heel veel van Kas, van Kaa-kaa en van kinderen. Op een keer, 't was nogal guur weer, zaten Bart, Kas en Kaa-kaa te eten. Ieder had zijn eigen stoel. Kaa-kaa kwam wel eens boven op tafel zitten, maar als Bart dan zei: „Kaa, hoe hoort het bij fatsoenlijke menschen dan keek Kaa-kaa met zijn zwarte glans- oogen zijn baas aan en ging met een hapje eten in zijn bek terug naar zijn stoel. In den hoek, onder een paar zakken lagen een paar hazen, die Bart na het eten naar de stad zou brengen. Plotseling ging de deur open en daar stond de politie Bart hield zich goed. Kas begon vreeselijk boos te blaffen en Kaa-kaa fladderde hem om 't hoofd, dat de po- litie-agent uit angst tegen den muur ging staan, met zijn stok door de ka mer zwaaide en riep „Bart, hou je beesten bij je. Allé, stil, leelijke hond, vooruit, vogelbeest, ga weg". Bart moest erom lachen en zei„Wat kom je hier ook onverwacht binnen, vrind, had eerst eens gezegd, dat je van plan was op dit uur mij te bezoe ken, dan had ik je behoorlijk kunnen ontvangen". „Doe die lamme beesten weg" schreeuw de de agent, want Kas blafte, dat het huisje van Bart schudde en had al een paar keer naar de kuiten van den in dringer gehapt en Kaa fladderde altijd juist déar, waar de stok van den agent niet was Bart kreeg medelijden met den agent en zei „Koest, Kas" waarop Kas grom mend en brommend naar zijn mand te rug trok. „Stil maar, Kaa, beste vogel van-den-baas", zei Bart tegen den raaf en Kaa vloog naar zijn stok, waar hij klapwiekend heen-en-weer bleef wippen. „En vertel me nu eens, wat kom je hier doen" zei Bart. Bart's gelapte boe zeroen zag er heel anders uit dan het mooie uniform van den veldwachter. Maar Bart's oogen schitterden van vroo- lijken lach, terwijl die van den agent boos en nijdig loerden naar den hoek, waar de zakken lagen. „Wat heb je daaronder liggen vroeg hij. Bart begreep dat er niets aan te doen was en daarom ging hij zelf naar den hoek toe, lichtte de zakken op en zei „Och tochdaar zijn een paar haasjes komen slapen Maar, ga toch zitten, vriend, en laat ik je een kopje koffie inschenken", en Bart nam de koffiepot zonder oor in zijn handen. „Dank je" zei de agent norsch. „En die hazen neem ik mee, versta je „Ja, ja, dat versta ik wel" antwoord de Bart, „'t Spijt mij, maar ik hoop, dat je ze goed-en-wel thuis zult brengen". (Wordt vervolgd). OPL.OSKINGEN van de raadsels uit ons bijblad van 11 Oct. A 1. Barendarend. 2. Eileihei—wei. 3. Goes—does. B 1. Wakker—rakkerbakker. 2. Sleepers—wagen. 3. Naaimachine. (6913 moest zijn 6 10 1 3). Goede oplossingen gaven Joh. Bakels. Jo van der Werff. Eddy Veltman. W. Schoorl. J. Hilbrands, Dik Duursma. Eva Benders. Mieneke Heil. Wim Scheltema. Bij loting viel de prijs ten deel aan WIM SCHELTEMA, die hem aan ons kantoor kan komen afhalen. De Genestetweg 23. BERICHT. De uitslag van het algemeen raadsel isde naam van mijn vriend en mijn eigen naam. Niettegenstaande er een fout in de opgave van raadsel no. 3 voor de grootere gekomen is, hebben vele het toch gevonden. Dit raadsel luidt6-9-1-3 zou een zusje kunnen zijn van Stijntje. Dit moet echter zijn 6-10-1-3 zou een zusje kunnen zijn van Stijntje. Wim Scheltema. Dat heb je goed ge zien dat er een fout in het raadsel was. Jij bent de gelukkige, die bij loting de prijs gewonnen hebt ook. Als je de prijs niet kan komen halen of niet kan laten halen, zullen wij hem wel laten brengen. Dit wil je me dan nog wel even laten weten niet waar Ik hoop dat je maar spoedig beter mag worden hoor Je Oom de Raadselredacteur. ~!fr 'yr -yr -x-nir "ITT "T"T"V*tr RAADSELS. A. Voor de jongeren 1. Ik ben een vogel, die in Mei in ons land komt en altijd 't zelfde roept. Eerst roept hij een viervoetig dieren dan een lekker gebak. Welke vogel wordt bedoeld 2. Ik ben lekker om te eten en besta uit 9 letters. Ik word gebakken in 1 2 3 en ben een lekkere 6 7 8 9. Wat zouden de menschen lachen als ik viel in iemand's 4 5 6. 3. Met I een rivier, Met b aan ieder dier, Met r meestal buiten, Met h om iets af te sluiten, Met n bij mensch en bij dier, Welke woorden bedoel ik hier? B. Voor de grooteren - 1. Mijn eerste deel heeft doorgaans vier pooten* mijn tweede deel heeft doorgaans vier pooten en mijn ge heel heeft doorgaans óók maar vier pooten. Ra, ra, hoe kan dat?" 2. Ik ben een lengtemaat; keer mij om en ik ben een kleefstof. 3. Maak uit de letters van deze twee woorden eens één ander woord: ijzer nar. (Kalm blijven, hoor. Wij drukken hieronder volgens belofte het ABC af, door H. Osieck, Over- veen gemaakt. A. is Ada, die helpt al haar moe, B. is Barend, die melkt de groote koe, C. is Cato, die speelt met haar kleine [zus, D. is Dirk, die geeft haar een dikke kus, E. is Evert, die slaat op de trom, F. is Fietje, die breekt de groote kom, G. is Gerard, die werkt in den tuin, H. is Hetty, die zuigt op haar duim, I. is Isaac, die schrijft op zijn lei, J. is Jeanne, die is gestoken door een bij, K. is Karei, die is op school een heele [piet, L. is Louise, die zingt het hoogste lied, M. is Marinus, die snoept van de ham, N. is Naatje, die is verdwenen van den [Dam, O. is Olto, die rolt van de trap, P. is Petronelle, die geeft hem een klap, Q. is Querido, die schrijft een mooi [boek, R. is Reina, die hapt in een koek, S. is Simson, die verscheurde een leeuw, T. is Trientje, die lokt een mooie meeuw, U. is Ulyses, die zwierf vele jaren, V. is Vera, die maakt fijne kant van [garen, W. is Wouter, die gaat al op de jacht, X. is Xantippe, die had Socrates in [haar macht, IJ. is IJsbertus, die rijdt al paard, Z. is Zus, die slaapt nu bij den haard. Een kinderhart moet zijn Als de lelie zoo rein, Zacht en teer als een roos, Als de vog'len altoos Zöö blij. GOEDE OPLOSSERS! Ditmaal wordt uitgeloofd een PENKALA-POTLOOD.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1919 | | pagina 6