Snoepstukjes. en opbergen), vinden B. en W. en de Fin. Commissie geen vrij beid een voorstel tot aankoop van zoo'n tent te doen, mede in verband met het feit, dat de geldelijke toestand der gemeente zulk een uitgave niet wettigt. De heer SCHULZ zegt dat het niet geheel juist is dat B. en W. en de Fin. Commissie tegen den aankoop van een tent zijn; het zal moeten wezen de meerderheid van de Fin. Commissie, 'ioen over de zaak gesproken werd waren de kosten van zoo'n tent nog niet bekend, men noemde een veel hooger bedrag dan f 2000.Nu is spreker nog sterker voor den aankoop van een muziektent, dat dan bovendien in uitzicht stelt dat ook an dere Vereenigingen hier van tijd tot tijd eens een uitvoering kunnen geven. Ter gelegenheid van de opening van den Zee weg heeft men verschillende stellingen moeten maken, wat ook al weer niet noodig geweest was als men een muziektent had gehad. De heer DE ROO VAN ALDERWERELT vindt het jammer dat de twee voorstellen vereenigd zijn. Spreker heeft inder tijd den gem.-architect gewaarschuwd toen de gemeente Bus sum een goede muziektent van de hand ging doen. Misschien is die tent nog wel te koop. De VOORZITTER merkt op dat elke tent nog niet geschikt is. De H.O.V. heeft een orkest dat 40 man sterk is. De heer BISPINCK heeft groote bewondering voor het orkest van de H.O.V. en alle- respect voor den kranigen diri gent, maar hij heeft tot zijn schrik vernomen dat zij niet meer in staat zijn harmoniemuziek te geven. Er is geen enkel groot orkest dat niet behalve strijkmuziek kan geven hamoniemu- ziek. Als men in de open lucht een concert geeft, dan moet het harmoniemuziek zijn. De heer HOOENBIRK is het in zeker opzicht met den heer Schulz eens, maar acht het toch niet verantwoord om in dezen tijd f 2000.uit te geven voor een muziektent. De heer LAAN zegt dat het bovendien nog heelemaal niet zeker is dat de H.O.V. blijft bestaan. In slechte tijden is het voor instellingen als de H.O.V. heelemaal moeilijk om het hoofd boven water te houden. De heer VAN KESSEL heeft bij de behandeling der begroo ting, toen het ging over de subsidie aan de H.O.V., al gezegd dat men er daarmede niet af was. Thans is spreker er natuurlijk sterk tegen om er nog meer geld aan ten koste tc leggen. De heer VAN NEDERHASSELT zegt er bij de toekenning van de subsidie al op gewezen te hebben dat er ook een tent moet komen als men subsidie geeft er, toen heeft men gezegd dat de muzikanten op de weide van den heer Laan wel plaats konden nemen. Daarom verwondert het hem ten zeerste dat men nu doet alsof er nooit sprake van geweest is om een tent aan te schaffen. De financiëele toestand der gemeente was toen zeker niet beter dan thans. Besloten wordt tenslotte niet over te gaan tot aankoop of het doen maken van een muziektent en aan de H.O.V. te berichten dat zij geacht kan worden ontslagen te zijn van het geven van concerten zoolang de gemeente niet beschikt over een behoor lijke muziektent. i. Een adres van C. van Maren, houdende het verzoek om bij verhuur van grond nabij het strand de bepaling te maken dat op het verhuurde geen rijwielstalling zal worden geëxploi teerd. B. en W. stellen voor op dat verzoek niet in te gaan. De VOORZITTER deelt mede dat het nooit in de bedoeling heeft gelegen, dat van Maren eenig exploitant van een fietsen bergplaats aan den Zeeweg zou zijn, wat door adressant trou wens mondeling is toegegeven. Bovendien laat de stalling van rijwielen er nog al iets te wenschen over. De heer VAN KESSEL zegt dat er ook nog zooiets van goed vertrouwen bestaat. Het moge dan waar zijn dat men niet ver plicht is om Van Maren als eenig exploitant aan te merken, de man heeft er vast op gerekend. Hij heeft op het oogenblik een groote tent in de maak. Dat zulk een