tweede blad
Plaatselijk Nieuws.
„Bfoemendaalsch Weekblad"
ZATERDAG 8 NOVEMBER 1924
BLOEMENDAAL.
SANTPOORT.
SPAARNDAM.
VAN HIER EN DAAR.
INGEZONDEN.
Deze leekening geeft een volledig overzicht van de bebouwing der terreinen in den omtrek van
„Stoops Bad" en „Kennemer Lyceum".
Kennemer Lyceum en de
verdere bebouwingsplannen.
De Frontgevel van het „Kennemer Lyceum" (Nieuw gebouw).
ALLERLEI.
No. 45.
Verkeersslachtoffers. We hebben verkeers
slachtoffers te boeken zoowel van menschen als
van boomen. De heer Hiemstra overkwam een zeer
ernstig ongeluk. Een groote groep boomen zijn ten
doode geteekend, terwijl in de Stads-Editie van
de „O. H. Crt." een reusachtige iep zich heeft be
klaagd. Hij heeft n.l. een der verslaggevers het vol
gende van zich laten vertellen:
Hoe lang hij daar gestaan heeft, ik kan 't niet
zeggen. En wie hem geplant heeft, ligt eveneens
voor mij in 't duister. Mogelijk is hij opgeschoten
uit een onaanzienlijk iepenzaadje. Maar dat hij
daar lang gestaan heeft, als een hoeksteen, daar,
v/aar de Mollaan op den Bloemendaalscheweg uit
mondt, is zeker, hoewel we van zijn ouderdom ons
geen overdreven voorstellingen moeten maken.
Want iepen groeien snel. Maar ook Bloemeniaal
groeide snel. Hij zag de eene groote villa naast de
andere verrijzen. Hij zag de drukte langs den weg
van jaar tot jaar grooter worden. Hij zag ook het
verkeer zich wijzigen. De deftige equipages met
vurige paarden bespannen zag hij gaandeweg ver
dwijnen, om vervangen te worden door geheim
zinnig voortbewogen voertuigen, die, eerst nog ram
melend en schokkend, zich meer en meer perfec-
tionneerden en werden tot de thans voorbijschie
tende wegmonsters, die men auto's noemt.
Menigmaal zal hij tot in zijn binnenste houtlagen
gesidderd hebben, als hij, van af zijn door hekwerk
beveiligde staanplaats, de monsters zag aansnel
len, als twee vijandelijke legers, gereed om elkaar
te vernietigen, 't een van den Bloemendaalscheweg
het andere van de Mollaan komende. Maar bijna
altijd ging het goed. Soms echter hadden erin het
felle voorbijschieten, botsingen plaats. Zag hij in
de afgeloopen week niet nog zoo'n demon het
voetpad opschuiven en een telefoonpaal en hek
werk bezwijken onder den vernietigenden storm
loop? Hij achtte zich zelf echter sterk genoeg, om
aan een dergelijke rameiïng het hoofd te bieden.
Hoogstens kon hem een ontvelling aangedaan wor
den en bewust van zijn robustheid zal hij wel
licht verlangd hebben naar een dergelijke kracht
meting, overtuigd zijnde, dat zijn aanvaller 'n sma
delijke verplettering te wachten stond.
Neen, voor een aanval, waarbij het gaat om
kracht, van geweld tegen geweld, behoefde hij
niet bevreesd te zijn. Zelfs stormen en orkanen
had hij fier het hoofd geboden en hij had ge-
triompheerd.
Maar daar kwam een menschje, een nietig
menschje. Een glimmend stuk staal aan houten
steel was in zijn handen En een vo >r een wer
den zijn machtige wortels doorgeknauwd, met elk
op zich zelf onschuldige knauwtjes. Maar evenals
de gestadige drup, die den steen uitholt, vrat 't
koude staal steeds verder in zijn lichaam. Hij, de
machtige sterke, was machteloos overgeleverd aan
den nietigen aardworm, evenals de onwrichtbare
rots machteloos overgeleverd is aan den steen
houwer die met hamer en beitel hel eene stuk na
het andere doet verdwijnen.
Om kort te zijn aan deze schoone woordenrijgerij
een eind te maken, de iep op den hoek bij de
Mollaan is gevallen, om gelegenheid te geven tot
afronding. Nu er afgerond is en de iep den weg
van alle iepen is gegaan, nu enfin, telt het ver
keer een slachtoffer meer.
