TWEEDE BLAD lizen 6, Haarlem de goedkoopste. LINCOLN de meest volmaakte. )ompvloedsIaan 49 - OVERVEEN al voorradig :tten-Reparatie- Inrichting Vlinder" Kiesstraat No. 4 IAARLEM „Bloemendaalsch Weekblad" Zaterdag 19 Mei '23. Fragmenten. Importeur: N.V. Haarlemsche Auto Centrale, Stationsplein, Telef. 1094. - oor het komende seizoen !en goed adres voor so- urreerenden prijs is (ISCHE WASCH- EN ING iET ALS NIEUW JNE GOEDEREN niseer-lnrichtinjs T Co. i - Tel. Z. 3167 SM - TEL. 2493 Hilversum KANTOOR 22089 Mantels en Mantel- ums :r wol, alle moderne sn, 130-140 Q75 breed O— IAARLEM aratiën desgewensclit één dag terug No. 20. MANNEN. De nieuwe roman van A. S. M. Hutchinson, „This Freedom", die onder den titel: Bur gerrecht in een goede vertaling van Chr. Mo- resco-Brants bij Van Holkema Warendorf is verschenen, behandelt het probleem van de uiteenloopende behoeften en opvattingen in de verhouding tusschen man en vrouw. At dadelijk in het eerste hoofdstuk geeft de schrijver in de opmerkingen van Rosalie, de hoofdpersoon van het boek, een niet onaardi- gen kijk op de verhouding tusschen de sexen in het huisgezin. Rosalie is de dochter van een predikant, die twee zonen, Robert en Harold en vier dochters heeft. Het volgende huiselijke tafreel kan men als uitgangspunt van den roman beschouwen. Haar moeder en haar zusters en de mei den en al de vrouwelijke wezens van het heelal schenen in Rosalie's -oogen altijd te wachten op iets dat haar vader doen zou, of wel op haar vader zelf; of anders op iets wat een ander mannelijk wezen doen zou, of op dat manlijke wezen zelf. -Dat was een der eerste dingen door Rosalie in de wereld rond om haar opgemerkt. De mannen en vooral haar vader, waren niet slechts in staat om dat te doen wat zij prettig vonden en alles wat ze deden was steeds wonderbaarlijk en geheim zinnig de vrouwen deden nooit iets dat niet in verband stond met een man; of het was iets voor een man of omdat een man het verlangde. Als Robert bijvoorbeeld 's morgens naar school moest. Dn was iets wat al heel vroeg haar aandacht gaande maakte. Robert was bezig met zijn ontbijt en de gansohe vrouwelijke bevolking van de pastorie was ingespannen bezig met Robert, terwijl hij at. Zes vrouwen spanden, alsof hun leven er van af'ning, zich in voor één man. Drie meisjes Anna, die ongeveer zestien, Flora, die veer tien en Hilda, die twaalf jaar oud was henevens drie volwassen vrouwen waren al len zenuwachtig bezig om een luie en koppige jongen van een jaar of tien het huis uit te krijgen. Rosalie stond gewoonlijk toe te kijken, een en al aandacht. Wat een wonderlijke ge beurtenis! En als ze hem ten laatste weg kre gen, waar ging hij dun heen? Wat ging er met hem gebeuren? Wat ging hij doen? Daar zit hij en eet. Daar zijn zij, druk in de weer. Verrukkelijk, geheimzinnig schouw spel! Robert, stevig en dik en zenuwachtig ge haast, zit aian de tafel en werkt, met zijn oogen op de klok gericht, zijn pap naar bin nen. Zijn eene been is onnatuurlijk ver zij waarts getrokken en wordt vastgehouden door Rosalie's, moeder, die op haar knieen liggend, een gat in Robert's kous stopt; het andere been ligt half verd-raaid in de schoot van Ellen de keukenmeid, die met hevige ruk ken zijn schoen dichtrijgt. Achter Robert staat Anna, die met haar eene hand Robert's hoofd naar beneden duwt en met de andere zijn nek wascht. Vlak tegenover hem, aan de andere kant der tafel, bevindt zich Hilda met pein zende oogen, prevelende