Voor de Kinderen.
ZICHZELF
Garage „Bloemendaal".
GEVONDEN VOORWERPEN.
18e JAARGANG.
BURGERLIJKE STAND.
KERKAGENDA.
BLOEMENDAAL.
OVERVEEN.
AERDENHOUT.
SANTPOORT.
Uitgeve
„Er was eens in de woestijn een kluizenaar,
die al zijn tijd doorbracht met bidden. Eens ging
hij naar dengene toe, die boven hem stond, een
kluizenaar nog heiliger dan hij, en vroeg hem wat
hij toch zou kunnen doen om beter te worden in
Gods oog. De overste zond hem naar het naastbij-
gelegen dorp, naar de boeren die hem van levens
middelen voorzagen.
„Ga tot hen!" zei de grijsaard. "Blijf er een dag,
misschien kunt ge er wat leeren.
De kluizenaar gehoorzaamde, hij zag in het dorp
een boer die opstaande, mompelde „mijn God" en
naar zijn werk ging. De boer werkte tot den
avond en thuiskomend mompelde hij weer, „mijn
God" en ging zoo spoedig mogelijk slapen.
De kluizenaar keerde naar zijn overste terug
en zeide: „Er valt niets te leeren bij de boeren;
zij denken slechts twee keer aan God van den
ochtendstond lot aan den avond". De heilige
grijsaard nam een kom, die hij tot aan den rand
vulde en reikte hem aan den kluizenaar over.
„Kijk, neem deze kom en loop den heelen dag
rondom het dorp, maar pas goed op, dat ge geen
druppel olie morst".
De kluizenaar, heel gehoorzaam, voerde het
bevel uit. Toen hij terug was, vroeg de heilige
grijsaard hem;
„Hoeveel keer hebt ge aan God gedacht, toen
ge met die kom rondwandeldet?"
Gen enkele maal, bekende de kluizenaar diep
beschaamd; ik heb de oogen niet afgewend van
de kom, uit angst de olie te morsen.
„Nu ziet ge het", zei de grijsaard, „ge hebt
slechts aan uw taak gedacht en ge hebt God ver
geten. En de boer die niet alleen zijn familie moet
voeden en zichzelf, maar ons nog op den koop
toe, denkt tweemaal per dag aan God!"
Doodt de uilen toch niet! Uit verschillende
streken van ons land bereiken ons weer berichten
over het vangen en dooden van uilen. Het lijkt
wel, dat het nooit voldoende tot de menschen zal
doordringen, dat vele van de in het wild levende
diersoorten nuttig zij(n voor onzen arbeid. Alle
in ons land voorkomende uilen maken zich ver
dienstelijk jegens den landbouw door het wegvan
gen van muizen en onze Vogel wet rangschikt deze
vogels dan ook terecht onder de beschermde
soorten. Meer dan 90 van het voedsel der
meeste uilensoorten bestaat uit muizen en andere
dieren, die schadelijk zijn voor onze gewassen.
Is het dan niet ergerlijk, dat men de uilen niet
méér ontziet? In hun eigen belang behooren de
landbouwers er voor te zorgen, dat er in nun
schuren en op hun landerijen geen enkele uil meer
gedood wordt.
Wij verwachten veel goeds van de bepaling, op
genomen in art. 7, sub d der Jachtwet 1923, n.l.
dat een jachtacte voor den tijd van twee jaren
onherroepelijk zal worden geweigerd, indien de
aanvrager veroordeeld werd wegens overtreding
der Vogelwet, derhalve ook voor het dooden, ver
voeren, enz. van uilen.
Van deskundige zijde zijn de Politie-autoriteiten
gevraagd, te willen bevorderen, dat aan de be
scherming der uilen zooveel mogelijk de hand
worde gehouden.
Tot een ieder richten wij het dringende verzoek:
„Doodt de uilen toch niet, spaart de helpers van
den landbouwer".
Centraal Genootschap voor Kinderherstellings-
en Vacantiekolonies.
De z.g. winterverpleging voor zwakke kinderen
van October-December toont in vergelijking met
1923 een zeer mooie vooruitgang.
