Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Bloemendaal, Overveen, Aerdenhout en Vogelenzang M.&05KAMR.ZN Uitgever: A. EIKELENBOOM, Bloemendaal. Kantoor voor Redactie en Administratie: Bloemendaalscheweg 42. - Tel. 22324. ONDER HET ONWEER. Op het hobbelpaard. Fotogr. Atelier „RICHE", Gr. Houtstr. 169, Tel. 3472 bericht de ontvangst van de Nieuwste modellen Ovaal- en Staaflijsten A. k. Raadsoverzicht. XXX 18e JAARGANG. ZATERDAG 29 MAART 1924. No. 18. BLOEMENDiALSCH WEEKBLAD Abonnement: Voor een half jaar 1.75 LOSSE NUMMERS 5 CENT. Advertentiën: 15 cent per regel, bij afname van 500 regels of meer korting. Vraag en aanbod, huur en verhuur, koop en verkoop, van 1 tot 10 regels 1.elke regel meer 10 cent. Tusschen den tekst of op een bepaalde plaats speciaal tarief. Dit nummer bestaat uit twee bladen. Elk onweer vond ons zij aan zij. Omdat het niet den een trof zonder de ander. Dreef 't onweer af, dan minden wij Des te inniger het leven en elkander. Weer aan de trouwe hand ditmaal Klemt elk zich vast; en wat zou ons doen beven. Dan hoop. Hoop dat een zelfde straal Ons wegrukt uit het last geworden leven W. L. Penning. (Nadruk verboden) Van ouds af heeft het paard 'n groote rol in hetmenschenleven gespeeld. En •wanneer deze trekkracht straks door de auto geheel overbodig zal zijn geworden en 't veelbezongen edele dier nog slechts in Artis te zien zal zijn, zal het nog altijd zijn rol blijven spelen in het spraakge bruik. Dan zullen onze nakomelingen, die het paard alleen nog maar van een plaatje en uit oude verbalen ikennen., el kaar neg te paard helpen en over het paard tillen; de lasteraar zal gedwon gen worden, «van en paard tie noemen; de dichter het gevleugeld paard hesitij- gen en de kortzichtige politicus het Trojaansche paard binnenhalen. Ook dan zal nog het hinkende paard achter aan komen en het belsite paard wel eens struikelen. De schooi jongen zal thuis komen met honger ais een paard en, wanneer hij zijn moeder een in verhou ding tot zijn zakgeld al te kostbaar ver jaargeschenk heeft vereerd, haar toe voegen, dat men een gfejgeven paard niet in den bek moet zien. En zoo zal de taal de herinnering aan het legen darische dier onderhouden. Velen onzer, die zich de weelde niet kunnen veroorloven, er een levend rij dier op na te houden, moeten zich ver genoegen met stokpaardje rijden en er zullen in dien te ge nw o ordige n tijd wel weinigen zijn, die niet hun eigen stok paardje bezitten. In dezen tijd van leu zen en partijen, van programs en bewe gingen is het stokpaardje het symbool. Want het stokpaardje hefeekent rede- neeren zonider arbeiden, praiten zonder doen, plannen ontwerpen zonder ze uit te voeren, zich opwinden zonder in beweging te komen. Onze tijd is idle tijd van bet woord, niet van de daad. Toch schijnt heit, dat het stokpaardje uit de mode geraakt. De groote kinderen hebben het door een ander speelgoed vervangen. Onze wereld zit op het hob belpaard. De vergelijking is van eien Engelsch prediker, die haar op de geloovigen toepaste, welke wel voortdurend in be weging zijn maar zonder vooruit te ko men. Wij kennen ze ook ten onzent, en niet alleen in het kerkelijk leven: de druktemakers, die met armen en beenen zwaaien; die in beweging zijn, dat ze in 't zweet naken; maar die met al hun rumoer en ophef niet vender ko men dan een troep gymnasten, welke de „pas op de plaats" verrichten. Ja, een teekenaar zou de huidige we reld inderdaad kunnen afbeelden als een kind op een hobbelpaard. Hebt ge wel eens een kind op een hobbelpaard bestudeerd? Welk een ernst op dat ge