TWEEDE BLAD
Snoepstukjes.
„Bloemendaalscli Weekblad"
Zaterdag 7 October 1022
No. 40.
MILLIONAIR EN KELLNER.
Hotel Groot Babylonië, roman door E. A.
Bennett, vertaald door L. Looman en uitgege
ven door J. M. Meulenhoff te Amsterdam in
het jaar MGMXXII, begint met een alleraardigst
hoofdstuk, waarin twee geweldige grootheden,
te weten een Amerikaansche millionair en
een vermaard oberkeliner tegen elkander bot
sen. De millionair overwint, dank zij het for
tuin, dat hij als strijdmiddel kan aanwenden.
Zijn dochter, die hem komt bezoeken, heeft
haar zin op biefstuk met stout gezet, maar in
een voornaam hotel is dit een te ordinaire
spijs. Jules, de kellner, zou zich vernederd
achten, zoo hij een dergelijke schotel moest
opdienen.
Een bescheiden kuchje deed zich hooren.
Jules stond tegenover hen. 't Moest bepaald
een zekere neiging tot het avontuurlijke zijn
geweest, waarom hij die tafel had uitgekozen
om daar persoonlijk de bediening waar te ne
men. In den regel bediende Jules niet zelf aan
het diner, en hield hij slechts een waakzaam
oog op den gang van zaken, zooals een zee
kapitein, op de brug staande, de maatregelen
van zijn stuurlui controleert. Vaste bezoekers
van het hotel voelden zich vereerd, als Jules
de zorg over hun tafeltje op zich nam.
Theodore Racksole aarzelde één seconde,
en toen zei hij, op schijnbaar volkomen onver
schilligen toon:
„Biefstuk voor twee personen en een flesch
Stout", 't Was de dapperste daad, die Theo
dore Racksole ooit had verricht, en toch had
't hem, bij meer dan éen vroegere crisis, vol
strekt niet aan moed ontbroken.
,,'t Komt niet op 't menu voor, meneer", zei
Jules, de onvermurwbare.
„Doet er niet toe. Bezorg 't. We willen het
hebben."
„Heel goed, meneer".
Jules liep naar een van de deuren, en den
schijn aannemende er even achter te kijken,
kwam hij onmiddellijk terug.
„Compliment van mr. Rocco, meneer, en het
spijt hem wel, dat hij u vanavond geen bief
stuk en Stout kan bezorgen, meneer".
„Mr.Roccoj", vroog; Racksole, heel onver
schillig.
„Mr. Rocco", herhaalde Jules, op vasten
toon.
„En wie is mr. Rocco?"
„Mr. Rocco is onze chef, meneer", Jules
gezicht vertoonde de uitdrukking van iemand
aan wien gevraagd wordt uit te leggen wie
Shakespeare was.
De beide mannen keken elkaar aan. 't Scheen
iets ongeloofelijks, dat Theodore Racksole, de
onoverwinnelijke, schatrijke Racksole, die eige
naar was van een duizend mijl spoorgrond en
van verschillende steden, de vlag zou moeten
strijken voor een kellner, of zelfs een heel
hotel. En toch was 't zoo. Als Europa's oude,
stijve rug zich tegen den muur houdt geklemd,
dan is een heel regiment millionnairs niet in
staat dien te doen omdraaien. Op Jules' ge
zicht stond de kalme uitdrukking te lezen van
een sterk man, die zich zeker voelt van zijn
overwinning. Wat hij dacht was duidelijk:
„Je hebt me ééns verslagen, maar dezen keer
niet, m'n New-Yorker vriend!"
Wat Nella betreft, zij, die haar vader kende,
begreep dat de loop van zaken vrij belangwek
kend beloofde te worden, en ze wachtte vol
kalm vertrouwen op den bestelden biefstuk.
Ze was niet bijzonder hongerig en 't wachten
zou haar dus niet hinderen.