Verschillende afdeelingen van het Centraal Ge
nootschap beginnen het onbetwistbaar nut in te
zien van uitzending van zwakke kinderen in den
winter. Toch is deze verpleging helaas verre van
algemeen! Nu kan nog een onbeperkt aantal kin
deren opgenomen worden. Nog 4 van de 9 groote
en goed ingerichte gebouwen staan van October
tot Mei ledig, die van onberekenbaar nut zouden
kunnen zijn voor tallooze zwakke kinderen.
Vele afdeelingen willen gaarne kinderen zenden,
willen gaarne werken voor de verpleegkosten,
maar de ouders willen niet.
Konden we die ouders maar overtuigen, wat een
factor van beteekenis zou dat zijn voor de hygiëne
van het kind.
Ook over de onderwijzers wordt geklaagd!
Dit is stellig, als regel, niet waar.
De Nederlandsche onderwijzer staat te hoog, dan
dat hij de gezondheid van het kind zou verwaar-
loozen ter wille van een beetje schoolkennis.
Een beetje! Want als regel blijft het zwakke en
ziekelijke kind toch achter!
Eli GEZONDE 19.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
Mijnheer de Redacteur.
Het spijt mij dat ik de pen moet opnemen tegen
een werkman, die wel den droeven moed bezit de
zaken te becritiseeren, maar den moed mist, om
onder die critiek zijn vollen naam te plaatsen en
zich verschuild onder het masker „Bloemendaler",
Deze Bloemendaler schrijft aan het einde van
zijn critiek dat hij geen schrijver, geen politicus,
maar een werkman is. Een werkman. Ja maar dan
een welke vecht voor negatieve leuzen. Die het
blijkbaar alleen te doen is een gedeelte van zijn
mede-werklieden naar beneden te halen, Is het niet
diep treurig Bloemendaalsch werkman, dat gij u in
het openbaar te weer stelt, dat een klein, zeer klein
gedeelte der gemeente-arbeiders door langen en
zwaren arbeid hooger loon verdient dan het ander
deel.
Wanneer gij U den naam werkman waardig achtte
moest gij in plaats van voor een negatief resultaat,
fier den strijd aanbinden voor dat andere deel der
arbeiders, wier loon minder bedraagt en waarvan
de behoeften van hun gezin niet kunnen worden
bestreden. Ziet voor deze ook iets te bereiken. In
dat geval zou ik U in dien eerlijken strijd, voor het
bestaansrecht en voor de behoefte van Uw mede
werklieden de hand reiken.
Nu echter moet ik mij over U schamen, omdat
gij den naam van werkman in de kring uwer mede
arbeiders niet waardig zijt.
Wat toch is de reden van de jalouzie van Bloe
mendaler? Want ik blijf er bij, het is jalouzie en
niet anders.
De feiten zijn aldus. Nadat het ophalen van
vuilnis was aanbesteed (lét wel om te bezuinigen
Bloemendaler) werd deze post op de begrooting
met dit bedrag verminderd. Het gevolg van deze
aanbesteding was, dat eenige werkkrachten vrij
kwamen, ook een gedeelte welke 4, 5, 7 en zelfs
9 jaar in los-vasten dienst waren, waarbij er zelfs
4 waren met een voorloopige aanstelling. De heeren
Blankevoort en Otto wilde deze menschen onmid
dellijk ontslaan. Bij motie van den heer Prinsen-
berg echter maakte de Raad uit, dat deze men
schen tegen 1 Aug. j.l. ontslag zou worden aange
zegd, terwijl de wethouder mede deelde, dat wan
neer er voldoende werk was, deze menschen ook
na dien datum in dienst zouden worden gehouden,
op grond dat het goede krachten waren en in ver
band met den tijd dat deze reeds in gemeente
dienst doorbrachten.
Deze menschen hadden ook iets vóór bij degenen
welke zoo te hooi en te gras werkzaam zijn. Dat
zal Bloemendaler moeten toegeven, vooral ook,
omdat deze menschen reeds jaren in de ploeg
hadden meegeloopen. Dit was ook een van de
argumenten van de Werkloozencommissie bij haar
optreden om deze menschen niet op gelijken voet
te behandelen als seizoenwerkloozen en anderen.
Dus niet op voordracht van ambtenaren zooals
Bloemendaler de onwaarheid debiteert. Bloemen
daler had deze menschen met zijn goed arbeiders-
hart willen degradeeren en ze gelijk willen stellen
met de anderen. BI. was er zelf niet bij betrokken,
anders zou hij er waarschijnlijk anders over hebben
gedacht en kreeg de Werkloozencommissie waar
schijnlijk een pluimpje dat zij het zoo had gedaan.
