L
ledische
AKEN
TWEEDE BLAD
.EN Zn.
lizen 6, Haarlem
Hagekeck's Amusements Park.
15a, Tel. 2815
E-1NRICHTING
Chevraux
van kleuren
4ET ALS NIEUW
JNE GOEDEREN
:ermakerij
aarlem
ijne Lederwaren f
Reparatiën
d. J. de Reiger
en Kinderkleeding
luiseigenaren
HALM
lll=IIIEUi=MS
g 205, Schoten
IIISIHSiMSmS
arniturenhandel
ukstraat - HAARLEM
81
[eermaker
las Maatwerk
Wiener Dames
Coupe
raat No. 41
ite Houtstraat niiill!
XXXXXXXJOOOOOOOC
,,Bioemendaalsch Weekblad"
Fragmenten.
ONTVANGEN BOEKEN,
T O O N E E L.
DAMRUBRIEK.
No. 22
)XCALF
{ISCHE WASCH- EN
[NG
>VFR
No. 1329
TELEFOON 2155
ng
N SERRE-MEÜBELEN
Reis- en Wuschmanden,
.PARAT1E-INRICHT1NG
aat 50
i in
igt ieder die voor f 1.50
(jtS CADEAU!
Kozijnen, Trappen
an.
HEEMSTEDE
t 15 HAARLEM
ïeschwaren,
erswaren
KAASSOORTEN
per pond
per pond ALLES
per pond 1 VOL VET
per pond
n de prijzen van
cent per pond
len een prijscourant van
JEN
g i n g aan huis bezorgd
atie-lnrichting
prijzen
ST1KKER1J
XXÏOOOCOOOOOOOOC
en Fransche
atige prijzen
ZATERDAG 31 MEI 1924
SPREKEN IS ZILVER.
Moeder keek niet zoo heel vriend'lijk
's Morgens vroeg bij het ontbijt,
Want ze vond haar oudste dochter
(Achttien jaar) een stoute meid".
Kind, je maakte mij vannacht weer
O zoo angstig en nerveus,
Dat moet nu voortaan eens uit zijn,
't Gaat niet langer kindje, heusch!
Want men bracht je gisteravond
Héél laat thuis, en toen, héél lang,
Bleef je, vóórdat je naar bed ging,
Nog beneden in de gang.
Maakt u dat zoo zenuwachtig?
Trekt u zich dat zóó erg aan?
Kunt u daar nu niet van slapen?
'k Heb nog wel zóó stil gedaan!
Ja kind, zei ma met een zuchtje
't Was niet 't leven in de gang,
Maar juist doordat het zoo stil was
Werd ik wat benauwd en bang.
CLINGE DOORENBOS.
Uil ,,De Telegraaf".
De Kleine Veronika.
De Kleine Veronika is de hoofdpersoon uit
het boek van dien naam, geschreven door Felix
Salten en vertaald door Alice van Nahuys (uitg.
Van Holkema Warendorf, Amsterdam).
Het is de droeve geschiedenis van een dorps
meisje, dat aangenomen zal worden en daar
toe naar een tante in Weenen wordt gezonden
om van den bisschop het vormsel te ontvangen.
Met hoeveel reine verwachtingen gaat het arme
kind heen en hoe ontgoocheld keert ze terug.
Want tante Rosi, waar ze zal logeeren, ver
dient haar geld op oneerbare wijze en de kleine
Veronika maakt kennis met toestanden waar
van ze gelukkig nog geen denkbeelden had. De
teleurstelling in de menschen juist onder de
indrukwekkende omstandigheden breekt haar
het hart en, op de terugreis aan de schande
van het vrouw-zijn herinnerd, verdrinkt ze zich.
Hier volgt een brokstuk, waaruit haar ver
wachtingen spreken.
„Je jurkje is klaar," zei haar moeder, toen de
kleine Veronika de kamer binnentrad. Veronika
liep met verheugde oogen naar het bed harer
ouders, waarop de witte communiejurk uitge
spreid lag. Ze stond versteld over de vele
strookjes, over de blauwe steekjes en slaakte
van zaligheid een klein, gelukkig gilletje, toen
ze de sierlijke kanten gewaar werd, die het
lijfje bijna koninklijk versierden. Opgewonden
keerde zij zich om naar haar moeder en was
onthutst toen ze geen glimpje van feestelijkheid
in haar gelaat zag. Haar moeder stond onver
schillig, zooals alle dagen, in denzelfden blau
wen boezelaar, met denzelfden kruislings over
de borst geslagen rood wollen doek, en nam
een pan van het fornuis.