bepaling niet in het con tract opgenomen is, wil nog niet zeggen dat het niet in de bedoeling heeft gelegen. Spreker heeft vernomen dat B. en W. in onderhandeling zijn met een ander, die er ook een rijwiel bergplaats wil exploiteeeren. Het wil spreker voorkomen, al stijft het dan de gemeentekas, dat het geen reëele handelwijze is. De VOORZITTER zegt dat de onderhandelingen met die andere afgesprongen zijn. Het is stellig nooit de bedoeling geweest om Van Maren het recht te geven aldaar als eenig exploitant op te treden. De heer LAAN merkt op dat het dus vast staat dat Van Maren er geen recht op heeft. Iets anders zou het nog zijn als er over gesproken was en alleen verzuimd werd het in het con tract op te nemen. Maar ook dat is niet het geval. Nu moet tegelijk maar eens uitgemaakt worden of B. en W. al dan niet mogen toestaan dat er nog een rijwielstalling bij komt. Spreker voor zich zou er niets tegen hebben. De heer VAN NEDERHASSELT zegt dat Van Maren op drukke dagen lang niet alle fietsen stallen kan De heer NOORMAN zou aan Van Maren willen vragen hoe veel het hem waard is als hij als eenig exploitant daar aan den Zeeweg mag optreden. De heer SCHULZ is er niet voor om aan één persoon dat recht te geven, want dan drijft zoo iemand het bewaarloon op. Op het verzoek van Van Maren wordt daarna afwijzend be schikt. j. Een schrijven van de hoofdagenten van politie, waarin zij hun misnoegen kenbaar maken over de wijze, waarop door het raadslid de heer Van Kessel, te hunnen opzichte in openbare raadsvergadering is gesproken. B. en W. stellen voor deze kwestie aan het oordeel der zoo even ingestelde Commissie van onderzoek te onderwerpen, indien de heer Van Kessel bedoelde beschuldigingen niet her roept. De heer VAN KESSEL vindt het jammer dat hem is ontgaan dat in de notulen een paar woorden in de pen zijn gebleven. Hij heeft natuurlijk willen zeggen, toen hij het had over de hoofd agenten, „dat die niets doen dan controleeren". Dat dit zijne bedoeling is geweest blijkt al afdoende uit de notulen van de volgende raadsvergadering, die van 18 Mei 1922. Deze men- schen, die zich op zoo'n hoog voetstuk plaatsen .voelen zich diep gegriefd en blijkbaar zijn B. en W. het eens met die agenten. Spreker had wel gedacht dat B. en W. geapprecieerd hadden dat de vinger eens op de wonde plek werd gelegd door een raadslid, die, waar de Raad het budgetrecht heeft, dit als zijn plicht heeft beschouwd. Er is in den iaatsten tijd al veel te veel gezwamd over deze aangelegenheid. Het ging per slot van de iekening niet over personen maar over zaken. Als B. en W. meenen niet de noodige capaciteiten te hebben om het zelf te onderzoeken, heeft spreker er niets tegen dat B. en W. zich doen bijstaan door eenige raadsleden. De VOORZITTER merkt op dat die Commissie al ingesteld is. De heer VAN KESSEL vindt dat het al genoeg zegt als een van de hoofdagenten zich als volgt uitlaat: „men wil blijkbaar een serieuse dienst, nu zal men ook serieus dienst doen". De VOORZITTER zegt dat men door de woorden van den heer Van Kessel den indruk krijgt dat de politie hier niet deugt en dat moet nu maar eens uitgemaakt worden. De politie is hier zeer goed. De heer VAN KESSEL zou willen dat de Voorzitter dat maar eens aantoonde. De heer SCHULZ vindt het bezwaar van de hoofdagenten onbenullig; hij begrijpt niet waarom zij eigenlijk verontwaar digd zijn. Is het omdat in de notulen van 20 April een paar woorden vergeten werden? Uit de notulen van 18 Mei blijkt toch wel dat de heer Van Kessel het anders bedoeld heeft. De heer VAN NEDERHASSELT begrijpt het heel goed waar om die menschen verontwaardigd zijn. Als men de notulen aan dachtig naleest zal dat wel duidelijker worden. De hoofdagenten willen er tegen opkomen dat