Deze los-vaste menschen zijn dezen zomer voor
allerhande werkzaamheden gebruikt en hebben hun
loon van f 32.- wat ze voorheen verdienden, be
houden, ook na 1 Aug. j.l. Drie van deze men
schen, zegge drie, en daar loopt de grief van Bloe
mendaler over, hebben gewerkt aan het in orde
brengen van de verschillende wegen met teer en
basalt.
Ik ben een tegenstander van het systeem, dat
weet een ieder, dus kan mij geen verwijt treffen,
dat aan dit systeem nadeelen verbonden zijn.
Een van die nadeelen is, dat het werk slechts
geschieden kan met goed droog weer. Aangezien
het nu den geheelen zomer nat geweest is, moesten
de enkele droge dagen worden benut en moest niet
9 uur worden gewerkt, maar zoo het droog was
2X9. Vandaar dat de menschen overuren maak
ten. Vooral de menschen die met de teer werkten,
waaronder ook deze drie omdat ze door hun rou
tine hier meer dan de andere werkloozen voor
waren aangewezen. Daardoor hebben deze men
schen ook met de vaste arbeiders welke hieraan
werkten goede weken gemaakt. Maar er werd
kolossaal voor gewerkt, bijna nacht en dag en dan,
het is een slecht werk bij warm weer, dat zal
Bloemendaler wel toegeven. Trouwens het publiek
heeft dat zelf kunnen constateeren. Al kregen deze
menschen dan ook een blauw pak van de gemeente,
er is toch nog veel onderkleeding van deze men
schen bedorven wat niet wordt vergoed. Omdat
men door het slechte natte weer, gedwongen was
deze maatregelen te nemen, is daardoor de overige
werkloozen nadeel toegebracht dat hunne ontevre
denheid moest opwekken?
De werkloozen hebben ook meermalen door ge
werkt in stede dat ze naar huis gezonden werden.
Maar het is waar deze menschen verdienden
slechts f 26.en maakten den normalen arbeids
dag.
Van f 26.kan men, vooral wanneer de arbeid
nog eens met een week onderbroken wordt niet
in de behoeften van het gezin voorzien. Daarover
houdt de werkman Bloemendaler z'n mond. Daar
lag Uw taak, Bloemendaler, om daarover te schrij
ven in de courant, als gij de behoeften van het
gezin kent. En wanneer gij mij voor de voeten
werpt, dat ik er in andere tijden anders over ge
dacht zou hebben, dan moet ik zeggen, als BI. mij
van nabij kent, dan zal hij weten, dat ook toen ik
nog een anderen werkkring had tot op den dag
van heden, ik mij altijd heb geplaatst op het stand
punt, dat het loon zoodanig moet zijn, dat het de
behoeften van het gezin kan dekken. Dat ik daar
voor steeds strijd heb gevoerd, niet negatief maar
steeds positief.
En in plaats dat BI. dat ook doet, steekt hij de
heeren Blankevoort en Otto een pluim op den
hoed. Omdat zij het geweest zijn, die de zaak,
waarvoor BI. zich interesseert in den Raad hebben
gebracht.
I'k gun die heeren dat bravour van dezen Bloe-
mendaalschen werkman wel, want uit dit milieu
ontvangen ze het maar zelden. Maar waar BI. de
verslagen van den Raad zoo goed bijhoudt, daar
had hij zich moeten herinneren, hoe de werkloozen
aan dat weekloon van f 26.gekomen waren en
waarom ze niet alle weken mogen werken. En dan
had hij moeten weten dat daaraan juist de heeren
Blankevoort en Otto niet vreemd waren, mede op
grond van bezuiniging die BI. in die heeren zoo
hoog prijst.
Er wordt bezuinigd door alle partijen, alle raads
leden van alle partijen werken daaraan mede,
maar BI. wil de bezuiniging doorvoeren en dan ten
koste van zijn mede-arbeiders en dit is van den
werkman BI. beneden alle critiek.
Door de aanbesteding van het ophalen van vuil
nis wordt er bezuinigd vandaar dat deze post op de
begrooting met dit bedrag verminderd.
