of anders den volgenden dag door een onpartijdig iemand heeft laten wegen. De VOORZITTER zegt dat B. en W. den indruk hebben gekregen dat broodnijd wel de voornaamste factor was die De üraaf er toe gebracht heeft dergelijke dingen te rapporteeren. De heer DE WAAL MALEF1JT zegt dat B. en W. aan een onpartijdige deskundige gevraagd hebben of het Hollandsche of Belgische anthraciet was welke Krul geleverd heeft en het ant woord van dien persoon was toen dat zulks niet uit te maken is. De heer SCHULZ kan zich voorstellen dat B. en W. niet dadelijk bereid waren een onderzoek in te stellen toen De Qraaf zijne vermoedens kenbaar maakte, doch het geval werd toch anders toen De Graat" bij den gem.-ontvanger een waarborgsom had gestort en het onderzoek kon geschieden op kosten van ongelijk. Spreker kan zich levendig indenken dat het De Graaf verdroten heeft dat hij altijd, ondanks zijn concurreerende prij zen, boven den laagsten inschrijver bleef en als hem dan nader hand blijkt dat door oneerlijke concurrentie de leverantie hem ontgaan is dan is het te begrijpen dat hij dat aanbrengt. Eenige meerdere medewerking van de zijde van B. en W. had het geval wel verdiend. De heer NOORMAN vraagt hoe het nu zal gaan met het te weinig geleverde. De heer DE ROO VAN ALDERWERELT vraagt aan B. en W. welke straf de firma Krul opgelegd zal worden. Met is af doende gebleken dat zij gefraudeerd heeft en van die vergissing van 5000 K.G. was natuurlijk nooit iets uitgekomen als niet toe valligerwijs de zaak door De Graai aan het rollen was gebracht. De heer VAN NEDERHASSELT vindt dat de billijkheid toch gebiedt om de firma Krul niet alles in de schoenen te schuiven. Er is een verklaring van de H. IJ. S. M. overgelegd waaruit blijkt dat er eene vergissing gemaakt is door de M. IJ. S. M. en te dien opzichte gaat de firma Krul dan toch vrij uit. De heer MOGENBIRK zegt dat het toch wel zijn verwonde ring heeft gewekt dat de H. IJ. S. M. eerst weken later tot de ontdekking is gekomen dat er eene vergissing in het spel is, want doorgaans komt men er bij de H. IJ. S. M. veel spoediger achter als er eens een fout is gemaakt. Daarom kan spreker het vooralsnog niet heelemaal met den heer Van Nederhasselt eens zijn. Intusschen gelooft hij dat de firma Krul al voldoende gestraft is door het publiek worden van de feiten, want die vergissing van de H. IJ. S. M. buiten beschouwing latende is er nog ongeveer 3000 K.G. cokes te weinig geleverd, wijl er van indrogen geen sprake kan zijn, gelet op de plasregens waaraan de cokes dagen achtereen was blootgesteld. Besloten wordt tenslotte de firma Krul het te weinig gelever de, dat bepaald wordt op 7614 K.G. cokes, te laten betalen. II. ONTHEFFING BEPALINGEN BOUWVERORDENING. Ingekomen zijn de volgende verzoeken om ontheffing van het bepaalde in Art. 7 der Bouwverordening: a. Van Mcj. A. b. Prins ten behoeve van den yerbouw van perceel Bloemendaalscheweg 175, kad. bekend als Sectie A nr. 2324. Wordt verleend. b. Van J. Huijser voor een vergrooting van zijn garage aan den Parkweg. De heer DE ROO VAN ALDERWERELT merkt op dat er een verkeerde voorstelling van wordt gegeven door te spreken van een garage. Met zal wel een garage moeten worden, maar op het oogenblik is het een schuur. De aanvraag moet strekken tot het stichten van een garage. De heer BISPINCK zegt dat het reeds een garage is. Er heeft altijd een aulo gestaan in bedoeld gebouwtje, maar door aan schaffing van een grootere auto is de garage te klein geworden. De heer DE ROO VAN ALDERWERELT wil dan even op merken