lippen en op tafel trommelende vingers; Hilda is bezig sommen voor hem te maken Aan zijn rechterkant is Gertrude, de tweede meid, met hem bezig en het Itjkt w-el of ze hem smoren wil. Gertrude doet haar uiterste best om hem van zijn vuile kraag te ontdoen en hem een schoone aan te doen. Aan zijn andere kant staat Flora en overhoort hem zijn geschiedenisles. Iedereen is aan 't werk voor Robert; ze haasten zich allemaal voor hem en ze schreeu wen tegen hem om zijn aandacht te trekken. „O, jongeheer Robert, houd je been. toch stil". (De meid die zijn schoen dichtrijgt.) Simon de Montfort, Hubert de Burg-h, en Peter de Roche". „No»u herhaal het dan jou domoor". (Zij die de geschiedenisles over hoort). „Jongeheer Robert, houd je hoofd op. (Die van de kraag.) „Hoofd neer, asjeblieft!" (Die zijn nek wascht.) „Vier maal zes is vier en twintig en zes is gelijk dertig". (De rekenmeester.) „Robert, draai je been meer naar links". (De kousenstopster.) „De Baronnen waren toen zeer verbitterd. De Baronnen, waren toen zeer verbitterd. De Baronnen, waren toen zeer verbitterd. Wel, uilskuiken, zeg het dan!" „Moeten jullie dit uitrekenen niet 'gewone °f met tiendeelige breuken?Weet je 't niet? Wat weet je dan wel?" Verrukkelijk schouwspel! Plotseling wordt door hen allen te samen en gelijktijdig aangekondigd, dat Robert nog Dter is dun gewoonlijk, (laat is hij altijd) en dadelijk daarop wordt Rosalie getuige van een hevige beweging onder zijn dienende geesten, edereen springt op om al zijn zaken bij elkaar 'e zoeken; zij beladen Robert met 'alles en nog wat en dringen, hem naar de deur. Waar was zijn pet? Waar zijn tasch? Waar zijn mid dagboterham? Waar waren zijn boeken? Wie had zijn atlas gezien? Wie zijn potlooden doos? Was zijn fiets al klaar? Was die knoop aan zijn jas genaaid? Als het geschreeuw op zijn hevigst was en zij' allen tegelijk met hem bezig, gebeurde bet gewoonlijk dat er een ander mannelijk wezen de kamer binnenstoof, en zooals Rosalie steeds opmerkte ontstond er 'n hevige woordenwisse ling tusschen de twee mannelijke wezens, en werd de 2de oogenblikkelijk door de vrouwen bediend. Die tweede was Rosalie's oudste broer, Harold. Harotd was achttien jaar en de gansche vrouwelijke bevolking van de pas torie drong zich om hem heen om hem de deur uit te krijgen, zooals zij eerst met Ro bert gedaan hadden. Men moest Harold een half uur later dan Robert de deur uitzetten. En daar hij een grooter en schitterender man was dan Robert (hij haalde echter nog niet bij Rosalie's vader) was de plaats, waarheen hij gestuurd werd natuurlijk ook veel geheim zinniger en belangwekkender dan de plaats, waarheen Robert -g-estiu,urd werd. Wat een school voor een ding was, dat kon Rosalie zich wel vagelijk voorstellen. Maar een bank! Waarom moest Harold den ganschen dag op een bank zitten- en waarom moest hij met zijn fiets naar Ashbury rijden om daar die bank te vinden, terwijl er rond d-e pastorie banken in overvloed waren en er zelfs een in den tuin stond? Dat kon Rosalie niet begrijpen. Die geheimzinnige Harold! Anna had haar ver teld dat de mannen geld in een bank bewaren; maar Rosalie had nog nooit geld in een bank gevonden, hoe ze ook gezocht had; en toch verkozen de mannen het, -om op zoo'n buiten gewone plaats als een bank, geld te bewaren! Geheimzinnig waren ze, die mannen! En Ha rold kon niet alleen die banken vinden maar eveneens het geld, ofschoon hij toch nooit een troffel of een schop meenam, en hij