Er zijn echter andere posten op de begrooting
waaruit de "onkosten wegen worden betaald, ook
het overwerk van genoemde arbeiders en deze
posten zijn het ook weer welke door den Raad
zijn goedgekeurd.
Niemand kan dus eenig verwijt treffen in deze
zaak. Het is een noodtoestand, waartoe het slechte
weer heeft meegewerkt. Het werk aan de ge
meente moet echter worden verricht. En of de ge
meente nu schulden heeft waar heel veel tegen aan
te voeren zou zijn wat er tegenover stond en of bij
een volgende verkiezing de bezuiniging nog
meer op den voorgrond zal tre«den doet niets ter
zake, men moet rekening houden met de practijk.
Daarom is het zoo jammer, dat zoovele menschen,
waaronder ook Bloemendaler, zich geroepen gevoe
len als doctor op te treden, terwijl ze nog niet in
staat zijn den patiënt den pols te voelen.
Tot dezulken behoort gij ook BI., dat bewijst u
zelf bij het einde van uwe critiek.
U zegt zelf niet te kunnen schrijven en daarom
kom ik van zelf tot deze ontboezeming. Arme man
wat doe je in de kou. Je weet van de zaken niets
af en je bederft den boel voor je eigen kameraden.
Dankend voor de plaatsing.
Overveen. J. G. VAN KESSEL.
FRAGMENTEN.
Schwedenklee's Avontuur is een boek wat bij de
Uitgeversfirma Van Holkema en Warendorf uit
kwam en waarin de schrijver, Bernard Kellerman,
ons een en ander vertelt van een oude vrijgezel,
die niet zoozeer uit het huwelijksbootje bleef, om
dat hij zooveel verstandiger was dan de rest, doch
meer omdat hij als jong vrijgezel den dans ontloo-
pen is en eenmaal ouder geworden zijnde, wel dol
verliefd was op 'n jong meisje met welker opvoe
ding hij zich belaste, doch het meisje was niet dol
verliefd op hem.
Hij dacht haar liefde al gewonnen te hebben en
deed dan ook zijn uiterste best dit haar kenbaar
te maken. Overgelukkig gevoelde hij zich.
Hier volgen enkele bladzijden:
Ons huis is dus gelukkig klaar! zei Schweden-
klee.Nu begint de inrichting. Het moet prachtig
worden, wacht maar. We zullen een gezellig nestje
voor ons bouwenen hoor je, een bed krijgt
Ellen als een droom!
Ja, als een schelp moet het zijn en heelemaal
in kanten gehuld!
O, wat mooi! lachte Ellen,
En dan zullen we heel Mecklenburg rondrei
zen om mooie antieke meubelen te koopen.
Uitvoerig bespraken ze de inrichting van het
'huis. Schwedenklee werd niet moe, nieuwe voor
stellen te doen.
En welke kleur moet je slaapkamer krijgen,
Ellen?
Ellen dac'ht lang na.
Rose! riep ze uit. Weet je, ik bedoel van dat
zachte rose, als koraal.
En je werkkamer?
Hemelsblauw?
Schwedenklee glimlachte. Of deze kleuren wel
zouden harmonieeren?
Waarom zouden ze niet harmonieeren?
Goed dan en dan de badkamer. Bladplan
ten, palmen, gummi'boomen, varens, cactussen
het moet een palmenhuis worden, Ellen!
Wel een vol uur werd er over de badkamer ge
sproken, dat het mooiste en origineelste in heel
Duitschland moest worden. Daarvoor stond zijn,
Schwedenklee's naam in.
Maar werk! Veel werk! Eer alles voor elkaar
is zal het wel al herfst zijn, Ellen!
O, jee!
Ja. En dan moeten we naar Berlijn terug-
keeren en moet jij je studie weer opnemen,
Maar we zullen toch in elk geval wel tijd
overhouden om 's winters naar St. Moritz te
gaan.
St. Moritz?
Ja. Het is er phantastisch in den winter. Er
slaan huizen, van tien verdiepingen, zooals in New
York. Je zult eens wat zien. Het is er schitterend.
Overdag sport, 's avonds dansen.
En dan, ging Schwedenklee voort, gaan we
in het voorjaar een paar weken naar Florence. Je
zult Florence eens zien! Een bijouteriekistje! Een
museum! De straten alleen zijn al een museum!