Ernstig ongeluk. Onze commissaris van politie,
de heer A. Hiemstra zou Dinsdagmiddag om 2 uur
per motor vanaf zijn woning naar Vogelenzang gaan
en is daarbij het slachtoffer geworden van het
verkeer.
Juist op den hoek van den Busken Huetlaan,
toen de heer H. de bocht nam, kwam er een auto
uit de richting Overveen en raakte een der wielen
van den motor waardoor de heer 'H. op het trot
toir werd geworpen.
!Hoe dit ongeluk heeft kunnen plaats hebben is
ons niet duidelijk, daar volgens ooggetuigen beiden
zoowel de auto als de motor met een kalm gangetje
zich voortbewogen.
Waarschijnlijk heeft de automobilist, de heer W.
uit Zandvoort, door naar links uit te wijken, den
heer H. gelegenheid willen geven, aan den linker
kant van den weg te passeeren. Deze echter, zich
houdende aan het voorschrift van rechts elkaar
passeeren, hield rechts aan, met dit gevolg, dat
vlak voor villa ,,Sorghvliet" de motor werd aan
gereden en de berijder op het trottoir werd ge
slingerd. In bewusteloozen toestand en uit het rech
teroor bloedende, werd de heer H. opgenomen.
Politie was spoedig ter plaatse en dr. Brongersma
werd ijlings ontboden. In den huize Sorgvliet bij
de familie Van den Bosch op de politie-draagbaar
binnengedragen, werd de patiënt daar voorloopig
geholpen en kort daarna per ziekenauto naar het
Diaconessenhuis te Haarlem vervoerd. Daar werd
de toestand van het slachtoffer als ernstig inge
zien.
't Is te begrijpen, dat de heer W., wiens auto
het ongeluk veroorzaakte, zeer onder den indruk
was van het ongeluk. Geheel ter goeder trouw zal
de heer W. naar links hebben uitgeweken, om een
ongeluk te voorkomen, niet vermoedende, dat dit
den heer H. noodlottig zou worden.
De auto van heer W. was ernstig beschadigd.
Het motorrijwiel werd totaal onbruikbaar gemaakt.
De toestand van den heer H. liet zich aanvan
kelijk zeer ernstig aanzien, doch heeft zich reeds
ten goede gekeerd. Donderdag was de toestand van
dien aard dat de patiënt reeds naar huis kon wor
den vervoerd om daar verder verpleegd te worden.
Er werd geconstateerd dat de heer H. een sche
delbreuk had bekomen, een ernstige oorverwon-
ding en eenige ontvellingen, doch dat vervoer hem
niet zou schaden.
Vrijdagavond. Heden is de toestand van den
commissaris zeer gunstig.
Jubileum A. P. v. d. Loos. Zaterdag heeft de
heer A. P. van der Loos, inspecteur der Levens-
verzekerings-Maatschappij ,,Conservatrix", zijn 25-
jarig jubileum als zoodanig herdacht.
's Middags om 2 uur werd de jubilaris met zijn
echtgenoote te Baarn per auto van den trein ge
haald en naar het hoofdkantoor gereden.
De president-commissaris, jhr. C. C. Th. Six,
hield een toespraak. Groote hulde bracht hij aan
het werk van den jubilaris, wiens beteekenis voor
,,Conservatrix" van zoo groot belang is.
De heer van der Loos moest een enveloppe in
ontvangst nemen, terwijl hem tevens door de
Directie een etui met fruitmessen werd aange
beden.
Na de directie spraken nog de heer L. Seyffardt,
actuaris en de heer C. Hoekveld als oudste ambte
naar namens den binnen- en buitendienst, en ten
slotte de heer J. J. van der Stal, namens de
agenten.
Uit aller naam ontving de heer Van der Loos
een koperen parapluie-standaard in den vorm van
een omgekeerde, geopende parapluie, een prachtig
stuk kunstsmeedwerk, benevens een stel gouden
manchetknoopen, bloemen en gebak.
Zeer onder den indruk vertolkte de jubilaris zijn
dankbaarheid voor al deze blijken van vriend
schap.
Christelijke Zangvereeniging. Alhier worden
pogingen aangewend tot wederoprichting van een
Chr. Zangvereeniging.
Een adres. Door een 50-tal bewoners van
Spaarnwoude, grenzende aan Spaarndam is een
adres gericht aan B. en W. van Haarlemmerliede
om te geraken tot instelling van een vuilnis-ophaal
dienst.
KUNST.
