Voor de Kinderen. ZICHZELF Garage „Bloemendaal". GEVONDEN VOORWERPEN. 18e JAARGANG. BURGERLIJKE STAND. KERKAGENDA. BLOEMENDAAL. OVERVEEN. AERDENHOUT. SANTPOORT. Uitgeve „Er was eens in de woestijn een kluizenaar, die al zijn tijd doorbracht met bidden. Eens ging hij naar dengene toe, die boven hem stond, een kluizenaar nog heiliger dan hij, en vroeg hem wat hij toch zou kunnen doen om beter te worden in Gods oog. De overste zond hem naar het naastbij- gelegen dorp, naar de boeren die hem van levens middelen voorzagen. „Ga tot hen!" zei de grijsaard. "Blijf er een dag, misschien kunt ge er wat leeren. De kluizenaar gehoorzaamde, hij zag in het dorp een boer die opstaande, mompelde „mijn God" en naar zijn werk ging. De boer werkte tot den avond en thuiskomend mompelde hij weer, „mijn God" en ging zoo spoedig mogelijk slapen. De kluizenaar keerde naar zijn overste terug en zeide: „Er valt niets te leeren bij de boeren; zij denken slechts twee keer aan God van den ochtendstond lot aan den avond". De heilige grijsaard nam een kom, die hij tot aan den rand vulde en reikte hem aan den kluizenaar over. „Kijk, neem deze kom en loop den heelen dag rondom het dorp, maar pas goed op, dat ge geen druppel olie morst". De kluizenaar, heel gehoorzaam, voerde het bevel uit. Toen hij terug was, vroeg de heilige grijsaard hem; „Hoeveel keer hebt ge aan God gedacht, toen ge met die kom rondwandeldet?" Gen enkele maal, bekende de kluizenaar diep beschaamd; ik heb de oogen niet afgewend van de kom, uit angst de olie te morsen. „Nu ziet ge het", zei de grijsaard, „ge hebt slechts aan uw taak gedacht en ge hebt God ver geten. En de boer die niet alleen zijn familie moet voeden en zichzelf, maar ons nog op den koop toe, denkt tweemaal per dag aan God!" Doodt de uilen toch niet! Uit verschillende streken van ons land bereiken ons weer berichten over het vangen en dooden van uilen. Het lijkt wel, dat het nooit voldoende tot de menschen zal doordringen, dat vele van de in het wild levende diersoorten nuttig zij(n voor onzen arbeid. Alle in ons land voorkomende uilen maken zich ver dienstelijk jegens den landbouw door het wegvan gen van muizen en onze Vogel wet rangschikt deze vogels dan ook terecht onder de beschermde soorten. Meer dan 90 van het voedsel der meeste uilensoorten bestaat uit muizen en andere dieren, die schadelijk zijn voor onze gewassen. Is het dan niet ergerlijk, dat men de uilen niet méér ontziet? In hun eigen belang behooren de landbouwers er voor te zorgen, dat er in nun schuren en op hun landerijen geen enkele uil meer gedood wordt. Wij verwachten veel goeds van de bepaling, op genomen in art. 7, sub d der Jachtwet 1923, n.l. dat een jachtacte voor den tijd van twee jaren onherroepelijk zal worden geweigerd, indien de aanvrager veroordeeld werd wegens overtreding der Vogelwet, derhalve ook voor het dooden, ver voeren, enz. van uilen. Van deskundige zijde zijn de Politie-autoriteiten gevraagd, te willen bevorderen, dat aan de be scherming der uilen zooveel mogelijk de hand worde gehouden. Tot een ieder richten wij het dringende verzoek: „Doodt de uilen toch niet, spaart de helpers van den landbouwer". Centraal Genootschap voor Kinderherstellings- en Vacantiekolonies. De z.g. winterverpleging voor zwakke kinderen van October-December toont in vergelijking met 1923 een zeer mooie vooruitgang. Verschillende afdeelingen van het