Wat zalig!
Schwedenklee ontwierp het eene plan na het
andere. Rijk en stralend lag de toekomst voor
hem.
En daarna zou hij haar Parijs laten zien: weme
lende stad, altijd op de been, zonder slaap, bevend
van rumoer, weergalmend van vreugde, zwemmend
in licht.
En daarna
Opgewonden liep Schwedenklee heen en weer,
van de groote sterrebeelden naar Ellen met de
glanzende oogen en heete wangen, aldoor heen en
weer.
Ook op een groote boot was ze nog nooit ge
weest: snorrend en stampend dag en nacht, snij
dend door 'het koele schuimende water, overvuld
van luxe en comfoort. Zee, wolken onbeschrijf
lijk heerlijk! Neen, ze had immers nog niets, nog
heelemaal niets gezien hoe gelukkig voor hem!
Zoo zouden ze varen, dag-in, dag-uit. Indië!
Japan!
Japan? riep Ellen en sloeg haar kleine han
den in elkaar.
Ja, Japan. Ik zelf ben er ook nog niet ge
weest, maar het moet één groot wonder zijn. Je 1
rijdt er in kleine wagentjes, door bruine, stevige I
knapen getrokken de theehuizen, de tempels
en de heele bevolking in kimono's en op hooge
steltschoenen. Er is in Japan een berg, dien je
altijd op de 'houtsneden afgebeeld ziet hoe heet
hij toch ook? Foedzjijama! Den Foedzjijama zullen
we beklimmen!
O, hoe verheugde Ellen zich er op, te reizen de
wereld te zien! Want ze had immers tot nu toe
nog niets gezien. Ze kende alleen Dresden, Ber
lijn, en ze was een keer in Potsdam geweest.
Nee maar! Schwedenklee lachte schaterend.
En weer liep Schwedenklee opgewonden heen
en weer, van de groote sterrebeelden naar Ellen,
van Ellen naar de groote sterrebeelden. Al grooter
werden zijn stappen. Zijn stem klonk plotseling
onzeker.
Ze zouden dus gaan reizen, en hij beloofde,
haar de wereld te laten zien, zoo waar hij hier
voor haar stond.
Maar, begon Schwedenklee tastend, in wel
ken vorm ik bedoel, in welke wederzijdsche
verhouding zullen we samen gaan reizen?
Ellen begreep hem niet.
Ik bedoel, in welke hoedanigheid zul je met
me reizen?
Schwedenklee bleef staan, zijn hart bonsde.
In welke hoedanigheid?
Ellen zat met open lippen. Ze kon het maar
niét begrijpen.
Ja. Van louter hulpeloosheid fronste Schwe
denklee zijn voorhoofd.... Je kunt toch niet als
mijn nicht met mij reizen, of als mijn secretaresse.
Ellen lachte luid!
Haar lach moedigde Schwedenklee weer aan. Hij
verloor iets van zijn bevangenheid.
En toch ook niet als mijn dochter, wel?
vroeg hij.
Nee! Ellen sloeg dadelijk haar oogen neer.
Moedig greep Schwedenklee haar beide handen.
Hij probeerde zijn stem een vroolijken onschuldi-
gen klank te geven, toen hij voortging:
Dan blijft er maar één ding over, Ellen
Groot en doorzichtig tot in de diepste diepten
waren Ellen's oogen op hem gericht. Ze bloosde,
een teeder rood waas trok bliksemsnel over ge
zicht en nek. Ja, nu had ze begrepen. Haar armen
begonnen zachtjes te beven. Ze trok haar handen
tegen haar lichaam, schoof den stoel ver achteruit
en stond op.
Spreek niet! riep ze uit en hield haar ooren
dicht, toen ze zag, dat Schwedenklee op het punt
stond verder te spreken. Ze schudde haastig het
hoofd, in bekoorlijke verwarring.... Niet vandaag,
niet nu, vraag niet stamelde ze hoe zou ik
vandaag antwoord kunnen geven? Spreek niet
morgen.
Goed, dan morgen. Ik wilde je niet doen
schrikken, Ellen. Goeiennacht.
DAM RUBRIEK.
