j
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Bloemendaal,
Overveen, Aerdenhout en Vogelenzang
Fotografisch Atelier DIPHF" ®r-H<«tstr.i69.Tii. 13472
Sierkunst.
Amateurskiekjes.
A.H.V.Ö. STEURJr.
Om het leven van Bloemendaal.
Het romantische en het
alledaagsche.
ivï E N 0 A A L.
RLIJKE STAND.
iN VOORWERPEN.
K A G E N 0 A.
EMENDAAL.
IDENHOUT.
19e JAARGANG
ZATERDAG 28 FEBRUARI 1925
Uitgever: A. EIKELENBOOM, Bloemendaal. Kantoor voor Redactie en Administratie: Bloemendaalscheweg 42. - Tel. 22324.
f.nm
«ebouw, entree 75 cent, plus
le Afdeeling Dubbel Mannen
dezen w dstrijd nemen tien
it als verplicht koor „O, Heil-
;erwerf. Tevens zingt elk kwar-
ar keuze.
Istrijd tusschen de le en 2e
Afd. E. (A. en B.) en F.
ng van den Raad der Gemeente
uden op Woensdag 11 Maart
lags 2 uur op het Raadhuis
Overveen.
'ond aan de Woningbouwver-
luis".
rond langs den Hoogen Duin-
g aan Mevrouw Van der Man-
rcnd langs de Bloemveldlaan
leman.
rond langs den Bloemendaal-
J. D. Meeuwig.
voor doortrekking der Tulpen-
Droste.
suppletoire kohier begrooting
t doen van af- en overschrij-
ïg 1924.
:eren A. J. de Waal Malefijt
reorganisatie van het photo-
tstelling van het uitbreidings-
usschen Munterslaan en Zand-
veld.
w- en wegenplan van het ter-
ïnterslaan en Rijnegomlaan;
eding van Berkhoutlaan en
is voor grootverbruikers,
t voor oprichting van urinoirs,
lingen der Bouwverordening,
ken.
an der RaadJansen, z.; M,
z.; B. MeuringWillemse, z.
F. Elhorst en M. C. Dekker.
P. Ederzeel en M. Koopman.
Keijman, 57 jaar.
bij C. v. Wienen, Korte Kle-
ïendaal, een heerenparapluie;
smendaal, een zwart lederen
inhoud; C. IJzerman, Korte
een letter broche;
odeweg 19, Bloemendaal, een
rreboschlaan 9b, Bloemendaal,
Kinheimweg 61, Bloe-
lood; v. id. Meij, Westerduin-
een tax-hondje; H. Elizen,
erveen, een herdershond; J.
racht órood te Haarlem, een
Middentuindorplaan 18, Bloe
das.
ran politie te Overveen: een
mten; een R.-K. kerkboekje;
dameshandschoen; een En-
dag 8 Maart.
ENTE, voormiddags 10 uur,
jk.
elfde.
KERK, voormiddags 10 uur,
ird.
in gebouw „Mara-
10 uur,
k, Algem. Secr. van het Ned.
Amsterdam.
ERVEEN.
E SCHOOL, voorm. 10 uur,
pman.
sdag 11 Maart,
de heer K. Koopman.
NG" AerdenhoutBentveld,
il Eikenlaan 5, v.m. 10,30 u.
foessingh, Leiden.
'r hou.... 'n Meissie met 'n
2r vader aan te zien, vroeg-ie
inen d'r voeten?"
wel zien," ontweek de man,
acht.
uurlijk 't eerst na gekeken,'
ïtjes-geluid in 't bed: „maar
i. Ik heb liever 'n hinkepoot
as 'n nakende kalebas
iullie daar óók 'n verdriet van
bben geen geluk met je kin-
ju dan verdriet gehad, malle
eele boel", zei 't manke jog-
ser dat. Ik had 'r zoo werom
:htplonzen van de buitendeur,
fee beschuiten met muisjes,
:d gebracht, en omdat-ie voor
:euwen niet weten wou hoe
den had, begon-ie te jokken,
fonkerende diamanten op d'r
'n mantel van harmelijn om
lagsc'he jurk enne dat de
'r bedje heen en weer vlo-
BLOEME
AALSCH WEEKBLAD
J
Abonnement:
Voor een half jaar 1.75
LOSSE NUMMERS 5 CENT.
