C. Fris Jr.
s MICHELIN
I Prijsdaling
H Rijwielbanden
VICTORIA-WATER
Timmerman
ffè Buitenband f 6.00
Binnenband f 3.25
Bij den Rijwielhandel
DE HOOGSTE WAARDE
Niettegenstaande enkele bedenkingen door
den heer De Roo van Alderwerelt geuit, wordt
het voorstel aangenomea
Verhoogde aflossing geldleening.
B. en W. stellen voor:
1. van de door de Woningbouwvereeniging
„St. Jozef" te Vogelenzang in de Gemeentekas
gestorte som ad 13.735.90 een bedrag van
rond 13.000.te bestemmen voor een ver
hoogde aflossing op de ten laste dezer Ge
meente met de Amsterdamsche Bank iïi 1920
aangegane 6% obligatieleening groot
1.010.000.nominaal, en derhalve van deze
leening in 1921 in plaats van het minimum
bedrag ad ƒ34.000.— ƒ47.000.af te lossen;
2. in verband met het sub lo. bepaalde den
post „Aflossing van geldleening" voorkomende
onder volgno. 146 der begrooting voor het
dienstjaar 1921 te verhoogen met 13.000.—.
Het punt wordt aangehouden om later wel
licht een andere bestemming aan dit bedrag
te geven.
Opcenten Rijksinkomstenbelastlng.
B. en W. hebben het volgende schrijven tot
den Raad gericht:
Ingevolge de laatste wijziging der Gemeen
tewet kan een gemeente voortaan eene plaat
selijke belasting naar het inkomen heffen of
opcenten op de hoofdsom der Rijksinkomsten
belasting of wel beide belastingen te zamen.
Het wil B. en VV. voorkomen, dat het aan
beveling verdient een plaatselijke belasting
naar het Inkomen te behouden doch daar naast
opcenten op de Rijksinkomstenbelasting te hef
fen, teneinde aldus geen al te hoog percentage
van heffing van eerstbedoelde 'belasting te
behoeven vast te stellen.
Hoewel thans nog geen nieuwe verordeningen
op de heffing en invordering eener plaatselijke
inkomstenbelasting kunnen worden aangebo
den (daar de daarop betrekking hebbende
Koninklijke besluiten nog niet zijn afgekon
digd!) is zulks wel mogelijk ten opzichte van
de heffing en invordering van meerbedoelde
opcenten.
Wat het aantal te heffen opcenten voor het
Rijksdienstjaar 1921/22 betreft, zijn B. en W.
van meening, dat met 90 opcenten zou kunnen
worden volstaan, indien geen plaatselijke in
komstenbelasting werd geheven. In de hef
fingsverordening is evenwel een maximum
aangegeven, waardoor voorkomen wordt, dat
de verordening niet telken jare door* het be
palen van het alsdan te heffen aantal opcenten,
opnieuw aan de Koninklijke goedkeuring be
hoeft te worden onderworpen.
Derhalve stellen B. enW. voor aan te nemen
het volgende:
Besluit tot heffing van opcenten op de hoofd
som der Rijksinkomstenbelasting 1914 in de
gemeente BLOEMENDAAL.
Art.l. Er zullen te rekenen van 1 Mei 1921
af, ten behoeve van deze gemeente op de
hoofdsom der Rijksinkomstenbelasting opcenten
worden geheven tot een maximum van 100.
De Raad zal telken jare voor den aanvang
van het betrokken Rijksdienstjaar het aantal
te heffen opcenten bepalen, dat alsdan zal blij
ken noodig te zijn.
Art.2. De in art. 1. bedoelde opcenten wor
den ook geheven van hetgeen wegens Rijks
inkomstenbelasting wordt nagevorderd over
1921/1922 en volgende belastingjaren.
Als de aanslagen tot navordering in de Rijks
inkomstenbelasting zijn verhoogd, worden deze
opcenten van het verhoogde bedrag geheven.
Art.3. De invordering geschiedt overeenkom
stig de verordening van heden.
En voorts de volgende: Verordening op de
Invordering van opcenten op de hoofdsom der
Rijksinkomstenbelasting in de gemeente Bloe-
mendaal.
