j Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Bloemendaal, Overveen, Aerdenhout en Vogelenzang Fotografisch Atelier DIPHF" ®r-H<«tstr.i69.Tii. 13472 Sierkunst. Amateurskiekjes. A.H.V.Ö. STEURJr. Om het leven van Bloemendaal. Het romantische en het alledaagsche. ivï E N 0 A A L. RLIJKE STAND. iN VOORWERPEN. K A G E N 0 A. EMENDAAL. IDENHOUT. 19e JAARGANG ZATERDAG 28 FEBRUARI 1925 Uitgever: A. EIKELENBOOM, Bloemendaal. Kantoor voor Redactie en Administratie: Bloemendaalscheweg 42. - Tel. 22324. f.nm «ebouw, entree 75 cent, plus le Afdeeling Dubbel Mannen dezen w dstrijd nemen tien it als verplicht koor „O, Heil- ;erwerf. Tevens zingt elk kwar- ar keuze. Istrijd tusschen de le en 2e Afd. E. (A. en B.) en F. ng van den Raad der Gemeente uden op Woensdag 11 Maart lags 2 uur op het Raadhuis Overveen. 'ond aan de Woningbouwver- luis". rond langs den Hoogen Duin- g aan Mevrouw Van der Man- rcnd langs de Bloemveldlaan leman. rond langs den Bloemendaal- J. D. Meeuwig. voor doortrekking der Tulpen- Droste. suppletoire kohier begrooting t doen van af- en overschrij- ïg 1924. :eren A. J. de Waal Malefijt reorganisatie van het photo- tstelling van het uitbreidings- usschen Munterslaan en Zand- veld. w- en wegenplan van het ter- ïnterslaan en Rijnegomlaan; eding van Berkhoutlaan en is voor grootverbruikers, t voor oprichting van urinoirs, lingen der Bouwverordening, ken. an der RaadJansen, z.; M, z.; B. MeuringWillemse, z. F. Elhorst en M. C. Dekker. P. Ederzeel en M. Koopman. Keijman, 57 jaar. bij C. v. Wienen, Korte Kle- ïendaal, een heerenparapluie; smendaal, een zwart lederen inhoud; C. IJzerman, Korte een letter broche; odeweg 19, Bloemendaal, een rreboschlaan 9b, Bloemendaal, Kinheimweg 61, Bloe- lood; v. id. Meij, Westerduin- een tax-hondje; H. Elizen, erveen, een herdershond; J. racht órood te Haarlem, een Middentuindorplaan 18, Bloe das. ran politie te Overveen: een mten; een R.-K. kerkboekje; dameshandschoen; een En- dag 8 Maart. ENTE, voormiddags 10 uur, jk. elfde. KERK, voormiddags 10 uur, ird. in gebouw „Mara- 10 uur, k, Algem. Secr. van het Ned. Amsterdam. ERVEEN. E SCHOOL, voorm. 10 uur, pman. sdag 11 Maart, de heer K. Koopman. NG" AerdenhoutBentveld, il Eikenlaan 5, v.m. 10,30 u. foessingh, Leiden. 'r hou.... 'n Meissie met 'n 2r vader aan te zien, vroeg-ie inen d'r voeten?" wel zien," ontweek de man, acht. uurlijk 't eerst na gekeken,' ïtjes-geluid in 't bed: „maar i. Ik heb liever 'n hinkepoot as 'n nakende kalebas iullie daar óók 'n verdriet van bben geen geluk met je kin- ju dan verdriet gehad, malle eele boel", zei 't manke jog- ser dat. Ik had 'r zoo werom :htplonzen van de buitendeur, fee beschuiten met muisjes, :d gebracht, en omdat-ie voor :euwen niet weten wou hoe den had, begon-ie te jokken, fonkerende diamanten op d'r 'n mantel van harmelijn om lagsc'he jurk enne dat de 'r bedje heen en weer vlo- BLOEME AALSCH WEEKBLAD J Abonnement: Voor een half jaar 1.75 LOSSE NUMMERS 5 CENT. Advertentiën: 15 cent per regel, bij afname van 500 regels of meer, korting. Vraag en aanbod, huur en verhuur, koop en verkoop, van 1 tot 10 regels 1.elke regel meer 10 cent. Tusschen den tekst of op een bepaalde plaats speciaal tarief. Qyyvyvyy^^eOOOC^JCOOCOOOOCaOCOCXXKXOOOOOCXXXlOOOOOOCXXlClOOOCOOOOOC Alles is schadelijk wat de geest vrij maakt [zonder het karakter te vormen. GOETHE. GOD, RED DE VOLK'REN. Wanneer redt Gij de volk'ren, Barmhartig God, wanneer? Niet koningen of tronen, Maar mensen, mensen, Heer! O, zie Gij hen met deernis aan, Laat hen niet als het kaf vergaan, En niet in 't duister ondergaan, God, redt de volk'ren! Zal 't kwaad méér kwaad steeds scheppen, Macht heersen over recht? Zal 't mensdom, Vader, zwoegen, Voor wat is boos en slecht? „Neen", roepen berg en hemel luid, ,,De zon treedt eens de wolken uit, „De zucht verstomt voor blij geluid", God, redt de volk'ren! Wanneer redt Gij de volk'ren, Barmhartig God, wanneer? De mensen, ja, de mensen, Geen troon of vorsten, Heer? Behoud ze! Red ze uit slavernij, Want Uwe kinderen zijn zij, Maak hen van zond' en wanhoop vrij! God, redt de volk'ren! V. W. E. (Uit het Fellowship Hymn Book, opgenomen uit de Barchem-bundel). (Nadruk verboden). Wij hunkeren allen naar romantiek. Het grauwe leven bevredigt ons niet. Wij wil len de fleur, wij willen de kleur! En wij gevoelen ons hopeloos ongelukkig, wan neer de ééne dag na den anderen zonder bekorende afwisseling verstrijkt. Sinds onze prille jeugd worden wij tot romantiek opgevoed. De „goede oude ba ker, die sprookjes kan vertellen"; het kin dermeisje, dat ons zoet houdt met den boemande onderwijzer op school, die ons bi) de aardrijkskunde boeit met beschrij vingen van verre landen met vreemde menschen en wilde dieren en bij de ge schiedenis ons de beelden voortoovert van krijgshaftige ridders en rijk uitgedoste jonkvrouwen; de geestelijke, die ons mee- I troont naar de woestijnen, waar eerwaar dige aartsvaders op kameelen rijden en die ons de ster wijst, die schijnt op de stal, waar het Kerstkindeke in zijn kribbe ligt, zij allen voeden in ons de begeerte naar het buitengewone en spannende, zij allen vervullen ons onbewust met tegenzin te gen het alledaagsche. Wij worden geboren met fantasie en de ze roept om bevrediging evengoed als de hongerige maag en de dorstige keel en het weetgierig verstand. Men heeft getracht, deze fantasie te onderdrukken; ja, hoe kort nog ligt de tijd achter ons, waarin men alles wat naar romantiek zweemde tot overbodigen „onzin" verklaarde! Het verstand was alles; men vergoodde de re de en woog elke uiting van menschelijk vernuft en menschelijke vindingrijkheid af naar haar mate van nuttigheid. Men prees slechts den ernst en de degelijkheid en ieder streeft er naar, in het gewicht van zijn bezigheden en plannen voor een za kelijk man te gelden. Maar bedriegen laat zich het leven niet. Zoodra men één van zijn noodzakelijke functies verloochent, neemt deze wraak. In onherkenbare gestalte stelt zij zich scha deloos voor haar veronachtzaming en maakt juist hem, die zich het meest aan de romantiek acht ontwassen, tot haar grootsten slaaf. Want wat zoekt de koopman in de wis selende kansen der beurs anders dan ro mantiek? Hij is rijk; hij heeft geen uit breiding van zijn bezit meer van noode, en toch kan hij zijn speculaties niet laten; toch mat hij zich avond op avond af met net grijpen naar de krant, die de nieuwe koersen boekt. Wat zoekt de man van de s renge wetenschap, die duffe folianten oorworstelt en zich wekenlang opsluit in FAMILIK EN M.M-J RUIl»»<jROEFEN sombere bibliotheken om de oplossing te vinden van een duisteren tekst anders dan de dolende