Advertentiën: 15 cent per regel, bij afname van 500 regels of meer, korting.
Vraag en aanbod, huur en verhuur, koop en verkoop, van 1 tot 10 regels
1.elke regel meer 10 cent. Tusschen den tekst of op een bepaalde
plaats speciaal tarief.
Qyyvyvyy^^eOOOC^JCOOCOOOOCaOCOCXXKXOOOOOCXXXlOOOOOOCXXlClOOOCOOOOOC
Alles is schadelijk wat de geest vrij maakt
[zonder het karakter te vormen. GOETHE.
GOD, RED DE VOLK'REN.
Wanneer redt Gij de volk'ren,
Barmhartig God, wanneer?
Niet koningen of tronen,
Maar mensen, mensen, Heer!
O, zie Gij hen met deernis aan,
Laat hen niet als het kaf vergaan,
En niet in 't duister ondergaan,
God, redt de volk'ren!
Zal 't kwaad méér kwaad steeds scheppen,
Macht heersen over recht?
Zal 't mensdom, Vader, zwoegen,
Voor wat is boos en slecht?
„Neen", roepen berg en hemel luid,
,,De zon treedt eens de wolken uit,
„De zucht verstomt voor blij geluid",
God, redt de volk'ren!
Wanneer redt Gij de volk'ren,
Barmhartig God, wanneer?
De mensen, ja, de mensen,
Geen troon of vorsten, Heer?
Behoud ze! Red ze uit slavernij,
Want Uwe kinderen zijn zij,
Maak hen van zond' en wanhoop vrij!
God, redt de volk'ren! V. W. E.
(Uit het Fellowship Hymn Book, opgenomen uit
de Barchem-bundel).
(Nadruk verboden).
Wij hunkeren allen naar romantiek. Het
grauwe leven bevredigt ons niet. Wij wil
len de fleur, wij willen de kleur! En wij
gevoelen ons hopeloos ongelukkig, wan
neer de ééne dag na den anderen zonder
bekorende afwisseling verstrijkt.
Sinds onze prille jeugd worden wij tot
romantiek opgevoed. De „goede oude ba
ker, die sprookjes kan vertellen"; het kin
dermeisje, dat ons zoet houdt met den
boemande onderwijzer op school, die ons
bi) de aardrijkskunde boeit met beschrij
vingen van verre landen met vreemde
menschen en wilde dieren en bij de ge
schiedenis ons de beelden voortoovert van
krijgshaftige ridders en rijk uitgedoste
jonkvrouwen; de geestelijke, die ons mee-
I troont naar de woestijnen, waar eerwaar
dige aartsvaders op kameelen rijden en die
ons de ster wijst, die schijnt op de stal,
waar het Kerstkindeke in zijn kribbe ligt,
zij allen voeden in ons de begeerte naar
het buitengewone en spannende, zij allen
vervullen ons onbewust met tegenzin te
gen het alledaagsche.
Wij worden geboren met fantasie en de
ze roept om bevrediging evengoed als de
hongerige maag en de dorstige keel en het
weetgierig verstand. Men heeft getracht,
deze fantasie te onderdrukken; ja, hoe
kort nog ligt de tijd achter ons, waarin
men alles wat naar romantiek zweemde
tot overbodigen „onzin" verklaarde! Het
verstand was alles; men vergoodde de re
de en woog elke uiting van menschelijk
vernuft en menschelijke vindingrijkheid
af naar haar mate van nuttigheid. Men
prees slechts den ernst en de degelijkheid
en ieder streeft er naar, in het gewicht
van zijn bezigheden en plannen voor een za
kelijk man te gelden.
Maar bedriegen laat zich het leven niet.
Zoodra men één van zijn noodzakelijke
functies verloochent, neemt deze wraak. In
onherkenbare gestalte stelt zij zich scha
deloos voor haar veronachtzaming en
maakt juist hem, die zich het meest aan
de romantiek acht ontwassen, tot haar
grootsten slaaf.