dat die garage niet voldoet aan de bepalingen der nieuwe bouwverordening, volgens welke garages niet van hout opge trokken mogen zijn. Men heeft dat uitdrukkelijk bepaald, juist omdat het nog al eens voorkwam dat de menschen verzochten een schuurtje te bouwen en er later een garage van maakten. Spreker wil op niets vooruitloopen, maar op het oogenblik kan hij er zijn stem niet aan geven. De heer VAN KESSEL zegt dat een dergelijk geval zich on langs voorgedaan heeft in Aerdenhout met den heer De Ridder. Besloten wordt daarna tot aanhouding. c. Van S. B. van Santé, namens het R.-K. kerkbestuur der Parochie van de Allerheiligste Drieëenheid te Bloemendaal, voor den aanbouw van een toegangsportaal voor de kerk aan de Zoinerzorgerlaan, op het kad. perceel Sectie A no. 4865. Wordt verleend. d. Van L. H. Rings, namens mr. J. Bierens de Haan, voor den aanbouw van een keuken aan de tuinmanswoning aan den Connollyweg, kad. bekend als Sectie A no. 3560. Wordt verleend. e. Van F. J. en Ant. Cassee, voor den verbouw van de per- ceelen Bloemendaalscheweg 10 en 12, kad. bekend als Sectie A no. 2683. Wordt verleend. f. Van de firma C. A. Ruigrok en Zonen, ten behoeve van een aanbouw aan de fabriek, staande aan de Leidschevaart, op het kad. perceel Sectie D no. 1635. B. en W. vinden geen vrijheid om voor te stellen de gevraag de dispensatie te verleenen, aangezien geen 8 meter vrije ruimte overblijft. De heer LAAN zou als het eenigszins kan de gevraagde ont heffing willen verleenen omdat de beoogde uitbreiding voor de zaak van de firma Ruigrok dringend noodig is. Spreker zou daarom wel willen dat B. en W. het nog eens onder de oogen zien. De heer VAN NEDERHASSELT is het met den heer Laan eens. Het huis dat er vlak bij staat heeft aan de zijde van de fabriek der firma Ruigrok niet eens een raam. De heeren BORNWATER en NOORMAN gelooven dat er weinig reden is oin het verzoek te weigeren. De VOORZITTER zegt dat de Verordening bepaalt dat er 8 nieter vrije ruimte moet zijn en als men dit verzoek inwilligt dan is de kans groot dat de heer Vas Visser de gemeente een proces'aandoet. Wil de Raad het daarop wagen dan is het hem goed. De heer NOORMAN acht het raadzaam dat dan eerst overleg gepleegd wordt met den heer Vas Visser. Besloten wordt tot aanhouding. g. Van J. P. Maas, voor den verbouw van het perceel Bloe mendaalscheweg 18. De heer DE WAAL MALEFIJT zegt dat eigelijk dispensatie van de rooilijn noodig is. Overigens gaat het om het inwendige van het gebouw. Daar nog niet vaststaat of voor de toevoer van licht en lucht voldoende gezorgd is. wordt besloten tot aanhouding. III. BENOEMING LID PLAATSELIJKE COMMISSIE VAN TOEZICHT OP HET LAGER ONDERWIJS. 'Ter voorziening in de vacature, ontstaan door het bedanken van mevrouw C. Langelaan Stoop als lid der Plaatselijke Com missie van toezicht op het Lager Onderwijs, bevelen B. en W. ter benoeming aan: 1. P. Blankevoort Czn., 2. Mr. .W. M. J. van Lutterveld. Op den heer P. Blankevoort Czn. worden 10 stemmen en op den heer Mr. W. M. J. van Lutterveld 3 stemmen uitgebracht, zoodat eertgenoemde is benoemd. IV'. BESCHIKBAARSTELLING SCHOOLGEBOUW AAN DE BLOBMCNDAALSCHL SCHOOLVEREENIGINÜ. B. en W. stellen voor ter beschikking van de Bloemendaalsche Schoolvereeniging te steilen het gebouw waarin thans reeds de school van üie vereeniging gevestigd is en de noodige verbete ringen uaarin te doen aanbrengen. De heer ül ROO VAN ALDERWERELT vraagt hoe het gaat met de betaling. De VOORZITTER zegt dat betaling eerst kan plaats vinden nadat Üed. Staten er hunne