tweede blad Plaatselijk Nieuws. „Bfoemendaalsch Weekblad" ZATERDAG 8 NOVEMBER 1924 BLOEMENDAAL. SANTPOORT. SPAARNDAM. VAN HIER EN DAAR. INGEZONDEN. Deze leekening geeft een volledig overzicht van de bebouwing der terreinen in den omtrek van „Stoops Bad" en „Kennemer Lyceum". Kennemer Lyceum en de verdere bebouwingsplannen. De Frontgevel van het „Kennemer Lyceum" (Nieuw gebouw). ALLERLEI. No. 45. Verkeersslachtoffers. We hebben verkeers slachtoffers te boeken zoowel van menschen als van boomen. De heer Hiemstra overkwam een zeer ernstig ongeluk. Een groote groep boomen zijn ten doode geteekend, terwijl in de Stads-Editie van de „O. H. Crt." een reusachtige iep zich heeft be klaagd. Hij heeft n.l. een der verslaggevers het vol gende van zich laten vertellen: Hoe lang hij daar gestaan heeft, ik kan 't niet zeggen. En wie hem geplant heeft, ligt eveneens voor mij in 't duister. Mogelijk is hij opgeschoten uit een onaanzienlijk iepenzaadje. Maar dat hij daar lang gestaan heeft, als een hoeksteen, daar, v/aar de Mollaan op den Bloemendaalscheweg uit mondt, is zeker, hoewel we van zijn ouderdom ons geen overdreven voorstellingen moeten maken. Want iepen groeien snel. Maar ook Bloemeniaal groeide snel. Hij zag de eene groote villa naast de andere verrijzen. Hij zag de drukte langs den weg van jaar tot jaar grooter worden. Hij zag ook het verkeer zich wijzigen. De deftige equipages met vurige paarden bespannen zag hij gaandeweg ver dwijnen, om vervangen te worden door geheim zinnig voortbewogen voertuigen, die, eerst nog ram melend en schokkend, zich meer en meer perfec- tionneerden en werden tot de thans voorbijschie tende wegmonsters, die men auto's noemt. Menigmaal zal hij tot in zijn binnenste houtlagen gesidderd hebben, als hij, van af zijn door hekwerk beveiligde staanplaats, de monsters zag aansnel len, als twee vijandelijke legers, gereed om elkaar te vernietigen, 't een van den Bloemendaalscheweg het andere van de Mollaan komende. Maar bijna altijd ging het goed. Soms echter hadden erin het felle voorbijschieten, botsingen plaats. Zag hij in de afgeloopen week niet nog zoo'n demon het voetpad opschuiven en een telefoonpaal en hek werk bezwijken onder den vernietigenden storm loop? Hij achtte zich zelf echter sterk genoeg, om aan een dergelijke rameiïng het hoofd te bieden. Hoogstens kon hem een ontvelling aangedaan wor den en bewust van zijn robustheid zal hij wel licht verlangd hebben naar een dergelijke kracht meting, overtuigd zijnde, dat zijn aanvaller 'n sma delijke verplettering te wachten stond. Neen, voor een aanval, waarbij het gaat om kracht, van geweld tegen geweld, behoefde hij niet bevreesd te zijn. Zelfs stormen en orkanen had hij fier het hoofd geboden en hij had ge- triompheerd. Maar daar kwam een menschje, een nietig menschje. Een glimmend stuk staal aan houten steel was in zijn handen En een vo >r een wer den zijn machtige wortels doorgeknauwd, met elk op zich zelf onschuldige knauwtjes. Maar evenals de gestadige drup, die den steen uitholt, vrat 't koude staal steeds verder in zijn lichaam. Hij, de machtige sterke, was machteloos overgeleverd aan den nietigen aardworm, evenals de onwrichtbare rots machteloos overgeleverd is aan den steen houwer die met hamer en beitel hel eene stuk na het andere doet verdwijnen. Om kort te zijn aan deze schoone woordenrijgerij een eind te maken, de iep op den hoek bij de Mollaan is gevallen, om gelegenheid te geven tot afronding. Nu er afgerond is en de iep den weg van alle iepen is gegaan, nu enfin, telt het ver keer een slachtoffer meer. Ernstig ongeluk. Onze commissaris van politie, de heer A. Hiemstra zou Dinsdagmiddag om 2 uur per motor vanaf