Centraal Ge nootschap beginnen het onbetwistbaar nut in te zien van uitzending van zwakke kinderen in den winter. Toch is deze verpleging helaas verre van algemeen! Nu kan nog een onbeperkt aantal kin deren opgenomen worden. Nog 4 van de 9 groote en goed ingerichte gebouwen staan van October tot Mei ledig, die van onberekenbaar nut zouden kunnen zijn voor tallooze zwakke kinderen. Vele afdeelingen willen gaarne kinderen zenden, willen gaarne werken voor de verpleegkosten, maar de ouders willen niet. Konden we die ouders maar overtuigen, wat een factor van beteekenis zou dat zijn voor de hygiëne van het kind. Ook over de onderwijzers wordt geklaagd! Dit is stellig, als regel, niet waar. De Nederlandsche onderwijzer staat te hoog, dan dat hij de gezondheid van het kind zou verwaar- loozen ter wille van een beetje schoolkennis. Een beetje! Want als regel blijft het zwakke en ziekelijke kind toch achter! Eli GEZONDE 19. (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.) Mijnheer de Redacteur. Het spijt mij dat ik de pen moet opnemen tegen een werkman, die wel den droeven moed bezit de zaken te becritiseeren, maar den moed mist, om onder die critiek zijn vollen naam te plaatsen en zich verschuild onder het masker „Bloemendaler", Deze Bloemendaler schrijft aan het einde van zijn critiek dat hij geen schrijver, geen politicus, maar een werkman is. Een werkman. Ja maar dan een welke vecht voor negatieve leuzen. Die het blijkbaar alleen te doen is een gedeelte van zijn mede-werklieden naar beneden te halen, Is het niet diep treurig Bloemendaalsch werkman, dat gij u in het openbaar te weer stelt, dat een klein, zeer klein gedeelte der gemeente-arbeiders door langen en zwaren arbeid hooger loon verdient dan het ander deel. Wanneer gij U den naam werkman waardig achtte moest gij in plaats van voor een negatief resultaat, fier den strijd aanbinden voor dat andere deel der arbeiders, wier loon minder bedraagt en waarvan de behoeften van hun gezin niet kunnen worden bestreden. Ziet voor deze ook iets te bereiken. In dat geval zou ik U in dien eerlijken strijd, voor het bestaansrecht en voor de behoefte van Uw mede werklieden de hand reiken. Nu echter moet ik mij over U schamen, omdat gij den naam van werkman in de kring uwer mede arbeiders niet waardig zijt. Wat toch is de reden van de jalouzie van Bloe mendaler? Want ik blijf er bij, het is jalouzie en niet anders. De feiten zijn aldus. Nadat het ophalen van vuilnis was aanbesteed (lét wel om te bezuinigen Bloemendaler) werd deze post op de begrooting met dit bedrag verminderd. Het gevolg van deze aanbesteding was, dat eenige werkkrachten vrij kwamen, ook een gedeelte welke 4, 5, 7 en zelfs 9 jaar in los-vasten dienst waren, waarbij er zelfs 4 waren met een voorloopige aanstelling. De heeren Blankevoort en Otto wilde deze menschen onmid dellijk ontslaan. Bij motie van den heer Prinsen- berg echter maakte de Raad uit, dat deze men schen tegen 1 Aug. j.l. ontslag zou worden aange zegd, terwijl de wethouder mede deelde, dat wan neer er voldoende werk was, deze menschen ook na dien datum in dienst zouden worden gehouden, op grond dat het goede krachten waren en in ver band met den tijd dat deze reeds in gemeente dienst doorbrachten. Deze menschen hadden ook iets vóór bij degenen welke zoo te hooi en te gras werkzaam zijn. Dat zal Bloemendaler moeten toegeven, vooral ook, omdat deze