worden voor versterkte aflossing op de 6% geldleening van
1920, doch juister zal het zijn, indien het bedrag blijft gere
serveerd voor volgende jaren, waardoor bereikt wordt dat bij
een eventueel nadeelig saldo op den gewonen dienst in een be
paald dienstjaar, niet tot dekking van dit saldo tot verhooging
van het heffingspercentage plaatselijke inkomstenbelasting
behoeft te worden overgegaan. Mocht echter in de toekomst
het in casu bedoelde bedrag voor het beoogde doel niet noodig
blijken, dan kan daaraan nog altijd een andere bestemming
worden gegeven.
Wat het nadeelig saldo op den buitengewonen dienst betreft,
dit is ontstaan doordat nog enkele uitgaven moesten geschie
den, welke eerst na het sluiten van de geldleening voor het
jaar 1922 zijn bekend geworden. Het ligt in de bedoeling dit
saldo te regelen op de begrooting voor 1923, weshalve daarom
trent te zijner tijd een nader voorstel zal volgen.
Met betrekking tot den algemeenen financieelen toestand
der gemeente, zij volstaan met te verwijzen naar de in de notu
len van den Raad van 7 September 1921 opgenomen toelichting
tot de rekening over 1921, in welke toelichting tevens een te
volgen gedragslijn werd aangegeven ter bevordering van een
gezonde finantieele politiek.
Waar er in de toelichting reeds op werd gezinspeeld, dat in
de naaste toekomst verlaging van het heffingspercentage
plaatselijke inkomstenbelasting wellicht zou mogelijk blijken,
verheugt het des te meer dat voor het belastingjaar 1923/1924
reeds tot verlaging van dit percentage is kunnen worden over
gegaan.
Eene gemeente als Bloemendaal, alwaar bedoeld percentage
thans drie bedraagt, terwijl geen opcenten op de rijksinkomsten-
of vermogensbelasting worden geheven, is wat den geringen
belastingdruk betreft, momenteel een unicum in den lande.
De VOORZITTER deelt mede dat het accountantsonderzoek
heeft plaats gehad en ook de Financieele Commissie de rekening
heeft nagegaan en adviseert haar voorloopig vast te stellen
zooals zij is ingediend.
De heer VAN KESSEL merkt op dat in het rapport van
B. en W. sprake is van het reserveeren van een bedrag. Hij
zou door het voorloopig vaststellen van de rekening nog niet
willen vooruitloopen op de bestemming die men aan die gelden
geven wil.
De VOORZITTER zegt dat de Raad zich nog tot niets bindt.
De gemeenterekening dienst 1922 wordt daarna voorloopig
vastgesteld aldus:
Gewone Buitengewone Totaal
Ontvangsten 1980516.32 551866.06 2532382.38
Uitgaven 1398277.365 552916.855 1951194.22
581188.16
Voordeelig saldo 582238.955
Nadeelig saldo 1050.795
De heeren DE WAAL MALEFIJT en VAN NEDERHASSELT
houden zich buiten stemming.
VI. SCHOOLBOUW OP HET LANDGOED „DENNEN
HEUVEL".
De VOORZITTER deelt mede dat op 11 Juni j.l. is ingekomen
een aanvraag van het Bestuur van het St. Jozefsgesticht te
Haarlem om gelden beschikbaar te stellen voor den bouw van
een R.K. school voor gewoon lager onderwijs op het landgoed
„Dennenheuvel". De Raad moet daarop binnen drie maanden
beschikken. Het is zaak daartoe nu over te gaan, het is slechts
een formaliteit.
De heer DE ROO VAN ALDERWERELT merkt op dat van
de 93 kinderen die opgegeven zijn er 47 den leeftijd van vijf
jaren nog niet eens bereikt hebben. Het bevreemdt hem dat
dit B. en W. is ontgaan.
De VOORZITTER zegt dat het B. en W. niet is ontgaan, doch
met 40 kinderen kan men volstaan.