zichtje; hij heeft geen tijd om rechts of links van zich Ie kijken, deze ruiter, maar staart vastberaden vooruit. Hij denkt niet aan lachen of praten; zwij gend hobbelt hij voort, iail harder en harder. Sneller wordt, het tempo, for- scbeir zijn beweging, want de vaart windt hem op en heit heen en weer wiegen bedwelmt hem. Hij schudt zijn kopje, zoodat zijn haren wild wappe ren; hij lijkt een kleine Indiaan, die, met het werpfcoond gewapend, door de prairies galoppeert om buit te bemach tigen. Maar deize ruiter bemachtigt geen buit. Als hij straks, moe en duizelig van de rit, van zijn paard stijgt, is bij geen duim vooruit gekomen; hij is nog net waar hij was, toen hij met rijden be gon. Wel heeft hij schijnbaar meer ge daan dan de stokpaardjesruiter, want hij werkte en deze praatte; hij was in beweging en deze in rust. Maar de uit komst van beider gedoe is dezelfde ge weest; de uitkomst is: niets! Nu weet ik wel, dat wij niet alle streven magen beoordeelen naar de tastbare resultaten. Hoeveel van onzen arbeid schijnt op niets uit te loopen, maar lang na onzen dood doet hij zijn nut. Het is vaak 'n ander die zaait en 'n ander die maait. Ofschoon het lijkt, dat wij stilstaan, bereiden wij toch den vooruitgang voor. Maar bovendien; ook ai zal ons werk nooit tot tastbare uitkomsten leiden, de tastbaarheid is niet de eenige toets steen voor de beteefcenis van onze da den. Er is geestelijke verdieping; er is bezinning; er is het stil genot van aan bidding. Een wandelaar, die dn den avond getroffen wordt door de gewijde schoonheid der schepping en als een vrediger mensch thuiskomt, is in dat oogenblik van verpoozing vooruitge gaan. Zoo is er vooruitgang in de ziel van de moeder, die haar kind stillekens bespiedt en nu voor het eerst iets be grijpt van het wonder, dat bet men- schenleven toch eigenlijk is. De verlo ten zoon heeft jaren en jaren gereisd; mijlen legde bij af op zijn zwerftocht buiten het vaderhuis; rusteloos was bij in beweging, en toch.... eerst op dat oogenblik, toen hij diaar roerloos ter neer zat in eenzaamheid, mompelend: „Hoevele huurlingen mijns vaders heb ben brood in overvloed en ik verga van honger", eerst toen ging hij waarlijk vO'oruit. Vooruitgang, bet is zoo'n veel mis kend en misbruikt woord. Hoe velen on zer meienen te goeder trouw, hun le vensroeping naar den aard te vervullen, zoo ze „vooruitstrevend" zijn! Ze die nen den vooruitgang, ja, ize denken het inderdaad, maar hebben, zie zich in een rustig oogenblik wel eens afgevraagd, wat vooruitgang eigenlijk is? Verwarren ze dit begrip niet met be weging? Als ze/ maar in beweging zijn, als ze maar iets doen, ais ze het maar druk hebben, rusteloos, rusteloos! maar het 'kind op bet hobbelpaard is ook in beweging, doet ook iets, heeft het ook dlruk. Neen, het zit niet in de vergaderingen, de colportage, de pen- nenstrijd; het zit niet in het werven van leden, bet voeren van propaganda, het winnen van stemmen iop zichzelf. Me nigeen zoekt in „de beweging" slechts de bedwelming, de duizeling die hem de vertwijfeling van ziijin eigen bestaan doet vergeten. Maar beweging is niet altijd vooruit gang. Vooruitgang veronderstelt een doel. Een bepaald, wel omschreven, welbewust doe'l. Een doel voior de we reld, maar ook voor den enkelen mensch. Niet de wereld, die zich door verbetering van de verkeersmiddelen sneller leert verplaatsen, gaat daarom alleen vooruit. Waar wil de wereld heen-, op haar snellen ito ebt? Dat dient zij zich eerst duidelijk te maken. Niet de muens ch, die zijn inkomen verdub beld heeft, gaat daarom