menschen reeds jaren in de ploeg hadden meegeloopen. Dit was ook een van de argumenten van de Werkloozencommissie bij haar optreden om deze menschen niet op gelijken voet te behandelen als seizoenwerkloozen en anderen. Dus niet op voordracht van ambtenaren zooals Bloemendaler de onwaarheid debiteert. Bloemen daler had deze menschen met zijn goed arbeiders- hart willen degradeeren en ze gelijk willen stellen met de anderen. BI. was er zelf niet bij betrokken, anders zou hij er waarschijnlijk anders over hebben gedacht en kreeg de Werkloozencommissie waar schijnlijk een pluimpje dat zij het zoo had gedaan. Deze los-vaste menschen zijn dezen zomer voor allerhande werkzaamheden gebruikt en hebben hun loon van f 32.- wat ze voorheen verdienden, be houden, ook na 1 Aug. j.l. Drie van deze men schen, zegge drie, en daar loopt de grief van Bloe mendaler over, hebben gewerkt aan het in orde brengen van de verschillende wegen met teer en basalt. Ik ben een tegenstander van het systeem, dat weet een ieder, dus kan mij geen verwijt treffen, dat aan dit systeem nadeelen verbonden zijn. Een van die nadeelen is, dat het werk slechts geschieden kan met goed droog weer. Aangezien het nu den geheelen zomer nat geweest is, moesten de enkele droge dagen worden benut en moest niet 9 uur worden gewerkt, maar zoo het droog was 2X9. Vandaar dat de menschen overuren maak ten. Vooral de menschen die met de teer werkten, waaronder ook deze drie omdat ze door hun rou tine hier meer dan de andere werkloozen voor waren aangewezen. Daardoor hebben deze men schen ook met de vaste arbeiders welke hieraan werkten goede weken gemaakt. Maar er werd kolossaal voor gewerkt, bijna nacht en dag en dan, het is een slecht werk bij warm weer, dat zal Bloemendaler wel toegeven. Trouwens het publiek heeft dat zelf kunnen constateeren. Al kregen deze menschen dan ook een blauw pak van de gemeente, er is toch nog veel onderkleeding van deze men schen bedorven wat niet wordt vergoed. Omdat men door het slechte natte weer, gedwongen was deze maatregelen te nemen, is daardoor de overige werkloozen nadeel toegebracht dat hunne ontevre denheid moest opwekken? De werkloozen hebben ook meermalen door ge werkt in stede dat ze naar huis gezonden werden. Maar het is waar deze menschen verdienden slechts f 26.en maakten den normalen arbeids dag. Van f 26.kan men, vooral wanneer de arbeid nog eens met een week onderbroken wordt niet in de behoeften van het gezin voorzien. Daarover houdt de werkman Bloemendaler z'n mond. Daar lag Uw taak, Bloemendaler, om daarover te schrij ven in de courant, als gij de behoeften van het gezin kent. En wanneer gij mij voor de voeten werpt, dat ik er in andere tijden anders over ge dacht zou hebben, dan moet ik zeggen, als BI. mij van nabij kent, dan zal hij weten, dat ook toen ik nog een anderen werkkring had tot op den dag van heden, ik mij altijd heb geplaatst op het stand punt, dat het loon zoodanig moet zijn, dat het de behoeften van het gezin kan dekken. Dat ik daar voor steeds strijd heb gevoerd, niet negatief maar steeds positief. En in plaats dat BI. dat ook doet, steekt hij de heeren Blankevoort en Otto een pluim op den hoed. Omdat zij het geweest zijn, die de zaak, waarvoor BI. zich interesseert in den Raad hebben gebracht. I'k gun die heeren dat bravour van dezen Bloe- mendaalschen werkman wel, want uit dit milieu ontvangen ze het maar