za-g er altijd zoo keurig uit met een hooge boord en breede manchetten. Die wonderlijke, wonder lijke Harold! Eigenlijk moest Robert een half uur verder worden weggestuurd dan Harold maar dat ge lukte nooit. De twee schitterende wezens botsten altijd op elkaar en omdat zij dat deden, ontstond er altijd een hevige scène, die Rosalie voor niets ter wereld had willen missen. Een ontmoeting tusschen twee mannen, iets zoo gansch en al verschillend van een ontmoeting tusschen twee vrouwen, was onveranderlijk vol van lawaai en spektakel. Als er dames bij haar moe-der in -de pastorie kwamen, dan zaten zij in den salon en dronken thee en spraken op zachten toon,; maar als er mannen bij hear vader in zijn studeerkamer kwamen, dan werd er hard gepraat en soms maakten zij ruzie Ja, en eens had Rosalie in de dorps straat gezien, hoe twee mannen op elkaar aan vlogen, elkaar met hun vuisten stompten, over den grond rolden en, elkaar weerstompten! Als twee vrouwen, haar zusters of anderen, voch ten, dan schreeuwden zij tegen elkaar en er schaen geen eind aan te komen. J'e kon le onmogelijk voorstellen- dat 2 vrouwen als ze op elkaar botsten zoo'n spektakel zouden maken, zoo'n verrukkelijk spektakel, als twee man nen die op elkaar aanvlogen. Net zooals nu Daar komt Harold binnen, druk en haastig zooals altijd In zijn eene hand heeft hij zijn mooie knoopschoenen en in de andere een paar glanzende manchetten. „Zoo luie jonge aap, ben je nog niet weg?" „Nee, nog niet, luie ouwe aap!" Een zenuwachtig vrouwelijk geroep van: „Robert! Robert! Zoo mag je niet tegen Ha rold praten!" „Als hij zoo tegen mij praat „Wacht maar, ik za! nog wel iets anders doen dan zoo tegen je praten, als je niet maakt dat je wegkomt. Vooruit, versta je?" „Ik denk er niet aan!" „Robert! Robert! Harold! Harold!" „Zorg er voor, dat hij weg komt of 't zal hem berouwen! Waarom is hij hier altijd als ik ontbijten wil? Niets klaar, zooals gewoon lijk. Op de plaats waar ik zitten wil zeep en een lap! Ik veronderstel, dat de e-ene of an dere zijn nek gewasschen heeft. Vuilik! Waar om wasch je je eigen nek niet, zwijn?" „Waar-om -draag jij meisjesschoenen met knoopen, zwijn?" Het is een, aardig tooneel, een verrukkelijk ontsteltenis! De eene helft der vrouwen duwt Robert de kamer uit, de gang door, totdat hij op zijn fiets zit; de andere helft dekt zijn vlucht en- belet d-en belangwekkenden Harold zijn broer achterna te gaan; al die vrouwen te samen, nadat ze een gevecht tusschen die twee kranige mannen verijdeld hebben, gaan met vereende kracht aan den gang om dat tweede mannelijke wezen, naar behooren te verzorgen. Het is een aardig tooneel, een verrukkelijk schouwspel. Dar zit hij en eet; met zijn oogen op de klok gericht propt hij zich vol met worst, op dezelfde wijze waarop Robert zijn pap verorberde. Een der vrouwen is bezig met het aannaaien van een- knoop aan een zijner laarzen, terwijl een der anderen met vloeipapier en een heet ijzer tracht een vlek uit zijn jas te maken, die hij daarvoor heeft uitgetrokken; een schenkt hem koffie in, een ander snijdt zijn brood, een derde kijkt uit naar de post bode met de krant. En plotseling gooit hij met een zwaai alles door elkaar, iets wat vol gens Rosalie, de mannen altijd op een zeker oogenblik doem. „Goeden hemel! D-e pomp!" Het koor: „De pomp!" „De fietspomp. Heeft die aap de fietspomp meegenomen?" „Ja ik heb 't gezien". Ontsteltenis. „Haal hem in. Zorg dat ie hem te pakken- krijgt. Waar zijn