zijn woning naar Vogelenzang gaan en is daarbij het slachtoffer geworden van het verkeer. Juist op den hoek van den Busken Huetlaan, toen de heer H. de bocht nam, kwam er een auto uit de richting Overveen en raakte een der wielen van den motor waardoor de heer 'H. op het trot toir werd geworpen. !Hoe dit ongeluk heeft kunnen plaats hebben is ons niet duidelijk, daar volgens ooggetuigen beiden zoowel de auto als de motor met een kalm gangetje zich voortbewogen. Waarschijnlijk heeft de automobilist, de heer W. uit Zandvoort, door naar links uit te wijken, den heer H. gelegenheid willen geven, aan den linker kant van den weg te passeeren. Deze echter, zich houdende aan het voorschrift van rechts elkaar passeeren, hield rechts aan, met dit gevolg, dat vlak voor villa ,,Sorghvliet" de motor werd aan gereden en de berijder op het trottoir werd ge slingerd. In bewusteloozen toestand en uit het rech teroor bloedende, werd de heer H. opgenomen. Politie was spoedig ter plaatse en dr. Brongersma werd ijlings ontboden. In den huize Sorgvliet bij de familie Van den Bosch op de politie-draagbaar binnengedragen, werd de patiënt daar voorloopig geholpen en kort daarna per ziekenauto naar het Diaconessenhuis te Haarlem vervoerd. Daar werd de toestand van het slachtoffer als ernstig inge zien. 't Is te begrijpen, dat de heer W., wiens auto het ongeluk veroorzaakte, zeer onder den indruk was van het ongeluk. Geheel ter goeder trouw zal de heer W. naar links hebben uitgeweken, om een ongeluk te voorkomen, niet vermoedende, dat dit den heer H. noodlottig zou worden. De auto van heer W. was ernstig beschadigd. Het motorrijwiel werd totaal onbruikbaar gemaakt. De toestand van den heer H. liet zich aanvan kelijk zeer ernstig aanzien, doch heeft zich reeds ten goede gekeerd. Donderdag was de toestand van dien aard dat de patiënt reeds naar huis kon wor den vervoerd om daar verder verpleegd te worden. Er werd geconstateerd dat de heer H. een sche delbreuk had bekomen, een ernstige oorverwon- ding en eenige ontvellingen, doch dat vervoer hem niet zou schaden. Vrijdagavond. Heden is de toestand van den commissaris zeer gunstig. Jubileum A. P. v. d. Loos. Zaterdag heeft de heer A. P. van der Loos, inspecteur der Levens- verzekerings-Maatschappij ,,Conservatrix", zijn 25- jarig jubileum als zoodanig herdacht. 's Middags om 2 uur werd de jubilaris met zijn echtgenoote te Baarn per auto van den trein ge haald en naar het hoofdkantoor gereden. De president-commissaris, jhr. C. C. Th. Six, hield een toespraak. Groote hulde bracht hij aan het werk van den jubilaris, wiens beteekenis voor ,,Conservatrix" van zoo groot belang is. De heer van der Loos moest een enveloppe in ontvangst nemen, terwijl hem tevens door de Directie een etui met fruitmessen werd aange beden. Na de directie spraken nog de heer L. Seyffardt, actuaris en de heer C. Hoekveld als oudste ambte naar namens den binnen- en buitendienst, en ten slotte de heer J. J. van der Stal, namens de agenten. Uit aller naam ontving de heer Van der Loos een koperen parapluie-standaard in den vorm van een omgekeerde, geopende parapluie, een prachtig stuk kunstsmeedwerk, benevens een stel gouden manchetknoopen, bloemen en gebak. Zeer onder den indruk vertolkte de jubilaris zijn dankbaarheid voor al deze blijken van vriend schap. Christelijke Zangvereeniging. Alhier worden pogingen aangewend tot wederoprichting van een Chr. Zangvereeniging. Een adres. Door een 50-tal bewoners van Spaarnwoude, grenzende aan Spaarndam is een adres gericht aan B. en W. van Haarlemmerliede om te geraken tot instelling van een vuilnis-ophaal dienst. KUNST. Tentoonstelling Kunsthandel de Bois. Als men het expositiezaaltje van den heer de Bois bin nentreedt, treft ons een zekere gelijkmatigheid in dc uitvoering van de werken, die daar hangen. 