alleen vooruit. Hoe wil bij zijn dubbele inkomen be steden? Eerst als de wereld, eerst als bet le ven een doel, een zin, een weloverwo gen plan, een innerlijke drijfveer be zit, die de beweging rechtvaardigen, zal de beweging vooruitgang zijn. C. In het Bloemendaalsch Weekblad van 10 Nov. 1923 vinden wij afgedrukt: „Dat den verhuur van een theehuisje voor f 100.per jaar tot gevolg kan hebben open stelling van de gemeenteterreinen aan den Hooge Duin en Daalscheweg klinkt onwaar schijnlijk, doch het is zoo. De heer Hogenbirk bracht dat balletje aan het rollen en het rolde zoo prachtig dat de gangmaker er wel een weinigje door in de war raakte. Hij had n.l. de onvoorzichtigheid om de zaak ter nadere overdenking in handen van B. en W. te stellen, inplaats van de hulp welke hij van alle kanten ontving, te aanvaarden en èn passant maar te laten vastleggen dat de ter reinen zouden worden opengesteld. B. en W. weten thans het gevoelen van den Raad en zullen daar dan ook ter zijner tijd wel rekening mee moeten houden, doch „het ijzer moet gesmeed worden wanneer het heet is"." Wij waren toen dus stellig in de verbeelding dat de terreinen zouden worden opengesteld, temeer daar naast de Raad ook wethouder Laan zich uitsprak als voorstander voor open stelling. Thans kwam deze zaak weer ter tafel. De vereeniging van fokkers van Duitsche herdershonden zag met leede oogen dat dit terrein braak lag en wilde het daarom gaarne gebruiken als oefenterrein. B. en W. stelden voor, op dit verzoek afwij zend te beschikken, aangezien honden het duinterrein meer vernielen dan wandelaars, die men met het oog op de bodemgesteldheid (waardoor spoedig zandverstuivingen ontstaan) weert. ....dan wandelaars, die men met het oog op den bodemgesteldheid weert. Of die honden geweerd moeten worden is uit bovenstaande zin niet op te maken, doch dat ze ons, wandelaars, daar willen weren, dat staat er duidelijk. De heeren Otto en Hogenbirk waren zoo vriendelijk er den voorzitter nog eens aan te herinneren dat het verlangen van den Raad is geweest dat de terreinen zouden worden open gesteld. Er is niets besloten, zegt de voorzitter. Formeel gesproken, had Z.Ed. gelijk, doch mo reel de zaak bekeken, had Z.Ed. het grootste ongelijk. In naam van vele kiezers verzoek ik de Raads leden dat zaakje warm te houden, opdat als de warmte er is wij kunnen genieten op die heer lijke strook van Holland's duin. XXX Besloten vergaderingen zijn voor persmen- schen altijd hinderlijk. Niet zoozeer om het tijd verlies dan wel om het feit, dat men zoo wei nig hoort van hetgeen er in die vergaderingen wordt besproken. Aan deze zitting ging ook weer zoo'n besloten vergadering vooraf. Nu hoorden we echter wel waarover het gegaan was: n.l. vaststelling van een opnieuw getrok ken rooilijn en wel vanaf den Bloemendaalsche weg h. Vijverweg, achter de villa Sparrenheuvel om naar de K. Kleverlaan. De heer Otto scheen daar nogal op z'n poot gespeeld te hebben, althans niet zoodra was het punt aan de orde of hij vroeg het woord en wenschte te herhalen wat door hem reeds in de geheime zitting was gezegd. Deze manier van handelen beviel spr. niet. Deed hij ook absoluut niet aan mee. Vreesde dat er iets anders ach ter zat. Waarom anders zoo'n haast te maken. De voorzitter verklaarde dat er niets achter zat. Ook een der wethouders dikte dit aan. De heer Otto vroeg dan opschorting tot een volgende zitting. Belanghebbenden konden dan hun bezwaren indienen. Heeft deze mijnheer een hondenneus? Wij begrepen ook wel dat er iets achter moest zitten dat de burgemeester het