Art. 1. De invordering en uitkeering der op
centen op de hoofdsom der Rijksinkomstenbe
lasting geschieden overeenkomstig artikel 263
der gemeentewet en voorts, wat de uitkeering
betreft, ook met inachtneming van hetgeen
daaromtrent van regeeringswege is of nader
mocht worden bepaald.
Art. 2. Deze verordening treedt tegelijk met
die op de heffing in werking.
Plaatselijke Inkomstenbelasting.
In aansluiting op het voorgaande voorstel
inzake het heffen van opcenten op de Rijks
inkomstenbelasting worden den Raad de in
bedoeld voorstel in uitzicht gestelde nieuwe
verordeningen op de heffing en invordering
eener plaatselijke belasting naar het inkomen
aangeboden.
Wel is waar, aldus zeggen B. en W. in een
schrijven aan den Raad, zijn de door den be
trokken Minister te stellen voorschriften nog
niet allen bekend, doch dit bezwaar is onder
vangen, door bij het ontwerpen van de ver
ordening op de invordering daarmede rekening
te houden.
fj. en W. merken voorts nog op, dat door
hen in het in den aanhef bedoeld voorstel de
Beveelt zich beleefd aan voor alle
voorkomende werkzaamheden. Adres:
Boschlaan 15, Bloemendaal.
wenschelijkheid .wordt uitgesproken, om naast
de heffing van opcenten een plaatselijke belas
ting naar het inkomen te behouden. Zulks nu
is niet alleen gewenscht, doch inderdaad nood
zakelijk, daar met heffen van opcenten alleen
zeer waarschijnlijk in de naaste toekomst toch
niet kan worden volstaan.
In verband met een uitlating van den Min.
van Binn. Zaken, dat niet-tijdig aangeboden
verordeningen niet op f Mei 1921 in werking
kunnen treden, stellen B. en W. voor, deze
materie ten spoedigste te behandelen en der
halve de volgende verordeningen vast te stel
len.
Verordening op de Invordering eener plaat
selijke inkomstenbelasting te Bloemendaal.
Art. 1. De invordering en uitkeering der
plaatselijke inkomstenbelasting geschiedt met
inachtneming van het bepaalde In artikel 2431
der gemeentewet en voorts wat deuitkeering
betreft, ook met inachtneming van hetgeen
daaromtrent van regeeringswege is of nader
mocht worden bepaald.
Art. 2. Deze verordening treedt in werking
op 1 Mei 1921.
Alsdan vervalt de thans vigeerende veror
dening op de invordering van een plaatselijke
directe belasting naar het inkomen, welke
evenwel van kracht blijft op de ingevolge de
bestaande heffingsverordening tot den datum,
genoemd in het eerste lid, verschuldigde be
lasting.
Verordening op de heffing eener plaatselijke
belasting naar het Inkomen In de gemeente
Bloemendaal.
Art. 1. Ten behoeve van deze gemeente zal
een plaatselijke belasting worden geheven naar
het inkomen.
Art. 2. De bronnen van inkomen der gehuwde
vrouw worden beschouwd als bronnen van
inkomen van haar man, behoudens het bepaalde
in de volgende alinea.
De vrouw wordt zelfstandig aangeslagen
voor haar inkomen in de volgende gevallen:
12 maanden Garantie
1. bij scheiding van tafel en bed;
2. bij scheiding van goederen, zonder schei
ding van tafel en bed;
3. Indien de vrouw voor zich het beheer
harer roerende en onroerende goederen
en het vrije genot harer inkomsten heeft
bedongen;
4. ingeval de man elders gevestigd en al
hier niet belastingplichtig is.
Nochtans wordt in de onder 2 en 3 bedoelde
gevallen, wanneer de beide echtgenooten bin
nen de gemeente wonen, de belasting naar hun
gezamclijk zuiver inkomen berekend en over
hen omgeslagen in de verhouding aan ieders
zuiver inkomen.