„Excuseer me een oogenblik, Nella", zei
Theodore Racksole heel bedaard, „ik ben in
een paar seconden terug", en hij stapte de
eetzaal uit, Niemand in de zaal wist wie hij
was, want de millionnair had in ruim twintig
jaar Europa niet bezocht en was heelemaal
onbekend in Londen. Had iemand hem erkend
en de uitdrukking van zijn gezicht opgemerkt,
dan zou die persoon misschien 't voorgevoel
hebben gekregen van een uitbarsting, die het
gansche Babylon Hotel zou kunnen wegblazen
en in de Theems doen verdwijnen. Met stra
tegische handigheid retireerde Jules naar een
der hoeken van de zaal. Hij had zijn wapen
afgevuurd; nu was zijn tegenstander aan de
beurt. Een lange en veelzijdige ondervinding
had aan Jules geleerd, dat een gast, die 't
onderneemt een kellner aan zich te willen on
derwerpen, bijna altijd aan 't kortste eind
trekt. De kellner heeft zooveel op den gast
voor in zulk een strijd.
Er bestaan intusschen menschen, die zich
de vaste, onwrikbare gewoonte hebben eigen
gemaakt altijd hun eigen zin te doen, ook zelfs
als gasten in een uitra-deftig hotel en Theo
dore Racksole had al sinds langen tijd die
uiterst practische gewoonte tot de zijne ge
maakt behalve als zijn eenige dochter
Helen, een moederloos, maar uiterst vastbe
raden schepseltje, verkoos te denken dat zijn
plannen met de hare in botsing kwamen, in
welk geval Theodore capituleerde en zich terug
trok.
Maar als Theodore en zijn dochter toevallig
een en denzelfden weg uitgingen, wat nog al
dikwijls gebeurde, dan waren slechts boven-
aardsche machten in staat aan een of andere
hindernis, die zich op hun weg voordeed
steun te verleenen. Jules, welk een groot en
vernuftig man hij mocht wezen, had de sterk
vooruitstekende kinnen èn van vader èn doch
ter niet opgemerkt, anders zou hij die kwestie
van de biefstuk en de Stout misschien nog
wel eens nader hebben overwogen.
Theodore Racksole liep regelrecht naar de
vestibule bij den ingang van 't hotel, en trad
juffrouw Spencer's heiligdom binnen.
„Ik wensch mr. Babyion te spreken," zei
hij, „onmiddellijk".
Juffrouw Spencer hief langzaam en bedaard
het vlasblonde hoofd op.
„Ik vrees begon ze de gewone formule,
't Was een deel van haar dagelijkschen plicht
gasten1 af te schepen, die den heer Babyion
wenschten te spreken.
„Neen, neen", zei Racksole haastig, „met
dergelijke praatjes heb ik niets te maken, 't
Betreft hier een kwestie van zaken. Als u een
gewoon bureaulist was, zou ik u een paar
sovereigns in de hand hebben gestopt, en
dan was de zaak in orde geweest. Nu u niet
nu 't duidelijk is dat bij u van om
kooperij geen sprake kan zijn zeg ik alleen
tegen u, ik moet mr. Babyion onmiddellijk
spreken over een hoogst dringende zaak. Mijn
naam is Racksole Theodore Racksole".
„Van New-York," vroeg een stem bij de
deur, met een eenigszins buitenlandsch ac
cent.
De millionair wendde zich snel om en zag
een kleinen, deftig gekleeden man voor zich,
met een grijzen baard, een kaal hoofd en
kalme, helderblauwe oogen.
„Er is er maar één", zei Theodore Racksole
kortaf.
„U wenscht me te spreken?" vroeg de
nieuw aangekomene.
„U is mr. Felix Babylon?"
De man boog.
„Ik las een maand of wat geleden in de New-
Yorksche bladen", begon Theodore, zonder
ook maar even zijn keel te schrapen, „dat dit
hotel van u, meneer Babyion aan een ven
nootschap zou worden overgedaan; maar 't
blijkt, dat die koop toch niet is doorgegaan".
„Neen", antwoordde mr. Babyion openhartig.