Want wat zoekt de koopman in de wis
selende kansen der beurs anders dan ro
mantiek? Hij is rijk; hij heeft geen uit
breiding van zijn bezit meer van noode,
en toch kan hij zijn speculaties niet laten;
toch mat hij zich avond op avond af met
net grijpen naar de krant, die de nieuwe
koersen boekt. Wat zoekt de man van de
s renge wetenschap, die duffe folianten
oorworstelt en zich wekenlang opsluit in
FAMILIK EN M.M-J RUIl»»<jROEFEN
sombere bibliotheken om de oplossing te
vinden van een duisteren tekst anders dan
de dolende ridder zocht, toen deze uittrok
om in ondoordringbare wouden en grillig
gevormde spelonken 't verblijf te ontdek
ken van den Heiligen Graal? En de poli
ticus, die in de blauwe tabaksdamp van
lage dorpsherbergjes den degen kruist
met zijn tegenstander, wordt bezield door
denzelfden drijfveer, die Don Quichot deed
uitrijden op zijn mageren rossinant om te
gen windmolens te vechten.
Onder al ons schijnbaar gewichtig stre
ven naar onzelfzuchtige doeleinden en ab
stracte idealen, vermomt zich maar al te
vaak de onbewuste neiging naar het ro
mantische en wie het in zijn arbeid, zijn
zaken of zijn plannen niet grijpen kan, zet
zich 11a zijn eentonigen, met werktuiglij
ke onverschilligheid ten einde gebrachten
arbeid in een veilige hoek van de huiska
mer, om in de lectuur yan een detective
roman zijn behoefte aan romantiek te be
vredigen. Of hij besteedt zijn zuurver
diend geld aan de kas van de bioscoop,
waar het trilende beeld op het doek zijn
ziel en zenuwen mede aan het trillen moet
brengen.
Neen, ondanks al onze armetierige po
gingen gelukt hét ons niet de ons inge
schapen trek naar het romantische te ver
loochenen.
Hoe kan het dan zijn, dat een wijs en
ervaren man als Dirk Coster in zijn Nieu
we Geluiden onlangs heeft durven verkla
ren, dat dit „groote romantische verlan
gen" uitsterft en dat in de plaats hiervan
meer en meer treedt „de erkennig der wer
kelijkheid en de verhoogde drang zich aan
die werkelijkheid te geven?" Zou deze
heroïsche wil om uit den toover van de
romantiek te ontwaken" niet aldus te ver
klaren zijn, dat onze tijd een groote ont
dekking heeft gedaan, n.l. dat men, om zijn
romantische neiging te bevredigen, niet
buiten de werkelijkheid behoeft te treden
De werkelijkheid, eens zoo suf en grauw
schijnend, blijkt bij innige kennismaking
kleurrijker dan de stoutste verbeelding.
Wie acht geeft op z'n levenservaring, wie
met scherp gespitste oplettendheid de da-
gelijksche gebeurtenissen waarneemt, be
merkt spoedig, dat het leven grilliger,
bonter, verrassender is dan hetgeen
sprookjes en romans daarvan maken. Geen
dichter, geen schrijver, geen schilder is
een zóó groot kunstenaar als de Schepper
van de "Werkelijkheid, en al hetgeen onze
droomen verzinnen, is niets dan een zwak
ke nabootsing van hetgeen ons op den
nuchteren dag overkwam.
Indien wij het leven met den speurzin
voor het romantische gaan doorzien, blijkt
alle weerspiegeling in onze lectuur, op ons
tooneel, in onze legenden en vizioenen
slechts aan het leven ontleend. Het ro
mantische en het alledaagsche vormen
geen tegenstelling; voor wie op deze com
binatie gespitst en voor haar waarheid
ontvankelijk is, wordt het romantische het
alledaagsche en het alledaagsche het ro
mantische.
Gezegend, wie uit deze ervaring mag
leven; hem brengt iedere dag nieuwe ver
rassing en elk uur nieuwe verrukking. Zoo
de alledaagsche mensch de romantische
mensch wordt, heeft de werkelijkheid geen
aanvulling noodig. C.