De heer HOGENBIRK heeft bezwaar tegen de uitdrukking
„de gevraagde gelden beschikbaar te stellen", want men weet
niet hoe grootsch men de plannen misschien zal opzetten. Het
gaat een beetje te ver om nu al te zeggen dat de gevraagde
gelden worden toegestaan.
De VOORZITTER zegt dat het nu gaat om een principieel
besluit. Daarna dient men de plannen in bij den Inspecteur
voor het lager onderwijs. Men moet er toch aan gelooven.
De heer DE WAAL MALEFIJT had wel gedacht dat de
opmerking gemaakt zou worden en daarom had hij in over
weging gegeven om de plannen mede aan den Raad voor te
leggen. B. en W. hebben die plannen reeds gezien.
De heer KREMER vraagt of B. en W. er zich van hebben
overtuigd dat er in de gemeente geen andere localiteiten be
schikbaar gesteld kunnen worden. De school van den heer
Hoekstra is voor een groot deel ontvolkt.
De heer OTTO merkt op dat het wordt voorgesteld alsof
men de dans toch niet kan ontspringen, maar dat is volstrekt
niet juist. In de eerste plaats komt de vraag of inderdaad vol
daan is aan de voorwaarden die art. 73 der lager onderwijswet
stelt en in de tweede plaats of B. en W. alles gedaan hebben
wat in hun vermógen is om op een voordeeliger wijze aan het
verlangen tegemoet te komen. Het is voor den Raad van het
grootste belang om er iets meer van te weten. De heer de Waal
Malefijt heeft al medegedeeld dat ook andere stukken zijn
ingediend, waarvan de Raad geen kennis heeft kunnen nemen.
De heer Kremer heeft al gevraagd of er niet eenige lokalen
beschikbaar te stellen zijn dan wel of de openbare lagere
school te Overveen ontruimd kan worden. Art. 77 der Wet geeft
te dien aanzien de stellige bevoegdheid aan het gemeentebe
stuur, want er staat woordelijk: „Indien de gemeenteraad een
„bestaand gebouw, geheel of ten deele, al of niet verbouwd,
„als schoolgebouw beschikbaar wil stellen, en den Inspecteur
„verklaard heeft, dat daartegen naar zijn oordeel geen bezwaar
„bestaat, roept de gemeenteraad of het schoolbestuur de beslis
sing in van onzen Minister". De Raad staat voor een zeer
moeilijk geval. Men moet nu wel een beslissing nemen en
niemand van de Raadsleden beschikt over voldoende gegevens.
Zelfs heeft spreker in het geheel de stukken niet kunnen
inzien, aangezien hij eerst heden lid van den Raad is geworden
en hem niet is bericht dat het hem toegestaan is om inzage
van de stukken te nemen. Eigener beweging heeft hij de
stukken niet willen raadplegen, omdat hij dacht dat er mis
schien formeele bezwaren aan verbonden waren. Spreker zou
het op prijs stellen nu dan maar staande de vergadering
zeer nauwkeurig te worden ingelicht.
De VOORZITTER meent dat de agenda ook aan de nieuwe
raadsleden is toegezonden. Het spreekt vanzelf dat degenen
die de stukken moeten beoordeelen en ter zake een beslissing
hebben te nemen, deze kunnen inzien.
De heer OTTO dacht dat het zou afstuiten op formeele
bezwaren.
De VOORZITTER zegt dat volgens art. 75 de medewerking
slechts geweigerd wordt, wanneer niet aan de in art. 73 om
schreven vereischten is voldaan. Welnu, aan die vereischten is
wel voldaan.