„Kom, eten", zei ze, op haar gewonen, ver
moeiden toon.
Veronika trad op de tafel toe, waar haar
vader in zijn bruin, gebreid buis zat, den rug
gebogen in een sterke kromming, waarvan ze
de lijn zoo goed kende, als een droefgeestig,
de kinderlijke opgewektheid gestadig verjagend
silhouet. Zijn bierkruik stond voor hem, de
kruik van aardewerk met de gebroken tuit, en
hij sneed het brood dat hij at met een groot
zakmes in allemaal kleine stukjes.... Ook hij
had niets verheugds, zooals Veronika één
oogenblik verwachtte. Hij zat daar met zijn
stilte gebiedende, verdrietige gezicht, waarvoor
zij altijd grooten angst gevoelde.
De moeder zette het eten op tafel. En alsof
het gelukkige, ontdane gezichtje van Veronika,
haar, nu zij in den lichtkring van de tafel trad,
een woord wilde af dwingen, zei ze tot haar
man, terwijl zij naar de jurk wees:
„Dat is nu nog eens een pleizier, zeg."
Een gebrom was het antwoord, terwijl de
vader vlug zijn lepel in de schaal stopte.
Veronika at en zag haar ouders daarbij aan.
Ze keek in de kleine kamer rond. De latafel
met de glimmende koperen ringen aan elke la
was altijd de toevlucht voor haar verlangen naar
schoonheid geweest. Daar stond bovenop een
crucifix, verder het portret van den keizer,
zoo raadselachtig achter het glas, dat het was
alsof de oogenschijnlijk vergulde lijst, het rozige
gezicht en de met ordeteekens bedekte borst
uit één stuk waren en dat het heele werk
nooit uit elkaar zou kunnen vallen. Daarnaast
stonden rechts en links twee kandelaars van
verzilverd glas, waarin uit kleurige papieren
plooisels opstekend twee bleeke kaarsen sta
ken. En nog een porseleinen kopje stond er,
dat in sierlijk-gekrulde gouden letters Veroni-
ka's naam droeg.
Veronika bekeek tevreden de welgeordende
pracht, toen staarde ze voor zich uit op het
witte, afgeschaafde hout der tafel en volgde
tusschen andere, kleinere, een groote spleet,
die langs de adering liep en in een kwast
gat eindigde. Met deze spleet had ze altijd
gespeeld en haar met zulk een hardnekkigheid
de Donau genoemd, dat ook vader en moeder
deze inkerving niet anders dan de Donau noem
den. Werd er weieens bij ongeluk water ge
morst en om het kind dit onschuldige ge-
noegentje te gunnen, had de moeder in vroeger
dagen vaak opzettelijk het glas omgegooid
dan werd het in de spleet geleid, waar het als
een vroolijk beekje lustig doorheen stroomde
en vlug afloopend door het kwastgat op den
grond drupte. Nu keek Veronika naar de Donau
die opgedroogd was, daarna naar haar ouders
en tenslotte naar de triestig walmende lamp,
die met een zwart-gerookt blikken blindee-
rinkje aan de zoldering te bengelen hing. En
opeens was het haar hier in de bedomptheid
alsof dit alles hier maar tijdelijk zoo was, als
of alles in deze kamer juist voor een belang
rijke beslissing stond en zonder er verder over
na te denken, was ze ervan overtuigd, dat ze,
uit Weenen terugkomend, alles prachtig ver
anderd zou vinden.
„Morgen verwacht ze je, je tante," zei haar
moeder.
Veronika zag op en glimlachte.
„Heeft ze geschreven, je zuster?" bromde de
vader.
„Ja vandaag.... die heeft 't goed."
„Zoo kan iemand 't ook makkelijk goed heb
ben.... Een blik van de moeder en de vader
zweeg. Maar toen lachte hij en zei: „Zoo kan
iedereen het krijgen.