zelden. Maar waar BI. de verslagen van den Raad zoo goed bijhoudt, daar had hij zich moeten herinneren, hoe de werkloozen aan dat weekloon van f 26.gekomen waren en waarom ze niet alle weken mogen werken. En dan had hij moeten weten dat daaraan juist de heeren Blankevoort en Otto niet vreemd waren, mede op grond van bezuiniging die BI. in die heeren zoo hoog prijst. Er wordt bezuinigd door alle partijen, alle raads leden van alle partijen werken daaraan mede, maar BI. wil de bezuiniging doorvoeren en dan ten koste van zijn mede-arbeiders en dit is van den werkman BI. beneden alle critiek. Door de aanbesteding van het ophalen van vuil nis wordt er bezuinigd vandaar dat deze post op de begrooting met dit bedrag verminderd. Er zijn echter andere posten op de begrooting waaruit de "onkosten wegen worden betaald, ook het overwerk van genoemde arbeiders en deze posten zijn het ook weer welke door den Raad zijn goedgekeurd. Niemand kan dus eenig verwijt treffen in deze zaak. Het is een noodtoestand, waartoe het slechte weer heeft meegewerkt. Het werk aan de ge meente moet echter worden verricht. En of de ge meente nu schulden heeft waar heel veel tegen aan te voeren zou zijn wat er tegenover stond en of bij een volgende verkiezing de bezuiniging nog meer op den voorgrond zal tre«den doet niets ter zake, men moet rekening houden met de practijk. Daarom is het zoo jammer, dat zoovele menschen, waaronder ook Bloemendaler, zich geroepen gevoe len als doctor op te treden, terwijl ze nog niet in staat zijn den patiënt den pols te voelen. Tot dezulken behoort gij ook BI., dat bewijst u zelf bij het einde van uwe critiek. U zegt zelf niet te kunnen schrijven en daarom kom ik van zelf tot deze ontboezeming. Arme man wat doe je in de kou. Je weet van de zaken niets af en je bederft den boel voor je eigen kameraden. Dankend voor de plaatsing. Overveen. J. G. VAN KESSEL. FRAGMENTEN. Schwedenklee's Avontuur is een boek wat bij de Uitgeversfirma Van Holkema en Warendorf uit kwam en waarin de schrijver, Bernard Kellerman, ons een en ander vertelt van een oude vrijgezel, die niet zoozeer uit het huwelijksbootje bleef, om dat hij zooveel verstandiger was dan de rest, doch meer omdat hij als jong vrijgezel den dans ontloo- pen is en eenmaal ouder geworden zijnde, wel dol verliefd was op 'n jong meisje met welker opvoe ding hij zich belaste, doch het meisje was niet dol verliefd op hem. Hij dacht haar liefde al gewonnen te hebben en deed dan ook zijn uiterste best dit haar kenbaar te maken. Overgelukkig gevoelde hij zich. Hier volgen enkele bladzijden: Ons huis is dus gelukkig klaar! zei Schweden- klee.Nu begint de inrichting. Het moet prachtig worden, wacht maar. We zullen een gezellig nestje voor ons bouwenen hoor je, een bed krijgt Ellen als een droom! Ja, als een schelp moet het zijn en heelemaal in kanten gehuld! O, wat mooi! lachte Ellen, En dan zullen we heel Mecklenburg rondrei zen om mooie antieke meubelen te koopen. Uitvoerig bespraken ze de inrichting van het 'huis. Schwedenklee werd niet moe, nieuwe voor stellen te doen. En welke kleur moet je slaapkamer krijgen, Ellen? Ellen dac'ht lang na. Rose! riep ze uit. Weet je, ik bedoel van dat zachte rose, als koraal. En je werkkamer? Hemelsblauw? Schwedenklee glimlachte. Of deze kleuren wel zouden harmonieeren? Waarom zouden ze niet harmonieeren? Goed dan en dan de badkamer. Bladplan