JBÜCHE Tentoonstelling MODERNE STOFFEN Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Bloemendaal, Overveen, Aerdenhout en Vogelenzang ij en de wereld. RENTEWIJZlGliNG A. H. d. STEUR Jr. EEN APARTE COLLECTIE Fotografisch Atelier HAARLEM8CHE BANKVEREENIQING - BLOEMENDAAL Amateurskiekjes. Voor het komende saison 19e JAARGANG ZATERDAG 21 MAART 1925 No. II. Uitgever: A. EIKELENBOOM, Bloemendaal. Kantoor voor Redactie en Administratie: Bloemendaalscheweg 42. - Tel. 22324. P. J. HOBBEL, Kunstpottenbakker, en TOON DE JONG, Etser, exposeeren van 21 Maart tot en met 4 April in de Toonzaal der Fa. J.A. BOSKAMP Zn. te Overveen en noodigen U tot een bezoek uit. Geopend van 9-6 uur. HEEREN* EN DAMESKLEERMAKER BLOEMENDAAL. BLOEMENDAALSC WEEKBLA Abonnement: Voor een half jaar 1.75 LOSSE NUMMERS 5 CENT. Advertentiën: 15 cent per regel, bij afname van 500 regels of meer, korting. Vraag en aanbod, huur en verhuur, koop en verkoop, van 1 tot 10 regels 1.elke regel meer 10 cent. Tusschen den tekst of op een bepaalde i speciaal tarief. Ieder werk stelt zijn perk naar P. T. Pecky. Zet één stap gelijk, zonder ijlen of jachten, want van haastigen spoed is geen heil te verwachten. Leg één steen te gelijk; leg hem recht en secuur tot uw vlijt wordt beloond door een stevigen muur. Doe één ding te gelijk, en met al uwe macht, wie te veel onderneemt, die versnippert zijn kracht. Leef één dag te gelijk; grijp het levende heden; ieder uur trouw gebruikt doet het jaar goed H. de Lang. besteden. DE VONKEN. Draagt de vonken door de nachten Tot den morgen van den tijd, Weest de onversaadde wachten Aan de poort der Eeuwigheid. Hoog de vlammen van verlangen, Hoog de vlammen tot den strijd. Wien de vlammen leven brachten, Is tot Eeuwigheid bereid. Draagt de vonken, hooggeheven, Door Uw eigen levenstijd. In. U is het stil bewegen Van de vlam der Eeuwigheid. Hoog de vlammen van verlangen, Hoog de vlammen tot den strijd. Wien de vlammen leven brachten, Is tot Eeuwigheid bereid. Heilig vuur, dat in de nachten Van het leven ons bevrijdt. Heilig ons, die samen trachten Naar Uw lichte Eeuwigheid. Wijd ons, die in U verlangen, Wijd ons samen tot Uw strijd. Ouden, Jongen, God, wij wachten Tot Uw Eeuwigheid bereid. E. D. SPELBERG. (Nadruk verboden). Soms dringt zich de vraag aan ons op, of wij eigenlijk wel iets anders kennen dan ons zelf. Zeker, wij verbeelden ons heel wat; wij spreken van menschenken- nis en wereldkennis, maar wat blijkt bij nadere beschouwing deze kennis veelal te zijn? Hierover mijmerde ik, toen ik me er op betrapte, dat ik mijn fiets als een bezield wezen behandelde. Doen we zooiets niet wel eens allemaal? We schrijven de din gen, waarmee wij dagelijks te doen heb ben en die een stuk van ons leven vormen, een eigen karakter toe. De fiets loopt vandaag lekker; gister had zij een verve lende bui. De vulpen kan weergaloos kop pig zijn en met zijn wederspannigheid den schrijver tot wanhoop brengen. Ja, soms zijn volwassenen jegens hun meubels en werktuigen even kinderachtig als kleu ters, die de tafel een schop terug geven, als ze zich er aan hebben gestooten. Waar toe kun je als verstandig mensch wel niet komen, als je kachel het op een mistroos- tigen morgen vertikt te branden! Treffend voorbeeld van een persoonlijke verhouding tot levenlooze voorwerpen le veren de machinist op de locomotief en de zeeman op zijn schip. Vertel ze niet, dat hun machine van staal of hun schuit van plaatijzer is; machine en schuit hebben een ziel; het zijn levende wezens, vrien