goedkeuring aan hebben gehecht. De heer BOORMAN zegt dat een crediet van i 6000.is uitgetrokken voor verbeteringen in het schoolgebouw. Hij ver zoekt dat in het openbaar aan te besteden als het zoover is. De VOuRZI 1 TER zal daartoe opdracht geven en brengt ver volgens hel unlwerp-hestuit lis stemming, wat niet algeliieene stemmen wordt aangenomen. V. BESCHIKKING OP VERZOEK DER SCHOOLVEREE- NIGING „AERDENMOU 1 -BEN I VELD OM MEDEWERKING VOOR SOHOOLBÜUW. De VOORZli IER deelt mede dat op 22 Juii 1922 een verzoek ingekomen is van de schoolvereeniging „Aerdenhout-Bentveld om steun voor de stichting van een schoolgebouw ingevolge art. 72 der Lager Onderwijswet. De uaarbij ingediende stukken Dieken niet te voldoen aan de bij de Wet gestelde eischen, zoo dat op het verzoek afwijzend zou moeten worden beschikt. In tusschen echter is de Schoolvereeniging aan de bezwaren tege moetgekomen door het indienen van een aanvullingslijst enz. Een en ander is eergisteren ingekomen. De neer LAAN vraagt of dat nu wel weer nauwkeurig onder zocht is. De VOORZITTER zegt dat daarvoor geen tijd is geweest. De heer LAAN zou dan in overweging willen geven eerst een onderzoek in te steilen. De heer SCHULZ zegt dat binnen drie maanden op het ver zoek moet worden beschikt, zoodat de Raad niet besluiten kan tot aanhouding, doch het lijkt hem volkomen geoorloofd om thans te beschikken op het verzoek, zooals dat oorspronkelijk ingediend was. De overgelegde lijst, waaruit blijken moet dat de school door ten minste 46 leerlingen zal worden bezocht, was niet juist en men heeft kunnen constateeren dat die verklaring, om het niet sterker te zeggen, een beetje oppervlakkig was op gemaakt. Daarom is spreker er voor om op het oogenblik op het verzoek afwijzend te beschikken. De heer BISPiNCK sluit zich aan bij de woorden van den heer Schulz. Degenen die buiten gaan wonen moeten zich in het buitenleven schikken en niet dadelijk verlangen dat men er aile gerieven die een stad heeft buiten ook vindt, dat is nu een maal niet mogelijk. De heer VAN KESSEL vindt het jammer dat de stukken, die bovendien een zeer persoonlijk karakter dragen, in de pers ge publiceerd zijn voordat de Raad de zaak behandeld heeft. Ook op de betrokkenen heeft dat geen prettigen indruk gemaakt. Men vraagt thans steun voor een z.g. standenschool, maar in Aer denhout wonen nog zooveel andere kinderen die nog enorme aistanden hebben ai te leggen om de scholen die zij bezoeken te bereiken. Daarom heelt spreker zich afgevraagd of het niet mogelijk is om tot een compromis met genoemd schoolbestuur te komen waardoor de stichting van een school toegankelijk voor alle in Aerdenhout wonende kinderen mogelijk wordt. De Woningbouwvereeniging „Bloemendaal' heeft in Aerdenhout 47 woningen gesticht en buitendien zijn er nog tal van arbeiders woningen. De kinderen van de bewoners dier huizen moeten dagelijks naar Uverveen of Haarlem loopen om onderwijs te genieten. De heer Bispinck mag nu zeggen dat men buiten niet alle gerieven kan hebben die men in een stad vindt, maar onderwijs is een van de eerste noodzakelijkheden. Doordat de scholen zoo ver van Aerdenhout verwijderd zijn, kunnen de menschen niet proriteeren van het buitenleven, behalve dan in den vacantietijd. Flet Gemeentebestuur moet toch ook het wonen in alle deelen van de gemeente aantrekkelijk maken. Hij zou daarom gaarne zien dat het Gemeentebestuur zich in verbin ding stelde met het schoolbestuur om te bevorderen dat in Aer denhout komt een school voor alle standen. De heer MOGENBIRK meent dat