noodzakelijk BEHANGER! MEUBELMAKER! dTOFFKRDEJw OVERVEEN TELEFOON 956 achtte om in deze zitting de rooilijn vast te stel len. Voor het te laat was. Doch meer wisten wij niet en ook uit de Raadsleden was niet meer te krijgen, zoodat wij veronderstelden dat ook zij niet méér wisten. En zij wisten niet meer. Hadden zij meer ge weten dan zouden wij gevraagd hebben: zijn wij nu in Bloemendaal of in Rusland. Met het gevolg dat de rooilijn opnieuw werd vastgesteld doch met de uitdrukkelijke belofte van den voorzitter dat het uitbreidingsplan spoe dig ter tafel zal komen en dan op deze aange legenheid kan worden terug gekomen. (Men leze verder het bericht: Rusland of Bloemendaal? in ons volgend nummer. De pijpenla in ons dorp, wij bedoelen de nauwe .doorgang in de Voorbuurt bij kapper Meeuwig, zal dan toch eindelijk eens onder han den worden genomen. Of beter gezegd, de kans daartoe bestaat. Werden voorheen van deze wo ningen, welke voor jaren terug zijn aangekocht dcor de Gemeente met de bedoeling deze af te bleken, telkens de huren voor een jaar verlengd, thans is de datum op 6 maanden gesteld, zoodat de mogelijkheid niet is uitgesloten, dat in den aankomenden winter, sloopershanden deze twee winkelhuizen eens onderhanden zullen nemen. Toch scheen ook dit jaar nog op de huurpen ningen te zijn gerekend bij de begrooting. Al thans de wethouder van financiën voelde er niets voor om over te gaan tot afbreken, daar hij de dubbeltjes niet kon missen. Maar het verkeer dan? Nu ja, het is daar wel niet breed, doch zoo veel ongelukken gebeuren er toch nog niet. Van autobussen hebben we weinig overlast, daar de eenige maatschappij welke hier bussen laat rij den, absoluut ongevaarlijk is. Dempt de put maar vóór het kalf verdronken is, de zaak is heusch wel urgent. XXX Die toeslagen op woninghuren van gemeente- personeel zitten ze hier (figuurlijk gesproken) leelijk mee in bun maag. Destijds, toen wij het in onze gemeente nog breed lieten hangen, gaven wij op alles en nog wat toeslag. Dat hoorde er zoo bij. Weliswaar werden na dien tijd de loonen belangrijk ver hoogd, de geheele positie van den gemeente werkman of -ambtenaar werd beter, doch de toeslagen bleven. Thans heeft men de knoop doorgehakt. Toch hebben de voorstanders voor afschaffing er een heele hak aan gehad voor zij er doorheen waren. Zij vonden het daarom maar raadzaam een beetje water bij den wijn te doen, door den datum van 1 Mei op 1 Juli te stellen en daarna nog tot 1 Januari een gedeelte van dezen toeslag te laten behouden. Dit is echter thans zeker: de toeslagen op woninghuren zullen spoedig tot het verleden gaan behooren. De heer Otto wilde nog verder gaan, n.l. door de gemeentewoningen te verkoopen voor zoove' dit mogelijk was. Het idee is niet kwaad. Men zou dan van heel veel last en ongemak af zijn en wat meer zegf: er kwamen centen in het laadje. Men wachte hiermee dan maar niet te lang. XXX Het aanschaffen van een motorrijwiel zal voor- loopig tot de vrome wenschen blijven behooren. Dc- Raad wilde er niet aan, niettegenstaande de financieele commissie ijverig de behulpzame hand bood aan het college van B. en W. Wat ons ten zeerste verwonderde. Eerlijk gezegd begrijpen wij de heele situatie niet. Het eene uur willen eenige raadsleden een belangrijke verkeersverbetering aanbrengen bij de Voorbuurt, wat volgens den heer Laan niet mogelijk was vanwege de financiën, terwijl in een volgend uur een bedrag van f 2000.Wordt gevraagd tot beveiliging van wegen, enz. en nu

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1924 | | pagina 1