Om tot den cursus te worden toe gelaten moet men voldoen aan een toelatingsexamen, dat zal loopen over Nederlandsche taal, rekenen, aardrijks kunde en kennis van de bloembollen teelt, voorts moet men den 21-jarigen leeftijd hebben bereikt en een bewijs overleggen van minstens 4-jarige werk zaamheid in de praktijk van de bloembollenteelt. De deelnemers aan dezen cursus zullen vergoeding voor reiskosten ont vangen. De lessen zullen worden gegeven op één of twee dagen per week op voor de deelnemers meest geschikte uren. Aanmeldingen moeten vóór of op 15 Augustus a.s. worden ingezonden bij den rijkstuinbouwleeraar te Lisse den heer K. Volkersz. TAN HIER EN DAAR. De uitlevering van Wilhelm II. Na het vele, dat over deze zaak reeds ten onzent geschreven werd, is zeker ook heel belangrijk wat professor Taverne thans erover schreef in het „Weekblad van het recht", waarom wij hier een en ander daaraan ontleenen. De hoogleeraar komt op tegen een wei gering tot uitlevering van den ex-keizer, slechts gegrond op de argumentatie uit de bestaande nationale wettelijke rege ling. Hij meent, dat een andere argu mentatie, welke uitgaat niet van het wettelijk omhulsel, maar van de rechte lijke kern, meer kans heeft op eer biediging, zelfs van hen, die anders voelen dan die, welke door de Redactie van het Weekblad indertijd in over weging werd gegeven. Hoe nu vraagt schrijver, de vraag van de uitlevering waarbij ongeveer de gansche beschaafde wereld is betrokken, zou slechts heel nuchter behooren te worden getoetst aan onze nog van voor den oorlog dateerende wetgeving op dat stuk, terwijl wij, waar het ook maar eenigszins te pas kwam administra tief recht, strafrecht, enz. juist ter wille van de buitengewone omstandig heden onmiddellijk gelegenheidswetten hebben gemaakt, wetten, waarbij soms- tijds hoofdbeginselen van Recht als on nutte ballast overboord werden geworpen? En nu zou een souvereine Staat want materieel kan, bij een parlemen taire regeeringsvorm, de formeele Re- geeringsdaad als een uiting van den Staat worden beschouwd ter oplos sing van bovengenoemde uitleverings- vraag, welke niet alleen buitengewone tijdsomstandigheden betreft doch waarbij de Staten en Volken zich geplaatst zien voor een kwestie, welke bij het maken der betrokken regelingen nimmer is voorzien, kunnen volstaan met te zeg gen„het spijt mij wel, maar ik mag het niet doen, want mijn wetten laten het niet toe". Zou daarop niet, zeer rationeel, de wedervraag passen, of onze Regeering niet eens zou willen zien, of zij die wetten met den verlangden maatregel in het reine zou kunnen brengen En wanneer de Regeering op die vraag zou antwoorden, dat zij geen aanleiding vindt om, met het oog op dit bizonder geval, een poging te doen om de bestaande wetten gewijzigd te krijgen, dan zoude zij daarbij zoo duide lijk mogelijk toonen, dat de kwestie veel dieper ligt dan een simpele toet sing van het geval aan de bestaande, dit geval in het heel niet voorziende, wetleksten. Het grondwettelijk bezwaar laat ik ter zijde. Vooreerst bestaat het m. i. niet of zou wellicht aan het geopperde bezwaar zijn tegemoet gekomen, indien aan de uitleveringswet een hoofdstuk werd toegevoegd over uitlevering van keizers, koningen en andere regeerders of ex-regeerders maar voorts zou zulk een den geest der Grondwet rakend bezwaar toch niet worden erkend door een wetgever, die een voorgenomen regeling noodzakelijk acht. Maar als de kwestie nu werkelijk dieper ligt, of liever, verder dan het wettenrecht, is het dan niet veel beter om ze ook als zoodaning te behandelen, zonder zich te beroepen op wetteksten, welke het Nederlandsche volk elk oogen- blik kon wijzigen, indien zulks noodig of gewenscht wordt geacht Of nu de overlevering van den ge wezen keizer aan zijn overwinnaars is een uitlevering in technischen zin of een louter politieke maatregel, doet, waar de thans bestaande Nederlandsche wet de uitlevering niet toelaat, aan het wezen der zaak en aan het wensche- lijke van een oplossing in den een of anderen zin ook al niet af. Ik voor mij zie echter vooralsnog met de