De heer OTTO zegt dat art. 77 ook spreekt van overleg tus-
schen B. en W. en het schoolbestuur, dat binnen één maand na
de indiening der aanvraag moet plaats hebben. Voor den Raad
is het van belang te weten of dat overleg heeft plaats gehad
en op welken basis men tot overeenstemming is gekomen. Voorts
dient de Raad er zich van te kunnen overtuigen dat de ver-
eischte stukken inderdaad zijn overgelegd. Is er b.v. bij een
voorloopige raming van kosten? Als de vereischte stukken niet
zijn ingediend, dan kan de Raad het verzoek weigeren. Art.
77 bevat voorts 10 punten waarop men acht heeft te slaan
en zoo kan men langs verschillende wegen tot een andere
billijke regeling geraken. Voordat de Raad zich uit
spreekt moet er voor hem zekerheid bestaan omtrent de
wijze, waarop men het best de zaak kan regelen. Nu moet men
met het mes op de keel een besluit nemen en dat acht spreker
een heel verkeerde wijze van behandeling.
Op voorstel van den VOORZITTER wordt de vergadering
daarop geschorst.
Na heropening der vergadering deelt de VOORZITTER mede
dat voorgesteld wordt dit punt aan te houden tot Maandag 10
September a.s., teneinde gelegenheid te geven de zaak inmid
dels van alle kanten te bezien.
De heer OTTO stelt er prijs op nog iets in het midden te
brengen. Allereerst zou hij van B. en W. willen vernemen of
het aanhouden van dit besluit in zich sluit dat het in de vol
gende vergadering onveranderd aan den Raad ter goedkeuring
zal worden voorgelegd. Daar zou hij zich zeker niet mede kun
nen vereenigen, want door de bewoordingen van dat besluit
wordt reeds uitgemaakt dat een zeker bedrag beschik
baar gesteld zal worden hetgeen in strijd is met de
Wet. Eerst nadat voldaan is aan het bepaalde in art.
77 kan een bedrag worden vastgesteld. Het op een
dergelijke manier prejudicieeren zou eigenlijk het beoor
deelen der plannen in den weg staan, want dat heeft geen
zin als men vooraf reeds bepaalt dat de gevraagde gelden wor
den toegestaan. Men kan slechts spreken van „de gevraagde
gelden toe te staan", als er reeds een bepaald bedrag is aange
vraagd, doch uit de stukken die in portefeuille zijn kan daar
van niets blijken. Er is geen begrooting bij en evenmin een
plan of bestek. Hij zou dus gaarne een gewijzigd raadsbesluit
tegemoet zien en zou er prijs op stellen alsmede voor de raads
leden ter inzage wordt gelegd de gevoerde correspondentie,
een verslag van de onderhandelingen met het schoolbestuur,
een voorloopige raming van kosten enz. en indien het gaat
over een geheel nieuw gebouw, eveneens een schatting van
den grondprijs. Spreker wil nog eens herhalen dat men niet
ook B. en W. niet moeten uitgaan van de onjuiste premis
sen, dat de Wet alles regelt en het gemeentebestuur maar
heeft te doen wat men verlangt. Het gemeentebestuur kan en
moet zelf de zaak beoordeelen. Het kan wezen dat de gemeente
in hoogste instantie in het ongelijk wordt gesteld, maar men
moet zich in de eerste plaats afvragen of de bouw van een
nieuwe school bepaald noodig is.
De heer SCHULZ sluit zich aan bij de woorden van den heer
Otto. Spreker heeft er al eens meer op aangedrongen om aan
de raadsleden de stukken van eenig belang toe te zenden, dat
vergemakkelijkt juist de behandeling in den Raad. Als men
dat goed begrepen had, dan ware het nu ook niet voorgekomen
dat enkele raadsleden niet wisten dat zij ten Raadhuize de
stukken konden inzien.
De heer BORNWATER zegt dat in art. 24 van het Regle
ment van Orde staat dat de stukken ter inzage liggen.
De heer OTTO zegt dat de nieuwe leden zelfs het Reglement
van Orde niet hebben ontvangen. Daaruit heeft hij juist opge
maakt dat de pas benoemden (die nog geen raadslid waren) de
stukken nog niet mochten inzien.