een technische wijziging der Lager Onderwijswet in voorbereiding is, waarbij tevens be paald wordt dat het minimum aantal leerlingen 100 moet bedra gen. Daarom gelooft spreker niet dat de Regeering voor de stichting van een school met even meer dan 40 leerlingen steun zal verleenen. De heer DE ROO VAN ALDERWERELT zegt dat men niet vergeten moet dat dat schooltje eigenlijk al bestaat. Er bestaat een schooltje met ongeveer 10 leerlingen. De VOORZI TTER brengt daarna in stemming het ontwerp- raadsbesluit dat met 11 tegen 2 stemmen (die van de heeren Bornwater en Van Kessel) wordt aangenomen. VI. ADVIEZEN DER COMMISSIE VOOR HET GEORGA NISEERD OVERLEG. a. Salarisherziening van den voorman bij de gemeente-rei niging. De heer SCHULZ herinnert zich niet dat deze zaak in de Commissie behandeld is. Het lijkt hem toch de juiste weg als een zoodanig verzoek als dat van P. v. Nobelen eerst in handen gesteld wordt van de Commissie van Overleg om advies. Overeenkomstig de wensch van den heer Schulz wordt be sloten. b. Salarisherziening van den adj.-teekenaar bij Publieke Werken. Naar aanleiding van een verzoek van J. Th. van Steenwijk, adjunct-teekenaar op de afdeeling Publieke Werken, bericht de Commissie, dat naar hare meening het thans door adressant genoten salaris in geenen deele voldoende is en zij adviseert derhalve om het salaris van dien ambtenaar met ingang van 1 Januari 1922 te brengen op f 1400.tot f 2000,met vier eenjaarlijksche v^rhcogingen van f 150,en bij de berekening van zijn wedde rekening te houden met alle door hem aan de gemeente bewezen diensten. De lieer DE WAAL MALEFIJ T wilde de verhooging van de wedde op 1 Januari 1923 doen ingaan. De heer NOORMAN zegt dat dit geval al meermalen in den Raad besproken is. Het zou daarom onbillijk zijn om nu te hij in zijn vragen: honderden malen vroeg men mij, waarom ik hun de gesnelde koppen af nam, terwijl ik ze zelf bewaarde, hen strafte voor enkele snelpartüen, terwijl in Europa gt- durende den grooten oorlog dagelijks honder den en duizenden vielen. Waarom de vorsten daaraan geen einde maakten, was hun onbe grijpelijk. Moeilijk te beantwoorden vragen! En wanneer ik hun dan mededeelde, dat onze Vorstin, onze Radja Doh, daaraan niet mee deed, waren ze wel dankbaar, maar niet vol daan. ZJonderen we het overmatig drankgebruik uit. dan is de dajak in zijn voeding overigens matig; matigheid is hem aangeboren', hetgeen niet wegneemt, dat hij, met de Kompenie rei zend, veel behoeften heeft, waaraan hij anders niet zou denken. Naast rijst hetgeen hij in flinke hoeveelheden gebruikt eet hij nog knollen (oebi), mals (diagoeng) of teboe (sui kerriet) en bij misoogst of in tijden van nood sagoe, maar overigens heeft hij geene behoef ten. Alleen is hij de vrouwen eveneens verzot op rooken en sirih-kauwen. Aan beleefdheid paart de dajak een gepaste vrijmoedigheid. Het is voor europeaneir, die steeds met kustbewoners omgingen, dikwijls eigenaardig te zien, hoe vrijmoedig de dajak is en dikwijls wordt dit als onbeleefdheid uit gelegd, hetgeen het inderdaad niet is; trou wens hij ziet te veel tegen den europeaan op om hem willens en wetens onbeleefd te be handelen. Maar ook onder elkaar nemen zij de beleefdheid streng in acht, hetgeen vooral uit komt in het gedrag van jongeren tegenover ouderen. Hoogere leeftijd staat voor den dajak gelijk met meerdere ervaring, meerdere le venswijsheid en de stem der ouderen is altijd beslissend voor een bepaalde zaak. Als bij mijn komst in een kampong de men schen zich verzamelen om het haardvuur in de