Regenjassen M wmm Y Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Bloemendaal, Overveen, Aerdenhout, Vogelenzang, Jan Gijzenvaart en Santpoort Fa. Gebr. Vermeulen WILD en GEVOGELTE P. van der STAD. Tel. 188 rxlA.kOJKAfCZNj XX Lof en blaam. FOtOgrafiSGh Atelier RIOHF" Gr.Houtstr.169.Tel.3472 Gemeentebestuur. HAARLEM PRIMA ENGELSGH FABRIKAAT RUIME KEUZE Billijke Prijzen KLEiNEHOUTSTR. 136 HAARLEM 17e JAARGANG ZATERDAG 6 OCTOBER 1923. No. 41. BLBEMENBiALSCB WEEKBLAD Uitgave van de Vereenigde Drukkerijen, Bloemendaal. Kantoor voor Redactie en Administratie: De Genestetweg 23. - Tel. 2 2 00 3- Abonnement: Voor een half jaar 1.75 LOSSE NUMMERS 5 CENT. Advertentiën: 15 cent per regel, bij afname van 500 regels of meer korting. Vraag en aanbod, huur en verhuur, koop en verkoop, van 1 tot 10 regels 1.elke regel meer 10 cent. Tusschen den tekst of op een bepaalde plaats speciaal tarief. Dit nummer bestaat uit twee bladen. iDezeifde fouten die wij in anderen groot en ondragelijk vinden zijn bij ons als in hun ele ment. Zij leggen 'geen gewicht in de scihaal, men voelt .ze niet. Menigeen spreekt 'over een an der en geeft een leeüijk beeld van he.m, zonder te weten dat hij zioiizelve teekent. 'LA BRUYBRE. ,S HARTEN HOOP. En toch 't geloof dat eenmaal goed Hat eind zal zijn van ieder kwaad, Van leed en pijn en booze daad, Verstoorde rust, vergoten bloed. Neen, niets valt ijdelijk ter aard' Geen izaad wordt vruaht'loos uitgestrooid Geen 'vrucht, geen kiem als vuil vergooid Door Dien, die 's werelds oogst vergaart. Geen worm, die voor u,w voet zich kromt, Geen rnotije, dat de vlam verteert, Of uit het ondergaande keert Wat elders weer ten goede komt. Schiete al 't doorgronden staag te kort, Toch -stalt mijns harten hoop gewis, Dat elk vergaan vernieuwing is En ellke winter lente wordt. Zoo hoop ilk ja! maar ach! wat weet, Wat ben ik zelf? een kind, een wicht, Dat in het duister sdhreit om 'licht, En nog geen taal heeft dan een kreet! - TEN'NYSON. Een van de moeilijkste levensop- gaven is zelfkennis. Vaak hebben wij meer inzicht in het karakter en ,de beteekenis van onze omstanders dan in ons eigen 'bestaan. Dit komt, omdat wij tegen hen minder bevooroordeeld zijn en wijl wij hen op een afstand kun nen bekijken. Wie een huis moet schatten of een paard, loopt er omheen, beziet het eens van dit punt en daarna eens van dat; beklopt het eens en betast het; vergelijkt het met andere paarden en huizen. Zoo gaat het oolk -met onze waardeering van andere menschen. Ze zijn voorwerpen voor ons; ze staan te genover ons; wij hebben op hen een bepaalden kijk. Maar hoe gebrekkig zijn onze mid delen, als we onszelf moeten beoor- deelen! Hoe schiet ons vermogen om juist te waardeeren, te kort! Wat is onze toetssteen; wie geeft ons een staf? Wij verkeeren in de moeilijke om standigheid, dat de beoordeelaar en het te beoordeelen voorwerp in één en de zelfde persoon vereenzelvigd zijn. We kunnen ons lichaam desnoods nog zien, al is het slechts van één kant en als spiegelbeeld. Maar onze ziel zien wij niet. Wie zijn wij en wat is onze beteeke nis? Het is meestal onze stemming, die het antwoord verschaft. In een som ber oogenblik zijn wij nietswaardigen; m een overmoedige bui gevoelen wij, dat de maatschappij trotsch op ons mag wezen. Het zijn meestal de omstandig heden, die het antwoord verschaffen. Zoo onze arbeid tot welslagen leidt, be seffen wij, dat wij over karakter en ga ven beschikken; zoo ons werk mislukt, houden wij onszelf voor ,een misluk king. En zoo wisselt het oordeel over onszelf van zelfrespect tot zelfvernede- nng en van zelfvernedering tot zelfre spect. Nu eens overbescheiden, dan weer vol ongegronde inbeelding wande- Ion wij door het leven, waarin zelfken nis een zeldzaam bezit is. De groote fout is, dat wij ons te ge MODERNE DAMES-EN 11 HEERENPORTRETTEN makkelijk laten overbluffen door het oordeel van anderen. Hoe gevoeliger wij zijn, des te pijnlijker treft ons de blaam, des te doller maakt ons de lof. Eerst langzamerhand maakt ons het leven ongevoelig voor de uitspraken van onze omgeving; na harde ervarin gen en bitteren strijd gelukt het ons, het kostelijk goed der zelfkennis te ver meesteren. En deze zelfkennis verwer ven wij dikwijls, doordat wij onze be oordeelaars leeren kennen. Er zijn menschen, die van nature een zekere