TWEEDE BLAD
„Bloemeiidaalsch Weekblad"
Zaterdag 11 Februari 1922.
No. 6.
STERREN
door
P. C. BOUTENS.
Voor J. Th. Toorop.
Waar bleef de lamp der maan, die uit den
waas-verblonden
Avond de laatste vaag van somber zonbloed
zoog.
En drijvend op den dauw tot bleeke glorie
rondde,
En met haar dunnen dag de doiie weerld
betoog
Wij treden buiten 't huis. Onder de zomer-
boomen
Staat de volwassen vloed van zwart-geron-
nen nacht:
Het donker neemt ons in als afgrond zonder
droomen
Den slaap-verdoolden geest die aroom uit
droom verwacht...
Daar schuift voor nieuw visioen het roerloos
loover open
Waar onze holle weg verzwenst naar 't
ruime veld:
Van lichtval siuierijl staan wanuen over-
dropen,
Wier hemelsche verschiet naar duis'tre
kimmen helt.
Nafonkelingen van eêlsteenen regenbogen
Verweenen voor 't gelaat der weggedeinsde
nacht,
En breken aan oneindigheids onzichtbre
togen.
En vloeien af door nieuwer bogen vlotte
pracht
Heeft hemels medelij ons smachten -opge
nomen
Naar 't stralende juweel van haar kristallen
hart?
Is eindelijk haar traag verbazen neergekomen
Om deel te nemen in de weelden onzer
smart?
Geheven door den doop van helle duizelingen,
Weif'len onze oogen voor den uiterstverren
zoom
Waar naar Gods klaar geheim de stille sferen
zingen
Aan de overzij van ongemeten aetherstroom.
Rond spiegeleffen wrong van mclkwegs bin
nenzeeën
Wier scheem'rend bodemzand in hellen
baaiert smelt,
Uit al de voren van de zongeploegde steeën
Dringt gouden brand van bloei in daversti!
geweld
Tuinen vergrondeloosd naar labyrinthen
gangen
Een aangelaaide orkaan in harmonie ge
zwicht
Een vuren hagelslag in 't storten onder
vangen
Een vlammen ondergang in talmend even
wicht
O blinde moeder, Aard, wat hebt gij ons
voldragen
Tot de gevoeligheid van dezen zienden
nood
Die niet berusten kan binnen uw blauwe
dagen.
Die niet meer droomen wil in uwen donk'ren
schoot?
Als bleeke kinderen achter gesloten ramen
Houdt ge ons een kleinen tijd met levens
speelgoed zoet,
En raadt de wanhoop niet, waarmede onze
oogen vamen
De lokkende eindloosheid die om uw woning
vloedt
O moeder van ons hart, dat wil wel zijn uw
eigen,
En trouw en blijgerust in zijn gebondenheid,
Maar altoos weer vervalt tot dit eenzelvig
zwijgen
Dat om vermoed geluk 't geluk van nu
beschreit.
Uit „De Nieuwe Gids"
Sept. 1917.
UIT MIJN BIBLIOTHEEK.
Men vraagt wel eens, wat was voorheen
toch wel de typisch Pruisische geest, welke
voor den oorlog het Duitsche Rijk leidde? Het
antwoord is meestal: dat was de hiërarchisch
milltairUtische geest, waarbij zelfs de hoogst-
geplaatste staatsman niet vroeg: Mag Ik in
het belang van mijn land en mijn volk ter uit
voering brengen hetgeen blijkbaar van mij wordt
verlangd, maar slechts wat kan ik desnoods
blindelings doen om hetgeen mij bevolen wordt
zoo snel en stipt mogelijk volgens de bedoe
ling van mijn heerscher te verwerkelijken.
In de Gedachten en herinneringen van Bis
marck deel III, blz. 114, vindt men zijn op-
vol„er als rijkskanselier Von Caprivi als zulk
een staatsdienaar, zegge Keizersdienaar uit
gebeeld. Maar wat Otto von Bismarck (blz.
115) daarop laat volgen, schijnt niet minder
bedenkelijk. Hij noemt daar de Staatkunde
niet, zooals von Caprivi ze beschouwde, een
soort slagveld, maar de kunst der zakelijke
behandeling van de vraag of en zoo ja wanneer
oorlog moet worden gevoerd en hoe deze
zich eventueel met alle eer laat voorkomen.
