Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Bloemendaal, Overveen, Aerdenhout en Vogelenzang DE HOND. ;j,A.b05KAM(LZls No. 15. Fotografisch Atelier DJC'HF"GrHout8tr169- Tei.3472 Zie advertentie van BOEKHANDEL COHEN, Zijlstraat 66, Haarlem Plaatselijk Nieuws. BLOEMENDAAL Intervieuw met den heer Van Kessel en de Redactie van de „N. Haart. Grt." BEHAN6EM MEUBELMAKER! dlOFfEERDEW BLOEMENDAiLSCH WEEKBLAD Uitgever: A. EIKELENBOOM, Bloemendaal. Kantoor voor Redactie en Administratie: Bioemendaalscheweg 42. - Tel. 22324. Abonnement: Voor een half jaar 1.75 LOSSE NUMMERS 5 CENT. Advertentiën: 15 cent per regel, bij afname van 500 regels of meer korting. Vraag en aanbod, huur en verhuur, koop en verkoop, van 1 tot 10 regels 1.elke regel meer 10 cent. Tusschen den tekst of op een bepaalde plaats speciaal tarief. Dit nummer bestaat uit twee bladen. „OUDJES". „Ze zaten stil voor de open ramen Vol liefde samen Toch schier alleen. Ze had gepoogd hem voor te lezen, Krank ook van spraak was ze opgerezen En in haar woorden was geween. „O, zaagt ge, als ik, op lenteknoppen En lentedroppen Het zonnelicht! „Of" zucht hij „boven aardsche rampen Den hoogen nacht, in wereldlampen En lampengroepenéén gedicht". Maar snel, naar hare hand, die kleine Tast nu de zijne. „Neen", zegt hij, „vrouw! Zag ik maar ééns nog mijn geleide Door tranen, stil om mij geschreide, In lijdensoog den lach der trouw!" W. A. PENNING. (Nadruk verboden). Ik heb beloofd in deze bijdragen neu traal te zullen blijven. Ik hoop ook thans niet tegen de neutraliteit te zondigen, nu ik ga spreken over een schepsel, dat ik zoo moeilijk waardieeiren kan. De lof van den hond, dat „(rouwe, waakzame, lieve, menschelijke, verstandige dier", is echter al zoo dikwijls verkondigd, dat het geen kwaad kan, 'het evenwicht te herstellen, door nu eens dien hond van den anderen kant te laten bezien. Hon denvrienden onder mijn lezers moeten zich niet ergeren, voordat ze aan de toepassing van .mijn preek zijn geko men; vermoedellijik zullen ze het dan met me eens zijn. Wat ik noodig heb voor mijn betoog, is allereerst aan te toornen, dat er, hoe vreemd het klinkt, menschen zijn, die niet van honden houden. Voor wie een hemd gewoonweg eien nachtmerrie is. Laat ik het wowd geven, niet aan den eerste de beste, maar aan niemand minder dan Louis Couperus, onze te vroeg gestorven taalkunstenaar. In zijn vertellingen „Van over mijzelf en ande ren" belijdt hij het volgende: „Ik hou niet van honden. Ziedaar de voorname reden, waarom ik er niet of bijna nooit laat optreden in mijn boe ken. Honden zijn mij antipathiek. Zij wa ren het mij niet altijd. Ik heb vroeger wel eens sympathieke honden gewaar deerd, Maar langzamerhand zijn honden mij meer en meer antipathiek geworden, Ik heb ze learen zien als de meest en- combrante, indiscrete, opdringerige, met luid rumoer zich te kennen gevende, en daarbij obscene schepselen van Gods met schepselen overvol bevolkten aard bol. Geen dier is zoo encombrant, indis creet, opdringerig, rumoerig en obsceen als een hond O, de smerige beesten! En hun domme, grove bewegingen van hevig kwispelend achterlijf en hun „trouwe;", goedige, waterige oogen, en hun likken en lebberen en hijgen en janken, O, de lamme, beroerde beesten. Ik kan zje niet uitstaan!" Aldus gaat Louis Couperus nog wel een bladzijde voort met zijn heikel aan honden te luchten. En waarom ik dit nu, onzen hemdenliefhebbers ten spijt, hier oververtel? Om hum duidelijk te maken, hoe zij zonder bet zelf te willen, het leven van sommigen hunner medemen- schen vergallen, louter door er een hond op na te houden. Nu zullen de hondenvrienden zeggen: „Wat kan mij Louis Couperus