de indruk wordt gewekt dat zij hun plicht niet nakomen en dat is zeer begrijpelijk. Besloten wordt ook deze aangelegenheid aan het oordeel van de Commissie van Onderzoek te onderwerpen. k. Een adres van de Woningbouwvereeniging „Bloemendaal Noord" om ter beschikking te stellen voor den bouw van arbei derswoningen gronden van de hofstede ,,'t Huis te Bloemen daal". B. en W. refereeren zich aan het advies door hen in overeen stemming met de Qrondcommissie aan den Raad uitgebracht om bedoelde gronden voor middenstandswoningbouw te bestem men en geven in overweging aan de Vereeniging „Bloemendaal Noord" te berichten dat de gemeente voor arbeiderswoningbouw voorloopig slechts terrein op Rolland beschikbaar heeft, daar Ged. Staten hunne goedkeuring nog niet gehecht hebben aan het besluit tot aankoop van grond langs den Zeeweg. De heer NOORMAN zegt dat de Vereeniging „Bloemendaal Noord" dat advies van B. en W. zeer betreurt. Spreker heeft in de vergadering van 18 Februari 1922 al gezegd dat hij den in druk krijgt dat B. eri W. niet willen medewerken om te komen tot den bouw van de noodige arbeiderswoningen in de buurt van het Prov. Ziekenhuis. De vereeniging heeft zich al tot verschil lende grondeigenaars gewend, doch zonder succes. De fam Van der Vliet, Mej. Crommelin, Jhr. van der Wijck, geen van allen willen ze er iets van weten. Als ook het gemeentebestuur weigert gronden voor gemeld doel af te staan, dan stelt men de Vereeniging voor het feit op te houden met hare plannen tot voorziening in den woningnood.. Wel zullen er misschien nog 17 woningen gebouwd worden met bouwpremie, doch er zijn nog wel 90 leden die, ofschoon hier in betrekking zijnde, elders moeten wonen. Bloemendaal zou toch een mal figuur maken als men voor in Bloemendaal werkzame menschen grond voor woningbouw vroeg in de omliggende gemeenten, omdat het gemeentebestuur de beschikbare terreinen geschikt vindt voor middenstandswoningen maar te mooi voor arbeiderswonin gen. De heer SCHULZ hoort tot zijn verwondering dat het advies van B. en W. onderschreven wordt door de ürondcommissie. Men heeft het in den Raad juist niet willen vastleggen dat die terreinen slechts bestemd zijn voor middenstandswoningbouw. Daar komt nog bij dat B. en W. kort geleden tot de conclusie gekomen zijn dat er vrijwel geen behoefte meer bestaat aan middenstandswoningen. Aan arbeiderswoningen in de buurt van het Prov. Ziekenhuis bestaat echter nog wel degelijk behoefte. Een prijs van f 5.per M". heeft de Raad bepaald voor die gronden. De gemeente heeft er f2.per M2. voor betaald. De heer DE WAAL MALEFIJT zegt dat die gronden inder daad op f 5.— per M2. komen, als men er de kosten van wegenaanleg enz. bijrekent. De gemeente kan toch niet overal in de onmiddellijke nabijheid van de inrichtingen, waar de men schen hun werk hebben, terrein beschikbaar stellen. De gemeente heeft grond beschikbaar op Rolland. In een arbeidersbuurt wordt alles gewoonlijk geruïneerd. In tuindorp b.v. waren heel aardige plantsoentjes; men heeft het moeten opgeven om die nog langer te onderhouden. Een huis dat in de buurt staat wordt vernield. Er is hier geen huis mee te houden en daarom moet men bij het stichten van arbeiderswoningen een beetje rekening houden met de omgeving. De heer NOORMAN: men kan toch wel begrijpen dat het ondoenlijk is om op Rolland te wonen als men aan het Prov. Ziekenhuis werkzaam is. De VOORZITTER zegt dat men de menschen die daar bouwen gaan ten zeerste zou dupeeren als aan den overkant arbeiders woningen kwamen. De heer VAN KESSEL merkt op dat wel in de Grondcommis sie besproken is om dat terrein van ,,'t Huis te Bloemendaal' voor iniddenstandswoningen te bestemmen, maar er is toen bij gezegd, dat men dan zou zorgen voor anderen