Veronika had vaak op deze wijze over haar
tante hooren spreken en daarbij dan gedacht,
dat ze zeker een zorgeloos, glanzend leven
moest leiden. Zijzelf kon zich de afwezige, die
niemand in het dorp sedert tien jaar ooit meer
te zien had gekregen, nog maar heel vaag voor
stellen,
„Niets dan zijden kleeren heeft ze....", had
haar moeder eens gezegd, en daarbij had een
ongewone eerbied op haar gezicht gelegen.
Boven, onder het dak, in haar kamertje, be
reidde Veronika zich voor, om den nacht, die
als een hindernis nog tusschen haar en de lang
verbeide verandering van alle dingen lag, door
te brengen. Haastig had ze haar kleeren uitge
trokken en stond nu in haar korte hempje voor
haar bed, streek vlug de kussens glad en glipte
handig tusschen de koele, van de wasch nog
vochtige lakens, als was ze bevreesd door het
eigen gedraal het voortgaan van den tijd te be
lemmeren, Nu lag ze op haar rug en vouwde
haar handen: Onze Vader.daarna den En-
gelschen groet, dien zij altijd tot de moeder
Gods zond en bij welke woorden zij het gelaat
van het beeld altijd zoo levendig voor oogen
had. Vandaag zei ze nog vol innig geloof erach
ter: „Ik geloof aan god, den vader, schepper
van den hemel en van de aarde
Maar wijl ze niet in slaap kon komen, begon
ze in het donker een vertrouwelijke tweespraak
met de heilige Maria, met god zelf, en kwam
ten laatste in een vroolijk gesprek met den
engel dien ze kende, die haar van over den
kerkhofmuur had nagekeken, toen ze vanavond
naar huis gehold was. Want dat was een bui
tengewone vriend van haar. Sedert drie jaar nu
al lag de gestorven pastoor in de aarde, en
sedert twee jaren bewaakte de lieve kleine
engel oplettend, met bescheiden gevouwen
vleugeltjes het graf van den vriendelijken
ouden heer. Veronika herinnerde zich nog hoe
zij hem den eersten keer gezien had, toen zij
op een morgen uit school kwam en hij plotse
ling sneeuwwit op den met bloemen begroeiden
heuvel stond, alsof hij zoo net pas uit den
hemel was neergedaald. Zij had dadelijk een
diepe genegenheid voor hem gekoesterd en op
vele zomersche dagen allerlei vrome en ge
heimzinnige spelletjes met hem gedaan.
Nu bedacht ze opeens of hij morgen misschien
ook naar Weenen zou vliegen, en ze stelde zich
voor, dat hij daar al is aangekomen voordat zij
den Dom betreedt, dat hij voor het altaar staat
of bij het wierookvat, met bescheiden gevou
wen vleugels en haar verwacht. Alle engelen
komen morgen in Weenen, besloot zij meteen,
en voor haar slaapdronken oogen schemerde
het in de duisternis als van witte golvende ge
waden, zoodat zij in slaap vallend haar bedje
door scharen engelen omgeven zag. De kleine
Veronika fluisterde nog, terwijl zij al half
droomde, Doch buiten dampte de aarde in den
kiemdrang van de Meimaand en een sterke geur
stroomde van de weilanden naar binnen, in
milde golven, als een warme geluidlooze adem.
En nu het slot:
De duisternis gleed zwaar neer, toen ze in de
open landen vlak aan den oever kwam en in
het stille gras langzamer ging loopen. Een stil
geruisch drong van het water aan, vermengd
met het luide gepiep der krekels. Ze liep maar
door, al maar door, den verloren blik op de
laatste roode wolkenstrepen gericht.
Toen kromp ze ineen, omdat een hand zich
op haar schouder lei. Twee soldaten stonden
voor haar. Bruine, wilde, lachende gezichten.
Trillend deinsde ze achteruit en hoorde hoe ze
tegen haar praatten.
Ze deed nog een paar stappen, keerde zich
om en zag hoe de twee mannen haar volgden.
Toen gaf ze een luiden gil. Ze begon te hol
len, al sneller, en omdat ze hoorde roepen, nog
sneller, al dichter naar het water toe.
Nu vernam ze niets meer dan het gehamer
harer slapen.
Ze liep de helling af, kwam lager op het grint,
deed een kleinen sprong, die in haar trooste
loosheid als een haastige herinnering aan de
vroolijke kinderspelen door haar heen vloog.
Toen was het haar, alsof iemand met koude
grepen in haar kleeren naar haar lichaam
woelde.