„De reden, waarom de koop toen is afgespron
gen, was, dat de tusschenpersonen, die met mij
en bedoelde vennootschap onderhandelde, in
het geheim een ruime winst wilde maken, en ik
was niet genegen daartoe mee te werken. Zij
stonden op hun stuk; en: zoo kwam er niets
van de heele zaak".
,,Was de vastgestelde prijs naar uw zin?"
„Volkomen".
„Mag ik vragen welke prijs dat was".
„Is u een kooper, mr. Racksole?"
,,Is u een verkooper, mr. Babyion?"
„Dat ben ik'', zei Babyion, „althans onder
zekere voorwaarden. De prijs was viermaal
honderdduizend pond, 't pachtgoed en 't meubi
lair er onder begrepen. Maar ik verkoop al
leen onder voorwaarde, dat de kooper de in
richting niet tegen een hoogeren prijs aan een
vennootschap overdoet".
„Ik wou wel éen vraag doen, mr. Babyion",
zei de millionair. ,,Wat zijn gedurende de laat
ste vier jaar uw voordeelen geweest gemid
deld?"
„Vier en dertig duizend pond per jaar".
„Ik koop 't hotel", zei Theodore Racksole,
tevreden glimlachend: en als u 't goedvindt,
zou ik het contract wel onmiddellijk willen
teekenen".
,,U heeft met 't nemen van een besluit niet
lang werk, mr. Racksole. Maar misschien heeft
u dit plan al een geruimen tijd overwogen?"
„Integendeel", zei Racksole, op zijn horloge
kijkende, ,,ik heb 't precies zes minuten lang
overwogen".
Felix Babylon boog, als iemand die door en
door gewend is aan alle mogelijke weelde-
excentrioiteiten.
„De goede zij van 't welbekend zijn", ging
Racksole voort, ,,is dat heel veel voorafgaan
de uitleggingen niet noodig zijn. Wat mij be
treft, is u vermoedelijk volkomen op de hoogte,
mr. Babyion. Omtrent u ben ik dit ook vrij
wei. We kunnen van weerskanten elkaar's
soliditeit als een uitgemaakte zaak beschou
wen, zonder er verder over te praten. Och, 't
koopen van een hotel of spoorweg is eigen-
lijkt net zoo'n eenvoudige zaak als 't koopen
van een horloge, als iemands beurs 't maar
toelaat".
Precies", stemde de heer Babyion glim
lachend toe. „Willen we 't contractie even op
maken? Er zijn natuurlijk bijzonderheden, die
moeten worden overwogen. Maar ik bedenk
daar, dat u waarschijnlijk nog niet hebt ge
dineerd; misschien wil u die ondergeschikte
kwesties liever na het eten behandelen".
„Ik heb nog niet gedineerd, dat is zoo," zei
de millionair snel „en in verband daarmee zou
ik wel een dienst van u willen vragen. Wilt u
mr. Rocco", hier zenden?"
„U wenscht hem bepaald te spreken?"
,,Ja", zei de millionair, en hij voegde er bij,
„over m'n diner".
„Rocco is een groot man", fluisterde de heer
Babyion, aan de bei trekkende, zonder die
laatste woorden te hooren. ,,Mijn compliment
aan mr. Rocco", zei hij tot den bediende, die
op zijn schellen te voorschijn kwam, „en als
't hem schikken mocht, zou ik willen, dat hij
even hier kwam".
Wat geeft u Rocco?" vroeg Racksole.
,,Twee duizend pond 's jaars en een behan
deling alsof hij ambassadeur was".
„Ik zal hem behandelen alsof hij ambassa
deur was en hem drieduizend pond geven".
„Daar zult u verstandig aan doen", zei Fe
lix Babylon.
In dat oogenblik trad Rocco de kamer bin
nen, onhoorbaar zacht en bedaard, 't Was een
man van veertig jaar, mager, lang, met
smalle, blanke handen, en een buitengewoon
langen, bruinen, zijde-achtigen knevel.
