<1
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Bioemendaal,
Overveen, Aerdenhout, Vogelenzang, Jan Gijzenvaart en Santpoort
VICT0RIA=WATER
Pas op Moens, voor je hoofd!
CINEMA PALACE
OOGEN DER ZIEL
DE INNERLIJKE STEM
Weldadigheids voorstelling
16e jaargang.
ZATERDAG 4 FEBRUARI 1924.
BLOEHENDiALSCH WEEKBLAD
Uitgave van de Vereenigde Drukkerijen, Bioemendaal. Kantoor voor Redactie en Administratie: De Genestetweg 23. - Tel. 2 2 003
Abonnement:
Voor een half jaar
1.75
Advertentiën: 15 cent per regel, bij afname van 500 regels of
meer korting. Vraag en aanbod, huur en verhuur, koop en
verkoop, van 1 tot 10 regels 1.elke regel meer 10 cent.
Tusschen den tekst of op een bepaalde plaats speciaal tarief.
Dit Nummer bestaat uit Twee Bladen
Wie niet boven beleediging verheven is
staat stellig beneden zichzelf.
Bii de uitgevers „De Sikkel", te Antwerpen
en Em. Querido te Amsterdam verschenen de
„Celbrieven" van Wies Moens met een inlei
ding door Dr. Lod. Dosfel.
Wies Moens, de jeugdige flamingant, die on
geveer twee jaren doorgebracht heeft in de
gevangeniscel, beschuldigd van „activisme"
schreef in zijn cel, aan vrienden, deze tien
brieven, die gedeeltelijk in het Vlaamsche
dagblad „Ons Vaderland" verschenen.
Wie den titel van dit boekje leest verwacht
louter opstandigheid en cel-misere te verne
men, doch hoe verrassend blijkt de inhoud.
Als een vogel met uitgebrande oogen zit hij,
in zijn kooi, zijn levensblijheid, zijn liefde en
zijn tot geestdrift gelouterde hartstocht uit te
jubelen. Worden de meeste door het celleven
verbitterd en' verhard, Moens wordt er door
verteederd en vergeestelijkt.
Ais een profeet, als een apostel der liefde
zoo zegent hij, die niet wisten wat zij deden.
Of zij wisten wat zij deden, zij die Moens en
zoovele anderen opsloten, omdat deze getuig
den in strijd met de belangen van een staats-
eenheid, die door wie weet welke arglistige poli
tici en met wie weet welke onnaspeurbare,
egoïstische oogmerken gesmeed werd? Waar
schijnlijk wisten zij het niet; te verblind zul
len zij wel geweest zijn door hun, zich in
chauvinisme en Eranschvergoding uitende
hartstocht.
Onze sympathie twijfelt geen oogenblik tus
schen de fanitici, die huilden: „Ten dood, de
kerker in. naar 't schavot, aan den schandpaal"
en de man die woorden sprak als die, waar
van ik hieronder eenigc citeer:
„Voor korte tijd nog maakte mij deze strijd
dikwels zo ellendig. Ik was er toen fiezies
ook erg bar aan toe geweest. Redding heb ik
hierin gevonden: mij in opperste deemoed aan
het Leven te onderwerpen. Het is zo onuit
sprekelijk goed het Leven, trots alles wat de
mensen smart noemen, pijn, tegenslag, „ma
laise", en wat weet ik al!", zoo lezen wc op
bladzijde 43.
„Want boven alle machten die de mensen
van mekaar rukken, is er een macht die de
mensen in malkanders armen drijft. Deze
macht is Liefde. Wie Liefde bezit, hij ontdekt
in de simpelste en de meest-veraclite zijner
broeders dat mysterieuze licht dat lokt en
aantrekt van ver als een glimworm, en een
brandend braambos wordt wanneer men er
dichtebij staat! Als ieder van ons in zijn even
mens dat licht ontdekt, zal de Gemeenschap
der Levenden voltrokken worden en de aarde
zal doorschijnend zijn van goedheid!";
en even later:
„Ik wou dat ik de stem had van een profeet
om de mensen op te roepen tot een nieuw rijk
van wakkere goedheid, om hun te leren drie
grote volkomenheden des levens: welwillen,
eenvoud en zachtheid. Welwillen in onze be
trekkingen met de mensen om ons heen; Een
voud in ons begeren: Zachtheid als een my
stiek licht om al onze verrichtingen, een glim
lach tot een zegel van geluk op al onze daden!"