Alles betreffende deze rubriek te adresseeren
aan den damredacteur van ons blad, den heer
Herm. de Jongh, Valeriusstraat 64huis, Amsterdam,
Zwart: 16 schijven op 3, 6 tm. 19 en 23
Wit: 16 schijven op 26, 28, 31, 32, 34 t/m. 36,
38 t/m. 45 en 48.
Deze stand is uit eene te Amsterdam gespeelde
partij tusschen de heeren
H. J. Lize (Wit). J. H. Vos (Zwart).
Wit's laatste zet is 3328, waarvan zwart profi
teert door als volgt een schijf te nemen:
23—39
18 29
2. 39—33
3 39—33
3934 gaat niet, dan Zwart 15 20, 1721 enz.
3. 14 20
4 33 :24 20—29
5. 41—37
Wit kan het verlies van 'n schijf niet voorkomen
5. 29—34
6. 40 29 17—21
7 26 17 11 24
Zwart won hierna de partij.
SGHAAKRUBRIEK,
Oplossingen, enz. te zenden aan den Schaak
redacteur van dit blad, Bloemendaalscheweg 42,
Bloemendaal.
Probleem No. 61.
H. W. v. D o r t, Schoten.
Mat in twee zetten.
Stand der stukken:
Wit: Ke8, De2, Tc4, Td6, Lg5, Pa5, Pe6, b6,
g4, g6.
Zwart: Ke5, Dhl, Tb4, Le4, Lf8, d3.
Deze „eerste publicatie" werd ons welwillend af
gestaan door den heer H. W. v. Dort, voorzitter
van de Bloemendaalsche Schaakclub.
Oplossing Probleem No. 60.
Dr. A, G. O 11 a n d.
Stand der stukken:
Wit: Kei, Ta7, Lc6, Pe6.
Zwart: Ke3, a5, e4.
1. Lc6a4, enz.
Goed opgelost door: P. J. W. Becker en H. de
Ruijter, beiden te Santpoort; H. W. v. Dort, te
Schoten.
Correspondentie.
Schoten, H. W. v. D. Uw hartelijke belangstel
ling voor onze rubriek heeft ons bijzonder getrof
fen.
NAGEKOMEN BERICHTEN.
BLOEMENDAAL.
Verandering. In de advertentie van den heer
Schilling;, pag. 4 eerste blad, staat de garage
aangeduid met de naam „Modern", dit moet zijn:
Terug te bekomen bij: D. Luitingh, Wilgenstraat
19 Schoten, een nummerplaat van auto G. 12458;
P, Biersteker, Rijksstraatweg 28 Santpoort, een
boor; Hofstede, Molijnstraat 23 Haarlem, een gou
den broche; M. Mossel, Prov. Ziekenhuis nabij
Santpoort, een knipmes; Snuverink, Kinheimweg
19 Bloemendaal, een schooletui; W. Voerman, Kin
heimweg 41 Bloemendaal, een ''tramabonnement
N Z.H.T.M.; Panhuizen, Kleverlaan 73 Bloemen
daal, een schoolpasser; Ouwehand, Noorder Sta
tionsweg 4 Bloemendaal, een rijwielbelasting-
plaatje; Cornelissen, Bloemendaalscheweg 18 Bloe
mendaal, een duif; van Ooijen, Lage Duin en Daal-
scheweg 9a Bloemendaal, een zakmes; van Ros
som, Gasthuissingel 12 Haarlem, een rozenkrans en
een vermoedelijk gouden broche; C. Seders, Zand-
voorterlaan 205 Zandvoort, een zwarte tasch met
inhoud; J. de Tello, van Zeggelenstraat 28 Haar
lem, een portemottnaie met eenig geld; aan het
bureau van politie te Overveen, twee ceintuurs,
een dameshandschoen.
Komen aanloopen; Station Bloemendaal, een
zwart hondje; Smit, Alb. Thijmlaan 8 Bloemendaal,
een klein bruin hondje; Oudes, Koeduinweg 2a
Aerdenhout, een jachthond.
BEVALLEN: A. M. Huijbens—Beke, z.; J.
StoeltjeZwertbroek, z.; E. M. van Riessen
Duijs, z.; A. M. K. KrabbeSlansky, z.; A. A. J.
M. WildeDriebeek, levenl. z.
ONDERTROUWD. F. J. Koelemij en M. F. de
Droog. A. F. Meijer en H. Pleijte.