„Ich kann die Caprivi'sche Schlachtfeldtheorie
nur gelten lassen in Situationen, wo die
Existenz der Monarchie und des Vaterlandes
auf dem Spiele steht, in Situationen, für welche
der Begrifi der DRtatur sich geschichtlich aus-
gebildet hat, wie ich als solche beispielweise
die Lage von 1862 ansah." Men ziet, het is
zusje en broertje geweest. Het blijft maar
waar, de geschiedenis is de leermeesteres bij
uitnemendheid.
BOEKBESPREKING.
„Het Gooi", door J. D. C. van Dokkum.
Uitgave: J. M. Meulenhoff, Amsterdam.
De serie „Vaderlandsche boeken der Meulen-
hoff-editie" is vermeerderd met een zeer be
langrijk werkje over het Gooi.
De heer D. J. van der Ven heeft ons al heel
veel van ons vaderland laten zien door zijn
serie „Ons mooie Nederland", waartoe „Het
Gooi" behoort.
Evenals voor „Utrecht" heeft de heer v. d.
Ven den heer J. D. C. van Dokkum weten te
winnen om over het Gooi te schrijven, terwijl
de heer v. d. Ven zelf een inleiding erbij
schreef.
De prettige vlotte schrijftrant des heeren van
Dokkum, zijn poëtische blik op de natuur en
zijn groote, degelijke kennis van het Gooi,
maken dit werkje tot een onderhoudende,
boeiende gids.
Wie in deze koude dagen met „Het Gooi"
bij den haard gezeten, zich door den heer van
Dokkum laat leiden door den „zomertuin van
Neerland's hoofdstad", zooals de heer v. d.
Ven deze landstreek noemt, die zal de heer
lijkste visioenen krijgen van natuurschoon en
zomerweelde, vooral wanneer hij eerst de 57
prachtige afbeeldingen naar photographische
opnamen, die aan den tekst voorafgaan, heeft
genoten. De meest schilderachtige punten in het
Gooi en in de omstreken zijn op artistieke
wijze genomen door de onderscheidene photo-
graphen. Deze reproducties vragen niet, doch
zij grijpen onze aandacht en ze wekken in ons
die vreugdevolle begeerten om te schouwen in
het heiligdom der grootsche natuur.
Dat de text in overeenstemming is met de
beelden, moge het volgende fragment uit
hoofdstuk VI „Noord-Hollandsch Arcadlë"
('s Graveland) bewijzen:
„Driehonderd jaar geleden bestond er van
deze echt-Hollandsche idylle nog niets, en we
zouden hier reeds goed en wel verdoold zijn
geweest in een moeras, waaruit geen macht
en geweld ons redden kon. De roerdomp zou
ons een lijkzang hebben geroffeld, de zwarte
veenmodder ons hebben toegedekt en na hon
derd jaar zouden we wellicht als harde turf
verbrand zijn in een Ainsterdamsche kachel.
's Graveland, het lieve, vredige streekdorp,
dat zich in een lange rechte lijn uitstrekt om
en bij de trekvaart en met zijn ongelijksoor
tige en ongelijklijnige huisjes aan dat water
tje een groote bekoring geeft, is in zeker op
zicht een oudere collega van Bussum, want
het dankte, in zonderlinger vorm en in een
merkwaardiger tijdvak eveneens zijn wording
en opkomst aan de Amsterdammers. Het ont
stond, toen de O-W-ers van den 80-jarigen
oorlog, wier zeer voorname nakomelingen met
diepe minachting neerzien op de O-W-ers van
tlians, zich nevens een stadshuis, een mooi en
vrij landhuis of 'n frisch, aardig optrekje wensch-
ten, en in 't midden van de 17e eeuw begon men
hier ,,'s Graven landen", die werkelijk niet
meer dan een moeras waren, en waar geen
zweem van dorp of vlek gezien werd, te ont
ginnen. Een der hoofdleiders dier onderne
ming was de Muider Drost, onze voortreffe
lijke dichter P. C. Hooft, die zeker wel vol
komen bevoegd was, om een mooie en gun
stig gelegen plek uit te kiezen voor het
nieuwe Arcadië, dat weldra een gedistlngueer-
de mededingster worden zou van Vechtland,
Kcnnemer-, Beemster- en Aemstelland.