Art. 3 Het bedrag voor noodzakelijk levens
onderhoud, bedoeld in artikel 243d der ge
meentewet, bedraagt 800.Dit bedrag
wordt met 25.verhoogd voor elk kind of
pleegkind van den belastingplichtige, dat bij
den aanvang van het belastingjaar den leeftijd
van 16 jaren nog niet heeft bereikt en dat zelf
niet in de belasting over het betreffend dienst
jaar is of zal worden aangeslagen.
Voor de samenstelling van het gezin wordt
genomen de toestand bij den aanv ang van het
belastingjaar of, bij vestiging in de gemeente,
die op den dag der vestiging.
Art. 4. De belasting wordt geheven over
veelvouden van 50.van het belastbaar
inkomen.
Telken jare bepaalt de Raad het percentage,
dat van 't belastbaar inkomen, afgerond over
eenkomstig het eerste lid, als belasting volgens
deze verordening zal worden geheven en wel
op die hoogte als noodig wordt geacht om ten
naastenbij de opbrengst te verschaffen, welke
op de begrooting der plaatselijke inkomsten is
uitgetrokken. Bij de berekening van het ver
schuldigde belastingbedrag wordt dat deel van
de uitkomst, bedragende minder dan een cent,
verwaarloosd.
Art. 5. Voor de toepassing van deze veror
dening wordt het begrip .„zuiver inkomen"
gelijk gesteld met begrip „belastbaar inko
men" volgens de wet op de Inkomstenbelasting
1914.
Art. 6. De invordering dezer belasting ge
schiedt overeenkomstig de verordening van
heden.
Art. 7. Deze verordening treedt in werking
op 1 Mei 1921.
Alsdan vervalt de thans vigeerende veror
dening op de heffing van een plaatselijke direc
te belasting naar het inkomen, welke evenwel
van kracht blijft op de ingevolge die verorde
ning tot den datum, genoemd in het eerste
lid, verschuldigde belasting.
Naar aanleiding van bovengenoemde voor
stellen heeft de Financieele Commissie het
volgende ter kennis van den Raad gebracht:
De meerderheid der Commissie meende, dat
een plaatselijke belasting naar het inkomen de
hoofdzaak moest blijven. Men zou daarbij tot
een vooruit vast te stellen percentage kunnen
gaan, b.v. 5 pCt.
Waar de progressie, die het noodzakelijk ge
volg is van het heffen van opcenten op de
Rijksinkomstenbelasting, in dat geval alleen
voor een kleine aanvullingsbelasting zou wor
den ingevoerd, zou de meerderheid daarmede
accoord kunnen gaan.
Op deze wijze zegt het practisch belang van
nietprogressie met de billijkheidsmotieven
van progressie vereenigd kunnen worden.
Mocht het advies der meerderheid van den
Raad worden aanvaard, dan zou dienovereen
komstig art. i der Concept-verordening eenigs-
zins gewijzigd dienen te worden.
De minderheid daarentegen meende, dat het
meest gewenschte stelsel is, de plaatselijke
belasting zoo mogelijk geheel te heffen door
opcenten op de Rijksinkomstenbelasing en
eerst tot heffing eener plaatselijke belasting
naar het inkomen over te gaan, wanneer meer
dan 100 pCt. opcenten geheven moeten wor
den. Bovendien zou de minderheid bij heffing
eener plaatselijke belasting den aftrek voor
noodzakelijk levensonderhoud en den kinder
aftrek gebracht willen zien op resp. 1000.—
en 100.per kind. Ook bij hare opvatting
zou mogelijk art. 10 eenige wijziging moeten
ondergaan.
De heeren Nederhasselt en
S c h u 1 t z maken er aanmerking op, dat
het advies der Fin. Commissie zoo laat is aan
gevraagd. Om die reden stelt laatstgenoemde
voor dit punt van de agenda af te voeren, ten
einde de leden in de gelegenheid te stellen
deze stukken zorgvuldig te bestudeeren en het
principe dezer wijziging onder de oogen te
zien.
De heer B i s p i n c k stelt voor het punt
wèl te behandelen, hetwelk door den heer
Laan en Dr. Bornwater wordt ondersteund.