ten, palmen, gummi'boomen, varens, cactussen het moet een palmenhuis worden, Ellen! Wel een vol uur werd er over de badkamer ge sproken, dat het mooiste en origineelste in heel Duitschland moest worden. Daarvoor stond zijn, Schwedenklee's naam in. Maar werk! Veel werk! Eer alles voor elkaar is zal het wel al herfst zijn, Ellen! O, jee! Ja. En dan moeten we naar Berlijn terug- keeren en moet jij je studie weer opnemen, Maar we zullen toch in elk geval wel tijd overhouden om 's winters naar St. Moritz te gaan. St. Moritz? Ja. Het is er phantastisch in den winter. Er slaan huizen, van tien verdiepingen, zooals in New York. Je zult eens wat zien. Het is er schitterend. Overdag sport, 's avonds dansen. En dan, ging Schwedenklee voort, gaan we in het voorjaar een paar weken naar Florence. Je zult Florence eens zien! Een bijouteriekistje! Een museum! De straten alleen zijn al een museum! Wat zalig! Schwedenklee ontwierp het eene plan na het andere. Rijk en stralend lag de toekomst voor hem. En daarna zou hij haar Parijs laten zien: weme lende stad, altijd op de been, zonder slaap, bevend van rumoer, weergalmend van vreugde, zwemmend in licht. En daarna Opgewonden liep Schwedenklee heen en weer, van de groote sterrebeelden naar Ellen met de glanzende oogen en heete wangen, aldoor heen en weer. Ook op een groote boot was ze nog nooit ge weest: snorrend en stampend dag en nacht, snij dend door 'het koele schuimende water, overvuld van luxe en comfoort. Zee, wolken onbeschrijf lijk heerlijk! Neen, ze had immers nog niets, nog heelemaal niets gezien hoe gelukkig voor hem! Zoo zouden ze varen, dag-in, dag-uit. Indië! Japan! Japan? riep Ellen en sloeg haar kleine han den in elkaar. Ja, Japan. Ik zelf ben er ook nog niet ge weest, maar het moet één groot wonder zijn. Je 1 rijdt er in kleine wagentjes, door bruine, stevige I knapen getrokken de theehuizen, de tempels en de heele bevolking in kimono's en op hooge steltschoenen. Er is in Japan een berg, dien je altijd op de 'houtsneden afgebeeld ziet hoe heet hij toch ook? Foedzjijama! Den Foedzjijama zullen we beklimmen! O, hoe verheugde Ellen zich er op, te reizen de wereld te zien! Want ze had immers tot nu toe nog niets gezien. Ze kende alleen Dresden, Ber lijn, en ze was een keer in Potsdam geweest. Nee maar! Schwedenklee lachte schaterend. En weer liep Schwedenklee opgewonden heen en weer, van de groote sterrebeelden naar Ellen, van Ellen naar de groote sterrebeelden. Al grooter werden zijn stappen. Zijn stem klonk plotseling onzeker. Ze zouden dus gaan reizen, en hij beloofde, haar de wereld te laten zien, zoo waar hij hier voor haar stond. Maar, begon Schwedenklee tastend, in wel ken vorm ik bedoel, in welke wederzijdsche verhouding zullen we samen gaan reizen? Ellen begreep hem niet. Ik bedoel, in welke hoedanigheid zul je met me reizen? Schwedenklee bleef staan, zijn hart bonsde. In welke hoedanigheid? Ellen zat met open lippen. Ze kon het maar niét begrijpen. Ja. Van louter hulpeloosheid fronste Schwe denklee zijn voorhoofd.... Je kunt toch niet als mijn nicht met mij reizen, of als mijn secretaresse. Ellen lachte luid! Haar lach moedigde Schwedenklee weer aan. Hij verloor iets van zijn bevangenheid. En toch ook niet als mijn dochter, wel? vroeg hij. Nee! Ellen sloeg dadelijk haar oogen neer. Moedig greep Schwedenklee haar beide handen. Hij probeerde zijn stem een vroolijken onschuldi- gen