De onderneming liep intusschen niet zoo
vlot als men verwacht had, en werd aanvan
kelijk in plaats van een lusthof des landelijken
vredes, een miniatuur slagveld. De Gooiers
namelijk verzett'en zich met hand en tand
tegen de in-bezit-name van den grond, welke
ze tot hun „Meent" rekenden, en waar ze tot
in lengte van dagen naar hartelust turf wilden
steken en riet snijden, ofschoon, gelijk de
naam aanduidt, deze streek sedert lang tot het
grafelijk domein behoorde, dat na de omwen
teling onder beheer was gekomen der Staten
van Holland.
De erfgooiers evenwel beriepen zich op
oude schaarbrieven, bleven met Gooische
koppigheid op het eenmaal gekozen stand
punt staan, en namen, toen woorden faalden,
hun toevlucht tot daden van geweld, verniel
den de aangevangen bouwwerken en aanplan
tingen, maakten het voortzetten van den ar
beid onmogelijk en kwamen tot slaan en
schieten. Na verloop van tijd ontstond hier
zelfs een soort guerilla-oorlog, die uit greppels
en boscnjes gevoerd werd met een mysterieu-
se vaardigheid, welke op goede roovers-
techniek gelijkt, want, de daders der vernielin
gen en schietpartijen werden nimmer ontdekt,
zelis niet toen er strenge plakkaten werden uit
gevaardigd en hooge belooningen toegezegd, ue-
inasgerd en gewapend vervolgden ze soms de
werklieden in het open veld; op de meest ge
heimzinnige wijze werd ook een poging ge
daan, om de woning van een der voornaamste
ondernemers, den heer Benedictus Schaeck, in
brand te steken, en bij een ander werden alle
glazen ingegooid, zonder dat ooit iemand heelt
geweten, waar de welgemikte keien vandaan
kwamen. Ten slotte wist men niet beter te
doen dan ter bestrijding van de „stille kracht"
een compromis tot stand te brengen met de
in Naarden zetelende bestuurders van Stad en
Lanue, en toen, in 1634, nam liet tijdperk van
idyllische, landelijke rust een aanvang; de ert-
gooiers hadden hun maskers en pistolen weg
gelegd, en het werd pais en vree in het her
boren waterland, waar uit den humusrijken
bodem een kloeke, krachtige plantengroei op
schoot, rondom de dettige, stijlvolle huizen. De
breede laan, half van beuken, half van iepen,
waaraan de groote landgoederen gelegen zijn,
behoort tot de sclioonste en hoogst-welvende
van Nederland. De stoere stammen zijn gezond
en forsch en kaarsrecht, en een bizondere be
koring aan deze warande verleent het mooie,
blanke watertje, de stille trekvaart, die er
langs strijkt. Moerassig is het hier tnans in het
geheel niet meer: de tritonen en nereiden zijn
een paar kilometers verder naar het achter
land verhuisd, waar ze nog ruimte en nattig
heid in overvloed vinden
Er is in dit nieuwe deeltje van de serie "Ons
mooie Nederland" veel te zien, veel te hooren,
maar vooral veel te bewonderen.
HENRI BAKELS.
KUNST EN LETTEREN.
Zooals in de laatste weken ook in de Ne-
derlandsche Pers te lezen was, is de Intern.
Stichting „Mozarteum" (Academie voor Mu
ziek en „Eestspieltiaus") door de economische
toestanden in Oostenrijk in grooten nood. Deze
kultureel buitengewoon belangrijke Academie
heefl reeds aan alle leerkrachten met ingang
van 1 Juli ontslag moeten geven. De subsidie
door de Oostenrljksche Regeering ter be
schikking gesteld, is onvoldoende en men is op
de hulpvaardigheid van het buitenland aange
wezen.