Na het voor en tegen ampel overwogen te
hebben, besluit de Raad het punt thans niet
te behandelen en dus geen principleele uit
spraak omtrent al of niet progressie te nemen.
Aanschaffing Motorwagens.
Wegens de zoo zeer gestegen prijzen, welke
moeten worden betaald voor dierlijke tractie
en gelet op de gunstige resultaten verkregen
door de aangeschafte motorvoer- en werktui
gen, stellen B. en W. voor het gemeentelijk
motormateriaal uit te breiden met:
a. 2 motorwagens voor den reinigings
dienst;
b. 1 motorwals ten dienste van de wegen;
c. eenige kleinere inrichtingen, ten behoeve
van den motordienst.
Voornoemde omzetting van dierlijke in mo
torische tractie zal een uitgaaf vorderen van
40.000weshalve B. en W. verzoeken hun
voor opgemeld doel een crediet tot dit bedrag
toe te staan.
De heer Van Kessel heeft eenige
bezwaren en zich afgevraagd of het voor onze
gemeente wel gewenscht is chauffeurs in dienst
te nemen die niets anders dan chauffeeren te
doen hebben. In andere gemeenten verrichten
deze chauffeurs ook andere werkzaamheden,
maar hier niet. Spreker is wel voor het voor
stel, indien de chaffeurs ook andere werk
zaamheden verrichten.
De heer Verdegaal verklaart zich
tegen het voorstel en voor publieke aanbeste
ding.
De heer Hogenbirk kan zich van
den omvang van dit voorstel nog geen duide
lijk beeld geven en zag gaarne meer licht hoe
die dienst zal worden ingesteld, wie aan liet
hoofd zal komen te staan enz.
De heer Laan is voor het voorstel,
indien het dagelijksch bestuur de wenken door
den heer Van Kessel wil behartigen. De chauf
feurs dus niet gestoken in warme jassen met
gouden knoopen, maar gewone werklieden die
behalve hun chauffeursschap ook ander werk
verrichten. De directeur van Openbare Wer
ken heeft spr. verzekerd dat hij met het
aangevraagde de geheele gemeente in twee
dagen bedienen kan.
Derhalve geeft spr. den Raad in overwe
ging de motorwagens aan te schaffen.
De heer Noorman geeft in overwe
ging om ook gemeentenaren in de gelegenheid
te stellen de motorwagens (als tusschenper-
soon1) te leveren.
De heer B i s p i n c k verdedigt de
chauffeursbetrekking, waaraan zeer veel vast
zit. De chauffeur van den vrachtmotor kan er
onmogelijk iets anders bijdoen. De chauffeurs
mt>eten goed hun wagens kennen en hiermede
zuinig weten om te gaan. De dienst is zoo,
dat de wagens geregeld werken, zoodat de
chauffeurs moeilijk andere bezigheden hierbij
kunnen uitoefenen.
Verder breekt de heer B i s p i n c k
een lans voor de aanschaffing van de dure
wagens, die overal gebleken zijn uitstekend
te voldoen.
betaal ik voor gedragen HEEREN- en
DAMESKLEEDINti, ZOLDEROPRUIMIN
GEN, zooals couranten,alle soorten flesschen
enz. enz. Aan huis te ontbieden.
H. VELLfcMAN, Gasthuisstr. 42rood,
Geen filialen. Lel op het juiste adres.
De heeren Laan en Van Kessel
handhaven hun bedenkingen en willen de
chauffeurs ook ander werk laten verrichten.
Sprekers achten het zeer goed mogelijk dat
zij onder het ophalen van vuilnis meehelpen
den inhoud van de vuilnisbakken in den wagen
over te storten. In een stad is dit heel ;ets
anders, daar liggen de huizen vlak naast el
kander en weet de chauffenr op den bok te
blijven zitten. Doch dit geldt niet in deze ge
meente.
Uitvoerig blijft de Raad over dit werk der
chauffeurs spreken. De sprekers blijven bij hun
meening.