Tentoonstelling Kunsthandel de Bois. Als men
het expositiezaaltje van den heer de Bois bin
nentreedt, treft ons een zekere gelijkmatigheid in
dc uitvoering van de werken, die daar hangen.
't Is een groote collectie stillevens van A. van
Dingstee, die den totaal indruk geven van be
schaafd werk en een zekere voornaamheid ademen.
Die gelijkmatigheid dankt wel haar ontstaan aan
hoewel dit aan de rust wel eens afbreuk doet.
Dit komt vooral sterk tot uiting in No. 5, Stil
leven me boeken. Dit doek is van een mooie kleu-
renharmonie, waar de f'esch, boeken en pot een
fijne tint geven tegen het blauwe kleed en de
stemmige grijze achtergrond. De roode appels daar
entegen gloeien te sterk tegen het blauw.
Alsook in no. 6, De Kreeft. Hier is het rood van
dit gekookte dier te fel en stemt niet mooi met de
andere kleuren.
No. 7, De Sneeuwballen, doet aangenamer aan.
De bloemen fijn van toon in de prachtige tinnen
kan en waar de appels zeer bescheiden er niet zoo
uitspringen.
De nrs. 11, 12 en 13 voldoen ons het beste, waar
in ook dit fel gloeiend rood in weggelaten is.
Als tegenhanger zijn wel de werken van
mevrouw DaniëlsChevalier. De in forsche lijnen
geteekende dieren geven hierdoor zoo goed het
kenmerkende weer.
De olieverfstukken gemaakt in het Aquarium
geven wel de kleurenpracht en het geheimzinnige
van hetgeen daar in de diepten van de zee leeft,
zooals no. 28 ons laat zien.
No. 20, Zee-arend, is-een mooie teekening, doch
geeft niet weer het majestueuse en de kracht, die
van zoo'n beest uitgaan.
Beter is dit in no. 23, Twee Gieren, dat sluipend
roofdieracihtige van deze bewoners der onherberg
zame oorden. Het groene tintje geeft ons echter
nog eenig teeken van leven in dit landschap.
No. 27 is een zeker geestig geteekende aap. Ook
no. 26 geeft hetzelfde, waartoe deze beesten zich
uitermate Ieenen, hoewel andere karaktertrekken
mooi naar voren zijn te brengen, zooals in no. 34
Twee Apen; het wijfje zich overgevend aan de rust
en zich veilig voelend door de waakzaamheid van
het mannetje.
No. 32, Twee Harpijen, in eenige forsche lijnen
prachtig weergegeven, waardoor zelfs het donzig
wit van een der dieren niet is verwaarloosd.
Mevrouw Daniëls moet wel een groote liefde
tot de dieren gevoelen, om zoo goed hunne karak
tereigenschappen in beeld te brengen.
A. C. A. O.
Belgisch douanetarief.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken voor
Haarlem en Omstreken verzoekt ons mede te dee-
len, dat blijkens een mededeeling, welke zij ontving
van de Nederlandsche Kamer van Koophandel te
Brussel, in het nieuwe Belgische douanetarief be
langrijke wijzigingen zijn aangebracht, vergeleken
met het tarief, hetwelk op de Kamer ter inzage ligt.
Zij heeft daarom een exemplaar van het laatst-
vastgestelde tarief laten komen en adviseert be
langhebbenden daarvan wel inzage te willen
nemen.
Prof. Treub over „Nederland in de Oost".
Voor de Haarlemsche Handelsvereeniging houdt
prof. M. W. F. Treub op Dinsdag 11 November, des
avonds om 8.15 uur, in de bovenzaal van „De
Kroon", Groote Markt 9, een lezing over „Neder
land in de Oost".
Nederlandsch Schoolmuseum te Amsterdam.
In de afgeloopen maand October noteerde deze
instelling 141 bezoeken en 67 aanwinsten.
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
Mijnheer de Redacteur.
Nara aanleiding van het schrijven van mijnheer
van Kessel in Uw blad van Zaterdag 18 Oct. aan
gaande de min of meer lage uitdrukkingen en het
beschuldigen van feiten, waar ik geen schuld aan
heb, gevoel ik mij verplicht, hoewel ik in mijn
schrijven van j.l. heb gezegd, wanneer er iets tegen
geschreven werd, het niet zou worden beant
woordt, hier tegen te schrijven. Daarom, mijnheer
de redacteur, wil ik U beleefd verzoeken het on
derstaande te plaatsen, bij voorbaat mijn hartelij-
ken dank.