De VOORZITTER stelt zich voor de zaak in de eerste verga
dering van het nieuwe College van B. en W. op Vrijdag 7 Sep
tember a.s. te behandelen. Hij zou derhalve dit punt willen
aanhouden tot een volgende raadsvergadering, welke dan zou
moeten plaats hebben op Maandag 10 September a.s.
Aldus wordt besloten.
De heer DE WAAL MALEFIJT vraagt en verkrijgt verlof
de vergadering te verlaten.
Rondvraag.
De VOORZITTER zegt dat vele ouders van kinderen die te
Haarlem Middelbaar onderwijs genieten in moeilijkheden ver-
keeren, in verband met de aanschrijving van het gemeentebe
stuur van Haarlem tot verhooging der schoolgelden.
Naar aanleiding van een alhier ter zake ingekomen schrij
ven van 3 Augustus j.l. kan spreker mededeelen, dat in de
eerste plaats door de ouders der betrokken leerlingen uit de
verschillende omliggende gemeenten aan den Minister van
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen een adres is gezonden
om althans voor het komende cursusjaar Haarlem in het genot
te stellen van het Rijkssubsidie, waardoor Haarlem niet genood
zaakt zou zijn voor dat jaar reeds het hoogere schoolgeld te
heffen.
Vervolgens is door de Burgemeesters der om Haarlem lig
gende gemeenten, welke bij de schoolgeldheffing belang hebben
op Dinsdag 28 Aug. j.l. een vergadering gehouden, waarin is
besloten met klem bij den betrokken Minister te protesteeren
tegen het besluit van den Raad der gemeente Haarlem en
vernietiging van het gevallen besluit te vragen en mocht dit
mogelijk zijn te verzoeken Haarlem alsnog voor den cursus
1923/1924 in het genot te stellen van het Rijkssubsidie opdat
althans voor het volgend jaar maatregelen kunnen worden
getroffen.
In die vergadering werd een klein comité gevormd bestaande
In de meeste hoofden en harten hing echter
de nevel van de Broeken .'k Hoorde tenminste
iemand over „een ronde hoek", over water,
dat niet meer gehoorzaamde aan de wet der
zwaartekracht, zoodat het omhoog liep", over
hotel: „hoe heet het ook weer?"
Na in de wildernis gekiekt te zijn, kwamen
we gelukkig behouden te Schierke, waar we
ons even verwarmden bij 'n brandende kachel.
Kort daarna brachten de auto's ons zonder on
gelukken naar huis, waaT maaltijd en een beetje
napraten volgde.
Woensdag 13 Juni: Wennigerode en Steinerne
Renne.
Om 5 uur uit de veeren! Onder 't zingen
van een marsch naar 't station. De „zwak
ken" stem van Vadertje Bremer klonk boven
alles uit. Tamelijk vroeg stonden we in het
oude stadje Wernigerode, dat we 's moTgens
hebben bekeken. Op het antieke raadhuis
stond de filofophische spreuk: „Einer acht's
der and're betracht", der dritte verlacht's,
was macht's?"
De stad was ongeveer 4 maal zoo groot als
Harzburg, dat door de vele hotels met tuinen
nogal ruim en wijd is uitgebouwd, doch niet
meer dan 5000 inwoners telt.
De groote attractie hier, was wel het slot
Wernigerode, even buiten de stad tegen een
hooge helling. Dit slot behoort aan de vorste
lijke familie zu Stolberg'Wernigerode. 't
Wordt bewoond door een vrouwelijk lid dier
familie. We zijn de donkere unheimsche toe
gang binnengestapt. Op het voorplein was 't
erg koud en waa'ierig. Toch werd de moeite
van ons klimmen beloond. Een pracht uitzicht
op de stad Wernigerode .Overal roode daken
in het groen. Op den verren achtergrond:
groene terrassen, dennenboomen, nevelige
hoogten. Plotseling schiet me te .binnen, de
echte verbolgenheid van een dienaar over ons
vrij rondloopen over het voorplein. Deze man
had innerlijk de democratische revolutie niet
meegemaakt. De snelkieker van ons gezelschap
maakte korte metten met hem, ving hem mei
al zijn voede op in zijn donker kistje en nam
hem mee naar Holland.