voorgalerij van het hoofd, dan zijn het naast deze de ouderen, die dicht bij het vuur zit ten; de jongeren1 blijven op eerbiedigen afstand en wee dengene,* die onrechtmatig daarop in breuk zou maken. Bij de opvoeding der kin deren wordt op een en ander streng gelet. Zoo eischt de beleefdheid, dat men vreemdelingen gastvrij ontvangt; de meest primitieve dajak- stammen houden zich daaraan en de huisvrouw en de dochters des huizes, die blijken niet vol doende bekwaam daarin te zijn, staan aan al- gemeene minachting bloot, zelfs zou een- man zich om die reden van zijn vrouw kunnen laten scheiden. Zoo zijn er enkele families onder de Bahau's, die geen hertevleesch mo gen eten; het zou onbeleefd zijn zoo men dit wist dezen menschen dergelijk vleesch aan te bieden: Zoo mag men ook niet over een liggend of slapend rnensch heenstappen, enz. Bij feesten zullen de ceremoniemeesters be dienen volgens stand en leeftijd. De dajak is gastvrij en wee dengene, die daartegen zou zondigen; een berisping der ou den zou zeker zijn deel zijn, zooals in verga deringen steeds placht te geschieden, wanneer ik hun bij wijze van leering de bevelen van het gouvernement overbracht en de ouden van die gelegenheid gebruik maakten den jon geren nog eens een lesje te geven: „Wij, da- iaks, gingen vroeger steeds op sneltocht, wij vierden feest en verlangden naar het ver meerderen der doodskoppen, die de galerijen onzer huizen sieren; bij ons werden snellers door de jonge meisjes gefêteerd, bezongen en bewierookt, doch nadat de wit-menschen tot ons kwamen en ons het snellen verboden, hebben wij ons onderworpen aan hun bevel. En toch, wij waren begeerig naar eer en roem. Waarom gehoorzamen jullie dan niet aan het bevel van den wit-mensch? Zijn jWlie dan zooveel machtiger dan wij? Wat hebben jullie toch voor adat? Wij gaan niet naar de Iadangs als de controleur komt, doch wachten thuis op zijn komst en houden kippen, varkens en rijst gereed. Doch hoe ontvangen jullie den grooten heer en de gasten. Ik zie daarbuiten de varkens, doch heb nog geen doodsgil der dieren gehoord. Is dit jullie gewoonte om den grooten Heer te ontvangen?" De dajak is niet fanatiek, wel vasthoudend aan oude gebruiken, al dreigt dit door meer dere aanraking met europeanen minder sterk zich te uiten. Onder elkaar wordt een en an der wel in acht genomen, vooral onder de ouderen die geen inbreuk daarop dulden zou den. Een wereldburger is hij niet; hij is ge hecht aan huis en haard en gaat wel eens op een handelsreis, maar heel lang duren deze tochten niet; evenals bij de Romeinen1 iedere vreemdeling hostis of vijand was, zoo zijn bij de dajaks naburige stammen meestal zijn vij anden, vooral in vroeger tijd, maar al is dit ook de laatste jaren veel verminderd, veeten en kwesties blijven er altijd in grooten getale bestaan, waarvan de oplossing voor den be stuursambtenaar niet altijd even gemakkelijk is en dikwijls een langdurig onderzoek ver- eischt. Vooral rechten op gronden spelen evenals overal elders in den archipel hierbij een groote rol." „Op reis met een europeaan is de dajak vol toewijding en1 voelt hij zich gedurende dien tijd bepaald verantwoordelijk voor het wel en wee van zijn medereizigers. De goe deren worden bewaard als waren zij zijn ei gendom en ongevraagd zorgt hij voor een be hoorlijke rustplaats en onderdak. In de rimboe leert men deze eigenschappen waardeeren. Bovendien is hij door zijn vroolijkheid en levendigheid en altijd bezig zijn een aangc-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1922 | | pagina 10