es-Smits WISBRUN 6 LIFFMANN J. A. BOSKAMP Kunstnijverheid Voorwerpen f 7.75 jliana Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Bloemendaal, Overveen, Aerdenhout en Vogelenzang RENTEVERGOEDING P. VAN DER STAD - Tel. 188 ÏR VEER i Bureau ering adeaux Plaatselijk Nieuws. SINT NICOLAAS CADEAUX WILD EN GEVOGELTE i colaas oadeanx rheetafel NISON Royaal leven Fotografisch Atelier Diri-IF HAARLEMSCHE BANKVEREENIGING - BLOEMENDAAL IEEU Telefoon 22164 ife/lAS' tens voor Uw lijk uitgevoerd a>.GES! tt TELEF. 1439 kRATIE acturenhandel .OEMENDAAL eerendassen, ebi-artikelen :ing wollen dergoederen 18e JAARGANG. ZATERDAG 29 NOVEMBER 1924 No. 48 -wc Uitgever: A. EIKELENBOOM, Bloemendaal. Kantoor voor Redactie en Administratie: Bloemendaalscheweg 42. - Tel. 22324. N. KUIPER Kleine Meubeltjes ff Gr.Houtstr.169, Tel.3472 BLOEMENDAALSCHEWEG 64 TELEFOON 22179 Groote sorteering in tricoline Heeren overhemden in gestreept en effen Zelfbinders, boorden, sokkenhouders, Pyama's OVERVEEN Van Zaterdag 29 Nov. tot en met Donderdag 4 December tot 10 u. Kleine Meubelen, Moderne en Perzische Tapijten, Handweef- sels, Glas- en Aardewerk en Kleinkunst-voorwerpen zeer geschikt voor J K ib T T.?r T G E N D A. NDAAL. TE, voormidd. 10 uur, an Dijk, KOMST in gebouw voormiddags 10 uur, g. Seer. N.J.V., A'dam. RK, voormidd. 10 uur, ird. HOOL. 924, 's av. 8 uur, bijbel- iHGUT. AerdenhoutBentveld, kenlaan 5, v.m. 10.30 u. ïn. 00RTT. TE, voormidd. 10 uur, 2n Bergh van Eysinga. teloos. (Joh. 6 26). LEIVi, NNIG HERVORMDEN acobstraat. :hedé. >udelijke artikelen TIKELÊN ING 17 SLAP VILT 5TE MODELLEN RNE KLEUREN 6.50 4.50 JIEUWSTE Apparaten ig a a a ----- r, - - - BLOEMENDAALSCH WEEKBLAD Advertentiën: 15 cent per regel, bij afname van 500 regels of meer, korting. Vraag en aanbod, huur en verhuur, koop en verkoop, van 1 tot 10 regels 1.elke regel meer 10 cent. Tusschen den tekst of op een bepaalde plaats speciaal tarief. Het is wel zonderling dat de wereld voortdurend zoekt naar geluk, dat zij zelden vindt, en nooit naar schoonheid, die zij slechts voor het grijpen heeft. STACY AUMONIER. D000000cxx)0000000000c00000c000000cocxxxxxxxx)0000c)0000c3000000ci000 DE KLARE DAG. De klare dag vermag in mij te wekken, een sterk verlangen naar het nieuw begin, ik zie het morgenlicht, 'n gul verwekken, al dringend diep de wijde ruimte in. En 't sterk verlangen doet veerkrachtig torsen den nieuwen dag, vol wisselend daadbelang, waarvan wij nauw een enkel uur vermorsen, óf 't is tot droom, tot innerlijk gezang? De klare dag beroept mij op het willen dat forsch onmetelijk tot leven leidt, het leven dat naast onverwachte grillen, toch slechts geluk van strenge plicht verbeidt. De klare dag ontvlamt in mij begeeren, naar stil omvatten heel het dag-gewin, en wat de ziel tot 't blije licht doet keeren, versterkt de krachten tot dit nieuw begin. (Morks Magazijn.) NANDA SANDBERGEN, (Nadruk verboden.) In dezen tijd van versobering wil ik een pleit voeren voor royaal leven. Wij zouden bijna vergeten, dat wij als mensch van koninklijken bloede zijn en dat een vorstelijk gebaar ons past. Royaliteit is de onbekrompenheid van den koning, de overdaad van den vorst. Maar kan men met een kleine beurs de royaliteit betrachten? Terwijl men bezui nigen moet op alles, tot het allernood zakelijkste toe? Ik durf de paradox voor mijn rekening nemen, dat men nog sterker moet gaan bezuinigen om tot een royaal leven te ko men. Bezuiniging heeft geen zin, zoo men niet zorgvuldig overlegt, waarop men be zuinigen moet. Men kan met een inkomen van twaalfduizend gulden gedoemd zijn, krenterig te leven. Gesteld, dat onze koningin met dit be drag rondkomen moest. Zij zou de hof- rijtuigen afschaffen en de lakeien ont slaan; zij zou haar woning bekrimpen en van een paleis zou geen sprake meer zijn. Maar de fabrieksarbeider of de kantoor klerk zou met een salaris van twaalf duizend gulden geweldig het heer wezen. In weelde zou hij zich baden. Zoo stelt iedere stand zijn eischen; er bestaat als voorwaarde voor royaal