Steinerne Renne (Wedloop van steenen).
De morgen vond ons een weinig hooger in
het dal van de Holtemme. 'k Zeide U reeds
hoe de natuur hier een grootschere indruk
maakt dan in het Okerdal. Geweldige steen-
brokken boven langs de helling tusschen de
stammen der dennenboomen; en even gewel
dige steenbrokken beneden in de bedding van
het riviertje. Geen wonder dat een juffrouw,
die hier de hak van haar schoen verspeelde,
er niets van merkte. Op dergelijke kleinighe
den let men hier niet. De compagnon van Lu-
kas Bols vergat een oogenlblik, dat hij cul-
tuur-mensch was, en wilde als een gems het
riviertje oversteken, doch ook hier was het
water nat.
We kwamen bij een waterval, die door een
fotograaf als achtergrond werd gebruikt. We
gingen verder en kwamen bij een tweede wa
terval, een grootere. Langs een steilen, grillige
steenen trap bereikten we het hotel ,,Wasser-
fall S. R." We hebben daar op een bruggetje
gestaan en gezien naar de dennenboomen, die
30 M. hoog waren .'k Heb heel wat wedloopen
bijgewoond, doch nimmer zulk een grootsche
als die „der Steenen". Erg tevreden over den
dag wat deze ons gebracht had, bracht de
trein ons weer naar huis. Na den maaltijd ging
onze tocht naar het Kurhaus, waar we een
concert bijwoonden. En na dat concert
De Duitsche polka!
Donderdag 14 Juni 1923. Hermannshöhle bij
Rübeland en Bodedal.
8 uur de drie auto's voor. Even voor Wer
nigerode, vlak bij het station Drübecfc, staat e
nigerode, vlak bij het station Drübeck, staat de
ongeluks-auto, die, heelaas achteraan reed, stil
Verstopping der buisjes. Ernstig? Drie kwar
tier geduld. We besluiten met den trein de
andere auto's in te halen. Kaartjes gekocht
(F/a halve cent per stuk). Plotseling verschijnt
de chauffeur plus leege auto om ons weer
verder te brengen.
Een der andere auto's was teruggekeerd, om
te zien waar we bleven. Men maakte zich on
gerust. Men had 't op die ongeluksauto niet
recht begrepen. Enfin, een drie kwartier te
laat arriveerden we in Rübeland, om de Her-
manshöhle te bezichtigen.
Hermannshöhle.
Het gedrukte programma, dat wij allen ont
vingen zet duidelijk uiteen, dat we onder stal-
actieten en stalagmieten hebben te verstaan,
en hoe zich die vormen. We gingen de dui
sternis binnen met een gids die ons allerlei
vertelde, wat de heer Bremer en den heer
de Vos zoo vriendelijk waren te vertalen.
De grot werd in 1866 bij 't aanleggen van
een straat ontdekt. In 1887 en 88 de rest. Zoo
af en toe wordt op plaatsen, waar men denkt
meer ruimte te zullen vinden, de wand uitge
houwen.
Vroeger stond er water in de grot, dat nu
is weggezakt. Er hebben dieren gewoond,
waarvan de overblijfselen hier en daar op den
grond liggen Hoewel 't door 't druipende wa
ter vrij smerig in de grot was, werden we
in hooge mate geboeid.
Menschen kunnen soms mooie dingen ma
ken, doch ze kunnen toch niet tegen de natuur
op; de natuur, die de tijd heeft, die in 20 jaar
niet verder komt, dan een paar m.'M., doch die