't Is een groote collectie stillevens van A. van Dingstee, die den totaal indruk geven van be schaafd werk en een zekere voornaamheid ademen. Die gelijkmatigheid dankt wel haar ontstaan aan hoewel dit aan de rust wel eens afbreuk doet. Dit komt vooral sterk tot uiting in No. 5, Stil leven me boeken. Dit doek is van een mooie kleu- renharmonie, waar de f'esch, boeken en pot een fijne tint geven tegen het blauwe kleed en de stemmige grijze achtergrond. De roode appels daar entegen gloeien te sterk tegen het blauw. Alsook in no. 6, De Kreeft. Hier is het rood van dit gekookte dier te fel en stemt niet mooi met de andere kleuren. No. 7, De Sneeuwballen, doet aangenamer aan. De bloemen fijn van toon in de prachtige tinnen kan en waar de appels zeer bescheiden er niet zoo uitspringen. De nrs. 11, 12 en 13 voldoen ons het beste, waar in ook dit fel gloeiend rood in weggelaten is. Als tegenhanger zijn wel de werken van mevrouw DaniëlsChevalier. De in forsche lijnen geteekende dieren geven hierdoor zoo goed het kenmerkende weer. De olieverfstukken gemaakt in het Aquarium geven wel de kleurenpracht en het geheimzinnige van hetgeen daar in de diepten van de zee leeft, zooals no. 28 ons laat zien. No. 20, Zee-arend, is-een mooie teekening, doch geeft niet weer het majestueuse en de kracht, die van zoo'n beest uitgaan. Beter is dit in no. 23, Twee Gieren, dat sluipend roofdieracihtige van deze bewoners der onherberg zame oorden. Het groene tintje geeft ons echter nog eenig teeken van leven in dit landschap. No. 27 is een zeker geestig geteekende aap. Ook no. 26 geeft hetzelfde, waartoe deze beesten zich uitermate Ieenen, hoewel andere karaktertrekken mooi naar voren zijn te brengen, zooals in no. 34 Twee Apen; het wijfje zich overgevend aan de rust en zich veilig voelend door de waakzaamheid van het mannetje. No. 32, Twee Harpijen, in eenige forsche lijnen prachtig weergegeven, waardoor zelfs het donzig wit van een der dieren niet is verwaarloosd. Mevrouw Daniëls moet wel een groote liefde tot de dieren gevoelen, om zoo goed hunne karak tereigenschappen in beeld te brengen. A. C. A. O. Belgisch douanetarief. De Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Haarlem en Omstreken verzoekt ons mede te dee- len, dat blijkens een mededeeling, welke zij ontving van de Nederlandsche Kamer van Koophandel te Brussel, in het nieuwe Belgische douanetarief be langrijke wijzigingen zijn aangebracht, vergeleken met het tarief, hetwelk op de Kamer ter inzage ligt. Zij heeft daarom een exemplaar van het laatst- vastgestelde tarief laten komen en adviseert be langhebbenden daarvan wel inzage te willen nemen. Prof. Treub over „Nederland in de Oost". Voor de Haarlemsche Handelsvereeniging houdt prof. M. W. F. Treub op Dinsdag 11 November, des avonds om 8.15 uur, in de bovenzaal van „De Kroon", Groote Markt 9, een lezing over „Neder land in de Oost". Nederlandsch Schoolmuseum te Amsterdam. In de afgeloopen maand October noteerde deze instelling 141 bezoeken en 67 aanwinsten. (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.) Mijnheer de Redacteur. Nara aanleiding van het schrijven van mijnheer van Kessel in Uw blad van Zaterdag 18 Oct. aan gaande de min of meer lage uitdrukkingen en het beschuldigen van feiten, waar ik geen schuld aan heb, gevoel ik mij verplicht, hoewel ik in mijn schrijven van j.l. heb gezegd, wanneer er iets tegen geschreven werd, het niet zou worden beant woordt, hier tegen te schrijven. Daarom, mijnheer de redacteur, wil ik U beleefd verzoeken het on derstaande te