Ze zag opeens haar ouders, hoe ze aan de
witte tafel thuis over de voor gebogen zaten en
haar toeknikten; ze zag tante Rosi met uitge
strekte armen, vernam plotseling haar frissche
stem, zingend, vlak aan haar oor. De steenen
engel van het graf van den ouden pastoor
schoot langs haar heen en viel om, toen stortte
de dorpskerk in, met een gedonder dat haar
den adem benam.
Het werd licht in haar. Ze zag de groote stad
en de brug en zich zelf langs de rivier gaan,
langzaam, in haar witte jurk, den krans in haar
haren, en bleek, en de menschen verdrongen
zich al om de weerkeerende Veronika te zien.
Toen werd het stil en donker om haar heen.
Maar de rivier droeg haar met zich mee in de
goede richting en hij liet haar niet in den arm
glijden die zich door de binnenstraten kron
kelt.
Ver buiten de stad dreef ze toen in den
duisteren nacht voorbij, waar de rivier buiten
de stad door de landen voortstroomt; en ze was
nu als een kleine lichte vlek op de nacht
zwarte golven.
Bij J. B. Meulenhoff te Amsterdam versche
nen enkele schooluitgaven van buitenlandsche
schrijvers. De boekjes zijn op de bekende keu
rige wijze dezer firma verzorgd. Het ééne is
van den Franschman André Lichtenberger. Me
juffrouw J. Berdenis van Berlekom bewerkte
diens La Pétite Soeur de Trott voor schoolge
bruik. Het andere boekje, voorzien van een
portret, is Lessing's Emilia Galotti, bewerkt
door dr. F. Leviticus.
Bij de uitgevers-maatschappij „Elsevier" te
Amsterdam is o.a. verschenen Godsdienst en
Socialisme door G. Horreus de Haas, een
boeiend en belangwekkend vertoog over de
verhouding tusschen beide in den titel genoem
de machten, die naar het oordeel van den
schrijver elkaar geenszins, gelijk nog maar al
te velen meenen, uitsluiten, maar allengs naar
elkaar toegroeien.
Dezelfde uitgevers-maatschappij gaf ook een
zeer lezenswaardig boekje uit van Herman
Robbers over Litteraire Smaak. Inzonderheid
aan de behandeling van de letterkunde op de
scholen wijdt de schrijver een belangrijke be
schouwing, die hij met welgekozen voorbeelden
toelicht.
Ernstige overweging verdient vooral ook wat
hij zegt omtrent „onze gedragslijn bij het
lezen en bij het vormen van een boekverzame
ling". Wij ontleenen er het volgende brok-
stukje aan:
„Ja, schaf u boeken aan, maak ze tot uw
eigenste, uw intiemste bezit. Leen ze ook uit,
maak er anderen gelukkig mee, anderen, die
u lief zijn en van wie gij weet dat zij u uwe
boeken terug zullen geven. Maar vooral: zet ze
om u heen-in uw kamer. Hoe komt het dat een
kamer waarin boeken staan, één of meer kasten
met boeken, zooiets warmers en vertrouwelij-
kers, zooiets intiemers en beschuttenders heeft
dan een kamer zonder boeken? Is een boeken
kast dan per sé mooi of „decoratief"! Neen,
maar de zaak zit dieper. Goede boeken deelen
hun geest, deelen iets van de warmte waarmee
ze zijn voortgebracht, aan onze omgeving mee,
ook in de uren waarin wij ze niet lezen. Zij
staan daar om ons heen als zooveel vrienden,
zij deelen zwijgend, maar trouw, ons lief en
leed."
Een „goed boek" om zich aan te schaffen,
is het bij de N.V. Boekh. en Uitg. Mij. „Ont
wikkeling" Keizersgracht 376 te A'dam uit
gegeven geschrift: De Bouwsteenen der Mate
rie, waarin dr. J. P. Wibaut op even bevatte
lijke als aantrekkelijke wijze uiteenzet, wat om-
tient elementen, atomen en electronen bekend
is. Ook leeken op het gebied van natuur- en
scheikunde kunnen dit boek met eenige inspan
ning gemakkelijk lezen. Alleraardigst is de in
leiding, waarin de schrijver de ontwikkelings
geschiedenis der begrippen element en atoom
mededeelt. Dan volgt een hoofdstuk over de
kinetische theorie, een over het periodiek sys
teem der elementen, waarna een verhandeling
over de leer der electronen, de radio-actieve
verschijnselen en den bouw der atomen het
werkje besluit.