en wat V-unnen mij mijn naasten schelen! Ik zal doen en laten, waarin ik nu een maal plezier heb". Maar neen, dat zul len ze niet zeggen. Ze zullen denken aan de sprepk: wat gij niieit wilt dat u geschiedt, doe dat ook aan 'n ander niet. Misschien is er onder de honden vrienden wel iemand1, die niet tegen tabaksrook kan en het openbare leven VERGROOTINGEN II-/ REPRODUCTIES niet kan meemaken, omdat de rooikiers in vergaderingen en bijeenkomsten zich niet om zijnentwille het genot van hun sigaar willen ontzeggen. Dezen zullen begrijpen, wat ten opzichte van hun hond van ben wordt gevergd. De laatste jaren zijn de bewoners van onze dorpen en steden nog meer op el kander aangewezen dan vroeger, toen elk hunner de ruimte had. Nu wij al dichter en dichter naast, boven en be neden elkaar wonen, is wederzijdscbe voorkomendheid maatschappelijke eisch. Al wou Robinson Grusoë op zijn een zaam eiland er een leeuw, een mist hoorn en een donderbus op nahouden, niemand zou hem dit kwalijk nemen. Maar wij, opeengepakte en tegen el kaar gedrongen schepselen met onze dunne wanden, smalle steegjes en be nepen erfjes, kunnen elkander geducht plagen, als wij dienen of voorwerpen bezitten, die onzen buren tot last zijn. Kraaiende hanen, miauwende katten, piano's en kinderen; bron van buren ruzie zijn ze voortdurend. En het is geen wonder. Heit straatleven mei>**ijn auto-getoeteir, trambellen en fabrieks- fluiten is al zoo rumoerig, dat wij ons veilig plekje thuis tenminste zoo stil en zoo rustig mogelijk willen maken. En nu komt daar de hondLezer, ik heb evenals Couperus een enkelen vriend onder die honden gehad. Ik her inner mij een witten Kees, die vaak voor het tuintje van zijn baas zat in de straat waar ik woonde. Hij was vroo- lijk met de kinderen, bekeek met le vendige, schrandere oogen heit schouw spel van de straat en was heele-maal geen sufferd. En toch: ik helb dit beest nooit hooren blaffen en nooit onvoeg zame dingen zien doen. Dit deed mij houden vanden eigenaar van dien hond. Ik heb zijn baas nooit gezien, maar ik weet, dat hij een nobel mensch moet zijn geweest. Dat heb ik bemerkt aan den hond. Want, en nu komt de toepassing van mijn preek waarmee de hcndenliefheb bers heit eens moeiten wezen een kraaiende baan of een miauwende kat kan men niet verbieden; een rumoerig kind moeilijk tot ®tiillte dwingen, maar een hond kan men dresseeren. Wanneer dus een hond den godde- lijken avond met gejank of geblaf be derft; wanneer hij uw kinderen aan vliegt en de planten in uw voortuintje vernielt; wanneer hij, als gij mijmerend op uw fiets docr een stil en schoon landschap glijdt, u onverhoeds aantast en gij door schrik en ergernis uw stem ming kwijt raakt, dan is de eigenaar hiervan de schuld. Aan de vruchten kent men den boom en aan den hond den eigenaar. Die eigenaar is niet alleen een slecht opvoeder, maar hij is erger: hij is een ommaatschappelijk mensch. Hij beseft niet het lafhartige, gelegen in het ver maak ten koste van anderen; zijn ple zier om de dartelheid en de waakzaam heid van zijn hond is van zeilfzuchtigen aard. Te erger is deze tekortkoming, omdat het verdriet, dat hij aandoet, overbodig is. Terecht staat men in onze samenle ving niemand toe, auto te rijden, aleer bij getoond heeft te kunnen sturen; te recht geeft men geen vuurwapen in handen van onbevoegden. Maar men moest ook geen honden toelaten, aleer de eigenaar bewezen had, dat men hon- denliefheibbeir kan wezen zonder zijn naasten te hinderen. C. Haarl. Bankvereeniging. Naar wij vernemen zal aan de op 25 dezer te houden algemeene ver gadering van aandeelhouders der Haarlemsche Bankvereeniging worden voorgesteld een divi dend uit