plaatsen, bij voorbaat mijn hartelij- ken dank. Nu, mijnheer van Kessel, wil ik U eerst eens vertellen wie of die schrijver is, en dat is G. Bouw huizen, Graaf Florislaan No. 18. U dacht wel, dat BI. den moed niet had, zijn vollen aam te plaatsen, maar nu u weet, wie BI, is, nu zal u toch zeker wel van het tegendeel over tuigd zijn? In de eerste plaats wil uw slotwoorden een; be handelen, de minne woorden: „Arme man, wat doe je in de kou". Het spreekwoord is toch niet te ver geefs, „iedere vogel zingt, naar hij gebekt is", maar als u wil beweren, dat iemand, die wel eens in de kou is, geen schrijver is, dan kan u mij de hand wel geven, want ik zie u ook nog wel eens in de kou. Voorts zegt u dat ik vecht voor negatieve leu zen, dat het mij te doen is, een gedeelte van mijn mede-arbeiders naar beneden te halen, doch ik kan u wel antwoorden, dat ik daar de schuldige niet van ben, ik wil hebben dat op die menschen het recht toegepast wordt, wat hen toekomt. Dat, dat recht nu toevalligerwijze in hun nadeel is, dat kan ik niet helpen. Daar heb ik toch niet in gewerkt, die menschen hun tijd was met Aug. j.l. om, ergo, die menschen stonden met Aug. gelijk met de werkloozen. Voorts zegt u in uw schrijven, „hij blijft volhou den, dat het jalouzie is" (let wel, mijnheer van Kessel, dat heb ik in mijn schrijven toch niet ont kent) zeker, doch evengoed blijf ik volhouden, als dat er van de vaste arbeiders ook jalouzie bij is. Verder zegt u in uw schrijven, dat deze menschen 4. 5, 7 en zelfs 9 jaar in los-vasten dienst waren. Nu, daar heeft u gelijk in, maar waar blijven nu de menschen waar ik in mijn schrijven over ge sproken heb, die direct het slachtoffer werden van de Werkloozen-Commissie, die toen al 3 jaar dienst hadden, en nu 2 jaar erbij, zoolang Je Werk loozen-Commissie ageert, is tezamen 5 jaar, dus die De Redactie van „Haarlem's Dagblad" was zoo welwillend 'n paar cliché's in bruikleen aan ons af te staan, zoodat wij deze thans ook onze lezers kunnen aanbieden, dat wil dan zeggen een afdruk van bedoelde cliché's. Nu het Kennemer Lyceum, waarover reeds en kele mededeelingen zijn gedaan, zijn voltooiing begint te naderen, is het niet ondienstig om de plaats en omgeving van dit bouwwerk aan een nadere beschouwing te onderwerpen. In de allereerste plaats treft den beschouwer ter plaatse de aanblik van Stoop's Bad, hetwelk in 1922 werd voltooid en dat zooals bekend een stichting is van den heer Adriaan Stoop, die niet alleen voor de bewoners van Bloemendaal, doch voor de geheele gemeenschap zich zoozeer ver dienstelijk heeft gemaakt. Eduard Cuypers was de architect, onder wiens leiding dit bouwwerk tot stand kwam. Vervolgens kwam aan de beurt, spoediger dan iemand gedacht had,, den bouw van het Kennemer Lyceum. Zooals meerderen bekend, is het plan tot de stichting van het nieuwe gebouw van de Vereeni- ging „Kennemer Lyceum" grootelijks bespoedigd door een gift van denzelfden weldoener A. Stoop, n.l. door de schenking van het terrein grenzende aan Jat van „Stoop's Bad", thans gescheiden door de nieuwe Prins Frederiklaan eenerzijds en ander zijds begrensd door de nieuwe Prins Mauritslaan. Eduard Cuypers is er met energieke hulp van de N.V. A. M. D. P. Joustra's Aannemersbedrijf en Handelmaatschappij te Haarlem, in geslaagd binnen korten tijd de tweede schakel als een nieu we aanwinst voor deze omgeving tot stand te brengen en heeft daardoor getracht zijn ideaal, n.l, de stichting van een wijk of gebouwengroep, waarin naar een zekeren eenvoud in architec tonische lijnen en materialen gestreefd was, te be reiken. Ook is men reeds lang bezig aan den bouw van een zestal woningen, zoodat dit de derde schakel kan worden