gewone uitlevering geen verschil en het is m.i. ondenkbaar, dat onze Regeering dat geschilpunt zou aangrijpen om, mocht zij de uitlevering wenschen, hare maat regelen te nemen buiten wet en Staten- Generaal om. Ondenkbaar en onuit voerbaar, voor het geval hare oplossing niet die van de Staten-Generaal, niet die van het Nederlandsche volk zoude zijn. Hoofdzaak is dus, dat het orgaan, dat den Nederlandschen Staat bij de onder handelingen met andere Staten ver tegenwoordigt, dus onze Regeering, in ziet, dat de uitleveringsvraag, zoo ze al niet van den aanvang af een vraag van wetgeving (of een vraag staande ter beoordeeling van den wetgever) is, dit zeer licht in den loop der onder handelingen zal kunnen worden, waaruit dus m. i. nog afgescheiden van de huidige denkbeelden omtrent het buiten- landsch beleid der Regeering volgt, dat het aanbeveling verdient om de vraag al dadelijk als een vraag van wetgeving te behandelen, althans als een vraag, waarover het oordeel van het Nederlandsche volk, dus van de Staten-Generaal, moet worden inge wonnen. Eerst dan, betoogt prof. Taverne, kan de uitleveringsvraag met het in den mensch levende rechtsgevoel zuiver worden opgelost. Dat rechtsgevoel echter is bij ver schillende menschen verschillend. Het is, hoewel richtend en beslissend in elk concieet geval, niet iets primairs in dien zin, dat het los staat van aangeleerde begrippen of wettelijke regelingen. Voor al niet bij juristen. Daar zullen er zelfs bij zijn, wier rechtsgevoel in hoofdzaak door de wet wordt beheerscht. Ook het andere uiterste komt voor. Maar men kan trachten zich daarvan los te maken en zich de vraag stellen, of het niet stuitend is om een mensch die hier beveiliging heeft gezocht en gevonden, een mensch, die aanvoerder is geweest van een groote legermacht en heerscher van een groot volk, uit te leveren aan hen, die reeds een zoo vernietigend oordeel over hem hebben geveld, die geen waarborgen bieden voor een ideale, onpartijdige rechtspraak die wellicht handelen onder drang van hunne volken, welke roepen om wraak, wier schrikbarende ellende en lijden een grootmoedig onpartijdig oordeel uitsluit. Er zijn nog andere redenen te noe men, waarom deze unlevering stuitend zou zijn voor het recntsgevoel, maar ik behoef ze hier niet op te sommen. Stel nu dat onze Regeering op der gelijke overwegingen het verzoek om uitlevering zou afwijzen eventueel een poging tot wetswijziging zou wei geren, zou hare houding dan niet veel meer indruk in het buitenland maken, indien zij daarbij de mede- deeling kon voegen, dat hare houding wordt gedeeld door het Nederlandsche volk Ongemakken van hetvliegen. Het „Maandblad tegen de Verval- schingen"doet eenige aan een Italiaansch vliegblad ontleende mededeelrngen over de ziekelijke verschijnselen en halluci naties die tijdens het vliegen kunnen optreden. De ademhaling, gaat kort en stootend, de hartwerking is verhoogd. De vlieger wordt aangegrepen door den doodsangst van de eenzaamheid. Het gehoor wordt minder, voortdurend meent hij tegengeruisch te vernemen. Het ge zichtsvermogen is niet noemenswaardig gestoord, maar de in den nevel brekende zonnestralen geven zonderlinge halluci naties. Zoo meende b.v. een vlieger met volkomen zekerheid in de nabijheid van den toren van de Notre Dame te zijn, terwijl hij er in werkelijkheid honder den kilometers van verwijderd was. Een andere vlieger weet met zekerheid te verhalen, dat hij op een hoogte van 2780 M. duidelijk voelde, hoe het bloed van onder zijn nagels in zijn handschoen stroomde en hoe ook zijn lippen bedekt waren met bloeddruppels. Vliegen is dus geen pretje, zonder meer. Er bestaan nog verscheidene menschen die meenen dat het vliegen een ont spanning voor de longen is. In werke lijkheid echter eischt het vliegen een enorme inspanning, om dat de tegen wind de lucht met groot geweld in de longen perst. Men denke aan het on aangename gevoel wanneer men tegen den wind in loopend den adem verliest. De Weensche geleerde dr. Geiger heeft onlangs de ademhalingsprestaties der vliegers onderzocht en is tot reus achtige