te keeren van 6 op de preferente aandeelen en 4 op de gewone aandeelen. (Vervolg.) „Bij concentratie der politieposten en in de lijn der bezuiniging, welke ik hierboven aange geven heb, acht ik het mogelijk, ondanks de uit breiding der gemeente, dat er enkele politie mannen minder kunnen zijn", was het positieve antwoord van den heer v. Kessel. „Men moet -, ook niet vergeten, dat we hier nog rijkspolitie Jhebben. Daar wordt geen rekening mee gehou den. Men kan haar hulp krijgen, als men zt vraagt. Maar dat doet men juist nooit. Onlangs was er nog sprake van, dat de rijkspolitie hier opgeheven zou worden, doch naar mij is mede gedeeld, blijft ze bestaan. Ik heb den indruk, dat hi) alle^maatregelen van den commissaris deze mede wil Tlemonstreeren, dat hij personeel te kort heeft, mede in verband met het feit, dat hem in 1922 de 4 agenten, welke hij toen vroeg, niet toegestaan zijn en door het feit, dat er 4 minder zijn gekomen door overlijden en vertrek." De heer van Kessel kwam nog even terug op zijn hierboven vermelde, dat de surveillance beter kon zijn. „Dat kan", aldus merkt hij op, „door besprekingen met het personeel. Dat heeft de commissaris dan ook meermalen gedaan. Maar verleden jaar bijv. had hij een nieuwe dienstregeling samengesteld. Vanuit het politie corps had men dit ook gedaan en volgens dit reglement waren de werkzaamheden der surveil lance meer verdeeld, dan volgens het reglement van den comissaris. Men vroeg dezen, het regle ment, door het corps samengesteld, over te ne men, doch dit is niet gebeurd. Zoo iets doet m.i. schade aan de surveillance." Ten slotte vroegen we den heer v. Kessel, of volgens hem direct agenten ontslagen moesten worden. „Ik ben", aldus besloot de neer van Kessel het interview, „van meening, dat naar geleidelijke bezuiniging gestreefd moet worden. Bij de be grooting heb ik voor de motie-Otto gestemd, welke beoogde vermindering met ongeveer 1/5 gedeelte. Maar toen heb ik ook gezegd, dat ik er niet ruwweg op in wil hakken en zeker niet de menschen zonder meer wil ontslaan, maar bij elke vacature zou moeten worden overwogen, of deze aangevuld moet worden. Het politie-perso- neel had ook met de bedoeling van den raad in kennis gesteld moeten worden. Men had den menschen er op moeten wijzen, dat, zoo zij een andere betrekking konden krijgen, zij die moes ten aannemen. Volgens mijn bedoeling had men hun dan een premie in b.v. de kosten van ver huizen kunnen geven. Dat B. en W. in het ge heel niet volgens de strekking der motie zijn te werk gegaan, reken ik hun juist tot een grief aan." Wij hebben het tot onzen plicht gerekend bei de intervieuws om haar belangrijkheid onver kort over te nemen, In de loge van de Theosofische Vereeniging werd Donderdag 10 April eene rede gehouden door Dr. Bolt, leeraar aan de school voor wijs begeerte te Amersfoort over: De Pallas-Athene gedachte in opvoeding en onderwijs. Voor een zeer talrijk en aandachtig gehoor hield de spre ker zijne rede, waaraan ik in het kort het vol gende ontleen: De zeer bewegingsvolle tijden waarin we nu leven, hebben veel overeenkomst met de perio den der Fransche revolutie en den tijd van den Dreyfuszaak in Frankrijk. Echter toen was het hoofdzakelijk om vrijheid en gelijkheid, nu gaat het om de broederschap in hoofdzaak. Deze tijd van beweging, waarin we nu leven, gaat meer dan ooit te voren in op de diepere problemen van het leven. Terwijl de vorengenoemde tijden van bewe ging meer gingen om de uiterlijke zaken, de vt rstandelijke, gaat het nu in hoofdzaak om de innerlijke, die saamgevat wordt in „broeder- OVERVEEN TELEFOON 956 schap". Waar nu de fundamenten gelegd moe ten worden voor de