leven geen eenheids-inkomen. Zoodra de kan toorklerk of de fabrieksarbeider van zijn salaris als de koningin wil leven, zal hij zich ergeren over zijn krenterigheid. De levenskunst is, zijn staat in te richten naar zijn vermogen en dit aldus te doen, dat men zijn budget in verband met de omstandigheden zoo ruim en zoo kwistig mogelijk stelt. Liever dan een trapje te hoog een schriel en zuinig bestaan te voe ren, houde men een trapje te laag waar dig en gemakkelijk zijn stand op. Men versta mij wel: deze bespiegeling s geen economisch betoog. Ik laat mij niet at over de vraag, in hoever de inkomens n het oogenblik aan de eischen voldoen, over de wenschelijkheid deze te ver- ,T\of te verlagen. Dit alles gaat om i) en het punt, dat hier op dit oogenblik aan de orde is. IE oazer heeft op een bepaald tijd- ip zijn bestaan in te richten naar een b er vermogen; zijn inkomsten dienen fangspunt te zijn voor zijn levensstaat, moet, hoe hij verder over de billijk- Ridderstraat 28 - Haarlem Telefoon 3017 geschikt als Sint Nicolaas- C a d e a u x ST. KICOliAAS IA-J GESCHENKEN DEPOSITO, dagelijks opeischbaar 21/.2 voor een maand vast prolongatiekoers. voor 3 maanden vast 4 voor een jaar vast 4J/2 met een jaar opzegging 5 SPAARDEPOSITO (Spaarbankboekjes tot maximum f 2500.4 heid van de hem toegemeten portie denkt, de tering naar de nering zetten. Daar aan is nu eenmaal niets te veranderen. Zou dit nu niet de dagelijksche kwelling van velen onzer zijn: dat wij een staat wil len ophouden, die de onze niet is? Neder land is in dit opzicht bekrompener dan bijv. Amerika, waar ieder zich gemakke lijker voegt naar de omstandigheden van het oogenblik. Daar maakt men zich niet door een averechtsch fatsoensbegrip of door valsche schaamte tot slaaf der con ventie. Een Amerikaan leeft liever als vatenspoeler royaal, dan krenterig als mijnheer. Door dit evenwicht tusschen tering en nering is zijn bestaan rustiger en oprech ter; bewaart hij beter zijn zelfbewustzijn en bespaart hij zijn kracht voor nobeler en prettiger dingen dan de afmattende wedijver om stand en aanzien. Rust en oprechtheid, zelfbewustheid en kracht zijn de kenmerken van het royale levens gedrag. De Amerikaan leeft onbekrompe- ner en minder krenterig dan de Hollander. De tegenstelling betreft niet alleen het geldelijk vermogen en den uitwendigen levensstaat. Vooral ook is zij van belang ten opzichte van de verhouding tusschen het geestelijk vermogen en het innerlijk leven. Vooral geestelijk leven velen onzer tijdgenooten boven hun stand. Hierdoor is hun bestaan kleingeestig, schriel en on waardig. Zij sloven en zwoegen zich af; zitten voortdurend in angst en vergeten in hun jachtigen strijd de fundamenteele waarden van het leven, die rust en waar achtigheid heeten. Men moet ook op geestelijk gebied niet meer willen zijn dan men is. Met een hel der verstand en een weinig schoolkennis kan men in eenvoudigheid genieten van hetgeen binnen zijn bevattingsvermogen ligt. Maar zoodra men den waan voedt, als zou men iets bizonders beteekenen en men bemerkt ondanks zijn streven toch ner gens voor vol te worden aangezien, vergalt men zijn leven. Niet ieder heeft goddank de verplichting „algemeen ontwikkeld" te zijIR Er zit in het naloopen van cursussen, het verslinden van boeken, het opgaan in vereeniging en vergadering voor menigeen een gevaar. Men is geen meester meer van zijn tijd, van zijn liefhebberijen, van zijn dagelijksch program; men wordt slaaf, slachtoffer van zijn ongedurig en onbevre digend bestaan. Het royale levensgebaar is het gebaar van den gelukkige, die meester is van zijn leven. Meester van zijn omstandigheden, meester ook van zijn wil. Wie zijn leven beheerscht, kan vrijgevig en onbekrompen zijn. Alles wat hij doet, doet hij ruim en breed; hij neemt er den tijd voor en over spant zich niet. Een dergelijke levenshou ding is alleen mogelijk, wanneer men niet te veel hooi op zijn vork neemt. Royaal leefde de ouderwetsche boer, die op zijn duizend gemakken zijn werk deed; de