Nu, mijnheer van Kessel, wil ik U eerst eens
vertellen wie of die schrijver is, en dat is G. Bouw
huizen, Graaf Florislaan No. 18.
U dacht wel, dat BI. den moed niet had, zijn
vollen aam te plaatsen, maar nu u weet, wie BI,
is, nu zal u toch zeker wel van het tegendeel over
tuigd zijn?
In de eerste plaats wil uw slotwoorden een; be
handelen, de minne woorden: „Arme man, wat doe
je in de kou". Het spreekwoord is toch niet te ver
geefs, „iedere vogel zingt, naar hij gebekt is", maar
als u wil beweren, dat iemand, die wel eens in de
kou is, geen schrijver is, dan kan u mij de hand
wel geven, want ik zie u ook nog wel eens in de
kou. Voorts zegt u dat ik vecht voor negatieve leu
zen, dat het mij te doen is, een gedeelte van mijn
mede-arbeiders naar beneden te halen, doch ik kan
u wel antwoorden, dat ik daar de schuldige niet
van ben, ik wil hebben dat op die menschen het
recht toegepast wordt, wat hen toekomt. Dat, dat
recht nu toevalligerwijze in hun nadeel is, dat kan
ik niet helpen. Daar heb ik toch niet in gewerkt,
die menschen hun tijd was met Aug. j.l. om, ergo,
die menschen stonden met Aug. gelijk met de
werkloozen.
Voorts zegt u in uw schrijven, „hij blijft volhou
den, dat het jalouzie is" (let wel, mijnheer van
Kessel, dat heb ik in mijn schrijven toch niet ont
kent) zeker, doch evengoed blijf ik volhouden, als
dat er van de vaste arbeiders ook jalouzie bij is.
Verder zegt u in uw schrijven, dat deze menschen
4. 5, 7 en zelfs 9 jaar in los-vasten dienst waren.
Nu, daar heeft u gelijk in, maar waar blijven
nu de menschen waar ik in mijn schrijven over ge
sproken heb, die direct het slachtoffer werden
van de Werkloozen-Commissie, die toen al 3 jaar
dienst hadden, en nu 2 jaar erbij, zoolang Je Werk
loozen-Commissie ageert, is tezamen 5 jaar, dus die
De Redactie van „Haarlem's Dagblad" was zoo
welwillend 'n paar cliché's in bruikleen aan ons af
te staan, zoodat wij deze thans ook onze lezers
kunnen aanbieden, dat wil dan zeggen een afdruk
van bedoelde cliché's.
Nu het Kennemer Lyceum, waarover reeds en
kele mededeelingen zijn gedaan, zijn voltooiing
begint te naderen, is het niet ondienstig om de
plaats en omgeving van dit bouwwerk aan een
nadere beschouwing te onderwerpen.
In de allereerste plaats treft den beschouwer
ter plaatse de aanblik van Stoop's Bad, hetwelk in
1922 werd voltooid en dat zooals bekend een
stichting is van den heer Adriaan Stoop, die niet
alleen voor de bewoners van Bloemendaal, doch
voor de geheele gemeenschap zich zoozeer ver
dienstelijk heeft gemaakt.
Eduard Cuypers was de architect, onder wiens
leiding dit bouwwerk tot stand kwam.
Vervolgens kwam aan de beurt, spoediger dan
iemand gedacht had,, den bouw van het Kennemer
Lyceum.
Zooals meerderen bekend, is het plan tot de
stichting van het nieuwe gebouw van de Vereeni-
ging „Kennemer Lyceum" grootelijks bespoedigd
door een gift van denzelfden weldoener A. Stoop,
n.l. door de schenking van het terrein grenzende
aan Jat van „Stoop's Bad", thans gescheiden door
de nieuwe Prins Frederiklaan eenerzijds en ander
zijds begrensd door de nieuwe Prins Mauritslaan.
Eduard Cuypers is er met energieke hulp van
de N.V. A. M. D. P. Joustra's Aannemersbedrijf
en Handelmaatschappij te Haarlem, in geslaagd
binnen korten tijd de tweede schakel als een nieu
we aanwinst voor deze omgeving tot stand te
brengen en heeft daardoor getracht zijn ideaal, n.l,
de stichting van een wijk of gebouwengroep,
waarin naar een zekeren eenvoud in architec
tonische lijnen en materialen gestreefd was, te be
reiken.