De bekende Sierkunstenaar Jan v. Krimpen, me
dewerker van ,,De Telegraaf" voor de rubriek
,,Kunst", schreef in het ochtendblad van 26 Fe
bruari j.l. over de meubelontwerpen van C. de
Jong, voor de fa. Boskamp alhier, het volgende:
,,De ontwerper dezer meubels streeft er naar
om zijn voortbrengselen zoo zuiver mogelijk ge
timmerten te doen zijn: hij zoekt steeds naar op
lossingen, die het hout zoo «zuiver mogelijk hout
laten. Daarom verwerpt hij vormen, die ook in
ander materiaal, zooals steen, metaal of fayence,
uitgevoerd zouden kunnen worden.
Met 'de thans van hem getoonde twee vertrek
ken een eet- en een slaapkamer heeft hij
bovendien de bedoeling gehad, om, door eenvou
dig en met groote vlakken te werken, zoo goed
koop mogelijk te blijven. Het in hoofdzaak ge
bruikte materiaal is eikenhout; en dit is nauwe
lijks ergens geprofileerd of meer dan noodig is
bewerkt De versiering bestaat uit randen of an
dere toevoegingen van (donkerder en harder) coro-
mandel hout, voornamelijk op plaatsen, die een
bijzondere steun of bescherming noodig hebben;
maar ook soms daar waar zij een gelukkig accent
kunnen teweeg brengen. Zoo zijn de lijsten, die
het blad der tafel dragen, van onderen voorzien
van een smallen rand cöromandel, slechts als ver
siering; de pooten van tafel zoowel als stoelen
zijn, waar zij op den grond staan, verdikt met het
zelfde hout: hier dient idit om de stabiliteit te ver-
hoogen en, met zijn hardheid, om de pooten tegen
beschadiging te beschermen. Aan de ruggen der
stoelen, die als ladders geconstrueerd zijn, werden
de sporten schijnbaar bevestigd met knopjes van
coromandelhout, om de vrij groote vlakken iets
te breken.
Het buffet is een weinig weelderiger behan
deld; op elk der zes boven elkaar geplaatste laden
een slotplaat en trekkers van coromandel, op de
deuren groote knoppen daarvan. De zij-stijlen van
den opstand zijn eenvoudig gebeeldhouwd en in
het midden is een klein, van binnen met fluweel
bekleed kastje voor zilver, enz. aangebracht.
Met dit alles is bereikt, dat dit laatste meubel, in
dit sobere maar zeer verzorgde interieur, het cen
trale punt der decoratie vormt.
De slaapkamer is even eenvoudig als de eetka
mer. (Hier 'is, door verdere detaiHeering, een klei
ne kaptafel het rustpunt voor den beschouwer
gemaakt.
Als op zichzelf staand «meubel is nog een wieg
aanwezig; zij is van eenvoudig rood gebeitst hout
met zwarte stijltjes, knoppen, en enkele andere
versieringen. De gordijntjes zijn blauw gebatikt.
Men vraagt zich af hoe het mogelijk is, dat, waar
zulke vriendelijke en vroolijke wiegen gemaakt
worden, men zelden andere, dan de sinds jaar en
dag gebruikelijke bekleede, in een huis aantreft.
Door de vriendelijkheid zijner opdrachtgevers
daartoe in staat gesteld, kon de heer De Jong ons
eindelijk nog een geheel door hem on'tworpen eet
kamer in een particuliere iwoning laten zien. Zijn
beginselen ten aanzien der houtbewerking had
hij hierbij onverminderd laten gelden; maar min
der knellende economische eischen gaven hem de
gelegenheid voor rijkere toepassingen. En hij was
er daarmede in geslaagd, een zeer harmonisch en
aantrekkelijk geheel te scheppen".
Het bovenstaande bewijst weer eens te meer,
dat Bloemendaal ook op 't gebied van woningin
richting een eigenmachtig centrum kan vormen.
Inderdaad is het een verheugend feit, dat èn
de fa. Boskamp èn haren talentvollen ontwerper
tot eer strekt.