achterdocht hebben meegekre gen. De omgeving, waarin ze zijn gebo ren en opgevoed, heeft hen gewapend met voorzichtigheid, die hen spoedig de beweegredenen der menschpn doet doorzien en daardoor een waarborg geeft tegen het overschatten van het oordeel der buitenwereld. Maar andere menschen zijn van nature argeloos; ook zijn ze in hun kindertijd beschut gebleven tegen de aanraking met de onmeedoogende wereld. Deze men schen zijn het, die later het slachtoffer worden van lof en blaam, die zij voor ernst opnemen en waarvan zij het eigenlijk karakter niet aanstonds ont dekken. Ze moeten tusschen oprecht en valsch leeren onderscheiden en leeren erkennen, dat er aan het oordeel van onze medemenschen over ons maar o zoo zelden oprechte beweegredenen ten grondslag liggen. Eerst na bittere ontnuchtering zien zij het verband in, dat er gelegen is in het pluimpje, waarmee de één den ander Vleit en de vraag, waarmee de ander deze vleierij aanvaardt: „Wat moet je van me?" Eerst na pijnlijke ontdekkingen ontwa ren zij achter het verwijt, achter de aanklacht, achter de schennis van een reputatie de ijverzucht, de gekrenkt heid, de weerwraak van kleine zielen. Dan verliest de openbare meening in het oog van den ingewijde het gezag; dan wordt de krant een mijnheer, die in het afmaken en omhoogsteken van persoonlijkheden de luimen zijner ijdel- heid bevredigt; dan onthult zich de po litieke tegenstander als een handige beentjelichter; dan blijkt het beginsel vooroordeel. En de mensch, die zijn beoordeelaars in hun ware gedaante heeft leeren on derkennen, staat onbewogen tegenover lof en blaam, want hij weet, dat er één is, wiens goede trouw hij slechts kan vaststellen en die ééne is hij zelf. In plaats van zich door het oordeel van anderen te laten overbluffen, keert hij zelfstandig in tot zijn binnenste en leert daar deugd en ondeugd onderscheiden. Totdat hij zelf weet, wat hij waard is. En als hij tot deze zelfkennis is geko men, laat hij de wereld praten en doet als Valentijn uit Goethe's Faust: „Ik hoorde al hun zwetsen aan „En streek glimlachend door mijn baard". C. Donderdagmiddag vergaderde de Raad onzer gemeente op het gewone uur. Voorzitter Jhr, A. Bas Backer, Burgemees ter. Afwezig de heer A. J. de Waal Malefijt. PUNT 1. Ingekomen stukken. Van de Commissie tot viering der Jubileum feesten is een verzoek ingekomen om nog een extra bedrag te mogen ontvangen daar er een tekort is ontstaan doordat de kermis op Zon dag niet kon doorgaan. De Voorzitter stelt voor dit verzoek toe te staan en het tekort uit de gemeentekas te dekken. De heer S c h u 1 z verzet zich hiertegen. Spr, wenscht geen critiek aan te voeren tegen de Commissie doch meent dat het toch niet op gaat, waar een belangrijk hooger bedrag werd toegestaan dan door B. en W. werd gevraagd, men kreeg n.l. een blanco crediet tot een maxi mum van f 4000.om thans nog eens het ge maakte tekort te dekken. Niet alleen is spre ker hier tegen uit gevoelsoverweging doch zeer zeker ook uit een oogpunt van financieel be heer. Hij vertrouwt dat de Raad dit ook zal in zien en het bij de f 4000.zal laten. De heer Hogenbirk is van een gansch andere meening. Spreker uit waardeerende woorden aan het adres der Commissie en stelt voor dat B. en W. deze zaak in orde maken. Wordt toegestaan met tegenstemming van den heer Schulz. PUNT 2. Wijziging Raadsbesluit van 14 Juni 1923 betreifende bouw- en wegenplan van gronden aan de Julianalaan. Om tegemoet te komen aan de verzoeken van verscheidene bouwers, die aan de nog niet ge heel voltooide Oranje Nassaulaan zouden wil len bouwen, stellen B. en W. daar zij deze gunstige gelegenheid om de werkloosheid te verminderen niet wenschen voorbij te laten gaan voor om het Raadsbesluit van 14 Juni 1923, betreffende de vaststelling van het door A. J. P. Jansen vastgestelde bouw- en wegen plan voor de gronden ten oosten van het Bin nenpad en ten zuiden der Julianalaan, aan te vullen en te wijzigen zooals op bijgaand ont werp is vastgesteld. De heer Hogenbirk overweegt de wen- schelijkheid om den aanleg der straten en de rioleering in eigen beheer te nemen. De heer 011 o ontraadt dit plan, daar dan mogelijk meer opzichters zouden moeten wor den te werk gesteld. De heer Blankevoort ziet niet in dat voor wegenaanleg b.v. meer opzichters zullen noodig zijn. Indien een