den zijn het, beminden die men streelt gelijk de muzikant zijn viool, of op den alopt, zooals de ruiter zijn paard. Denk slechts aan de wijze, waarop de uiachimst zijn locomotief toespreekt in «at bekende vers van Adama van Schel- tema. "Mijn zwarte beest, mijn ijz'ren meid, „Mijn bulderende bruid", noemt hij daarin zijn machine, die hij een bloem op de borst zet en wier hart hij heet stookt. Nu weten wij in onze nuchtere oogen- blikken heel goed, dat een locomotief geen lorst en geen hart heeft, evenmin als on- e nets een humeur en onze kachel een waze bui. Maar zijn wij ons dit evengoed w"ij van onze kat of kanarie ze 200 „menschelijk" zijn? ^eed Adama van Scheltema's ma- kiJ zijn locomotief als zijn zwarte beest, zijn ijz'ren meid, zijn bul derende bruid betitelde? Hij bracht ziin eigen menschelijke gevoelens op het leven- FAMILIE- EN Gr. Houtstr. 169, Tel. 13472 BBIJIDSGBOEPEN DEPOSITO, dagelijks opeischbaar U/2 voor een maand vast prolongatiekoers. voor 3 maanden vast 3 voor een jaar vast 4Vs !a. SPAARDEPOS1TO (Spaarbankboekjes tot maximum f 2500.—) 4 looze gevaarte over; rij schreef dit eigen schappen toe, die hij bij zichzelf had op gemerkt; hij betooverde dit wezen met zijn verbeelding, zooals de oude Grieksche dichter in zijn Metamorphosen de boomen, bergen en wolken gedaanteverwisselingen liet ondergaan en ze als goden en godin nen liet optreden. Zóó werd de locomotief voor hem een mensch. Maar zóó wordt evengoed poes een mensch voor de oude juffrouw, die met haar babbelt. En de hond en het paard en de kippen. Wij allen, hoe moeilijk wij het in onze bescheidenheid aanvaarden, zijn dichters gelijk die middeleeuwer, die in den Vos Reynaerde de dieren liet spre ken. Inderdaad heeft een hond of een kat niets menschelijks. Maar wat heeft hij dan wel? Wat voelt een beest, hoe reageert het op de verschillende levensverschijnse len? Kent het liefde, vriendschap, vrees voor den dood? Bezit het het vermogen tot redeneeren, tot overleg Heeft honden trouw iets te maken met de menschelijke begrippen van trouw, of berust dit schijn baar overeenkomstig verschijnsel op vol strekt verschillende drijfveeren? Zeker, er bestaat een wetenschappelijke zielkunde omtrent het dier. Maar een ha- rer uitnemendste vertegenwoordigers, prof. Buytendijk, erkent in zijn boek over de psychologie der dieren, dat het gevoels leven van het dier voor den mensch een gesloten boek zal blijven en het slechts in sommige gevallen mogelijk zai zijn op grond van sterke overeenkomsten zwakke vermoedens over de gevoelens van een dier uit te spreken. Nog een stap verder, en we staan voor de vraag, of wij eigenlijk ons wel in het zieleleven van onze medemenschen kun nen verplaatsen. Maar al te weinig besef fen wij nog, hoe moeilijk dit is. Zorgvul dig en volhoudend onderzoek is noodig geweest, om tot de ontdekking te komen, hoezeer de wereld der volwassenen zich heeft vergist, toen ze kinderen met haar eigen maatstaf ging meten. Nu weten wij, zij het misschien voorshands nog slechts ten halve, dat hetgeen er omgaat in het gemoed onzer kleuters, er geheel anders uitziet dan wij eeuwenlang hebben ver moed. Wat wij, volwassenen deden, was ge woonlijk niet veel anders, dan onze eigen gevoelens en voorstellingen overdragen op het kind, gelijk wij onze eigen gevoelens en voorstellingen plegen over te dragen op het dier en op de fiets of de locomotief. Zoo was onze kinderwereld een verbeelde wereld, die met de werkelijkheid slechts weinig gemeen had. Maar onze genooten? De