De heer Noorman acht het onbillijk
aan een chauffeur het loon van een werkman
uit te betalen, tot de voorzitter opmerkt dat
de aan te stellen chauffeurs geen z.g.n. chauf-
feurs-mechanicien behoeven te zijn.
Ten slotte wordt besloten dat de chauffeurs
iets meer zullen ontvangen dan de gewone
werklieden en wordt aan B. en W. overgela
ten dit en den dienst der chauffeurs te regelen.
Ook de keuze van het werk der motorwagens
wordt aan het oordeel van B. en W. overge
laten. Omtrent een stoom- of motorwals zul
len B. en W. nadere inlichtingen versrekken.
Hetverdere gedeelte van het voorstel wordt
daarna z. h. st. aangenomen.
Bouw Middenstandswoningen.
B. en W. stellen voor aan de Woningbouw
vereeniging „Bloemendaal" voor den bouw
van 20 middenstandswoningen (gevraagd was
40) op een terrein aan de Rampenlaan, te ver
strekken een voorschot ten bedrage van 170
pCt. van de som welke de uitvoering in 1914
zou hebben gevorderd, af te lossen in 50 jaren.
Voorts om aan de vereeniging toe te kennen
ten behoeve van dezen bouw een bijdrage
groot 4/3 maal het bedrag als bijdrage, welke
de gemeente ter zake van het rijk ontvangt.
Alles onder nader goed te keuren voorwaar
den.
Dr. Bornwater verzet zich tegen de
door B. en W. voorgestelde) vermindering
van 40 woningen op 20, en stelt voor het oor
spronkelijk verzoek toe te staan.
De heeren Schultz en Noor
man ondersteunen dit.
Na een uitvoerige gedachtenwissellng wordt
op voorstel van den heer Hogenbirk
besloten het punt tot de volgende vergadering
aan te houden, teneinde het bestuur der bouw-
vereeniging in de gelegenheid te stellen met
een lijst van bona-fide bewoners de noodza
kelijkheid van het bouwen van 40 woningen aan
te toonen.
De tramplannen.
Het laatste punt der agenda betrof de reeds
veelbesproken tramplannen. Gelijk men weet,
hadden Ged. Staten aan de directie der N. Z.
H. T. M. opgedragen de lijn Overveen-Provin-
ciaal Ziekenhuis in teekening te brengen.
De directie heeft hieraan voldaan en een
afdruk hiervan aan het gemeentebestuur van
Bloemendaal doen toekomen.
Inmiddels is een berg bezwaarschriften
hiertegen ingekomen, alle gegrond op de be
kende bezwaren, zooals vernieling natuur
schoon, 't bederven van het genot buiten wo
nen, enz. 't Was nu voor het eerst dat deze
zaak in den Raad aanhangig was gemaakt.
De Voorzitter deelde mede dat
intusschen ook een adres was ingekomen
voorzien van vele handteekeningen, waarin
met klem op de totstandkoming der lijn werd
aangedrongen.
De heer Van Nederhasselt
vraagt of B. en W. ook kunnen opgeven, hoe
veel de exploitatie zal kosten.
De heer B i s p i n c k antwoordt dat
dit niet mogelijk is. Uit alle gegevens blijkt
echter dat er een groot tekort zal zijn. Wie
dat betalen moet. Spr. haalt de schouders op.
De heer Schultz merkt op dat de
adressanten die zich tegen den aanleg verkla
ren, meer hun eigen belang dan dat der ge
meente dienen. Verder weerlegt spr. de be
zwaren der tegenstanders. Zij die van lande
lijke rust houden, moeten meer naar achteren
gaan wonen, want die wordt door tal van
auto's toch bedorven. Spr. ontkent dat het
natuurschoon bedorven zal worden en wijst op
den weg Arnhem-Utrecht. Volkomen kan spr.
zich aansluiten met het adres der voorstanders
en komt een warm pleidooi voor het tot stand
komen der lijn, want de bewoners van het
noordelijk deel der gemeente zijn zoo goed
als geïsoleerd.
Vervolg Raadsverslag in het Tweede Blad.
OBERLAHNSTEIN.
drinkt men vermengd
met melk, limonadesiroop,
vruchtensappen en wijn.