grond ten behoeve van „Bloemendaal Noord". Men doet het hier ook voorkomen alsof de Qrondcommissie er in haar geheel tegen was om daar arbeiderswoningen te stichten, maar spreker had daar arbeiders woningen willen stichten, gemaskeerd door middenstandswonin gen. De heer HOGENBIRK zegt dat er toch maar een klein aantal woningen kunnen verrijzen. De heer NOORMAN zegt dat alle beetjes helpen. Hij begrijpt niet waarom in dien uithoek geen arbeiderswoningen mogen ko men, te Haarlem bouwt men ze vlak tegenover een villawijk. De heer LAAN ontkent dat er in de Grondcommissie gezegd is dat men zou zorgen voor grond voor „Bloemendaal Noord". Er is gezegd dat men moeite zou doen om grond te koopen voor die Vereeniging. Men is daarin tot op heden niet naar wensch kunnen slagen. De gemeente kan nu alleen grond beschikbaar stellen op Rolland. Het is wel heel gemakkelijk om te spreken zooals de heer Noorman, maar daar moet spreker tegen op komen. De meeste menschen wonen een eind van hun werk verwijderd. In Amsterdam b.v. zou het ondoenlijk zijn bij elke werkplaats de noodige woningen te bouwen voor het personeel. De provin cie, voor wier ambtenaren de woningen toch feitelijk noodig zijn, trekt zich van de zaak niets aan en wil, ofschoon zij in de buurt van het gesticht vele gronden heeft, niets voor de huis vesting van eigen ambtenaren ter beschikking stellen. De heer SCHULZ zegt dat die redeneering van den heer Laan zou opgaan, ais de gemeente heelemaal over geen grond be schikte in de buurt van het gesticht. Indertijd, toen er sprake was van een tramverbinding met het noordelijk deel der gemeente, toonde de heer Laan zich een sterk tegenstander van zoo'n verbinding. In Amsterdam daarentegen zijn behoor lijke tramverbindingen, zoodat het bezwaar van veraf wonen niet zoo groot is. Men weigert hier gewoon om arbeiderswonin gen te stichten tegenover middenstandswoningen, dat is de zaak. Dat de Provincie zich van de zaak niets aantrekt is ook niet juist. Van de 60 woningen van „Bloemendaal Noord" staan er EEN OUDE LIEFDESGESCHIEDENIS. In Elsevier's Algemeene Bibliotheek ver scheen een eigenaardig boekje: De Abdis van Castro, door Stendhal, vertaling van Fenna de Meyier (Uitg. Mij. „Elsevier" Amsterdam 1922). Het behelst de tragische geschiedenis van Helena van Campireali, de abdis van het kloos ter der Visitatie te Castro. In haar jeugd, die zij na de kloosterschool te hebben bezocht, op het vaderlijk slot doorbracht, vatte zekere lulius Branciïorte liefde voor haar op. doch ,iaar vader, de heer van Campireali, verbood den armoedigen jonkman zich langer in de na bijheid van zijn dochter op te houden. Hier volgt een brokstuk uit het verhaal: Op een zomeravond, tegen middernacht, was liet venster van Helena geopend en ademde het jonge meisje de zeelucht in, die op den heuvel van Albano zeer goed te voe len is, al is deze stad door een drie mijlen lange vlakte van de zee gescheiden. De nacht was donker, de stilte diep: men kon een blad hooren vallen. Helena, op haar venster ge leund, dacht misschien aan .lulius, toen zij vaag iets zag als de stille vlerk van een nachtvogel, dicht langs haar raam. Zij trok zich verschrikt terug. Het kwam niet in haar op dat dit voorwerp haar door een voorbij ganger zou kunnen voorgehouden worden: de tweede verdieping van het paleis waar haar venster zich bevond, was meer dan vijftig voet boven den grond. Eensklaps meende zij een ruiker te herkennen in dat zonderlinge voorwerp, dat midden in een diepe stilte, heen en weer bewoog voor het venster waartegen zij geleund stond; haar hart klopte hevig. Die ruiker scheen haar toe vastgehecht te zijn aan het uiteinde van twee of drie van die stok ken, van een soort riet, dat op bamboes ge lijkt en dat in de