ridder zocht, toen deze uittrok om in ondoordringbare wouden en grillig gevormde spelonken 't verblijf te ontdek ken van den Heiligen Graal? En de poli ticus, die in de blauwe tabaksdamp van lage dorpsherbergjes den degen kruist met zijn tegenstander, wordt bezield door denzelfden drijfveer, die Don Quichot deed uitrijden op zijn mageren rossinant om te gen windmolens te vechten. Onder al ons schijnbaar gewichtig stre ven naar onzelfzuchtige doeleinden en ab stracte idealen, vermomt zich maar al te vaak de onbewuste neiging naar het ro mantische en wie het in zijn arbeid, zijn zaken of zijn plannen niet grijpen kan, zet zich 11a zijn eentonigen, met werktuiglij ke onverschilligheid ten einde gebrachten arbeid in een veilige hoek van de huiska mer, om in de lectuur yan een detective roman zijn behoefte aan romantiek te be vredigen. Of hij besteedt zijn zuurver diend geld aan de kas van de bioscoop, waar het trilende beeld op het doek zijn ziel en zenuwen mede aan het trillen moet brengen. Neen, ondanks al onze armetierige po gingen gelukt hét ons niet de ons inge schapen trek naar het romantische te ver loochenen. Hoe kan het dan zijn, dat een wijs en ervaren man als Dirk Coster in zijn Nieu we Geluiden onlangs heeft durven verkla ren, dat dit „groote romantische verlan gen" uitsterft en dat in de plaats hiervan meer en meer treedt „de erkennig der wer kelijkheid en de verhoogde drang zich aan die werkelijkheid te geven?" Zou deze heroïsche wil om uit den toover van de romantiek te ontwaken" niet aldus te ver klaren zijn, dat onze tijd een groote ont dekking heeft gedaan, n.l. dat men, om zijn romantische neiging te bevredigen, niet buiten de werkelijkheid behoeft te treden De werkelijkheid, eens zoo suf en grauw schijnend, blijkt bij innige kennismaking kleurrijker dan de stoutste verbeelding. Wie acht geeft op z'n levenservaring, wie met scherp gespitste oplettendheid de da- gelijksche gebeurtenissen waarneemt, be merkt spoedig, dat het leven grilliger, bonter, verrassender is dan hetgeen sprookjes en romans daarvan maken. Geen dichter, geen schrijver, geen schilder is een zóó groot kunstenaar als de Schepper van de "Werkelijkheid, en al hetgeen onze droomen verzinnen, is niets dan een zwak ke nabootsing van hetgeen ons op den nuchteren dag overkwam. Indien wij het leven met den speurzin voor het romantische gaan doorzien, blijkt alle weerspiegeling in onze lectuur, op ons tooneel, in onze legenden en vizioenen slechts aan het leven ontleend. Het ro mantische en het alledaagsche vormen geen tegenstelling; voor wie op deze com binatie gespitst en voor haar waarheid ontvankelijk is, wordt het romantische het alledaagsche en het alledaagsche het ro mantische. Gezegend, wie uit deze ervaring mag leven; hem brengt iedere dag nieuwe ver rassing en elk uur nieuwe verrukking. Zoo de alledaagsche mensch de romantische mensch wordt, heeft de werkelijkheid geen aanvulling noodig. C. De bekende Sierkunstenaar Jan v. Krimpen, me dewerker van ,,De Telegraaf" voor de rubriek ,,Kunst", schreef in het ochtendblad van 26 Fe bruari j.l. over de meubelontwerpen van C. de Jong, voor de fa. Boskamp alhier, het volgende: ,,De ontwerper dezer meubels streeft er naar om zijn voortbrengselen zoo zuiver mogelijk ge timmerten te doen zijn: hij zoekt steeds naar op