genoemd. De keuze der plaats van deze woningen welke tot een grootsch blok zijn samengevoegd, is onge twijfeld een uiterst gelukkige, n.l. aan den ingang van een belangrijk stratencomplex in de onmiddel lijke nabijheid van twee monumentale gebouwen. Dat deze woningen hier een plaats vonden, is. eveneens te danken aan het initiatief van den architect, die den bouwer, de bekende aanne mer F. Broersma te Haarlem hiertoe heeft aan gespoord, met het reeds vermelde resultaat. Dat voorts een poging om ook de eigenaren van het achter het Kennemer Lyceum, deszelfs fraai sportterrein, en Stoop's Bad gelegen terreinen in de bebouwingsplannen te betrekken nog geen tast bare resultaten heeft opgeleverd, is waarschijnlijk te wijten aan de tijdsomstandigheden en ook aan het feit, dat met de vaststelling van het noodige stratenplan door verschillende omstandigheden niet die voortvarendheid is betracht, welke van een ge meente als Bloemendaal te verwachten was. Reeds in 1919 ontwierp de architect Ed. Cuypers in over leg met de N.V. Binn. Expl. Mij. plannen, strekken de tot bebouwing van een groot gedeelte der Julianalaan; voorts kan een gedeeltelijk overleg tusschen Kleverlaan, Bloemendaalscheweg en Ju- Iianaweg voor dit gedeelte binnenkort goede re sultaten opleveren. menschen hadden nu ook 5 dienstjaren gehad, maar over deze menschen spreekt u niet, of moeten deze menschen ook bij de seizoenarbeiders, zooals u dit uitspreekt, gerekend worden? Vervolgens zegt u, dat ik u voor de voeten werp, dat u in andere tijden anders over.de dingen heeft gedacht. Mijnheer v. K„ ik heb toch in mijn schrijven niet gezegd, dat u niet strijdvaardig was, vcor een degelijk en menschwaardig bestaan, ik heb alleen gevraagd, als u nog in uw vorige positie was, en bedoel hiermee, dat wanneer u nog werk nemer was, door tusschenkomst van de Werkloo zen-Commissie, of hij er dan genoegen mee zou nemen, ik geloof toch wel van niet. Daarna zegt u, dat de heeren Otto en Blanke voort er niet vreemd in zijn, aangaande hef loon van 26 gld„ doch u zal mij toch toe moeten geven, dal zij reeds 26 gld. hadden, vóór die heeren in den Raad kwamen. U gaat in uw schrijven voort en zegt, dat voor alle werkzaamheden posten zijn uit getrokken, die bij de begrooting zijn goedgekeurd. Ja, dat weet ik wel, maar is het dan gewenscht mijnheer van K„ dat het geld wat voor allerhande posten is uitgetrokken, maar opgemaakt moet wor den? Of hoort zooiets bij de bezuiniging thuis? Ook zegt u, dat ik den naam van werkman niet waardig ben, omdat ik hier den strijd moest aan vaarden voor het an'dere deel der arbeiders, van wie het inkomen niet zoo is, dat zij hun huis gezin ervan kunnen onderhouden. Nu, mijnheer van K., zouden er nog wel veel zoo in Bloemendaal zijn, die er altijd zoo voorgesprongen zijn als ik, ik vrees er voor, Hoe dikwijls ben ik niet voor de Werkloozen-Commissie geweest, weieens in 't be lang van mijzelf, maar toch ook wel eens met argu menten en of grieven, die heelemaal buiten mij om gingen. Zoo ben ik dan in dit voorjaar nog al eens een keer voor de Werkloozen-Commissie geweest, omdat het werk door de Werkloozen-Commissie, waar ik natuurlijk buiten stond, omdat ik geen kin deren heb, onrechtvaardig werd verdeeld. De Werkloozen-Commissie zou het in overweging ne men, maar er is nooit eenig resultaat bereikt, het geen te betreuren is. Nu durft u, mijnheer van K., mij voor de voeten te werpen, dat het beter was, dat ik den strijd aanvaardde om het voor die menschen beter te maken, doch 'dat heb ik wel terdege gedaan, en dat doe ik nog. Ik kan nog wel meer dingen aan halen, zooals indertijd het loon van het water leidingbedrijf, waar ik ten slotte