campagne van Rome groeit en stengels heeft van twintig of dertig voet lengte. De slapte van de stokken en de vrij sterke bries maakten dat Julius eenige moeite had om zijn ruiker juist tegenover het venster te houden, waarvoor naar zijn veronderstelling Helena zich bevond en daarenboven was de nacht zoó donker, dat men vanaf de straat niets op die hoogte onderscheiden kon. Onbeweeglijk vóór haar venster, stond He lena in groote gejaagdheid. Dien ruiker aan nemen, was dat niet een bekentenis? Zij onderging trouwens geen van die gevoe lens die naar aanleiding van zulk een avon tuur zouden opkomen bij een tegenwoordige jongedame van de groote wereld, die door een keurige opvoeding tot het leven is voor bereid. Daar haar vader en haar broeder Fa- bio in huis waren, kwam het eerst de gedach te bij haar op, dat het minste gerucht gevolgd zou worden door een schot uit de baakbus, die op Julius gericht zou worden: zij had me delijden met den jonkman die dit gevaar zou loopen. Haar tweede gedachte was, dat hoewel zij hem nog heel weinig kende, hij toch het we zen op aarde was, dat zij na haar familie het meest liefhad. Eindelijk nam zij, na eenige mi nuten van aarzeling, den ruiker aan en toen zij in de diepe duisternis de bloemen betastte voelde zij dat er een briefje vastgehecht was aan een der bloemstengels; zij'liep haastig naar de groote trap om het briefje te lezen bij het schijnsel van de lamp die vóór de beel tenis van de Madonna waakt. „O, ik onvoor zichtige!" zeide zij tot zichzelve, toen de eer ste regels haar hadden doen blozen van geluk, ,als ik gezien word, ben ik verloren en zul len mijn verwanten dien armen jonkman steeds vervolgen". Zij kwam in haar kamer terug en stak de lamp aan. Dit oogenblik was verrukkelijk voor Julius, die, beschaamd over wat hij had durven doen en als om zich ge heel in den diepen nacht te verbergen, zich tegen den dikken stam van een dier groene, grillig gevormde eiken had aangedrukt, zoo als er ook nu nog groeien tegenover het pa leis Campireali. In zijn brief vertelde Julius met den vol- maaksten eenvoud de vernederende berisping die hem door Heiena's vader was toegediend. ,Het is waar dat ik arm ben", vervolgde hij, ,en gij zult u moeilijk al mijn armoede kunnen voorstellen. Ik heb niets dan mijn huis, dat ij misschien hebt opgemerkt onder de bouw vallen van het aquaduct van Alba; om het huis ligt een tuin dien ik zelf bebouw en waar van het gewas mij voedt. Ik bezit nog een wijnberg die voor dertig kronen 's jaars ver- ipacht is. Ik weet waarlijk niet waarom ik u liefheb; ik kan u stellig niet voorstellen mijn behoeftig leven te komen deelen. En toch zal, als gij mij niet liefhebt, Jiet leven geen waarde meer voor mij hebben; het is onnoodig u te zeggen dat ik het duizend keer voor u geven zou. Eu toch was dat leven, voor uw terug komst uit het klooster, niet ongelukkig; Inte gendeel, het was gevuld met de schitterend ste droomen. Zoo kan ik zeggen dat het zien van het geluk mij ongelukkig heeft gemaakt. O stellig, toen zou niemand ter wereld tot mij dc- woorden hebben durven richten, waarmee uw vader mij onteert; mijn ponjaard zoo snel recht verschaft hebben. Toen achtte ik mij, met mijn moed en mijn wapens, de gelijke van iedereen; niets ontbrak mij. Indien gij echter eenig medelijden met mij hebt, ondanks' de schamele kleedij die mij bedekt, wil dan op merken dat alle avonden, als het middernacht slaat in het klooster der Capucijners, ik op den top van den heuvel verborgen ben onder den grooten eik, tegenover het venster dat ik onophoudelijk beschouw, omdat ik onderstel, dat het is van uw kamer. Als gij mij niet zóó zeer veracht als uw vader, werp mij dan een

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1922 | | pagina 8