lossingen, die het hout zoo «zuiver mogelijk hout laten. Daarom verwerpt hij vormen, die ook in ander materiaal, zooals steen, metaal of fayence, uitgevoerd zouden kunnen worden. Met 'de thans van hem getoonde twee vertrek ken een eet- en een slaapkamer heeft hij bovendien de bedoeling gehad, om, door eenvou dig en met groote vlakken te werken, zoo goed koop mogelijk te blijven. Het in hoofdzaak ge bruikte materiaal is eikenhout; en dit is nauwe lijks ergens geprofileerd of meer dan noodig is bewerkt De versiering bestaat uit randen of an dere toevoegingen van (donkerder en harder) coro- mandel hout, voornamelijk op plaatsen, die een bijzondere steun of bescherming noodig hebben; maar ook soms daar waar zij een gelukkig accent kunnen teweeg brengen. Zoo zijn de lijsten, die het blad der tafel dragen, van onderen voorzien van een smallen rand cöromandel, slechts als ver siering; de pooten van tafel zoowel als stoelen zijn, waar zij op den grond staan, verdikt met het zelfde hout: hier dient idit om de stabiliteit te ver- hoogen en, met zijn hardheid, om de pooten tegen beschadiging te beschermen. Aan de ruggen der stoelen, die als ladders geconstrueerd zijn, werden de sporten schijnbaar bevestigd met knopjes van coromandelhout, om de vrij groote vlakken iets te breken. Het buffet is een weinig weelderiger behan deld; op elk der zes boven elkaar geplaatste laden een slotplaat en trekkers van coromandel, op de deuren groote knoppen daarvan. De zij-stijlen van den opstand zijn eenvoudig gebeeldhouwd en in het midden is een klein, van binnen met fluweel bekleed kastje voor zilver, enz. aangebracht. Met dit alles is bereikt, dat dit laatste meubel, in dit sobere maar zeer verzorgde interieur, het cen trale punt der decoratie vormt. De slaapkamer is even eenvoudig als de eetka mer. (Hier 'is, door verdere detaiHeering, een klei ne kaptafel het rustpunt voor den beschouwer gemaakt. Als op zichzelf staand «meubel is nog een wieg aanwezig; zij is van eenvoudig rood gebeitst hout met zwarte stijltjes, knoppen, en enkele andere versieringen. De gordijntjes zijn blauw gebatikt. Men vraagt zich af hoe het mogelijk is, dat, waar zulke vriendelijke en vroolijke wiegen gemaakt worden, men zelden andere, dan de sinds jaar en dag gebruikelijke bekleede, in een huis aantreft. Door de vriendelijkheid zijner opdrachtgevers daartoe in staat gesteld, kon de heer De Jong ons eindelijk nog een geheel door hem on'tworpen eet kamer in een particuliere iwoning laten zien. Zijn beginselen ten aanzien der houtbewerking had hij hierbij onverminderd laten gelden; maar min der knellende economische eischen gaven hem de gelegenheid voor rijkere toepassingen. En hij was er daarmede in geslaagd, een zeer harmonisch en aantrekkelijk geheel te scheppen". Het bovenstaande bewijst weer eens te meer, dat Bloemendaal ook op 't gebied van woningin richting een eigenmachtig centrum kan vormen. Inderdaad is het een verheugend feit, dat èn de fa. Boskamp èn haren talentvollen ontwerper tot eer strekt. Wij spreken hierbij den wensch uit, dat Bloe- mendaal's inwoners, die juist den laatsten tijd zoo ondubbelzinnig hebben blijk gegeven een geheel te willen blijven, deze houding ten opzichte van de inrichting of completeering hunner woningen even min zullen verloochenen. Naar men ons uit Batavia