mijn laarzen? Wat drommel, waar zijn ze dan? Geef hier, wat kan mij die knoop schelen! Hoe kom ik ooit o de Bank met -een, slappe band? Ga hem achterna, In plaats van daar te blijven staan". Weg zijn ze! Rosalie, die vlak bij de deur een plaatsje gezocht heeft om het heele tooneel te kunnen, gadeslaan, wordt onderste boven geloopen. Niemand Iet op Rosalie. Het kan Rosalie niets schelen als ze maar goed al les zien kan. Daar gaan ze, ze vliegen de wei over, den kortsten weg, schreeuwend, val lend. Achter hen aan duikt Harold -op, in hemdsmouwen, zijn eene laars half aan, hin kend, springend, struikelend. Wat een ver rukkelijk tooneel! Hij haalt hen allen- in, hij schreeuwt het hardst van allemaal. Natuur lijk doet hij dat. Hij is een man. Hij is een dier schitterende, wonderlijke, geheimzinnige wezens, aan wie, onder bestuur van- Rosalie's vader, d-e heele wereld toebehoort. Ziet hem eens zwaaien en springen! Won derbaarlijke, wonderbaarlijke, wonderbaarlijke Harold! Maar Robert is ook wonderbaarlijk. Als Anna of Flora of Hilda er met de pomp van door waren gegaan, d-an zouden zij dadelijk zijn ingehaald. Maar Robert niet. Wonderlijk geheimzinnige Robert! Ongelooflijk snel fietst hij voort, en niemand haalt hem in. Zijn ver volgers blijven een heel stuk achter. Ze kee- rem terug en op nieuw is iedereen bezig om Harold het huis uit te krijgen. En opnieuw verrukkelijker dan al het an dere juist als Roberts regeering is overge gaan op Harold, wordt Harold omvergeworpen door de komst van zijn vader. Harold is door al de vrouwen omringd. Iedereen houdt zich met hem bezig. Daar verschijnt Rosalie's va der. Als op slag trekken ze gelijktijdig van Harold weg, nu Rosalie's vader binnen komt. Iedereen verdwijnt. Wonder van -een vader. Het is of ie-dereeni wegsmelt, alleen Harold niet. Die dappere Harold. Iedereen verdwijnt, behalve Harold en "Rosalie, die toekijkt. En oogenblikkelijk, zooals immers altijd gebeurt, vallen -die twee schitterende mannen elkaar aan. Rosalie's vader snauwt tegen Harold en zijn morgengroet luidt niet, zooals die barer moeder: „goeden morgen, lieve',, nee hij zegt: „Ben je nog niet weg?" Het klinkt als een geblaf van een hond. „Juist op 't punt van te gaan". Wonder van een vader. Een oogenblik ge leden was er nog geen enkel te-eken, dat Ha rold vertrekken zou. En -nu is Harold een en al haast om weg te komen. Hij wil graag weg, maar net als Robert heeft hij er geen lust in om het veld te ruimen, zonder zich te ver zetten tegen het gezag boven hem. Terwijl hij alles bij elkaar zoekt, fluit hij. Rosalie rilt, maar van verrukking. (Zooals, men in Rome verrukkelijk rilde bij het zien der gladiatoren). „Zie je niet hoe laat het is, jongtnensoh". „Ik zie het". „Maak dan voort; treuzel niet zoo". „De klok is voor". „De klok is niet voor. En ik wil je zeggen,, dat de klok waarmee jij, niet alleen 's mor gens maar gedurende ,den geheelen dag reke ning houdt, al bizonder langzaam loopt". Blijkbaar zonder eenige aandacht aan zijn vaders woorden- te schenken, doet Harold zijn broekveeren aian. „Mij dunkt, dat alleen de Bank daarover kan oordeelen en zoo noodig zich beklagen. Natuurlijk' kan ik mij vergissen „Vas-t en zeker vergis je je, vriend; want volgens mij vergis ie je steeds en heb je altijd ongelijk, vooral als je erover zeurt dat je -gelijk hebt. Vergissen mag je je, maar wat je niet mag, dat is brutaal zijn tegen mij. Je hebt mij niet tegen te spreken". „Waarlijk vader, ik