Als waardig tegenhanger van deze populair-
wetenschappelijke studie kan gelden het bij
„Elsevier" uitgegeven boekje: Stoom en Elec-
triciteit als sociale krachten door Ir. P. Schut.
Dit met enkele toelichtende plaatjes verluchte
betoog geldt een vooral in onzen tijd hoogst
gewichtig onderwerp. De schrijver vertelt de
geschiedenis van de stoommachine en die van
de toepassing der electriciteit, en laat zien,
eenerzijds wat een moeite, geduld en arbeid er
noodig is geweest om tot deze uitvindingen te
komen en ze gaandeweg te verbeteren, en an
derzijds welk een enorme invloed deze uitvin
dingen op het leven van de menschen in de
laatste 150 jaar hebben gehad.
Om de grootsche resultaten van wetenschap
en techniek, die de laatste eeuw ons gebracht
heeft, werkelijk tot heil van de menschheid te
doen strekken, is, zegt de schrijver, het inzicht
noodig, „dat de vondsten van het vernuft en
het genie, zooals deze laatste eeuw ons in zoo
ruime mate geschonken heeft, ten goede be-
hcoren te komen aan de gemeenschap in haar
geheel en niet aan sommige individuen, aange
wend behooren te worden, niet in een dommen
en bruten strijd van allen tegen allen of ter
verrijking van enkelen, maar ten bate van ons
allen, van de menschheid en niet van den
exploitant.
Daarin ligt de ethische factor, die Weten
schap en Techniek, die Stoom en Electriciteit
van vernielende en negatieve tot opbouwende
en positieve krachten zal maken, die hen in
waarheid den vooruitgang zal doen dienen,
Mr. P. Droogleever Fortuyn toont ons in een
bij „Elsevier" voornoemd uitgegeven boekje
Het organisme eener groote stad. Achtereen
volgens behandelt hij in zijn duidelijke en uit
voerige uiteenzetting, het bestuur van de ge
meente, de gemeente als werkgeefster, de ge
meentebedrijven, de gemeentelijke diensttak
ken, de gemeente en de volkshuisvesting, de ge
meente en het onderwijs, en de financiën der
gemeente.
Het Boek Job, een der schoonste en bekend
ste bijbelboeken, komt naar het schijnt, wel het
meest in aanmerking voor proeven van verta
ling. Thans heeft A. B. Davids zich hieraan ge
waagd. Hij heeft den uit het Hebreeuwsch ver
taalde tekst met inleiding en aanteekeningen
voorzien en de uitgevers-maatschappij „Else
vier" nam de uitgave op zich. Wij kunnen in dit
blad geen beschouwing geven over de vraag,
of deze vertaling beter is dan de uitstekend
gelukte Leidsche Vertaling, die naar ons oor
deel ook na deze nieuwe proeve nog onover
troffen blijft. Inmiddels zal ook deze arbeid van
A. B. Davids, vooral om de welverzorgde inlei
ding en de puntige kantteekeningen weder tot
verheldering van dit machtige boek bijdragen.
Bij J. H. Meulenhoff te Amsterdam versche
nen nog een paar populair-wetenschappelijke
werkjes.
Wat op den bodem der ziel ligt.is een
bundel opstellen op het gebied der psychana-
lyse van de hand van dr. W. Stekel en vertaald
dcor dr. A. N. Nolst Trénité. Ofschoon sommige
dezer essays op zichzelf een welgeslaagd geheel
vermen, ontbreekt den bundel die eenheid,
welke bij een onderwerp als het hier behan
delde het begrip ten goede zou zijn gekomen.
Stekel, die tegenwoordig als popularisator van
Freud's methode wel het meest in zwang is,
blijkt zelf met dezen bundel zeer ingenomen,
omdat hij hierin dichter en man van wetenschap
tegelijk is. Doch of een zoo met zorg te behan
delen stof als psychanalyse wel deze soms al te
dichterlijke werkwijze gedoogt, betwijfelen wij.
Nuchterheid en zakelijkheid blijft op dit ge
vaarlijk gebied voorschrift.