meldt, zal de F VII, het vliegtuig, waarmee de eerste reis naar Oost- Indië werd gemaakt, worden opgelegd en in een museum worden opgeboren om bewaard te blij ven voor het nageslacht enz. Dagbladbericht. Toen ik dat las, sprong m'n hart op van vreug de en ik dacht: Bravo, practische Oost-Indische Hollanders, daar doen jullie nu een goed werk meer. Wel had ik alle moeite, om m'n vrouw haar onwijze gedachten daaromtrent uit 't hoofd te praten, maar ik eindigde toch met deze voldoe ning, da't zij erkende, maar een vrouw le zijn en de zaak «misschien verkeerd in te zien. Och ja, wat trekt een vrouw zich ook aan van nageslachten? Die heeft in den regel al genoeg te doen met het tegenwoordige, eigen jonge nageslacht. In haar bekrompen gedachtengang redeneerde zij aldus: de F. VII heeft bewezen een degelijk, betrouwbaar vliegtuig te zijn, 't heeft de reis zonder ongelukken volbracht en 't is zonde, 't nu in een museum op te bergen. Stel voor, dat ze alles, wat degelijk is, in een museum stoppen, dan zouden ze jou (dat ben ik, Dixi) ook wel in een museum kunnen opbergen". Ze had er dan nog vrede mee, als 't later als 't waardeloos was geworden, bij andere oudhedens werd gedeponeerd, zooals men oude mannen in een oudmannenhuis oplegt. Maar nog eens: ik vind 't een pracht-idee. En m'n hart schreit bittere tranen, als ik bedenk, hoe nalatig ons voorgeslacht is geweest ten op zichte van ons, zijn nageslacht. Maar erkend moet nu ook worden, dat ik er een liefhebber van ben om alles op te zouten, wat zich op de een of an dere wijze verdienstelijk heeft gemaakt of zich onderscheiden heeft. M.i. zou 't niet meer dan een staaltje van plicht van ons voorgeslacht zijn ge weest, als 'it al de schepen, waarmee belangrijke reizen zijn gemaakt, voor ons had geconserveerd. Had 't dat gedaan, dan zouden nu netjes geëtiket teerd naast mekaar liggen, een uitgeholde boom stam, waarmede de eerste Batavier ons land bin- nenpagaaide, 't schip van 't vrouwtje van Stavo ren, het schip van Damiate, dat de gestolen Da- miaatjes uit Egypte naar 't Spaarne vervoerde, „De halve Maen", waarmee Hudson New York ontdekte, onze onvergetelijke „Zeven Provinciën, waarmee De Ruyier eiken Engeischman de dood stuipen op 't lijf joeg. Verder het admiraalsschip van Tromp, dat inplaats van een behoorlijke vlag een bezem in den mast voerde. En dan niet te vergeten de beide Oost-Indiëvaarders, waarmee I Cornelis 'Houtman en Pieter de Keyser hun eerste reis naar de Oost maakten. Ik zou natuurlijk nog verder kunnen gaan en vragen: wat is er gewor- I den van Zoutmans schip, bij welks aanblik de En- gelschen wanhopig uitriepen, dat de Trompen en de Ruyters nog leefden? En waar is de visschers- pink gebleven, die Koning Willem I naar zijn Hol- landschen troon terugvoerde? En waarom hebben ze 'i schip, waarmee Barends en Heemskerk naar Ncva-Zembla voeren om zich daar beroemd te maken door 't eten van pannekoeken op Drieko ningen, niet weer bij mekaar gezocht? Dan had Nordenshjold toch meer hart voor de zaa'k. Die ging naar Nova Zembla om daar oud keukenge rei, oude bijbeltjes, roestige boothaken en oude schoenen bij mekaar te zoeken en die aan de Ne derlanders cadeau te doen. En dat was nog maar een Noor. Maar van al die roemruchte schepen heeft ons voorgeslacht ons, arm nageslacht, niets nagelaten. En