De eenige hoop op redding is dus een spoe
dige hulpactie in het buitenland. In Nederland
heeft de hier levende dichter Ernst Krauss
(leider der „Egmondsche Kunstkring" en direc
teur van het Intern. Concertbureau Krauss)
een Comité tot hulpverleening gevormd en
vooraanstaande persoonlijkheden op kunstge
bied en bekende bevorderaars der verschil
lende kunstinrichtingen hebben al zitting ge
nomen.
in de eerste weken zullen ten bate ^an het
Mozarteum enkele Concerten (in het Concert
gebouw te Amsterdam, groote en kleine zaal)
worden georganiseerd en wel op Zaterdag 11
Eebruari en Eaterdag 11 Maart Matinée's, in
de kleine zaal, met geheel belangelooze mede
werking van het „Haagsche Strijkkwartet"
(11 Eebruari), het „Groninger Strijkkwartet"
(11 Maart), op Vrijdag 3 Maart, 8 uur, (kleine
zaal) Piano-recital Paul Schramm, op Vrijdag
17 Febr. zal in de groote zaal van het Con
certgebouw (deze is door het Bestuur der N.
V. „Het Concertgebouw,, welwillend voor dit
sympathieke doel afgestaan, alleen tegen ver
goeding van licht, verwarming en bediening,
een Orkest-Concert plaats vinden, met be
langelooze medewerking der „Haarleinsche
Orkestvereeniging", onder directie van Nico
Geruarz en den zanger-solist Prof. Erhard (Be
stuurslid van het „Mozarteum" en der „Salz-
burger Festspielhausgemeinte").
Giften zijn over te maken Postgiro Ernst
Krauss 50116 Hilversum.
VAN HIER EN DAAR.
PRIJSVRAAG.
De N. V. Uitgeversmaatschappij van Loghum
Slaterus en Visser te Arnhem schrijft een
prijsvraag uit voor den meest passenden titel
voor een door haar uit te geven Encyclopae
dic, in acht flinke handige deelen, geheel vol
ledig, volkomen actueel en op de hoogte van
het moderne leven, op allerlei gebied, die bo
vendien steeds zal worden bijgehouden en
daardoor actueel blijft, en door den uiterst
lagen prijs van fl. 5.per deel, onder het be
reik valt van iedereen.
Deze encyclopaedic wordt samengesteld
onder leiding van Dr. T. P. Sevensma, direc
teur der Openbare Leeszaal te Amsterdam,
met medewerking o.a. van Dr. P. C. M. Bos,
leeraar in de Staatswetenschappen; Ir. Jhr. W.
M. de Brauw, hoofdingenieur der telegrafie; J.
Branberger, leeraar Aardrijkskunde en Ge
schiedenis Openbare Handelsschool; P. Bij
houwer, tuinbouwkundige; Ds. J. G. Frerihs;
H. Heukels, oud-leeraar in de Plant- en Dier
kunde; Mej. Dr. R. Hirsch, Leerares Sted.
Gym. Amsterdam; J. H. de Leeuw, leeraar
Kweekschool van de Zeevaart;\
Directeur der Maatschappij varl
Dr. I. van Os, arts te Amsterdam;
Oss, oud-leeraar in warenkennis; Dr. u. C. A.
Valewink, leeraar wis- en werktuigkunde; P.
Vos, leeraar boekhouden; benevens verschil
lende specialisten voor aizonderlijke arti
kelen.
in een tijd, dat de Volksuniversiteiten be
wijzen, hoezeer in alle standen algemeene
ontwikkeling wordt nagestreetd, is deze uit
gave, deze eerste Hollandscne Encyclopaedic,
die ondanks haar volledigheid onder het be
reik van iedereen valt, een volksuitgave in den
waren zin des woords.
Beschikbaar woruen gesteld 200 Gulden aan
hooiuprijzen en wel:
Eerste Prijs fl. 100; .Tweede Prijs fl. 60.
Derde Prijs fl. 40.
Verder zullen onder de andere inzenders
vijl premies woruen verloot, re„iit gevende op
een exemplaar der Encyclopaedic tegen ual-
ven prijs.
De heeren Joh. de Meester, G. Nolst Trenité
(Guarivarius) en Dop Dies iieooen zien be-
sciiikdaar gesteld om als Jury op te treden.
inzendingen voor 18 Eeoruari a.s. aan het
kantoor der Uitgeeister: Velperplein 1, Arn
hem.
De bekroonde antwoorden zullen in de pers
en aan den boekhandel bekend worden ge
maakt.