klank te geven, toen hij voortging: Dan blijft er maar één ding over, Ellen Groot en doorzichtig tot in de diepste diepten waren Ellen's oogen op hem gericht. Ze bloosde, een teeder rood waas trok bliksemsnel over ge zicht en nek. Ja, nu had ze begrepen. Haar armen begonnen zachtjes te beven. Ze trok haar handen tegen haar lichaam, schoof den stoel ver achteruit en stond op. Spreek niet! riep ze uit en hield haar ooren dicht, toen ze zag, dat Schwedenklee op het punt stond verder te spreken. Ze schudde haastig het hoofd, in bekoorlijke verwarring.... Niet vandaag, niet nu, vraag niet stamelde ze hoe zou ik vandaag antwoord kunnen geven? Spreek niet morgen. Goed, dan morgen. Ik wilde je niet doen schrikken, Ellen. Goeiennacht. DAM RUBRIEK. Alles betreffende deze rubriek te adresseeren aan den damredacteur van ons blad, den heer Herm. de Jongh, Valeriusstraat 64huis, Amsterdam, Zwart: 16 schijven op 3, 6 tm. 19 en 23 Wit: 16 schijven op 26, 28, 31, 32, 34 t/m. 36, 38 t/m. 45 en 48. Deze stand is uit eene te Amsterdam gespeelde partij tusschen de heeren H. J. Lize (Wit). J. H. Vos (Zwart). Wit's laatste zet is 3328, waarvan zwart profi teert door als volgt een schijf te nemen: 23—39 18 29 2. 39—33 3 39—33 3934 gaat niet, dan Zwart 15 20, 1721 enz. 3. 14 20 4 33 :24 20—29 5. 41—37 Wit kan het verlies van 'n schijf niet voorkomen 5. 29—34 6. 40 29 17—21 7 26 17 11 24 Zwart won hierna de partij. SGHAAKRUBRIEK, Oplossingen, enz. te zenden aan den Schaak redacteur van dit blad, Bloemendaalscheweg 42, Bloemendaal. Probleem No. 61. H. W. v. D o r t, Schoten. Mat in twee zetten. Stand der stukken: Wit: Ke8, De2, Tc4, Td6, Lg5, Pa5, Pe6, b6, g4, g6. Zwart: Ke5, Dhl, Tb4, Le4, Lf8, d3. Deze „eerste publicatie" werd ons welwillend af gestaan door den heer H. W. v. Dort, voorzitter van de Bloemendaalsche Schaakclub. Oplossing Probleem No. 60. Dr. A, G. O 11 a n d. Stand der stukken: Wit: Kei, Ta7, Lc6, Pe6. Zwart: Ke3, a5, e4. 1. Lc6a4, enz. Goed opgelost door: P. J. W. Becker en H. de Ruijter, beiden te Santpoort; H. W. v. Dort, te Schoten. Correspondentie. Schoten, H. W. v. D. Uw hartelijke belangstel ling voor onze rubriek heeft ons bijzonder getrof fen. NAGEKOMEN BERICHTEN. BLOEMENDAAL. Verandering. In de advertentie van den heer Schilling;, pag. 4 eerste blad, staat de garage aangeduid met de naam „Modern", dit moet zijn: Terug te bekomen bij: D. Luitingh, Wilgenstraat 19 Schoten, een nummerplaat van auto G. 12458; P, Biersteker, Rijksstraatweg 28 Santpoort, een boor; Hofstede, Molijnstraat 23 Haarlem, een gou den broche; M. Mossel, Prov. Ziekenhuis nabij Santpoort, een knipmes; Snuverink, Kinheimweg 19 Bloemendaal, een schooletui; W. Voerman, Kin heimweg 41 Bloemendaal, een ''tramabonnement N Z.H.T.M.; Panhuizen, Kleverlaan 73 Bloemen daal, een schoolpasser; Ouwehand, Noorder Sta tionsweg 4 Bloemendaal, een rijwielbelasting- plaatje; Cornelissen, Bloemendaalscheweg 18 Bloe mendaal, een duif; van Ooijen, Lage Duin en Daal- scheweg 9a Bloemendaal, een zakmes; van Ros som, Gasthuissingel 12 Haarlem, een rozenkrans en een vermoedelijk gouden broche; C. Seders, Zand- voorterlaan 205 Zandvoort, een zwarte tasch met inhoud; J. de Tello, van Zeggelenstraat 28 Haar lem, een portemottnaie met eenig geld; aan het bureau van politie te Overveen, twee ceintuurs, een dameshandschoen. Komen aanloopen; Station Bloemendaal, een zwart