zelf nog het slachtoffer van geworden ben, dat weet u nog wel, als u het zich nog maar eens goed herinnert, hoe 'het is gegaan, kortom, als ik alles schrijven wilde, kon Bloemend. Weekblad wel twee weken achter elkaar zijn ruimte voor mij disponibel stellen. Daarom maak ik nu aan mijn schrijven een einde. Nogmaals mijnheer de Redacteur dankend voor de plaatsing. G. BOUWHUIZEN, Graaf Florislaan No. 18, Vogelenzang. Uit tijden. Het is nog vroeg in den morgen. De torenklok heeft zich juist doen hooren, zes siagen. Daar het achter in de Decembermaand is, is het verklaarbaar, dat het nog donker is. Uitge storven zijn de straten van het toch reeds zoo stille dorpje. Langzaam, voorzichtig, stapvoets komt een rijtuig aanrollen. Het vervolgt zijnen weg, tot het komt op een pleintje, daar keert het en gaat den zelfden weg terug, waarlangs het gekomen is. Blijkbaar waren de straten te nauw voor het vrij groote rijtuig om te keeren. Al spoedig houdt het rijtuig stil voor een fraai heerenhuis. De twee lantaarns, waarvan het rijtuig is voorzien, werpen een helder licht uit, dat is zeer goed, bij de heerschende duis ternis. Bovendien zijn ze een baken voor even- tueele voorbijgangers. De koetsier is van den bok gestegen, beklimt de stoep van het heerenhuis en doet de bel overgaan. Na vrij lang wachten doet zich binnenshuis een sloffenden tred hooren, die langzaam nadert. Een oude vrouw opent tenslotte de deur, werpt een blik naar buiten en zegt het rijtuig reeds gehoord te hebben. Ze verwijdert zich, terwijl ze te kennen geeft, dat ze mevrouw zal zeggen, idat het rijtuig er is. De koetsier begeeft zich weder naar het rijtuig en klimt op den bok. Rustig, vrij droomerig zit hij daar, blijkbaar aan lang wachten gewend. Van het paard kan men hetzelfde zeggen, met dit verschil dat het niet zit maar staat. Na zoo ongeveer een kwartier treden twee dames en een jongetje van misschien een jaar of tien uit het huis, gaan de stoep af en begeven zich naar het rijtuig. De oude dienstbode staat aan de geopende deur. De koetsier is van den bok gestegen en opent het portier, de drie personen stijgen in, de koetsier sluit het portier weder, klimt op den bok en zeer voorzichtig, langzaam, zet het rijtuig zich in bewe ging. Die voorzichtigheid is trouwens geboden bij de heerschende duisternis. De jongste der twee dames, blijkbaar de dochter van de oude, verkeert wel eenigszins in angst ten gevolge van die duisternis, verheugt zich, dat de koetsier voorzichtig is, behoedzaam rijdt. Het jongetje echter is minder tevreden met dien lang- zamen gang. Hij zou de zweep willen grijpen en die lang niet zacht doen neerkomen op den rug van het paard. Het zou de zweep willen doen knallen. De oude dame glimlacht, vindt het maar goed dat het ventje niet op den bok zit, wat trou wens ook met het oog op het gure weer verre van wenschelijk zou zijn volgens haar. „Je moet altijd voor dag en dauw op, als je met anderen tegelijk op den trein wilt zitten," zegt de oude dame tegen hare dochter. De aangesprokene beaamt de opmerking. Ze heeft die verzuchting vaker gehoord ook uit den mond van haren vader. Na eenigen tijd van stilzwijgen zucht ze: „Mijne geboorteplaats is een oord, waar men ingemetseld zit." De oude dame is het volkomen met haar eens. Het is een stevige rit, die men voor den boeg heeft, drie uur rijden in flinken draf, maar zoo langzaam als het nu gaat, doet men er wel vier uur over. Men heeft reeds vrij lang gereden, de koetsier doet het rijtuig stilhouden voor een herberg. Een man komt naar buiten. De koetsier geeft te ken nen, dat hij het paard wil laten drinken. De man

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1924 | | pagina 5