makkers en ge zellen onzer dagelijksche gemeenschap, de maatschappij Hoe weten wij ze te beoor- deelen, te kenschetsen, in te deelen bij de groepen goeden en boozen, verstandigen en onverstandigen. Wij meenen immers over menschenkennis te beschikken. Niets is zoo leerzaam, om ons aan dezen waan te ontwennen als het oordeel van anderen over ons zelf. Meestal komt ons nog slechts het onschuldigste ter oore. Maar wanneer ons h*t voorrecht te beurt valt, toevalligerwijs het inzicht, dat ver schillende menschen omtrent ons bezitten, te vernemen, staan wij dikwijls verstomd en verbijsterd. Welk een averechtsche ken nis blijken zij, die overtuigd zijn ons te doorgronden, te hebben omtrent onze be weegredenen en drijfveeren! Hoe misken nen zij ons karakter en de gesteldheid van ons innerlijkste wezen te goeder trouw! Kan het ook anders? Tenslotte is er, tenzij wij ons onduldbare inspanning wil len getroosten, slechts één wereld, waarin wij ons kunnen verplaatsen, en dat is die van ons eigen gemoed. Aan deze wereld ontleenen wij het materiaal, waarmee wij die vreemde, raadselachtige wezens daar buiten ons, menschen, dieren en voorwer pen, opschikken en van gedaante doen ver wisselen om hen pasklaar te maken voor ons eigen, eenige rijk: het rijk onzer ver beelding. En, met een kleine wijziging van Faust's bekende woord, kan men erken nen, dat, hetgeen wij voor den geest on zer genooten daarbuiten houden, veelal slechts onze eigen geest is, die zich in hen weerspiegelt. C. 't Is lang geleden, Jat ik m'n heerlijke avond suren na volbrachten dagtaak mocht verpoozen met het instampen van velerlei kennis, die me in m'n latere leven nooit meer te pas zou komen, maar die een ambtenaar in 's lands dienst nu een maal dient te bezitten om met goed gevolg 't exa men af te leggen, teneinde de bevoegdheid te er langen, aan het Nederlandsche publiek postzegels, briefkaarten en andere dingen te verkoopen en het bij allerlei posterijzaken van dienst te kunnen zijn. Maar 't heugt me nog als de dag van gisteren, dat eindelijk de proef op de som gezet zou worden, m.a.w. dat ik 't groote examengebouw binnenkwam en al spoedig m'n bedrevenheid mocht toonen in bet schriftelijk uitdrukken van m'n gedachten, door middel van een opstel over „Reclame". In een dik uur mochten de jonge menschen, in het examengebouw gestoeld aan kleine tafeltjes alles vertellen, wat ze aan „reclame" op hun hart had den. 'k Weet niet meer, hoe lang ik op m'n pen houder heb zitten knabbelen alvorens op een goed begin te komen. Maar eindelijk kreeg ik een ge vaarlijk idee, met een speculatie op 's examina tors onbekendheid met een onzer grootste proza schrijvers, waarvan ik toevallig eens een stukje gelezen had. Bedoeld stukje begint aldus; „Bilderdijk wenschte in een zijner zwaarmoedige buien dood te zijn, in het koele graf te liggen, ten einde doof te zijn, voor de 'Haagsche straatkre ten", Brutaalweg pende ik deze regels met eenige volgende neer en ging met een zeer gezochten draai over op de vele reclameborden, die onze steden en schoone landstreken ontsierden. En met iets theatraals vroeg ik in m'n opstel, wat die prikkelbare Bilderdijk wel gewenscht zou hebben, als hij eveh gevoelig op z'n gezichts- als op z'n gehoorzenuwen was geweest. Dat was natuurlijk klinkklare larie, maar ik begreep toen nog niet, dat Bilderdijk zoo verstoord was op die straatkre ten, omdat ze hem uit de wereld der fantazie, waarin hij moest verkeeren om boeken vol gedich ten te kunnen schrijven, omlaag