GETROUWD. A. J. Westerman Holstijn en C.
H Vissering. H. R. J. van IJsselsteijn en C. W.
Breitenstein. C. J. A. Freriks en A. M. van
Leeuwen.
OVERLEDEN: J. G. H. Koelen, 22 j.
Zondag 19 October.
NED. HERV. GEMEENTE, voormidd. 10 uur,
Ds. J. C. van Dijk.
n.m. 5 uur Ds. J. C. van Dijk.
JONGELIEDENSAMENKOMST in gebouw
„Maranatha" des voormiddags 10 uur,
Ds. J. W. C. Vunderink, Haarlem.
NED. PROTESTANTEN BOND, gebouw der
Bl'daalsche Schoolvereen. voorm. 10.30 uur,
Prof. Dr. G. J. Heering, Leiden.
GEREFORMEERDE KERK, voormidd. 10 uur,
Ds. Joh. C. Brussaard.
n.m. 5 uur dezelfde.
LOCAAL OPENBARE SCHOOL, voorm. 10 uur,
de heer K, Koopman.
Woensdag 22 Oct. '24, 's av. 8 uur de heer K.
Koopman, Bijbellezing.
„RELIGIEUZE KRING" AerdenhoutBentveld.
Vereenigingslocaal Eikenlaan 5, v.m. 10.30 u.
Ds. J. Binnerts, Doopsgez. Pred. te Haarlem.
NED. HERV. GEMEENTE, voormidd. 10 uur,
Prof, Dr. G. A. van den Bergh van Eysinga.
Het pad gevonden! Jes. 30 2021.
EVANGELISATIE des voormiddags 10 uur,
Geen opgaaf ontvangen.
GEREFORMEERDE KERK, in het gebouw
„Bethel", Wüstelaan, v.m. 9.45 uur,
Ds. B. v. Schelven, bediening v. h. Heilig
Avondmaal.
n.m. 5.30 uur dezelfde. Bediening v. h. Heilig
Avondmaal en dankzegging.
Woensdagavond 8 uur Bijbelbespreking, voor
ganger de heer E. L. Smelik, theo'l. cand.
Een brief van „Oom Jan".
We hebben een verrassende mededeeling voor
de kinderen!
Daar we den laatsten tijd alleen slechts enkele
verhalen in de kinderrubriek plaatsten, o.a. „Peter
de Walvischvaarder" en kleinere verhalen, kunnen
we thans aan de kinderen mededeelen dat we ook
een „Kindervriend" als medewerker hebben gekre
gen, die de belangen der kinderen in ons blad wil
bespreken, We vragen jelui vriendelijk om deze
rubriek met aandacht te lezen, voornamelijk den
brief, welke dezen Kindervriend, die zich Oom
Jan noemt, geschreven heeft.
Hier volgt het schrijven:
Beste neefjes en nichtjes!
Ja, dat klinkt vreemd hè, maar ik wil eens met
jelui praten, dus even opgelet!
Ik wil dan, in dit blad, met jelui een apart
hoekje hebben om samen te babbelen, over alle
mogelijke kleine dingetjes, geen verhaaltjes of
raadseltjes, maar zoo'n klein hoekje waar jelui me
van alles moogt vragen en vertellen als jelui eens
een leuk dagje hebt gehad, of een verjaardag waar
je veel gekregen hebt, ook vieren we binnenkort
weer Sint-Nicolaas en Kerstmis, dan hebben jelui
ook wel wat te vragen en te vertellen, of jelui plei-
zier hebt gehad, enz. Ook moeten jelui eens naar
je vriendjes of vriendinnetjes gaan die dit blad nog
niet lezen, maar wel eens kennis willen maken en
wat vragen aan jelui oom, hoe meer neefjes en
nichtjes, hoe aardiger en leuker dit hoekje worden
kan, mocht je groote broer of zus soms iets te vra
gen hebben, mogen ze dat ook wel eens doen, maar
denk er om mijn neefjes en nichtjes mogen niet
ouder zijn dan 8 of 9 jaar, wel jonger.