Ook is men reeds lang bezig aan den bouw van
een zestal woningen, zoodat dit de derde schakel
kan worden genoemd.
De keuze der plaats van deze woningen welke
tot een grootsch blok zijn samengevoegd, is onge
twijfeld een uiterst gelukkige, n.l. aan den ingang
van een belangrijk stratencomplex in de onmiddel
lijke nabijheid van twee monumentale gebouwen.
Dat deze woningen hier een plaats vonden, is.
eveneens te danken aan het initiatief van den
architect, die den bouwer, de bekende aanne
mer F. Broersma te Haarlem hiertoe heeft aan
gespoord, met het reeds vermelde resultaat.
Dat voorts een poging om ook de eigenaren van
het achter het Kennemer Lyceum, deszelfs fraai
sportterrein, en Stoop's Bad gelegen terreinen in
de bebouwingsplannen te betrekken nog geen tast
bare resultaten heeft opgeleverd, is waarschijnlijk
te wijten aan de tijdsomstandigheden en ook aan
het feit, dat met de vaststelling van het noodige
stratenplan door verschillende omstandigheden niet
die voortvarendheid is betracht, welke van een ge
meente als Bloemendaal te verwachten was. Reeds
in 1919 ontwierp de architect Ed. Cuypers in over
leg met de N.V. Binn. Expl. Mij. plannen, strekken
de tot bebouwing van een groot gedeelte der
Julianalaan; voorts kan een gedeeltelijk overleg
tusschen Kleverlaan, Bloemendaalscheweg en Ju-
Iianaweg voor dit gedeelte binnenkort goede re
sultaten opleveren.
menschen hadden nu ook 5 dienstjaren gehad, maar
over deze menschen spreekt u niet, of moeten deze
menschen ook bij de seizoenarbeiders, zooals u dit
uitspreekt, gerekend worden?
Vervolgens zegt u, dat ik u voor de voeten
werp, dat u in andere tijden anders over.de dingen
heeft gedacht. Mijnheer v. K„ ik heb toch in mijn
schrijven niet gezegd, dat u niet strijdvaardig was,
vcor een degelijk en menschwaardig bestaan, ik
heb alleen gevraagd, als u nog in uw vorige positie
was, en bedoel hiermee, dat wanneer u nog werk
nemer was, door tusschenkomst van de Werkloo
zen-Commissie, of hij er dan genoegen mee zou
nemen, ik geloof toch wel van niet.
Daarna zegt u, dat de heeren Otto en Blanke
voort er niet vreemd in zijn, aangaande hef loon
van 26 gld„ doch u zal mij toch toe moeten geven,
dal zij reeds 26 gld. hadden, vóór die heeren in den
Raad kwamen. U gaat in uw schrijven voort en
zegt, dat voor alle werkzaamheden posten zijn uit
getrokken, die bij de begrooting zijn goedgekeurd.
Ja, dat weet ik wel, maar is het dan gewenscht
mijnheer van K„ dat het geld wat voor allerhande
posten is uitgetrokken, maar opgemaakt moet wor
den? Of hoort zooiets bij de bezuiniging thuis?
Ook zegt u, dat ik den naam van werkman niet
waardig ben, omdat ik hier den strijd moest aan
vaarden voor het an'dere deel der arbeiders, van
wie het inkomen niet zoo is, dat zij hun huis
gezin ervan kunnen onderhouden. Nu, mijnheer
van K., zouden er nog wel veel zoo in Bloemendaal
zijn, die er altijd zoo voorgesprongen zijn als ik, ik
vrees er voor, Hoe dikwijls ben ik niet voor de
Werkloozen-Commissie geweest, weieens in 't be
lang van mijzelf, maar toch ook wel eens met argu
menten en of grieven, die heelemaal buiten mij
om gingen.
Zoo ben ik dan in dit voorjaar nog al eens een
keer voor de Werkloozen-Commissie geweest,
omdat het werk door de Werkloozen-Commissie,
waar ik natuurlijk buiten stond, omdat ik geen kin
deren heb, onrechtvaardig werd verdeeld. De
Werkloozen-Commissie zou het in overweging ne
men, maar er is nooit eenig resultaat bereikt, het
geen te betreuren is.