In den achtsten brief lezen we:
„Toen de oude asceten afstand deden van
zich-zelf, was liet om aan te doen: de Nieuwe
Mens. Nu echter wordt van ons gevraagd dat
wij én de oude én de nieuwe mens afleggen
en worden, elk van onsMensheid, de miljoenen
voudige! O mijne kameraden, gij allen die mij
kent en gij allen die mij niet kent, maar kame
raden zijn wij van vandaag door éénzelfde doop
sel van Begeerte, morgen misschien door éénzelf
de doopsel van Bloed, dit is onze Leer van
zelfverlochening: dat wij onderdempelen onze
ziel in de Grote Almense-ziel, éénmaal, zeven
maal, zeventig maal zeven maal, tot niets meer
aan haar kleeft van de hoogmoed van het
Meesterschap, maar zij herboren rijst: ootmoe
dige Dienaresse, gekroond met liet welgevallen
van God, gesierd met zijn glimlach als met de
klaarheid van de eerste morgen!"
In den negenden brief
„Moeder: nu heb ik uw ogen weer gezien,
uw droef-zachte ogen waarop al de zilverbloe-
men stonden opengebloeid! Heel mijn leven,
met zijn glanzen en donkerten, lag in uw ogen
waarin ik las als in een boek. Maar uw voor
hoofd was als een paar witte duivevlerken:
opengespannen tot een zegening over uw kind.
O Moeder, die ik psalmen biddend de dood
heb ingeleid, luister: alles is goed, ik bleef
getrouw aan mijn belijdenis! Ik haat niemand,
ik dank hen die mij vervolgen. Die diepst door
mijn hart ploegden ontdekten voor mij mijn
hcerlikste kracht. Nu zijn alle torens van hoog
moed gesloopt."
Den tweeden brief, die slechts kort is laten
wij hier in zijn geheel volgen, om den lezer te
animeeren, de andere brieven, die niet minder
treffend zijn, in het boekje dat bij iederen
boekhandelaar tegen een klein prijsje verkrijg
baar is, te lezen.
10 April, 1920.
Mijn goeie, waarde vriend!
„Vijgen na Pasen" hoor ik je al mompelen!
Waarachtig ik kom wat laat met mijn Paas-
brief aandragen, maar het is heus mijn schuld
niet.. Ik heb hei de laatste dagen zo biezonder
druk gehad, ik ben op reis geweest! Over
mijn tegenwoordigheid als getuige op het pro
ces Jacob c.s. zal de krant je wel geïnformeerd
hebben. Ik meen dat het mijn plicht was, als
oud-student van dr Jacob aan de Vlaamse Ho
geschool, „zonder haat en zonder vrees" mijn
herinneringen aan mijn professoraat voor het
Assiesenhof te gaan uitspreken. Deze herinne
ringen zullen steeds zo levend en fris blijven,
als dit professoraat uitmuntend was.
De reis naar Antwerpen is in mijn eentoonig
gevangenisleven (de 11e maand voorarrest is
begonnen!) een zeer gewenst intermezzo ge
weest: dat kan je je voorstellen! En om je nu
niet eeuwig met mijn al te dorre cel-filosofie om
de oren te zaniken, zal ik je wat over die reis
vertellen.
Het was een mottige dag toen wij naar Ant
werpen spoorden: wat niet belet dat ik de
lucht, en de bomen en het land die dropen van
triestige regen- als een goddelijke veropenba
ring van ongekend, verholen geluk zat toe te
knikken door het raampje, de hele reis lang!
En de mensen dan! Maar ze keken zo schuw
naar mij. Och! zij zullen zeker wel niet ver
moed hebben (in de verste verte niet!) dat
mijn hart hun toezong, blij als een kind, eeuwig
tietzelfde refrein: „Ik heb u lief, allemaal lief;
Op de overzetboot werd er rond mij en
mijn twee bewakers mooi plaats geruimd. Een
paar vrouwen (moeders, natuurlik) kwamen
toch heel meewarig naar de ketting kijken
om mijn pols, en gingen toen hoofdschuddend
stil staan praten over „die jonge man, met
zijn schijnbaar moeë ogen achter die grote
brilglazen, en die met gendarmen naar de
Begijnenstraat werd gebracht waarom?"
O, dat „waarom" te zien branden in de
ogen van medemensen, en niet te mogen spre
ken! Toen schoot plots de zon door de wol
ken, en Antwerpen lag voor een paar ogen
blikken in het licht-mirakel!