scheurden naar de nuchtere wereld der werkelijkheid. Stel je nu ook voor, dat je zit te dichten: Vrucht der teerste Vrucht der eerste Minneweelde van mijn jeugd! Lief onnoozel, feeder wichtjen Wier aantrekkelijk gezichtjen 't Vaderhart zoo teer verheugt, 'k Heb U levend 'k Heb U bevend Uit Jen onbevlekten schoot Van een moeJer weer ontfangen En met tranen op Je wangen Die iken daar klint het ineens rauw op „Holandsche nieuwe!" Je behoeft waarlijk geen Bilderdijk te zijn, om een van je oude kamerpantoffels uit te trekken, het raam op te schuiven en Jen vent den pantof fel naar z'n hoofd te slingeren en te zeggen: „dèr dan, daar heb je Hollandsche ouwè!" O, ik kan me dien Bilderdijk zoo goed inden ken. En vanavond meer dan ooit, want terwijl ik aan m'n kiekje moet gaan werken, zit de hond van onze buren op een alleronhebbelijkste manier te keffen en te blaffen. Baasje en vrouwtje zijn niet thuis en 't hondje moest thuis blijven. Daar kan 't hondje niet tegen, gewend als het is, dat er met hem, als 't ecnig kind, gestoeid, gesold en gepraat wordt. En nu denkt het er niet aan, dat m'n kiekje afmoet. Misschien weet 't mormel wel dat de abonnée's van Bloemendaalsch Weekblad, bij niet klaar komen van mijn geschrijf, er niets bij zouden verliezen, maar dan dient hij toch ook te weten, dat 't mij wel verlies berokkent, n.l. mijn honorarium. En dat kan ik bij Je toekomstige hoo- ge belasting, Jie Haarlem van ons zal vragen, niet missen. Dus hond! hou je mond! Kun je begrijpen! Hoeoe waf-wef-waf! Iieoe-waf-kefkef- kef.-Wafwaf-wafkef, klinkt 't in allerlei variaties. O, nu kan ik me begrijpen, dat onlangs door een jankenden hond geplaagde buren, stukjes vleescb, in een slaappoeder gerold, door 't tuimelraam van de keuken naar binnen gooiden en hun jankenden buurhond een vasten en weldoenden slaap bezorg den. Jammer genoeg heb ik geen slaappoeiers in huis en m'n buren hebben geen tuimelraam in de keuken, dus kan 't ook niet openstaan. Als ik wist, dat Je brievenbus geen bus had, dus dat de brie ven op de mat vallen, dan was ik in staat, 't langs dien weg te probeeren. Maar 'kweet niet, of De Fouw slaappoeders zonder doktersrecept geeft. Hondje, hondje! Als je eens wist, hoe je me hindert, 'k Heb nog geen woord van m'n amateurs kiekje en morgenavond moet ik 't honorarium kun nen noteeren. Wacht! een idee! Wie is ook weer die uitvinder van pijn te heben zonder pijn te voe len? Trouvé, c'est Coué! Vous me helperé. Hoe zei U dat ook weer van de weck in Haarlem? „Ik hoor wel, maar ik hoor toch niets, 'heelemaal niets". Ah juist. Dus; daar gaat-ie: De hond houdt zijn mond, absoluut zijn mond! Ik hoor totaal niets van dien hond, absoluut niets. iHij blaf niet meer, hij jankt niet meer, hij keft niet meer. Bijgevolg hoor ik niets meer. Wat een zalig gehoor, nu niets meer te hooren. Ja, ik hoor nu niets meer van dien hond. Hij slaapt nu zeker, want ik hoor 'n heelemaal niet ineer! Wat is die hond nu stil. Dat komt, doordat ik 'm niet meer hoor! Hoe is 't mogelijk, dat zoo'n hond zoo stil kan zijn. Hé, dat is een opluchting, zoo'n stille hond! Och, och, wat een stille hond! Die hond kan zeker niet meer blaffen. Wat is 't hier nu za lig stil, met zoo'n hond die niet blaft. Want hij blaft heelemaal niet meer. 