dit heeft nu alleen maar betrekking op 't zee wezen. Maar niet alleen op zee was ons land groot, ook op 't land. Als we 't nie-t op school geleerd hadden, zouden we 't niet weten door de zorg van on£ voorgeslacht. Voor de Haarlemmers maak ik natuurlijk een uitzondering. Die hebben behoorlijk g ezorgd, dat de 'houten letters van Louwtje Koster bewaard zijn gebleven, bang als ze waren, dat we anders Gutbenberg van Kos- ter's uitvinding zouden verdenken. Maar ik vraag alweer: wie heeft er aan gedacht, de afgebroken brug te bewaren, waarop Claudius Civilis den Ro mein Cerea'lis ontmoette en daar een nieuw ver bond met hem sloot? En heeft ons voorgeslach1!: niet op de onvergeeflijke wijze de belangen van 't nageslacht verwaaHoosd, door 't graf van Al- brecht Beylink te bewaren, om op die manier alle twijfel omtrent Beylinks sympathieken dood uit de wereld te helpen? En was 'tniet een bewijs van piëteti van die vermaledeide, nalatige Barnevelders geweest, om tenminste de plek aan te wijzen, waar mijn grootmoedige voorzaat Jan van Schaffelaar zijn belofte vervulde van: „hier hebt ge Jan van Schaffelaar?" De Antwerpenaren legden tenminste stukjes koper in de straat, waar een minnend paar, na van den Lieve Vrouwentoren te zijn gespron gen, stierf in mekaars armen. O, ik kan me kriegel maken, als ik 't Rijksmu- seum doorloop en ik vind daar een vlokje haar van Jacoba van Beieren dat met zoo goed afkom stig kan zijp van een fox-terreiër van een 18-den eeuwschen melkboer, terwijl ik mis een gramo- phoonplaat met de woorden „Mon Dieu, mon Dieu avez pitie de moi et de mon pauvre peuple" van onzen grooten Zwijger. En wat heeft 't voor geslacht ons nagelaten van een Vondel? Had hij er zelf niet voor gezorgd, door ons zijn werken na te laten, wellicht dat zijn bestaan, evenals dat van Homerus, nu wellicht in twijfel zou getrokken worden. Waarmee ik maar zeggen wil, dat ze daar in Indië een verstandige daad doen, door de F. VII vast le houden. Als noi hun zucht, om te bewaren voor het nageslacht zich maar niet uit strekt tot de vliegeniers zelf. Want hoewel ons KLEVERPARKWEG 154 TEL. 10303 (Tegenover de Middelbare Technische School) OPGERICHT 1903 voor Elegante Heeren en Dameskleeding BILLIJKEN PRIJS land kranige lui genoeg heeft, (de sportbladen vertoonen ze meer dan genoeg in den vorm van baltrappers, boksers, biljarters, enz.), kunnen we hen hier er nog best bij gebruiken. Willen ze daar in Indië met alle geweld een 'beroemd man bewa ren, dan kunnen ze, wat mij betreft, zich verma ken met...., neen, dat zeg ik niet, uit vrees, dat er wat op zit voor DIXI. Er was eens een dorp. Een mooi oud dorp, met veel natuur en veel historie, een dorp met een oud kerkje en een kerkepleintje, met veel mooie huizen en ook een paar leelijke, zooals dat in een goed dorp behoort. Kortom, een dorp, dat er zijn mag. Maar hier was nu juist niet ieder het over eens. Natuurlijk wel de inwoners van het dorp zelf, want die waren tevreden met hun dorp, waar ze van hielden en dat ze steeds mooier maakten, opdat het niet alleen een genoegen zou zijn om er te wonen, maar ook een genoegen voor de in woners van de naburige stad, om er te wande len, wat deze dan ook veelvuldig deden. Maar aan de juistheid van het oordeel der dorpenaren, dat hun dorp er zijn mocht, werd sterk getwijfeld, en