Hier gaat het gordijn dicht over het eerste
tafereel. Wat tussen de gevangenismuren mijn
deel werd wil ik niet ophalen, om de eenvou
dige reden dat ik enkel over mijn reis wil
spreken, dat is de „bewogenheid" buiten de
celmuren: daarbinnen lijkt het toch altijd en
overal even armzalig! Nou, met een paar jaar
gangen van de „Revue des deux Mondes"
(1894 en een bende verliefde mussen aan
mijn tralievenster, in de buurt een aspirant-
pistonblazer en een fonograaf die het „Ave
Maria" van Gounod zeer duidelik liet over-
galmen elke avend, was het er wel uit te
houden! Hou je met dit paar détails tevreden
en luister naar het verhaal van het tweede
reistaferecl, waarboven ik als tietel schrijf:
„Een gesprek over kunst in een dievenkar!"
Gunst! Weer eens die mooie, rustige stem
te horen van mijn ex-professor in de Ger
maanse Philologie, Dr. Antoon Jacob! Nu
weet ik waaraan het hem ligt, dat er soms
dagen komen waarop zwarte moedeloosheid
en donkere opstand mij bekruipen als een
nachtmare. Het is de afzondering, liet eeuwige
zwijgen die zich aan ons wreken als alles
wat tegennatuurlik is. Staat in de Bijbel niet
geschreven: dat de Eenzaamheid niet deugt
voor de mens? Maar laat het wagentje
nu maar hotsen en schokken: wij hebben het
zo prettig druk over jonge Engelse literatuur.
Het is immers heel wat interessanter de
tegenstelling te belichten tussen de dionysiese
levenswil van een Rupert Brooke, een Wilfrid
Gibson, een de la Mare, en de strenge zelf
marteling, het „traumenschwere" transcenden
talisme van de Duitsers, dan de kansen
te berekenen van een proces waarin de ver
slagenen toch steeds souverein blijven over
hun overwinnaars! Kwestie, als Vlaanderen
maar de waarheden verneemt die hier dag aan
dag worden uitgesproken. Zijn wij niet jong,
en leerden wij niet van alles afstand te doen,
opdat een volk zou leven? Wat zijn ten
slotte onze vrijheid en ons geluk tegenover het
recht, de levensbedingen van miljoen ver
waarloosden? Moeder Vlaanderen wordt zo
bartstochtelik, zo heerlik bemind! Het ge
sprek over literatuur wordt voortgezet, straks
f over mijn eigen verzen. Wij moeten soms
hard roepen om mekaar te verstaan. „Pas op,
Moens, voor je hoofd!" Wij worden geschom
meld als in een kajuit bij holle zee. Maar
prachtig is het lied van Gormflaith in Bottom-
ley's „King Lear's Wife", en „The Hare" van
Gibson is een onder alle opzichten zeer merk
waardig gedicht!...
Hier zit ik nu al vijf minuten mijn vulpen tus
sen mijn tanden te draaien. Zal ik het vertel
len? Maar dan ben ik inconsekwent, want het
gebeurde binnen de gevangenis en ik zou al
leen reistaferelen schetsen in deze brief. En
toch, probeer dat nou maar 'ns voor je-zelf te
houden... dat je 't bezoek hebt ontvangen van...
je meisje! 't Is er uit. Nu weet je 't. Het was
een eeuw geleden dat ik haar zag. Ik wist
heus niet meer dat er zo iets bestond als de
rijke weelde van bleek bont, losjes gedragen
over een inooi-zittend paletot van donkere
stof (wijnkleur). En dat het timbre van een
vrouwestem zo zacht kan zijn, dat je 'r bij
ontroerd word tot tranen... Het is voorbij.
Ik zit nu weer te schrijven in mijn oud cel
letje op de Nieuwe Wandeling te Gent. Gister
voormiddag ben ik hiertoe gekomen. Ik deed
de terugreis in gezelschap van vier gestraften,
waaronder een echte Antwerpse havenschui
mer, het volkomenste type van een recidivist
dat je maar kan dromen. Ik wist natuurlik
aanstonds dat hij „zat" om te „pikken"
waarop hij zeer filosofies liet volgen: dat je
nooit hoeft te zitten „om er bij te leggen"!