koopman, die van een genoegelijk praatje hield; de huisvrouw, die over haar onderdeur eens naar de lucht keek. Royaal de arbeider, die een stuk spek in zijn schoorsteen had en een duffel in de kast voor den winter. Royaal de schoolmeester of de notaris, die rusUg en met aandacht den avond besteedde aan zijn krant in- plaats van zenuwachtig en vluchtig een dozijn brochures door te vliegen over het geen ieder v|an dit en van dat hoort te weten. Onze tijd is' zoo ingewikkeld en veelom vattend, dat onze vermogens te kort schie ten. Hoe wij ons haasten en inspannen, nooit zijn wij „bij". Nooit derhalve zijn wij ook vrij. Wij hebben onze onafhanke lijkheid opgegeven en sparen krenterig elke cent, elke seconde, elk kruimeltje energie om het als cijns af te dragen aan tien öcliuldciöckcrr, (Hè Tïleci- -van uiiö rcxgl dan ons vermogen bedraagt. Laat ons den kring van onze belangen en belangstelling inkrimpen totdat er evenwicht komt tusschen willen en kun nen. Deze versobering zal ons in staat stel len, royaal ons leven te leven. C. RODSOVERZIÖHT. Zitting van 13 Nov, 1924, In ons vorig nummer werd door mij reeds een verweer geplaatst, naar aanleiding van een aanval in den raad op oins blad en op mijn persoon. Ik zal dus in dit overzicht trachten dezen aanval te omzeilen. Waar die aanval met de daaraan ver bonden discussies echter geruimen tijd in beslag r.am en er buiten die kwesties weinig belangrijks is behandeld, zal ik er toch niet geheel buitein kunnen blijven om er nog iets van te vermelden. Voorts wordt mij elders in dit nummer verweten dat de naam Otto zoo vaak wordt genoemd in mijn Raadsverslagen en overzichten. Ik zal deze opmerking maar als een vriendelijke wenk be schouwen en beloof mijn lezers alles zoo goed mogelijk weer te geven. Zoolang de voorzitter echter toestaat dat door één spreker over elk punt wat in behandeling komt wordt gesproken, zoolang zal ik toch zijn naam moeten neerschrijven. Dit verwijt kan dus geen verwijt zijn en daarom is het voor mij een vriendelijke wenk. De vraag is echter maar, hoe ontkom ik daar nu aan. Met het grootste pleizier wil ik ook eens een overzicht maken waarin een ander lid van den Raad den boventoon voert, laat ik er maar eens eein nemen, b.v. de heer Verdegaal, Ik vrees echter dat mijn lezers dan evenmin tevreden zul len zijn. Niet dat ik zwijgen in alle gevallen ver keerd vindt, doch als persman moet je het toch hebben van iemand die praten wil. Deze raadszitting is een zeer bijzondere ge weest. Er zijn scherpe woorden gericht tot het col lege van B. en W. en aan de bestuurstafel schroomde men al evenmin met dezelfde munt terug te betalen. Het gevolg was dan ook dat enkele raadsleden om de gemoederen aan de bestuurstafel wat tot kalmte te brengen, meenden wat olie op de hoog gaande golven te moeten doen en daardoor in onjuistheden vervielen. TELEFOON 956 - Pm Na voorlezing der notulen was het direct de heer Otto die een aanmerking moest maken, niet alleen op deze doch ook op de vorige notulen. Spr. had n.l. al enkele malen gemerkt dat raads besluiten anders werden geformuleerd dan de Raad ze genomen had, terwijl het ook is voor gekomen dat terwijl er geen besluit was genomen, het door B. en W. toch maar als zoodanig werd beschouwd en dit besluit dan ook steeds ter goed keuring is doorgezonden naar Ged, Staten. Dit laatste betreft met name de vergoeding aan onder wijzers voor het onderwijs geven in het Fransch. De voorzitter deelde mede dat wel een besluit was genomen, doch de heer Prinsenberg wist ook zeker dat dit niet het geval was. Ook in ons blad kwam geen besluit Voor, zoodat ik weer de partij van de heeren Otto en Prinsenberg had moeten kiezen. Ik wil echter thans eens het woord laten aan den overzichtschrijver van 't Haarl, Dagbl. als bewijs dat er nog meer bladen zijn die niet met alles wat B, en W. doen, kunnen meegaan. „Haarl, Dagblad" zegt dan: „In dezen had de heer Otto volkomen gelijk. De zaak zit aldus in elkaar wij raadpleegden ons raadsverslag er nog eens op de raad