Een ander boekje van een medicus, eveneens
door dr. A. N. Nolst Trénité vertaald en ook
bij Meulenhoff uitgegeven, is Verstandig Ouder
schap, handleiding voor geboorte-beperking,
practisch vervolg op „Hij en Zij in het Huwe
lijk" door Marie C. Stopes. De aard van het
onderwerp leent zich minder voor een uitvoe
rige bespreking; begrijpelijkerwijs is het ook
slechts voor een beperkten lezerskring bestemd.
Dezelfde uitgever bracht een kostelijk boekje
op de markt op het gebied der taalkunde.
De Kleine Gids, inleiding tot onze moedertaal,
door dr. J. B. Schepers en H. J. Scholten, ge
tuigt van de frissche en nieuwe opvattingen, die
zich in het onderwijs gaandeweg baanbreken.
Ook zij, die de school meenen ontgroeid te
zijn, kunnen er veel uit leeren. Inzonderheid het
hoofdstuk over woordvorming zij hun ter lezing
aanbevolen.
Stadsschouwburg. Fientje Beulemans door
de leden van de Kon. Vereen, „Het Ned. Too-
neel" (Vrijdag 23 en Woensdag 28 Mei).
Magda Janssens en Hubert la Roche hadden
in dit van Vlaamsche gemoedelijkheid over
loopend blijspel gelegenheid de eigenaardige
bekoring van hun kunst ten volle te openbaren
en tevens het Haarlemsche publiek in de gele
genheid te stellen, te toonen, hoezeer dit deze
beide rasechte acteurs waardeert.
De overige leden van het gezelschap, die
door goed samenspel het geheel volmaakten,
verbluften ons door hun voortreffelijke uit
spraak van de uitheemsche talen. Maurits
Parser, was een geboren Vlaming gelijk Gobau
een geboren Franschman was. Vooral het spel
van den laatsten kwam ons als zeer welge
slaagd voor.
De aard van het stuk leende zich tot een
prettigen en onschadelijken uitgaansavond; de
groote belangstelling, den eersten keer getoond,
heeft het gezelschap tot een tweede opvoering
gedreven. Er is voor werkelijk goede kunst ge
lukkig toch altijd nog animo, C.
Alles betreffende deze rubriek te zenden aan
den Damredacteur, den heer Herm. de Jongh,
Valeriusstraat 64huis, Amsterdam.
Uit den wedstrijd om het kampioenschap van
Frankrijk.
In onderstaanden stand heeft Fabre, met
Zwart, door uiterst fijn positiespel eenig voor
deel behaald tegen zijn geduchten tegenstander
Dr. Molimard, met Wit.
Dr, Molimard was hier aan zet en wist door
een 15 zetten diepe combinatie prachtig remise
af te dwingen.
Het spel verliep als volgt:
Dr. Molimard. Marius Fabre.
Wit. Zwart.
1. 27—22! 18 27.
2. 32 21 23 43.
3. 34—29! 16 27.
4. 29 16 42—48.
5. 30—24 19 30,
6. 35 24! 4842! en nu is de remise
voor Wit nog zeer moeilijk. Molimard had haar
echter reeds zes zetten van te voren berekend!
7. 33—29! 27—32.
8. 29—23! 42 20.
9. 23—19 20—9
10. 36—31! 9 36
11. 1914! 36 :4 gedwongen.
12. 26—21 32—37
13. 21—17 37—41
14.1712! (Op 149 en 16 7 zou Wit juist
verliezen door Zwart 611 4147, 4729 en
29—1).
14. 41—47.
15. 128 remise. Juist op tempo!
Hagebeck's Amusements Park. Met ver
wijzing naar de belangrijke advertentie voor
komende in dit nummer, kunnen we reeds aan
onze lezers meedeelen dat er druk gebouwd
wordt aan de totstandkoming van Hagebeck's
Amusements Park op het voormalige Ilvo-ter-
rein alhier.
Het belooft een groote aantrekkelijke attrac
tie te v/orden. De ondernemers ontzien kosten
noch moeite om alles zoo gezellig mogelijk in
te richten.
In ons volgend nummer zullen we over het
een en ander uitvoeriger schrijven.
Zaterdag 7 Juni 's namiddags twee uur zal
het terrein voor het publiek worden geopend.
Den len Pinksterdag is het gesloten. Zie de
advertentie.
'JilL