hondje; Smit, Alb. Thijmlaan 8 Bloemendaal, een klein bruin hondje; Oudes, Koeduinweg 2a Aerdenhout, een jachthond. BEVALLEN: A. M. Huijbens—Beke, z.; J. StoeltjeZwertbroek, z.; E. M. van Riessen Duijs, z.; A. M. K. KrabbeSlansky, z.; A. A. J. M. WildeDriebeek, levenl. z. ONDERTROUWD. F. J. Koelemij en M. F. de Droog. A. F. Meijer en H. Pleijte. GETROUWD. A. J. Westerman Holstijn en C. H Vissering. H. R. J. van IJsselsteijn en C. W. Breitenstein. C. J. A. Freriks en A. M. van Leeuwen. OVERLEDEN: J. G. H. Koelen, 22 j. Zondag 19 October. NED. HERV. GEMEENTE, voormidd. 10 uur, Ds. J. C. van Dijk. n.m. 5 uur Ds. J. C. van Dijk. JONGELIEDENSAMENKOMST in gebouw „Maranatha" des voormiddags 10 uur, Ds. J. W. C. Vunderink, Haarlem. NED. PROTESTANTEN BOND, gebouw der Bl'daalsche Schoolvereen. voorm. 10.30 uur, Prof. Dr. G. J. Heering, Leiden. GEREFORMEERDE KERK, voormidd. 10 uur, Ds. Joh. C. Brussaard. n.m. 5 uur dezelfde. LOCAAL OPENBARE SCHOOL, voorm. 10 uur, de heer K, Koopman. Woensdag 22 Oct. '24, 's av. 8 uur de heer K. Koopman, Bijbellezing. „RELIGIEUZE KRING" AerdenhoutBentveld. Vereenigingslocaal Eikenlaan 5, v.m. 10.30 u. Ds. J. Binnerts, Doopsgez. Pred. te Haarlem. NED. HERV. GEMEENTE, voormidd. 10 uur, Prof, Dr. G. A. van den Bergh van Eysinga. Het pad gevonden! Jes. 30 2021. EVANGELISATIE des voormiddags 10 uur, Geen opgaaf ontvangen. GEREFORMEERDE KERK, in het gebouw „Bethel", Wüstelaan, v.m. 9.45 uur, Ds. B. v. Schelven, bediening v. h. Heilig Avondmaal. n.m. 5.30 uur dezelfde. Bediening v. h. Heilig Avondmaal en dankzegging. Woensdagavond 8 uur Bijbelbespreking, voor ganger de heer E. L. Smelik, theo'l. cand. Een brief van „Oom Jan". We hebben een verrassende mededeeling voor de kinderen! Daar we den laatsten tijd alleen slechts enkele verhalen in de kinderrubriek plaatsten, o.a. „Peter de Walvischvaarder" en kleinere verhalen, kunnen we thans aan de kinderen mededeelen dat we ook een „Kindervriend" als medewerker hebben gekre gen, die de belangen der kinderen in ons blad wil bespreken, We vragen jelui vriendelijk om deze rubriek met aandacht te lezen, voornamelijk den brief, welke dezen Kindervriend, die zich Oom Jan noemt, geschreven heeft. Hier volgt het schrijven: Beste neefjes en nichtjes! Ja, dat klinkt vreemd hè, maar ik wil eens met jelui praten, dus even opgelet! Ik wil dan, in dit blad, met jelui een apart hoekje hebben om samen te babbelen, over alle mogelijke kleine dingetjes, geen verhaaltjes of raadseltjes, maar zoo'n klein hoekje waar jelui me van alles moogt vragen en vertellen als jelui eens een leuk dagje hebt gehad, of een verjaardag waar je veel gekregen hebt, ook vieren we binnenkort weer Sint-Nicolaas en Kerstmis, dan hebben jelui ook wel wat te vragen en te vertellen, of jelui plei- zier hebt gehad, enz. Ook moeten jelui eens naar je vriendjes of vriendinnetjes gaan die dit blad nog niet lezen, maar wel eens kennis willen maken en wat vragen aan jelui oom, hoe meer neefjes en nichtjes, hoe aardiger en leuker dit hoekje worden kan, mocht je groote broer of zus soms iets te vra gen hebben, mogen ze dat ook wel eens doen, maar denk er om mijn neefjes en nichtjes mogen niet ouder zijn dan 8 of 9 jaar, wel jonger. Nu nog 't aardigste, ieder neefje en nichtje, da! mij wat vraagt of verteld moet een schuilnaampje hebben, als jelui mij de eerste keer iets vraagt moet je je eigen naam en adres opgeven, maar