„Rocco", zei Felix Babylon, ,,laat ik je
voorstellen aan den heer Theodore Racksole,
van New-York".
„Veel eer", zei Rocco, met een sterk Itali-
aansch accent sprekend, en hij maakte een
buiging. Multi-millionair, meen ik?
„Precies," viel' Racksole in, en hij ging snel
voort: Mr. Rocco, u is de eerste persoon dien
ik van het feit wil verwittigen, dat het Baby-
Ion-Hotel door mij is overgenomen. Indien u
genegen is me 't voorrecht te verleenen van
uw diensten gebruik te blijven maken, zal 't
me aangenaam zijn u een salaris van driedui
zend pond 's jaars aan te bieden".
„Drie, zegt u?"
„Drie".
,,Veel eer".
„En nu, mr. Rocco, kom ik u een specialen
dienst vrag en.Zoudt u zoo goed willen zijn
binnen tien minuten een doodeenvoudigen
biefstuk en een flesch stout door Jules ik sta
er bijzonder op dat 't Jules is aan tafeltje
No. 17 in de eetzaal te doen brengen? En
wilt u me de eer aan doen morgen met mij te
lunchen?"
De heer Rocco snakte, in figuurlijken zin,
naar adem; hij mompelde iets in 't Fransch en
vertrok.
ASPIRINE.
Over bovenstaand soms wel al te geliefd
huismiddel schrijft Prof. Strumpell in „De Ge
zondheid": „Het is een algemeene bekendheid,
dat er geen vak is, dat zooveel, niet alleen
door de in dat vak deskundigen, maar ook
door leeken wordt uitgeoefend, dan wel de
geneeskunde. Is er nu wel een persoon te
vinden, die zegt: „aangezien ik van de ge
neeskunde geen jota verstand heb, dokter ik
nooit mee"? Integendeel. De een geeft den an
der, voor elke zieke een raad en wat nog slimmer
is, de ander volgt den gegeven raad op, zonder
na te denken of hij daartoe zijn gezondheid
niet nog meer van den normalen weg leidt,
nog meer schaadt. Het volk, de ontwikkelden
zoowel als de onontwikkelden, gelooft in alles,
wat maar even met veel of weinig marktge
schreeuw wordt aangeprezen, slikt er maar
op los en werkt de kwakzalverij, dat wil zeg
gen, het vullen der beurzen van gewetenlooze
bedriegers, in de hand. En wordt hiertegen
door de deskundigen gewaarschuwd, dan is het
groote publiek dom en kwaadaardig genoeg,
om dit te beschouwen, als of zij dit doen voor
eigenbelangmotieven. Hoe dwaas toch! Alsof
de doctoren niet juist door de kwakzalverij
veel te genezen krijgen, wat helaas dan niet
meer te genezen is.
Maar het is niet alleen door de aangegre
pen kwakzalversmiddelen, dat zoovelen
hunne gezondheid benadeelen, maar ook door
het eigendunkelijk slikken van de officiëele ge
neesmiddelen, waarvan de werking slechts
door de deskundigen kan worden beoordeeld
en daarom alleen door hen mag worden voor
geschreven.
Wij nemen hier als voorbeeld het aspirine.
Kilo's worden daarvan door de leeken op eigen
houtje genomen en wel tegen alle klachten,
zonder dat zij weten, wat aspirine nu eigenlijk
is, waaruit het bestaat, hoe en waartegen het
werkt. Hoe veel of hoe weinig zij moeten en
mogen nemen, enz. In een woord, zij weten
er geen jota van en toch slikt men maar as
pirine tegen alle kwalen, in die mate, dat het
feit reeds door den dichter bezongen, door den
toonkunstenaar op muziek is gezet.