zie niet in, waiarom ik op mijn- leeftijd iederen morgen als een hond het huis moet worden, uitgejaagd". „Waarom je iederen morgen, als een hond wordt weggejaagd, om je ei-gen elegante woor den te gebruiken, dat is, jongmensch, omdat je iederen morgen niets anders doet dan mij iiinderen. Mijn ontbijt wordt in de war ge stuurd, omdat jij tegen mij kletst; het -heele huishouden raakt in de war, om-dat jij tegen mij kletspraatjes hou-dt, de heele gemeente raakt in de wiar, omdat jij kletspraatjes houdt". „Het schijnt -dat u niet weet hoe Robert mij 'iederen morgen hindert „Zwijg over Robert! Ga je of ga ie niet?" Hij gaat. „Breng de krant terug". Hij brengt de krant terug. Wonderlijke vader! Rosalie's vader geeft een ruk aan het schel lekoord, zoo bard dat het koord in zijn hand achter blijft. Hij gooit het door de kamer van zich af. Dappere vader! DAMRUBRIEK. Alles betreffende deze rubriek te zenden aan den damreducteur van ons blad, den heer H-erm. de Jongh, Valeriusstraat 64huis, Amsterdam. In het Februari-nummer van „Het Damspel" komt de volgende prachtige studie van den Franschen kampioen, Marius Tabre voor. Een stand dus, als het ware aan de partij ontleend. Men zou zich kunnen voorstellen dat Wit's laatste zet 3430 was, warop Zwart zich niet wilde laten opsluiten en 2025 ant woordde. De afwikkeling is het bestudeeren en ont houden waard. Wit Zwart. 1. 26—21! 25 34 (a) 2. 40 20 17 26. Op 2.15 24 of 14 25 zou Wit door 3. 3934 of 4440 stelling hebben ingenomen en door 2722, 32 21 en 3329 of 3530 een schijf gewonnen hebben. 3. 27—22 1827 (voor 15 24 of 14 25 zie boven) 4. 32 21 26 17 (voor 15 24 of 34 25 zie boven). 5. 3329 15 33 moet twee slaan. 6. 38 16 met schijf winst. (a). 1. 17 26 2. 27—22 25 34 3. 40 20 en verder als in de hoofdvariant. -Niet diep, niet ingewikkeld en toch hoe ontzettend moeilijk voor het voorstellings vermogen! SCHAAKRUBRIEK. Wij ontvingen reeds enkele oplos-s-ingen, ver gezeld van sympathie-betuigingen met ons plan een vaste wekelijksche scha-akrubriek te openen. Gaarne ontvingen wij echter ook een enkel woord van instemming van d-e schaak spelers, die de oplossing van de gepubliceerde problemen nog niet konden vinden, dan wel zich daarmede in het geheel niet bezighouden. Vooral voor de laatstbedoel-den kunnen de Hater op te nemen partijen, enz., van belang rzijn. Men wachte ditmaal in elk geval niet tot men -de -oplossing wan meerdere problemen Sheeft gevonden. Probleem No. 3. G. Jordan, Haarlem. Stand -der stukken: WK: Kd 1, Dd 2, Tf 8, Lc 6, Ld 6, Pb 3, iPe 4, .8 5. Zwart; K-e 6, Tb 5, Td 8, Lh 4, Pc 7, Pe 8, 1 -,c 5, g 4. iMiat in twee zetten. Humoristische Schaakbriefkaarten. Bij de uitgevers G. B. van Goor Zonen, Goud-a, zijn -dezer da-gen twaalf humorischti- sche schaakbriefkaarten verschenen, geteekend door Ji Rotgans, lid van, het Vereen-igd Am- sterdamsch Schaakgenootschap. Ongetwijfeld zal iedere schaker zich haasten bedoelde serie .aan te schaffen. De teekeningen munten uit -door fijnheid en echten schaakhumor. Daar bij zijn de kaarten goedkoop, dus -onder ieders bereik De navolgende gebeurtenissen op het scfoaak- Ibord zijn afgebeeld: 1. Wit slaat Zwart en passant. 2. fi-et Paard sla-at een boer. .3. De witte Looper bestrijkt veld f 6. •4. Zwart loopt in een v-ailetje. 5. De witte a-pion haalt een Dame. - 6. 'Een vorkje 7. De sleutelzet. .8. Le Rol dépouillé. '9, EenDame-offer. I I

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1923 | | pagina 5