Wij spreken hierbij den wensch uit, dat Bloe-
mendaal's inwoners, die juist den laatsten tijd zoo
ondubbelzinnig hebben blijk gegeven een geheel te
willen blijven, deze houding ten opzichte van de
inrichting of completeering hunner woningen even
min zullen verloochenen.
Naar men ons uit Batavia meldt, zal de F VII,
het vliegtuig, waarmee de eerste reis naar Oost-
Indië werd gemaakt, worden opgelegd en in een
museum worden opgeboren om bewaard te blij
ven voor het nageslacht enz.
Dagbladbericht.
Toen ik dat las, sprong m'n hart op van vreug
de en ik dacht: Bravo, practische Oost-Indische
Hollanders, daar doen jullie nu een goed werk
meer. Wel had ik alle moeite, om m'n vrouw haar
onwijze gedachten daaromtrent uit 't hoofd te
praten, maar ik eindigde toch met deze voldoe
ning, da't zij erkende, maar een vrouw le zijn en
de zaak «misschien verkeerd in te zien. Och ja, wat
trekt een vrouw zich ook aan van nageslachten?
Die heeft in den regel al genoeg te doen met het
tegenwoordige, eigen jonge nageslacht. In haar
bekrompen gedachtengang redeneerde zij aldus:
de F. VII heeft bewezen een degelijk, betrouwbaar
vliegtuig te zijn, 't heeft de reis zonder ongelukken
volbracht en 't is zonde, 't nu in een museum op
te bergen. Stel voor, dat ze alles, wat degelijk is,
in een museum stoppen, dan zouden ze jou (dat
ben ik, Dixi) ook wel in een museum kunnen
opbergen". Ze had er dan nog vrede mee, als 't
later als 't waardeloos was geworden, bij andere
oudhedens werd gedeponeerd, zooals men oude
mannen in een oudmannenhuis oplegt.
Maar nog eens: ik vind 't een pracht-idee. En
m'n hart schreit bittere tranen, als ik bedenk,
hoe nalatig ons voorgeslacht is geweest ten op
zichte van ons, zijn nageslacht. Maar erkend moet
nu ook worden, dat ik er een liefhebber van ben
om alles op te zouten, wat zich op de een of an
dere wijze verdienstelijk heeft gemaakt of zich
onderscheiden heeft. M.i. zou 't niet meer dan een
staaltje van plicht van ons voorgeslacht zijn ge
weest, als 'it al de schepen, waarmee belangrijke
reizen zijn gemaakt, voor ons had geconserveerd.
Had 't dat gedaan, dan zouden nu netjes geëtiket
teerd naast mekaar liggen, een uitgeholde boom
stam, waarmede de eerste Batavier ons land bin-
nenpagaaide, 't schip van 't vrouwtje van Stavo
ren, het schip van Damiate, dat de gestolen Da-
miaatjes uit Egypte naar 't Spaarne vervoerde,
„De halve Maen", waarmee Hudson New York
ontdekte, onze onvergetelijke „Zeven Provinciën,
waarmee De Ruyier eiken Engeischman de dood
stuipen op 't lijf joeg. Verder het admiraalsschip
van Tromp, dat inplaats van een behoorlijke vlag
een bezem in den mast voerde. En dan niet te
vergeten de beide Oost-Indiëvaarders, waarmee
I Cornelis 'Houtman en Pieter de Keyser hun eerste
reis naar de Oost maakten. Ik zou natuurlijk nog
verder kunnen gaan en vragen: wat is er gewor-
I den van Zoutmans schip, bij welks aanblik de En-
gelschen wanhopig uitriepen, dat de Trompen en
de Ruyters nog leefden? En waar is de visschers-
pink gebleven, die Koning Willem I naar zijn Hol-
landschen troon terugvoerde? En waarom hebben
ze 'i schip, waarmee Barends en Heemskerk naar
Ncva-Zembla voeren om zich daar beroemd te
maken door 't eten van pannekoeken op Drieko
ningen, niet weer bij mekaar gezocht? Dan had
Nordenshjold toch meer hart voor de zaa'k. Die
ging naar Nova Zembla om daar oud keukenge
rei, oude bijbeltjes, roestige boothaken en oude
schoenen bij mekaar te zoeken en die aan de Ne
derlanders cadeau te doen. En dat was nog maar
een Noor.