Nu durft u, mijnheer van K., mij voor de voeten
te werpen, dat het beter was, dat ik den strijd
aanvaardde om het voor die menschen beter te
maken, doch 'dat heb ik wel terdege gedaan, en
dat doe ik nog. Ik kan nog wel meer dingen aan
halen, zooals indertijd het loon van het water
leidingbedrijf, waar ik ten slotte zelf nog het
slachtoffer van geworden ben, dat weet u nog wel,
als u het zich nog maar eens goed herinnert, hoe
'het is gegaan, kortom, als ik alles schrijven wilde,
kon Bloemend. Weekblad wel twee weken achter
elkaar zijn ruimte voor mij disponibel stellen.
Daarom maak ik nu aan mijn schrijven een einde.
Nogmaals mijnheer de Redacteur dankend voor de
plaatsing.
G. BOUWHUIZEN,
Graaf Florislaan No. 18, Vogelenzang.
Uit tijden. Het is nog vroeg in den morgen.
De torenklok heeft zich juist doen hooren, zes
siagen. Daar het achter in de Decembermaand is,
is het verklaarbaar, dat het nog donker is. Uitge
storven zijn de straten van het toch reeds zoo
stille dorpje.
Langzaam, voorzichtig, stapvoets komt een rijtuig
aanrollen. Het vervolgt zijnen weg, tot het komt
op een pleintje, daar keert het en gaat den zelfden
weg terug, waarlangs het gekomen is. Blijkbaar
waren de straten te nauw voor het vrij groote
rijtuig om te keeren. Al spoedig houdt het rijtuig
stil voor een fraai heerenhuis. De twee lantaarns,
waarvan het rijtuig is voorzien, werpen een helder
licht uit, dat is zeer goed, bij de heerschende duis
ternis. Bovendien zijn ze een baken voor even-
tueele voorbijgangers. De koetsier is van den bok
gestegen, beklimt de stoep van het heerenhuis en
doet de bel overgaan. Na vrij lang wachten doet
zich binnenshuis een sloffenden tred hooren, die
langzaam nadert. Een oude vrouw opent tenslotte
de deur, werpt een blik naar buiten en zegt het
rijtuig reeds gehoord te hebben.
Ze verwijdert zich, terwijl ze te kennen geeft,
dat ze mevrouw zal zeggen, idat het rijtuig er is.
De koetsier begeeft zich weder naar het rijtuig en
klimt op den bok. Rustig, vrij droomerig zit hij
daar, blijkbaar aan lang wachten gewend. Van het
paard kan men hetzelfde zeggen, met dit verschil
dat het niet zit maar staat.
Na zoo ongeveer een kwartier treden twee
dames en een jongetje van misschien een jaar of
tien uit het huis, gaan de stoep af en begeven zich
naar het rijtuig. De oude dienstbode staat aan de
geopende deur.
De koetsier is van den bok gestegen en opent
het portier, de drie personen stijgen in, de koetsier
sluit het portier weder, klimt op den bok en zeer
voorzichtig, langzaam, zet het rijtuig zich in bewe
ging. Die voorzichtigheid is trouwens geboden bij
de heerschende duisternis.
De jongste der twee dames, blijkbaar de dochter
van de oude, verkeert wel eenigszins in angst ten
gevolge van die duisternis, verheugt zich, dat de
koetsier voorzichtig is, behoedzaam rijdt. Het
jongetje echter is minder tevreden met dien lang-
zamen gang. Hij zou de zweep willen grijpen en
die lang niet zacht doen neerkomen op den rug
van het paard. Het zou de zweep willen doen
knallen. De oude dame glimlacht, vindt het maar
goed dat het ventje niet op den bok zit, wat trou
wens ook met het oog op het gure weer verre van
wenschelijk zou zijn volgens haar.
„Je moet altijd voor dag en dauw op, als je met
anderen tegelijk op den trein wilt zitten," zegt de
oude dame tegen hare dochter. De aangesprokene
beaamt de opmerking. Ze heeft die verzuchting
vaker gehoord ook uit den mond van haren vader.
Na eenigen tijd van stilzwijgen zucht ze: „Mijne
geboorteplaats is een oord, waar men ingemetseld
zit."
De oude dame is het volkomen met haar eens.
Het is een stevige rit, die men voor den boeg
heeft, drie uur rijden in flinken draf, maar zoo
langzaam als het nu gaat, doet men er wel vier
uur over.
Men heeft reeds vrij lang gereden, de koetsier
doet het rijtuig stilhouden voor een herberg. Een
man komt naar buiten. De koetsier geeft te ken
nen, dat hij het paard wil laten drinken. De man