denk er om dat je je gekozen schuilnaampje tusschen haakjes er achter zet, is er nu een neefje of nichtje die twee bijnaampjes weet, dan schrijft men ze beiden op en oom zal dan wel zeggen welk naampje 't aardigst is, dus neefjes en nichtjes vra gen jelui nu maar erg veel. O ja, ik zou haast iets vergeten, mijnheer Eike lenboom, Oosterstraat 27, Schoten, is zoo aardig geweest om te zeggen tegen mij: laten je neefjes en nichtjes hun brieven maar bij mij brengen mei als opschrift „Voor Oom Jan", dus jullie weten nu waar je de brief naar toe moet sturen. 'Dag neefjes en nichtjes, ga maar lustig aan den gang en je vragen zullen beantwoord worden door: OOM JAN. Steeds voorzichtig. „Zie zoo .kinderen, gaan jullie nu samen naar 't park wandelen en dan weer terug. Zul je goed op je broertje passen, Wim?" „Ja zeker moeder, maar luistert u eens. Als Henk onderweg onder een auto komt, of zijn been breekt of zoo iets, moet ik dan eerst naar 't park wandelen en dan terug gaan, of moet ik het u dadelijk komen vertellen?" t» 7 rr i rvr, "iftgrm&feaKg Voor een half jaar oooooooooooooooooooooooooooooooooooo Wee den mensch, die ge« om goed te spreken en geer te zwijgen. Oooooocoooooooooooooooooooooooooooooi LENT Wat is Uw hemel hoe Waarlangs de In wonder kleurenspel En bont vertooi Ik volg met stil ontza; Onpeilbaar ver Wat is Uw hemel hoo Wat is hij schoi Wat is Uw schepping In Lente's bruid Wat is bekoorlijk biat Uw bloesemprai Die nog tot dieper bl Den klaren hem Nu Qii den vollen blo Tot uiting bracl Wat dringt Uw liefdel Ver in een men; Wat stemt Uw wonde Tot diepen dan! Als straks de winterw Met scherpen gi Houd ik in hartediep Mijn zonnesprar (Overgenomen uit „De Dag' (Nadruk verl Toevallig viel dezer d; een spreuk, die men to beroemd middeleeuwer. 1 hebben, dat niemand va zijn die van zichzelf ka Het betreft hier natu dachte aan lichamelijk waarin de ééne mensch zooals hij koeien en paa had, is voorbij. Maar oi fing van de slavernij i knechtschap blijven bes gevallen is deze met stc lijkheid gepaard geblevei altijd talloos veel mensci ander zijn. Het volk drukt deze door te zeggen: wiens diens woord men spreekt in vele opzichten waar. IV wij deze economische voor een oogenblik verg aan allerlei andere vorme slavernij. Maak alle rr vrijverschaf hun de 1 van bestaan, snijd alle 1 zij aan patroons en opzie voeders, echtgenooten tegelijk door, en nog zul tien aldus ontvoogden lev ander" blijven. Het zal hun gaan als gij de vrijheid geeft. De uw hond gaat de straat deur, maar een erbarme digt u spoedig aan, dal beest van zijn vrijheid Kwispelstaartend betuigt ig hij het vindt, „van ee De middeleeuwen, aar spreuk voor vandaag on1 voorbehoud, wanneer hij afhankelijkheid beperkt t die van zichzelf kunnen z vrÜ'heid wei- een kind hoort een voogc maar zoodra het kind zie en op eigen beenen kan memands onderdaan meer Alle nadruk in de aan valt op het woord „kan", kwestie van vermogen Kan ieder van zichzelf zi Van zichzelf zijn beteekei eigen beheer hebben, het over het gansche gebied persoonlijkheid. Niemand zich erkennen; geenerlei j ten aanvaardenzijn eigen zijn eigen fortuin smeder kelijk van de goed- of t genooten, eiken raad en e toetsend aan eigen verst; als hoogsten toetssteen, in als een soeverein vorst, a) heerscher. Wie tot een regeering het vermogen b mands slaaf.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1924 | | pagina 6