Maar van al die roemruchte schepen heeft ons
voorgeslacht ons, arm nageslacht, niets nagelaten.
En dit heeft nu alleen maar betrekking op 't zee
wezen. Maar niet alleen op zee was ons land
groot, ook op 't land. Als we 't nie-t op school
geleerd hadden, zouden we 't niet weten door de
zorg van on£ voorgeslacht. Voor de Haarlemmers
maak ik natuurlijk een uitzondering. Die hebben
behoorlijk g ezorgd, dat de 'houten letters van
Louwtje Koster bewaard zijn gebleven, bang als
ze waren, dat we anders Gutbenberg van Kos-
ter's uitvinding zouden verdenken. Maar ik vraag
alweer: wie heeft er aan gedacht, de afgebroken
brug te bewaren, waarop Claudius Civilis den Ro
mein Cerea'lis ontmoette en daar een nieuw ver
bond met hem sloot? En heeft ons voorgeslach1!:
niet op de onvergeeflijke wijze de belangen van
't nageslacht verwaaHoosd, door 't graf van Al-
brecht Beylink te bewaren, om op die manier alle
twijfel omtrent Beylinks sympathieken dood uit de
wereld te helpen? En was 'tniet een bewijs van
piëteti van die vermaledeide, nalatige Barnevelders
geweest, om tenminste de plek aan te wijzen, waar
mijn grootmoedige voorzaat Jan van Schaffelaar
zijn belofte vervulde van: „hier hebt ge Jan van
Schaffelaar?" De Antwerpenaren legden tenminste
stukjes koper in de straat, waar een minnend paar,
na van den Lieve Vrouwentoren te zijn gespron
gen, stierf in mekaars armen.
O, ik kan me kriegel maken, als ik 't Rijksmu-
seum doorloop en ik vind daar een vlokje haar
van Jacoba van Beieren dat met zoo goed afkom
stig kan zijp van een fox-terreiër van een 18-den
eeuwschen melkboer, terwijl ik mis een gramo-
phoonplaat met de woorden „Mon Dieu, mon
Dieu avez pitie de moi et de mon pauvre peuple"
van onzen grooten Zwijger. En wat heeft 't voor
geslacht ons nagelaten van een Vondel? Had hij
er zelf niet voor gezorgd, door ons zijn werken
na te laten, wellicht dat zijn bestaan, evenals dat
van Homerus, nu wellicht in twijfel zou getrokken
worden. Waarmee ik maar zeggen wil, dat ze daar
in Indië een verstandige daad doen, door de
F. VII vast le houden. Als noi hun zucht, om te
bewaren voor het nageslacht zich maar niet uit
strekt tot de vliegeniers zelf. Want hoewel ons
KLEVERPARKWEG 154 TEL. 10303
(Tegenover de Middelbare Technische School)
OPGERICHT 1903
voor Elegante Heeren en Dameskleeding
BILLIJKEN PRIJS
land kranige lui genoeg heeft, (de sportbladen
vertoonen ze meer dan genoeg in den vorm van
baltrappers, boksers, biljarters, enz.), kunnen we
hen hier er nog best bij gebruiken. Willen ze daar
in Indië met alle geweld een 'beroemd man bewa
ren, dan kunnen ze, wat mij betreft, zich verma
ken met...., neen, dat zeg ik niet, uit vrees, dat
er wat op zit voor DIXI.
Er was eens een dorp. Een mooi oud dorp, met
veel natuur en veel historie, een dorp met een
oud kerkje en een kerkepleintje, met veel mooie
huizen en ook een paar leelijke, zooals dat in een
goed dorp behoort. Kortom, een dorp, dat er zijn
mag. Maar hier was nu juist niet ieder het over
eens. Natuurlijk wel de inwoners van het dorp
zelf, want die waren tevreden met hun dorp, waar
ze van hielden en dat ze steeds mooier maakten,
opdat het niet alleen een genoegen zou zijn om
er te wonen, maar ook een genoegen voor de in
woners van de naburige stad, om er te wande
len, wat deze dan ook veelvuldig deden.