Nu nog 't aardigste, ieder neefje en nichtje, da!
mij wat vraagt of verteld moet een schuilnaampje
hebben, als jelui mij de eerste keer iets vraagt
moet je je eigen naam en adres opgeven, maar denk
er om dat je je gekozen schuilnaampje tusschen
haakjes er achter zet, is er nu een neefje of
nichtje die twee bijnaampjes weet, dan schrijft men
ze beiden op en oom zal dan wel zeggen welk
naampje 't aardigst is, dus neefjes en nichtjes vra
gen jelui nu maar erg veel.
O ja, ik zou haast iets vergeten, mijnheer Eike
lenboom, Oosterstraat 27, Schoten, is zoo aardig
geweest om te zeggen tegen mij: laten je neefjes
en nichtjes hun brieven maar bij mij brengen mei
als opschrift „Voor Oom Jan", dus jullie weten nu
waar je de brief naar toe moet sturen.
'Dag neefjes en nichtjes, ga maar lustig aan den
gang en je vragen zullen beantwoord worden door:
OOM JAN.
Steeds voorzichtig.
„Zie zoo .kinderen, gaan jullie nu samen naar
't park wandelen en dan weer terug. Zul je goed
op je broertje passen, Wim?"
„Ja zeker moeder, maar luistert u eens. Als
Henk onderweg onder een auto komt, of zijn been
breekt of zoo iets, moet ik dan eerst naar 't park
wandelen en dan terug gaan, of moet ik het u
dadelijk komen vertellen?"
t» 7 rr i rvr, "iftgrm&feaKg
Voor een half jaar
oooooooooooooooooooooooooooooooooooo
Wee den mensch, die ge«
om goed te spreken en geer
te zwijgen.
Oooooocoooooooooooooooooooooooooooooi
LENT
Wat is Uw hemel hoe
Waarlangs de
In wonder kleurenspel
En bont vertooi
Ik volg met stil ontza;
Onpeilbaar ver
Wat is Uw hemel hoo
Wat is hij schoi
Wat is Uw schepping
In Lente's bruid
Wat is bekoorlijk biat
Uw bloesemprai
Die nog tot dieper bl
Den klaren hem
Nu Qii den vollen blo
Tot uiting bracl
Wat dringt Uw liefdel
Ver in een men;
Wat stemt Uw wonde
Tot diepen dan!
Als straks de winterw
Met scherpen gi
Houd ik in hartediep
Mijn zonnesprar
(Overgenomen uit „De Dag'
(Nadruk verl
Toevallig viel dezer d;
een spreuk, die men to
beroemd middeleeuwer. 1
hebben, dat niemand va
zijn die van zichzelf ka
Het betreft hier natu
dachte aan lichamelijk
waarin de ééne mensch
zooals hij koeien en paa
had, is voorbij. Maar oi
fing van de slavernij i
knechtschap blijven bes
gevallen is deze met stc
lijkheid gepaard geblevei
altijd talloos veel mensci
ander zijn.
Het volk drukt deze
door te zeggen: wiens
diens woord men spreekt
in vele opzichten waar. IV
wij deze economische
voor een oogenblik verg
aan allerlei andere vorme
slavernij. Maak alle rr
vrijverschaf hun de 1
van bestaan, snijd alle 1
zij aan patroons en opzie
voeders, echtgenooten
tegelijk door, en nog zul
tien aldus ontvoogden lev
ander" blijven.
Het zal hun gaan als
gij de vrijheid geeft. De
uw hond gaat de straat
deur, maar een erbarme
digt u spoedig aan, dal
beest van zijn vrijheid
Kwispelstaartend betuigt
ig hij het vindt, „van ee
De middeleeuwen, aar
spreuk voor vandaag on1
voorbehoud, wanneer hij
afhankelijkheid beperkt t
die van zichzelf kunnen z
vrÜ'heid wei-
een kind hoort een voogc
maar zoodra het kind zie
en op eigen beenen kan
memands onderdaan meer
Alle nadruk in de aan
valt op het woord „kan",
kwestie van vermogen
Kan ieder van zichzelf zi
Van zichzelf zijn beteekei
eigen beheer hebben, het
over het gansche gebied
persoonlijkheid. Niemand
zich erkennen; geenerlei j
ten aanvaardenzijn eigen
zijn eigen fortuin smeder
kelijk van de goed- of t
genooten, eiken raad en e
toetsend aan eigen verst;
als hoogsten toetssteen, in
als een soeverein vorst, a)
heerscher. Wie tot een
regeering het vermogen b
mands slaaf.