Staking onder de belastingbetalers.In Wi-
gan is een „geeii-ue.astin„-caiup<tgne ingezet,
uie zich ais een ohevjek Uitbreidde, zoou„i 4UeO
beiastingsc„u.uigcn wcigcruen te „et-l-n en
een aan...auing u.oesien ontvangen. ïNaiuunijK
kan h„t gezag z.cn mercy met ncerie„gcij en
zoo werd utgajui met ue uuzeuuiug van 300
„nooa-prceessei.-veruaal dour den magistraat,
u.e net vasie besluit neeit de ingezetenen tot
hun ourge.piicnt te brengen. „Municipal
Journaal."
In vei.ige haven. De haven der weten
schap is even goed vrij en open voor de klein
ste zeiluoot ais voor den grootsten stoomer.
OoriOzsruuioer noch sociaie onrust weerhou
den onze ontuekiuiigsieiZigers van uitzeden;
en zij oren„en gestadig rijpe v. uchten en
zaad, lijk erts en eaeis,eenen aan. Die man
nen ve, langen verder niets uan vr.jheid van
bewegen, veien zeilen geneel voor eigen risi
co, en sicehts weinigen uecien m den rijkdom
dien zy naar de haven brengen. „Nation".
De kunst als duister geheim. Wij hebben
onze kunstinstellingen enscnolen, meereialeeis
met een vakkundig, ainoachte.ijk karakter: een
zelvig, afgesloten, w„ar ae geheimen der kunst
slechts worden overgeleverd aan hen, die in
het gilde zuilen woruen opgenomen, maar van
waar weinig ol geen invloed uitgaat op ken
nis en begrip omtrent het wezen uer kunst bij
het groote publiek, zoo als eertijds de Egypti
sche priesterkasten de geheimen der goden
verre hielden van het „vulgus proianum".
„De Mare."
De nood in Rusland. Het Nansen-Comité te
Amsterdam heeit aan den Oppersten Raad te
Cannes het volgende telegram gezonden.
„Het Nansen-Comité te Amsterdam, lid van
het internationaal Comité tot huip aan Rutland
te Genève, heeft met dankbaarheid vernomen,
dat ue conierci.tie van Cannes Zich zal bezig
houden met het economisch herstel van Rus
land. Evenwel acht het Comité zich verplicht
den Oppersten Raad te verzoeken, te beginnen
met wat het allerar.ngendste is, namelijk het
zenden van levensmiddelen naar de uitgehon
gerde miliioenen. Men kan dit werk niet aan
Amerika overlaten, want voordat het Ameri-
kaa..sche graan zal zijn aangekomen, zul.en
honderuduizenuen bezweken zijn. Het is nood.g,
dat het in Polen, Roemenië en Bulgarije be
schikbare graan naar de Wolga-streek woide
vervoerd. Europa kan de eeuwige schande niet
dragen van den schijn aan te nemen, alsof het
de slachtofiers te hulp komt, terwijl zón hulp
volkomen onbeduidend is. Het werk der steun
verlening gaat volstrekt niet boven de geza
menlijke krachten der volkeren. Een beroep
Uwerzijds op de beschaafde staten, zal stellig
gehoor vinden, in naam der menschelijkheid
smeeken wij U Uwen grooten invloed aan te
wenden voor dezen allereersten plicht.
Hoe groot de nood is, blijkt verder uit onder
staand bericht:
Men verneemt uit Charkoff, dat er veront
rustende berichten gekomen zijn uit de hongers-
noodgebieden. De hongersnood bedreigt nu ook
de landelijke districten en er heerschen overal
epidemieën. In de distrtcten van Odessa is ver
moedelijk een vierde der bevolking gedoemd
van honger om te komen.
Nederlandsch Schoolmuseum. Het aantal
bezoeken in de maand Januari aan het Neder
landsch Schoolmuseum gebracht, bedroeg 204.
Des mans laatste Toevlucht. Nu de vrou
wen het haar kort knippen, heerenpantalons
dragen, rooken en stemmen, blij.t er voor de
arme man niets anders over dan zioh een bar
ricade van groote snorren te laten groeien en
zoodoende een laatste poging te wagen om
het individualisme te bewaren. „Life."