Maar aan de juistheid van het oordeel der
dorpenaren, dat hun dorp er zijn mocht, werd
sterk getwijfeld, en misschien niet zonder feden-
immers ze hadden één groote fout: ze waren in
't algemeen nogal welvarend. En dat vonden de
bewoners van de dichtbijgelegen stad zeer onaan
genaam, waarschijnlijk omdat ze zelf, naar hun
zeggen, niet welvarend waren. Nu is dat ook zeer
onaangenaam. Want de bewoners van het dorp
waren welvarend door eigen verdienste, door hun
arbeid, veelal verricht in een ver afgelegen stad,
die veel grooter eti nog veel echter was dan de
stad, wier bewoners zoo gaarne gingen wandelen
in de natuur van dat dorp.
Nu was deze stad een merkwaardige stad. Niet
alleen omdat ze zoo bizonder weinig welvarend
was, ondanks haar gunstige ligging, maar ook, om
dat ze zich desondanks toch sterk uitbreidde, Zoo
sterk, dat er geen «plaats meer was voor verdere
uitbreiding van haar burgerij. Of wat nog erger
was dat haar burgers gingen wonen in het aan
grenzende dorp. En ook dat was zeer onaange
naam.
Nu trof het ongelukkig dat de bewoners van dat
dorp nogal dom waren; ze konden maar niet in
zien, dat hun belang maar een klein, plaatselijk
belangetje was, maar dat het belang van de stad
samenviel met het algemeene belang. Dit was dom,
maar daarvoor waren ze dan ook dorpers. Maar
toch konden ze wel begrijpen, dat de stad meer
grond noodig had, en dit wilden ze dan ook wel
afstaan. Maar dat wilde nu juist die stad weer
niet, want die wilde wiet alleen de aangrenzende
terreinen, waar ze zich op kon uitbreiden, maar
die wilden het heele dorp hebben. En dat vonden
de dorpers onrechtvaardig. Wat ook weer dom
van ze was, want daar ging het niet om; en het
zou toch zoo voordeelig zijn: n.l. voor de stad.
En slim. Want als men iemand, uit particulier
genoegen, een arm afhakt, moet men schadever
goeding betalen, maar als men hem doodslaat, dan
kan dat niet meer, waarom dat laatste praktischer
is. En bovendien heeft men dan nog wel eens wat
over om aan een ander te geven, natuurlijk als
dat winst kan opleveren.
Nu was er in dat land een regeering, die ook
niet alles goed begreep, want die vroeg ook of
het wel rechtvaardig was, en zag ook niet goed
het algemeene belang, wat voor ieder in die stad
toch zoo duidelijk was. En daarom trokken de
burgers, d.w.z. enkelen van hen, op naar een groo
te zaal, waar twee groote mannen deze groote
dingen met groote woorden zouden uiteen zetten.
De eerste had niet alleen veel verstand van de
toestanden ter plaatse, maar ook een wijden blik,
omdat hij dagelijks langs Haarlem spoorde, en dus
kon constateeren niet alleen dat Haarlem inder
daad zich uitbreidde, maar tegelijk dat de buiten
gemeenten dat niet deden. En de tweede moest
met een zucht constateeren, dat zijn aangeboren
afkeer van, en ingewortelde haat tegen annexatie
hier niets vermochten tegen de macht der feiten.
En tegen het algemeen belang. Niet dat het recht
vaardig zou zijn', aldus de groote man, om het
heele dorp te veroveren, o neen, maar.... we
zijn zoo vreeselijk arm! Geen stad heeft zoo veel
schulden, geen stad zoo hooge belastingen, zoo
veel last van uittocht van gezeten burgers. Maar
even hoog als de nood, zoo nabij was de redding,
n.l. naast de grens. Men doe eenvoudig, wat in
dergelijke gevallen reeds zoo vaak uitkomst gaf:
men neme hetgeen men zelf niet heeft van den
mhiémh