Is niet onlangs het aspirine-vraagstuk door
den medischen medewerker van de „N.R.Crt."
in zijn vollen omvang beschreven? Heeft hij
daarin niet het publiek nadrukkelijk gewaar
schuwd tegen het op eigen gezag voortdu
rend slikken van aspirine? Eerst wordt den leek
medegedeeld, dat aspirine: zelden bijwer
kingen heeft; soms niet goed wordt verdra
gen (drukking of pijn in den maag meest bij
bloedarme patiënten) en men dan een weinig
bicarbonus natricus (dubbelkoolzure sode) moet
nageven. Dat soms oorsuizen, huiduitslag, ne-
telroos, slaperigheid, duizelingen, hartstoornis-
sen, maagbloedingen na matige giften, even
eens voorbijgaande gezichtsstoornissen waar
genomen zijn en dat: Het gebruik van aspirine
zonder geneeskundig voorschrift moet worden
tegengegaan. Dit alles staat in het groote werk
van dr. Pinkhof en Prof. van der Wielen.
Men merkt hieruit, dat de aspirine even on
schuldig als schadelijk kan zijn, en daar het
een volksmiddel is geworden, vooral van de
burgerbevolking, moet er tegen gewaarschuwd
worden als tegen alle kwakzalversmiddelen,
die ook onschuldig of schadelijk kunnen zijn.
In het boven aangehaalde artikel wordt ge
zegd, dat het gebruik van kwakzalversmidde
len als bijv. kloosterbalsem en abdijsiroop
moet woiden tegengegaan, daar men er
niets of althans heel weinig goed mee doen
kan en veel indirect kwaad kan stichten om
dat onder de aanwending het inroepen van ge
neeskundige hulp uitgesteld wordt; hetgeen bij
de wondbehandeling tot bloedvergiftiging en bij
de behandeling van „verwaarloosde koude" tot
verwaarloosde longtering leiden kan.
Het thans enorme aspirine-gebruik moet ge
remd worden, omdat door eigenmachtig aspi
rine-gebruik veel kwaad kan gedaan worden,
veel meer dan de leek zich kan voorstellen
en zooveel als hem hierboven is medege
deeld.
De medische verslaggever van de N.R.Crt.
gaf in zijn artikel voor den leek de volgende
wenken aan, waaraan de aspirineslikker zich
houden moet, daar aan de mogelijkheid om
het overmatig gebruik op eigen houtje tegen
te houden moet gewanhoopt worden.
We nemen hier die belangrijke wenken in
hhn geheel over, hopende dat onze lezers hier
mede hun voordeel zullen doen.
1. Gebruik slechts kleine hoeveelheden as
pirine. En dat niet alleen, omdat aan het ge
bruik vooral van grootere hoeveelheden moge
lijk minder onschuldige bijwerkingen verbonden
zijn, maar in de eerste plaats, omdat men zel
den of nooit met twee tabletten van een halve
gram bereikt, wat men niet met een tablet be
reiken kan. Die eigenschap hebben de meeste
salicyipraeparaten gemeen veel werkt zeer
zelden beter dan weinig. Bij griep gebruike
men nooit meer dan 5 tabletten van een halve
gram daags. De gunstigste verdeeling is: over
dag 3 maal een en 's avonds voor het slapen
twee.
2. Knabbel aspirine-tabletten nooit droog op,
maar „los" (suspendeer) de tablet op in een
half glas water. De kans op ongewenschte
maagklachten wordt daardoor zeker tot een
minimum beperkt; bij uitzondering zal
het gebruik van een mespunt „zuiveringzout",
dubbelkoolzure soda, bruispoeder, (geen „zu
ringzout") daarenboven noodzakelijk zijn.
3. Gebruik nooit kinine en chinapraepara-
ten tegelijk met aspirine. Deze combinatie is
bepaald gevaarlijk.
4. Aspirinegebruik bij kiespijn is steeds en
bij hoofdpijn zeer vaak struisvogelpolitiek. Wie
bij kiespijn als een gevolg van tandbederf door
aspirinegebruik zich een bezoek bij den tand
arts meent te kunnen besparen, komt natuur
lijk bedrogen uit. Wie ongestraft een hoofdpijn,
die een gevolg is van overspanning, geregeld
meent te kunnen verdonkeremanen, doet even
dwaas als de daklooze, die zijn gebrek aan
voldoende kleeding en dekking door een stevi-
gen borrel meent te kunnen goed maken; deze
bevriest op een kouden winternacht in de goot,
gene maakt mogelijk ontijdig en onnoodig met
zenuwarts en sanatorium kennis.