getallen gekomen. Slechts heel sterke longen houden den tegenwind uitalle longpatiënten moeten dus on herroepelijk van den vliegerdienst worden uitgesloten. Verder verlangt dr. Geiger dat alle adspirantvliegers eerst een proef afleggen. B ij n a o n g e 1 o o f e 1 ij k. In het Deensch blad Politiken van 23 Mei j.l., verscheen een onderhoud, dat de heer Kaj Frus Molier met Z. E. kardinaal Mercier had. Nadat de schrijver den kardinaal zijn compliment heeft gemaakt over diens houding onder den oorlog, vraagt de kardinaal Welke taal spreekt men in Dene marken Wel, Deensch, Eminentie Ja, het volk. Maar gij kunt toch geen Deensch gebruiken voor hoogere doeleinden, b.v. als universiteitstaai Wel zeker, Eminentie, waarom niet Ik begrijp het niet goed. Te Leuven onderwees ik destijds naar de methode van uw zielkundige Höffding en zijn handboek was toch in 't Engelsch ge schreven Wel dan hebt gij een Engelsche vertaling gebezigd, Eminentie. Gijkcndt evengoed een Fransche gebruikt heb ben. Er bestaat zelfs al vijftien jaar een Japansche vertaling. Ja, Höffding is een heele kerel- En zijne Eminentie dacht even na Wij ook even Geen theeschaarschte. De hoogere prijzen op de laatste thee veiling besteed, zoo luidt een officieel bericht van 30 Juli, hebben hier en daar de vrees gewekt, dat er weder een schaarschte en duurte van thee ten on zent zou ontstaan. Reeds spreken be angste huismoeders van een tweeden theenood en haasten zij zich een voor raad voor de toekomst op te doen Deze vrees is evenwel ten eenenmale misplaatst. Er is geen sprake van een tweeden theenood. Integendeel, de thee- voorraad hier te lande is grooter dan ooit en voldoende voor meer dan een jaar. Daarbij ondervindt de aanvoer geen enkele belemmering, terwijl bovendien een uitvoerverbod van thee bestaat, dat niet opgeheven zal worden, zoolang de kans bestaat dat deze opheffing tot prijsverhooging hier te lande zou kun nen leiden. De t ij den veranderen. De minister van Oorlog heeft ter kennis ge bracht, dat binnenkort bij de Koninklijke Militaire Academie zal verschijnen „Nieuwe begrippen inzake de verhouding van meerderen tot minderen", door G. G. van Everdingen, majoor der artillerie, eerste officier aan de Koninklijke Militaire Academie. Alle autoriteiten en comman danten tot en met de compagnies-com mandanten, kunnen een exemplaar van dit boekje gratis ontvangen. tegenover de litteratuur tijdens het ont staan van den Havelaar", „Van Lessing tot Vosmaer", „De oude en de nieuwe historische roman in Nederland", .De Liefde in den Leycester-cyclus" (Bos- boom-Toussaint), „Nederl. Litteratuur geschiedenis" (over de boeken van Kalff en Te Winkel), „Het sentimen- teele bij Feith, Wolff Deken, Poot en Bilderdijk", „Breeroo in zijn verhalende liederen". Afzonderlijke vermelding ver dient het bekende overzicht onzer litte ratuurgeschiedenis in het „Handboek tot de Ned. Letterk. Geschiedenis" (Den Haag 1916). De Fransche luchtvaart-industrie heeft in den loop van den oorlog een reusachtige productie bereikt. De productie van vliegtuigmotoren is geweest: 6849 in 1915, 16.785 in 1916, 22 751 in 1917 en 34.219 in de eerste drie kwartalen van 1918. De productie van vliegtuigen was 3460 in 1915, 7552 in 1916, 14.435 in 1917 en 18.843 in de eerste drie kwar talen van 1918. De luchtvaart-Industrie gebruikte 12.650 werklieden op 1 Jan. 1915,30.960 op 1 Jan. 1916, 68.920 op 1 Jan. 1917, 131551 op 1 Jan. 1918 en 186.003 op 2 Nov. 1918, De jongste vergadering der Prov. Staten van Zeeland besloot het Regle ment op de wegen en voetpaden aan te vullen met een verbod van het be rijden der wegen met beslijkte wielen. KERK-AGENDA. ZONDAQ 3 Aug. Bloemendaal. Ned. Herv. Kerk v.m. 10 uur, Ds. Barger, Di recteur „Meer en Bosch", Heemstede. Ned. Protestantenbond, afd. Bloemendaal, Ge bouw Bloemendaalsche Schoolvereeniging v.m. 10.30 uur Ds. J. D. v. Calcar, uit Be verwijk. Gereformeerde kerk, v.m. 10 uur, Prof. Bavinck van Amsterdam, 5 uur dezelfde. SANTPOORT. Ned. Herv. Gemeente v.m. 10 uur, Dr. G. A. van den Bergh van Eysinga, collecte or gelfonds. HAARLEM. Ver. van