straat gereed is rijdt men er enkele keeren overheen per fiets met harde banden en men merkt dan wel hoe de bestra ting is uitgevoerd. De Voorzitter vreest toch dat er in dat geval tijdelijke opzichters zouden moeten wor den aangesteld en spreker meent dat men aan tijdelijke krachten niet veel heeft. De heer Prinsenberg komt op tegen deze zijdelingsche insinuatie. Spreker vraagt verder voor wiens rekening een eventueel noodzakelijk zijnde brug zal worden gelegd. De Voorzitter zegt dat dit thans niet aan de orde is. De heer L u d e n geeft B. en W. in overwe ging een meer moderne wijze van bestrating. Spreker meent dat het tijd wordt dat ook in onze gemeente rekening zal worden gehouden met het moderne verkeer. Het voorstel van B. en W. wordt hierna aan genomen. De notulen der gehouden vergaderingen van 4 en 10 September ondergaan thans de critiek der Raadsleden. De heer 011 o heeft opgemerkt dat in de woorden welke door den Voorzitter zijn geuit veranderingen zijn aangebracht. Spreker keurt dit niet af daar het toch de bedoeling is om in dit kort verslag zoo duidelijk mogelijk weer te geven wat men gezegd heeft. De Raadsleden hebben echter niet de gele genheid, welke de Voorzitter heeft. Spreker be pleit daarom toezending van een exemplaar aan de Raadsleden alvorens deze werden afge drukt. De heer K r e m e r ondersteunt dit voorstel. De Voorzitter zegt overweging toe. PUNT 3. Vaststelling verordening tot rege ling van den rechtstoestand van de ambtenaren in dienst der gemeente Bloemendaal. De Voorzitter geeft eenige toelichtingen op de verordening en zegt, dat deze met zeer veel zorg en na lang zoeken en overwegen is ge reed gekomen. Spreker noemt dit thans een grondwet met daarnaast organieke wetten. De heer Otto stelt voor eerst over dit punt algemeene beschouwingen te houden. DeVoorzitter stemt hiermee in. De heer Nuyens juicht toe dat dit ontwerp thans ter tafel komt. Als ambtenaar weet spr. wat het zeggen wil indien de rechtspositie bij verordening geregeld is. De heer Blankevoort meent dat het tijdstip al zeer ongunstig is om dit reglement in behan deling te nemen. De loonen acht spreker hier tamelijk hoog en om nu daarnaast nog eenige emolumenten toe te kennen acht spreker in dezen tijd wel wat royaal. De heer Otto stelt voorop dat hij er voor is GR. HOUTSTRAAT (hoek Gr. Markt) TEL. 188. OPGERICHT 1870. Poulardes Hazen Braadkippen Fasanten Soepkippen Patrijzen Eendvogels Duinkonijnen Talingen Reevleesch "^=BEt1AN6EM OVERVEEN TELEFOON 956 dat de rechtspositie voor ambtenaren bij ver ordening wordt vastgelegd. Dit wil echter nog niet zeggen dat spreker met dit ontwerp kan meegaan. Dit ontwerp is zoo prachtig samen gesteld, alles tot in het kleinste toe is er in opgenomen, dat het geheel totaal onbruikbaar is. Spreker geeft eenige frappante voorbeelden welke eenige hilariteit verwekken. Spreker acht den tijd ongewenscht om deze verordening in behandeling te nemen. Wat de heer Blankevoort heeft gezegd kan spreker mee meegaan. Op dit oogenblik wordt een Rijkswet gemaakt die de rechtspositie van de ambtenaren regelt en de groote lijnen voor het geheele land aangeeft. Spreker wil nu dat de gemeente afwacht wat het Rijk er van maken zal en dan met dit voorbeeld haar voordeel doen. De Voorzitter antwoordt dat deze ontwerp verordening niet iets van het oogenblik is, maar dat reeds sinds een jaar of vier hierom steeds dringender gevraagd wordt. De heer Kremer merkt op dat men in dezen tijd van bezuiniging niet met deze dure veror dening kan komen. De heer Schulz zou het ten zeerste toejuichen wanneer dit ontwerp werd aangenomen. Met den heer Blankevoort is spreker het niet eens, De loonen zijn hier niet slecht te noemen doch van te hoog kan evenmin sprake zijn. Er zijn hier zelfs ambtenaren die veel te weinig ver dienen. Het verbaasd spreker dat de heer Otto deze verordening te uitvoerig vindt. Er zijn gemeen ten, b.v. Baarn waar men veel grooter veror dening heeft en ook gunstiger dan dit ontwerp. Ook de verordening voor de ambtenaren der Prov. Noordholland is veel omvangrijker. De heer de Roo van Alderwerelt vreest dat dit ontwerp bij wijze van spreken, een doodge boren kindje is. Spreker kan zich met het be toog van den heer Otto vereenigen en stelt

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1923 | | pagina 1