Toen hij de intimiteit zo ver gedreven had mij
om wat cigarettentabak te verzoeken (een ver
zoek waaraan ik graag voldeed) waagde hij
het even te informeren naar den inhoud van
mijn eigen dossier. Tweemaal moest ik het
zinnetje herhalen: „ik ben flamingant". Hij nam
mij verbaasd, wantrouwend op van het hoofd
tot de voeten... en begreep er niks van! In
het coupé gaf hij breedsprakerig het stichteltk
relaas ten beste van zijn bewogen schuimers
leven. Wat een inzinking, wat een morele puin
hoop! Zijn besluit was dat alles „stiel" is, zie
je, en dat je zo ernstig mag zijn als je wil,
op een mooie dag moet je toch in de gevange
nis belanden! Aan deze wet ontsnapte volgens
de man geen enkel sterveling. En om zijn
woorden te staven wees hij naar mij, en zijn
Antwerps plat kreeg een zeer pregnante be-
tuigkracht toen hij zei: „Kaaik, menier is zoe
serieus, en toch emmt z'm te pakke gekrege!"
God! ook deze man behoort tot het volk
dat wij zedelik groot willen maken... Maar de
boef was tenminste geen huichelaar. Openhar
tigheid bleef nog het blinkende sieraad van zijn
mens-zijn!
Ik herlees mijn epistel dat tamelik lang is
geworden, en ga nu ineens zitten dromen
GROOTE HOUTSTRAAT 111-113
TELEFOON 671
HAARLEM
Van Vrijdag 3 t/m Zondag 5 Februari
Slechts 3 dagen
Groot romantisch drama in 5 acten. De
geschiedenis van een soldaat welke in den
oorlog blind geworden is. Er zal een zwaard
door uw ziel dringen, wanneer gij aan
schouwt de schreiende tragiek van het
menschdom, dat gedoemd is tot eeuwige
duisternis.
Speciaal muziek- en zangarrangement.
Verder CHARLIE CHAPLIN en B1LLIE
RITCHIE.
Maandag 6, Dinsdag 7 en Woensdag
8 Februari
Slechts 3 opvoeringen van het schitterende
filmwerk
Sensationeel drama in 7 acten. In de hoofd
rol ELMO LINCOLN.
Donderdag 9 Februari
ten bate der WILHELMINA-VEREENIG1NG
afd. Haarlem. Opvoering der bekende
Zwarte Pijl Films.
aan de drie mannen die veroordeeld werden
omdat zij Barbertje niet vermoord hadden!
Na liet proces van de Vlaamse hartstocht, dit
proces van liet Vlaamse intellekt. Wellicht
wordt mijn eigen proces nog eens dit van de
kinderkruistocht in Vlaanderen! Wanneer?
Iets wil ik je nog zeggen om te besluiten:
als onder de strijdende Vlamingen het solidari
teitsgevoel zo sterk wordt ais onder hun ge
vangen broeders (tijdens mijn verblijf te Antwer
pen had ik aan deze solidariteit alles te dan
ken!) dan nadert wellicht de dag waarop zij
die vrij de Blauwvoet laten uitvliegen (ai
heeft ie helaas niet altijd „stalen pennen"!)
zich onzer gaan herinneren als getrouwen
naar wier verlossing het verdrukte land uit
ziet.
Intussen rijp ik tot man binnen de kale wan
den van een sjofele cel, en leer het geduld
beoefenen van de hengelaar, en toets de kracht
van mijn wil aan de harde kanten van het
onafkeerbare! In Vlaanderen en ons geloof."
Welk misverstand, welke Babilonische ge-
dachtenverwarring heeft het Belgendoin aan
gegrepen, dat de een op de woorden van zulk
een apostel reageert met „ter dood, naar 't
schavot" en de ander gelijk Dr. Jacob uit be
zorgdheid voor 't lichaam van den vereerde,
wanneer deze met het minste letsel wordt
bedreigd, uitroept: „Pas op, Moens, voor je
hoofd!"?
Dat zulke tegenstellingen de Belgen tot
mildheid en verdraagzaamheid konden manen!
HENRI BAKELS.
CORRESPONDENT I.E.
Wij ontvingen een anoniem schrijven met
verzoek onder motto lezer te antwoorden. Het
is niet onze gewoonte op anonieme brieven
in te gaan; wij willen echter ditmaal eenc uit
zondering maken. Er zijn vanwege het ge
meentebestuur twee boekjes gedrukt, die op
genoemde zaak betrekking hebben. Zij zijn
niet in den handel geweest. Wij vermoeden
dat het gemeentebestuur nog exemplaren voor
handen heeft. Of het deze af wil staan en af
kan staan kunnen wij niet beoordeelen, men
vervoegt zich daartoe het beste persoonlijk
bij den Burgemeester of den gemeentesecre
taris, Raadhuis Overveen. Redactie.
OBERLAHNSTEIN
is ook in den winter de meest hygiënische
Tafeldrank. Het voordeeligst voor famüiege-
bruik in heele Liter schroefflesschen.