vereenigde zich er méde, dat B. en W. nog eens aan Ged. Staten zouden aantoonen het goed recht van een belooning en dat indien dat niet hielp de raad bij de Kroon in hooger beroep gaan zou. B. en W. zeiden daarna toe, dat zij in een vol gende vergadering nadere voorstellen zouden doen. Nadat dit besluit was gevallen, zeide de heer Otto dat men alleen de menschen kon trach ten te helpen door voorstellen te doen om aan de onderwijzers een belooning te geven voor be wezen diensten, maar dan buiten de onderwijs wetten om. De voorzitter merkte op dat B. en W. bij hun voorstel met deze opmerking rekening zul len houden. Het stond dus vast, dat in den raad nog nader een voorstel komen zou. De raad had nog geen besluit genomen om een belooning toe te kennen. De voorzitter redeneerde wel dat uit een discussie een besluit is te formuleeren. Doch die redenee ring gaat niet op, daar een bepaalde toezegging is gedaan: er komt nog een voorstel in den raad Alléén een formeele quaestie, deed de heer Schulz opmerken, die daarmede echter wel wat al te gemakkelijk over de quaestie heen gleed. Mag dan de raad een informaliteit toelaten? Inmiddels de raad praatte er lang over, maar een antwoord op de pertinente vraag, die de heer Otto aan B. en W. had gedaan kreeg hij niet. Het maakte den indruk, ook uit de vraag, die de voor zitter deed aan den heer Otto: Welk besluit be doelt u toch? dat de voorzitter in de quaestie niet goed inzat.... of dat hij er geen raad mede wist! Toen gaf de heer Otto in dit concreet geval dan maar zelf een antwoord. Het kwam hierop neer, dat hij een ambtenaar er op had attent gemaakt da er een fout in de concept-notulen was. Daarna bleek hem, dat op het raadhuis de meening heerscht, dat B. en W. verlangden dat het be sluit aldus werd geformuleerd als dat in de con- cept-notulen stond. De voorzitter antwoordde daarop niet. Het was een wonderlijke geschiedenis." Dat was ook onze meening. Het volgende incident volgde direct hierop, n.l. de kwestie-Krimp, Men weet echter in deze reeds onze meening, zoodat wij hierover in dit overzicht zullen zwijgen. Dan gaan wij aan de agenda beginnen en zijn in minder dan geen tijd tien punten door des Voor zitters hamerslag bekrachtigd en kunnen wij be ginnen aan punt 11: Vaststelling Verordening op het brandblusschen. Zonder veel op- of aanmer kingen wordt deze vastgesteld. De eenige opmerking welke werd gemaakt was in ons oog nog zeer onbelangrijk. Het ging er n.l. om wat de politie zou doen als het vrijwilligers corps bij een eventueelen brand aankwam. Zouden zij dan zoo verstandig zijn direct de leidsels uit handen te geven en niet wegloopen doch behulp zaam zijn, met terreinafzetting, enz. Natuurlijk, zeggen wij. Men kan toch niet verwachten dat zij anders zullen doen? Na de vaststelling van deze verordening, deelde de voorzitter mede dat B. en W. tot commandant van de vrijw. brandweer wenschten te benoemen den gemeente-architect, den heer.... de Jong, die zooals men zich herinnert op verzoek van het bestuur aanvankelijk in dat bestuur zitting heeft gehad, maar na eenige maanden zijn ontslag heeft genomen, omdat er te groote principieele verschil len tusschen hem en het overige bestuur bleken te bestaan. Op de vraag van den heer iBlainkevoort of de vrijwillige brandweer in dezen is geraadpleegd ge worden moest de voorzitter ontkennend antwoor den. Er heerschte even stilte. Men voelde den critieken toestand. De heer Otto deelt dan namens het bestuur der Vrijw. Brandweer mede dat zoo de heer de Jong tot commandant wordt benoemd zij en-bloc be danken als besturders van de vrijw. brandweer. Na de incidenten met den heer de Jong, tijdens zijn lidmaatschap van de vrijw. brandweer meent het bestuur dat het niet mogelijk zal zijn hem als commandant te erkennen. TEL. 188. OPGERICHT 1870 Poulardes Hazen Braadkippen Fasanten Soepkippen Patrijzen Eendvogels Duinkonijnen Talingen Reevleesch KLEINE HOUTSTR. 136 - HAARLEM \I

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1924 | | pagina 1