toekomstige geslachten in de maatschappij, staan wij nu voor een groote verantwoordelijkheid. Het is van het grootste belang wat wij zullen doen. Wij vragen steeds naar de tegenstelling van 't verleden en in wat komt. Deze tegenstelling is de „verstandelijk heid". Het kenmerk van het verleden, n.l. dit wat vlak achter ons ligt is het verstand, met al zijn critische en meedoogenlooze eigenschap pen. Het verstand zonder hoop, geloof en liefde. Het verstand kenmerkt zich in alles in de voor bije eeuw en overheerscht alles. De stabiliteit van den gulden (zelfs bij deze overheerschend christelijke regeering), de val van den mark, de stijging van den franc, opvoering van produc tie, tot dit alles beheerscht en overheerscht de maatschappij. Spreker haalt aan waarin vroeger tijdperken zich gekenmerkt hebben. De scholen bij de wet van 1875 zijn gebaseerd op verstandelijke ontwikkeling, op kennis van problemen. Ofschoon spreker alle eerbied heeft voor het vele goede wat door onderwijzers en leeraren daarvoor nog gedaan wordt, vindt spre ker het onderwijs slecht. De opvoeding ligt niet in het onderwijs, ze is niet in de Lagere, noch in de Middelbare School, noch bij de Universiteit. Wat er bij de M .S. nog aan opvoeding gedaan wordt, is uit drang der leerlingen zelf gekomen. Uit de school heeft men het geweerd. De intuïtie is de goddelijke kracht in den mensch geworden; wanneer men die kracht voelt, dan kan men zich in dienst stellen van de menschheid. En daartoe kan men zich zelf opvoeden. Wie zonder loon of zucht naar loon zich heeft gegeven aan de gemeenschap, die heeft in zich de broederschap. De idee zelf-opvo^ ding komt nu weer sterker naar voren, de ontwikkeling der persoonlijke in dividualiteit in dienst van de gemeenschap. Dit is ook de tendenz van het Christendom. Christus predikte, gij allen kunt worden gelijk Uw Vader in de Hemelen, doch hij stelde daar als tegen wicht: offers. Zich op te offeren in dienst der gemeenschap, om te worden gemeenschapsmenschen in den hoogsten zin van het woord, is nu eerste nood zakelijkheid. De mensch moet gelegenheid hebben zich zoo goed mogelijk te laten ontwikkelen, ieder naar zijn behoefte en dan later ieder naar zijn ver mogen; dienst zooveel hij dienen kan. Daarom willen wij individueel onderwijs. Wij willen de kinderen opvoeden tot gemeenschaps dienst: niet slechts tot intellectueele ikjes. Men ontwikkelt de goddelijkheid, slechts door te die nen. Wat nu in de scholen? Het eerste noodige is afkomen van leerplan en rooster, wij moeten leerkrachten, die staan boven de stof, welke zij de kinderen geven. De school moet zijn een weergave van een goed huisgezin. Spreker vertelt dan hoe zijn school is inge richt. De banken zijn verbannen, er is geen les rooster. De verwerking der leerstof heeft veel overeenkomst met het Daltonplan. Op de school van Dr. Bolt is gebroken met klassicaal lezen, met hoofdrekenen. De resultaten zijn er niet minder om. Het blijkt direct in de schoolge meenschap wie de leiders-typen zijn, wie de volgelingen. Merkwaardig is dat verscheidene kinderen, die in de gewone school ondergingen, zich in de Pallas-Athene school als leiders-typen ontwikkelen. Wat een gevaar is voor deze school en dat is voor elke school van nieuwe richting het zelfde, men brengt er vaak typen, die men elders loozen wil. Maar lukt het zelfs dan, ja dan is de school er ook. De vrijheid der kinderen moet worden geleid. Er zijn kinderen die de vrijheid nog niet aankunnen. Aan de Pallas-Athene school is een A, B en C-afdeeling. A de Lagere school, B de Middel bare en C afdeeling voor Hooger Onderwijs,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1924 | | pagina 1