5. Gebruik nooit zooveel aspirine dat ge
er van zweeten gaat, als ge u niet te bed of
althans in een voldoend verwarmd vertrek
bevindt, want wie zweetende buiten rondloopt,
pleegt zonder overdrijving een aanslag op zijn
leven, omdat zweeten de afkoeling van het li
chaam ten sterkste bevordert en daardoor dub
bel „vatbaar" maakt.
6. Gebruik, wanneer ge onder geneeskun
dige behandeling zijt, geen aspirine zonder
voorkennis van uw dokter, omdat ge niet weet,
of het door hem voorgeschreven geneesmid
del en door hem aanbevolen geneeswijze
vereenigbaar is met aspirinegebruik (zie ook
onder nummer 3).
7. Gebruik bij voorkeur geen aspirine als ge
een slechte maag of een zwak hart meent te
hebben, en ga zeker niet met aspirinegebruik
door, wanneer ge reeds éénmaal met onaan
gename nevenverschijnselen hebt kennis ge
maakt, gedachtig aan het spreekwoord van
den ezel en den steen, waaraan hij zich bij
voorkeur slechts eenmaal stootte.
8. Geel aan kinderen beneden den scbool-
gaanden ieeitijd nooit aspirine en aan school
kinderen nooit meer dan een halve tabiet van
een halve gram (dus een kwart gram).
9. Gebruik geen dure zoogenaamde hygië
nische buitenlandsche aspirinetabletten als ge
goedkoope niet minder hygiënische Hollandsche
aspirinetabletten of poeders (acidum acetylo
salicylicum) kunt krijgen .Zoodoende bevoor
deelt gij èn u zelf èn de Nederlandsche phar-
maceutische industrie èn den Nederlandschen
apotheker (want bij den drogist behoort men
geen geneesmiddelen te halen, zelfs geen as
pirine!)
We zullen de tien geboden maar niet vol
maken. Zoodoende blijft voor eiken genees
kundige de gelegenheid open om als tiende
gebod eigen particuliere wenschen en verlan
gens, meeningen en beweringen onder eigen
woorden te brengen.
Mogelijk is ook, dat het refrein van de
meeste geneeskundigen de stelling van Pink
hof en van der Wielen zal zijn, die feitelijk
ook in de bovengegeven negen wenken door
een goed verstaander gemakkelijk is terug te
vinden:
10. Gebruik geen aspirine zonder genees
kundig voorschrift. Want wie de bovenstaande
negen geboden in acht neemt, doet zeker ver
standig, maar wie het tiende gebod tot gees
telijk eigendom maakt, doet verreweg het al
lerverstandigst. Als alle menschen echter wijs
en verstandig waren?"
VAN HIER EN DAAR.
Kleermakerij Ant. J. Kooij. Jansstraat 26.
Wij maken onze lezers opmerkzaam op de
verplaatsing van de kleermakerij van de fa.
Ant. Kooij, sedert geruimen tijd gevestigd in
de Nassaustraat.
De nieuwe inrichting maakt een zeer aange-
namen indruk. De ruimte die een dergelijke
zaak behoeft, is er ruimschoots. De winkel is
met zeer veel zorg gestoffeerd, en met de
etalageruimte is gewoekerd.
Men leze de advertentie in dit nummer.
Trianon Tea Room.
De heer Duyser, sedert eenigen tijd exploi
tant van de Tea Room en het Luxor Theater,
heeft thans in het voormalige perceel der fa.
Heringa Wuthrich een luxueus Ingerichte
Tea Room geopend, alles ziet er smaakvol
uit en men kan er genieten van een dagelijkscli
middag- en avondconcert.
Wij verwijzen in verband hiermede naar de
annonce in dit nummer voorkomende.