Vrijzinnig Hervormden, v.m. 10 uur Gebouw v. d. Ned. Protestantenbond, Ds. J. L. Brinkerinck, Knollendam. BURGERLIJKE STAND Bloemendaal. Van Vrijdag 25 tot en met Donderdag 31 Juli 1919. Geboren: d. van A. Th. van der Hulsten A. J. M. Heemskerk, z. van M. P. Blonker Hernij en A. den Breems. Dr. j. Prinsen J. Lzn. hoog leeraar. De gemeente Amsterdam benoemde den bekenden letterkundigen criticus Dr. J. Prinsen J.Lzn. tot hoog leeraar in Ned. letteren aan de Amster- damsche hoogeschool. Ziehier eenige bijzonderheden omtrent den nieuw be noemden professor. Dr. J. Prinsen J.Lzn. werd in 1866 te 's-Hertogenbosch geboren, waar hij van '81-'85 aan de Rijkskweekschool tot onderwijzer werd opgeleid. In het twaalf tal jaren, dat hij daarna als onderwijzer aan de Nutsschool in 's-Gravenhage doorbracht, vond hij in vrije uren de gelegenheid, na de hoofdacte en eenige bijacten verworven te hebben, zich door zelfstudie voor het eind-examen aan het Delftsche gymnasium voor te be reiden en, na hiervoor in '91 geslaagd te zijn, de studie van zijn lievelingsvak, de Nederlandsche letteren, aan de Uni versiteit te Leiden voort te zetten. In 1897 promoveerde hij aan genoemde academie met een studie over „Leven en werken van den humanist Gerardus Geldenhauer Noviomagus". Hij ging naar Nijmegen in de functie van leeraar in de Ned. Taal- en Letterkunde aan de Rijkskweekschool voor onderwijzers welke betrekking hij nog bekleedt. Er verscheen van de hand van den nieuwbenoemden hoogleeraar een groot aantal publicaties van grooter en kleiner omvang, waarvan wij de volgende noemen „De Nederl. Renaissance-dichter Jan van Hout", Amst. 1907, een populaire samenvatting van een uitvoerige archief studie over dit onderwerp, waarvan de resultaten werden opgenomen in het Tijdschrift van de Maatsch. van Ned. Letterkunde, in de Bijdragen van het Historisch Genootschap en in Oud- Holland een reeks studiën in „De Be weging" en „De Gids", waaronder: „Sir Phil. Sidney, „Jacques Perk", „Multatuli en de Romantiek" (afzonderlijk uitge geven Rotterdam 1909), „De Augustus dagen van Drost", „Multatuli's houding Ondertrouwd: U. P. L. Drijber en S. Molenaar, A. W. van der Burgt en M. M. van Bommel, G. G. de Koning en C. Eckhart, C. Roeloffzen en S. H. Westermann. Getrouwd: A. H. Vasen en A. M. Chris- toffels. Overleden: M. C. F. Ramakers 60 j. In het Provinciaal Ziekenhuis, J. M. Kleine 83 j. devonden voorwerpen. Terug te bekomen bij: Arnoldus, Eikenlaan 64 Heemstede, een grijze damesmantelPlugge, Verbindingsweg 36 Bloemendaal, een beurs met inhoudBoon, Korte Kleverlaan 6c Bloe mendaal, een brocheW. Vastenhoven, Van Ostadestraat 4 Haarlem, een lorgnet; de Vries, Dompvlbedslaan 15 Overveen, een blauwe werkjasJac. Pijl, Bloemendaalscheweg 84 Bloemendaal, een schaartje; Dr. Knoop, p.a. Van Zijverden, Bloemendaalscheweg 51 Bloe mendaal, een portemonnaie met inhoud; Apel doorn, Elswoutslaan 7 Overveen, een porte monnaie met inhoud; G. Duins, Tuinlaantje ïf. een waschdoek portefeuille met inhoudaan het bureau van politie te Overveen, een touw, een imitatiehaarspeld, een ledige oliebus. Komen aanvliegen bij Meningh, Bloemendaal scheweg 65a Bloemendaal, een duif. Verloren voorwerpen, een paar witte kousen, een blauw jasje, een kinderhandschoen, een portemonnaie, een bank biljet van f60.—, een zilveren rozenkrans. Gemeentel ij k Distributiebedrijf Bons geldig van 2 tot en met 8 Augustus. Bon D. 29: 3i/2 ons suiker. Kinderbon No. 2: 3'/j ons suiker. Bons geldig van 9 tot en met 15 Augustus. Bon D 30: 3l/2 ons suiker. Kinderbon No. 3: 3 V2 ons suiker. Broodkaart: 104e tijdvak geldig tot en met 4 Augustus. 105e tijdvak van 5 tot en met 13 Augustus, 106e tijdvak van 14 tot en met 22 Augustus, 107e tijdvak van 23 tot en met 31 Augustus, 108e tijdvak van 1 toten met 9 Sept. Voor Wittebrood zijn geldig: voor het 105e tijdvak de paars gekleurde kaarten, voor het 106e tijdvak de groen gekleurde kaarten, voor het 107e tijdvak de roodgekleurde kaar ten, voor het 108e tijdvak de zwartgekleurde kaarten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1919 | | pagina 3