misschien niet zonder feden- immers ze hadden één groote fout: ze waren in 't algemeen nogal welvarend. En dat vonden de bewoners van de dichtbijgelegen stad zeer onaan genaam, waarschijnlijk omdat ze zelf, naar hun zeggen, niet welvarend waren. Nu is dat ook zeer onaangenaam. Want de bewoners van het dorp waren welvarend door eigen verdienste, door hun arbeid, veelal verricht in een ver afgelegen stad, die veel grooter eti nog veel echter was dan de stad, wier bewoners zoo gaarne gingen wandelen in de natuur van dat dorp. Nu was deze stad een merkwaardige stad. Niet alleen omdat ze zoo bizonder weinig welvarend was, ondanks haar gunstige ligging, maar ook, om dat ze zich desondanks toch sterk uitbreidde, Zoo sterk, dat er geen «plaats meer was voor verdere uitbreiding van haar burgerij. Of wat nog erger was dat haar burgers gingen wonen in het aan grenzende dorp. En ook dat was zeer onaange naam. Nu trof het ongelukkig dat de bewoners van dat dorp nogal dom waren; ze konden maar niet in zien, dat hun belang maar een klein, plaatselijk belangetje was, maar dat het belang van de stad samenviel met het algemeene belang. Dit was dom, maar daarvoor waren ze dan ook dorpers. Maar toch konden ze wel begrijpen, dat de stad meer grond noodig had, en dit wilden ze dan ook wel afstaan. Maar dat wilde nu juist die stad weer niet, want die wilde wiet alleen de aangrenzende terreinen, waar ze zich op kon uitbreiden, maar die wilden het heele dorp hebben. En dat vonden de dorpers onrechtvaardig. Wat ook weer dom van ze was, want daar ging het niet om; en het zou toch zoo voordeelig zijn: n.l. voor de stad. En slim. Want als men iemand, uit particulier genoegen, een arm afhakt, moet men schadever goeding betalen, maar als men hem doodslaat, dan kan dat niet meer, waarom dat laatste praktischer is. En bovendien heeft men dan nog wel eens wat over om aan een ander te geven, natuurlijk als dat winst kan opleveren. Nu was er in dat land een regeering, die ook niet alles goed begreep, want die vroeg ook of het wel rechtvaardig was, en zag ook niet goed het algemeene belang, wat voor ieder in die stad toch zoo duidelijk was. En daarom trokken de burgers, d.w.z. enkelen van hen, op naar een groo te zaal, waar twee groote mannen deze groote dingen met groote woorden zouden uiteen zetten. De eerste had niet alleen veel verstand van de toestanden ter plaatse, maar ook een wijden blik, omdat hij dagelijks langs Haarlem spoorde, en dus kon constateeren niet alleen dat Haarlem inder daad zich uitbreidde, maar tegelijk dat de buiten gemeenten dat niet deden. En de tweede moest met een zucht constateeren, dat zijn aangeboren afkeer van, en ingewortelde haat tegen annexatie hier niets vermochten tegen de macht der feiten. En tegen het algemeen belang. Niet dat het recht vaardig zou zijn', aldus de groote man, om het heele dorp te veroveren, o neen, maar.... we zijn zoo vreeselijk arm! Geen stad heeft zoo veel schulden, geen stad zoo hooge belastingen, zoo veel last van uittocht van gezeten burgers. Maar even hoog als de nood, zoo nabij was de redding, n.l. naast de grens. Men doe eenvoudig, wat in dergelijke gevallen reeds zoo vaak uitkomst gaf: men neme hetgeen men zelf niet heeft van den mhiémh

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1925 | | pagina 7