't Is zoo stil, dat ik zelfs de klok niet meer hoor! Wat is 't stil, och., zoo.. sti..l. Ver., heel., ver., weg, schijnt nog., een ande..re.. hond., te., blaffen. Neen, 'fis., geen hond.. Daar schijnt i#..mand.. hout., te zagen. Ja., zagen. Och., wat., zaagt., die., man.... Tang! Hè? Wat is dat? Daar slaat de klok 1 uur. En nog niets van m'n kiek. Daar was je leelijk ingedommeld. DIXI. KLEVERPARKWEG 154 TELEFOON 10303 TEGENOVER 0E MIDDELBARE TECHNISCHE SCHOOL OPGERICHT 1903 BEGRAFENIS A. KOOLHOVEN. (Te Iaat voor ons vorig nummer). Onder buitengewoon groote belangstelling had Zaterdagmiddag te 12 uur de begrafenis plaats van onzen zeer geachten plaatsgenoot, wijlen den beer A. Koolhoven. Toen wij de begraafplaats naderden zagen wij het gansche plein als bezaaid met auto's, zoodat het aantal van buiten komende vrienden of ken nissen ook zeer groot was. (De auta bleek dan ook veel te klein en kon slechts een klein gedeelte van de aanwezigen op nemen. Onder de talrijke personen, die bij de begrafenis tegenwoordig waren, bevonden zich o.m. de hee- ren C. Maarschalk, burgemeester van Haarlem, Mr. Th. A. Wesstra, als voorzitter der vereeniging „Koninginnedag" te Haarlem, het dagelijksch be stuur der gemeente Bloemendaal, vertegenwoor digd door den wethouder E. W. A. van Neder- hasselt en Mr. Dr. J. F. Veeren, gemeentesecre taris, Jhr. v. Campes Nieuwland, gemeente-ont vanger van Bloemendaal en enkele raadsleden, het dagelijksch bestuur van den A.N.W.B. toeristen bond voor Nederland, vertegenwoordigd door de heeren Edo Bergsma, L, C. Steffelaar en W. J. Lu- gard, de raad van commissarissen en directeuren der Maatschappij tot Exploitatie der Victoria Bron en het geheele personeel van genoemde Maat schappij van Amsterdam en Rotterdam, de heer E. IH. Brokmeyer namens den bond van Mineraal waterfabrikanten en bierhandelaren, de directie van Ncd. Bronnenbelang, vertegenwoordigd door de heeren Wiekens en W. de Jong, de directie van de Koninklijke Brouwerij te Amsterdam, waar van de heer Koolhoven president-commissaris was, de heeren 'D. E. L, v. d, Arend en Mr. v. Stirum namens de Maatschappij tot exploitatie van Staal- waterbronnen, het bestuur van de Kon. Liedertafel „Apollo" te Amsterdam, vertegenwoordigd door den heer J. G. J. C. Jansen en J. B. Soute, het bestuur der Haarlemsche Orkest-vereeniging en de orkestleden, uitgezonderd den dirigent Nico Ger- harz, die wegens familieomstandigheden verhin derd was bij de 'begrafenis tegenwoordig te zijn, de commissie van toezicht op de 'H.O.V, en dc commissie van toezicht op de afdeeling Haarlem van de Mij, tot bevordering der Toonkunst, het bestuur der Haarlemsche Bachvereeniging, verte genwoordigd door de heeren G. :B. Crommelin en Mr, H, P, Visser 't Hooft, de heer A. de Vogel, directeur der muziekschool van de afdeeling Haar lem der Maatschappij tot bevordering der Toon kunst, het bestuur der vereeniging „Bloemendaal Commando", de heer Vincent Loosjes, oud-wet houder der gemeente 'Haarlem, Mr. D. E. Lioni, voorzitter der vereeniging „Bloemendaal's Bloei", Prof. G. C. v. Walsum, de heer C. W. de Jong, gemeentearchitect van Bloemendaal en dc heer M. Scheer, oud-penningmeester der H.O.V. Op verlangen van den overledene werd niet gesproken, ook waren geen bloemen aanwezig, behalve van de weduwe van den overledene en den oudsten zoon. Toen de kist in de groeve was neergelaten, strooiden een broer en twee zoons van den over ledene bloemen op de lijkkist, waarna de oudste zoon de aanwezigen voor de belangstelling dankte. Zichtbaar aangedaan verlieten alle aanwezigen daarop de laatste rustplaats van den besten Abra ham Koolhoven. HET LEVEN DER BIJEN. Zaterdagmiddag werd tweemaal achtereen (de zaal was te klein om alle kinderen te bevatten) een film afgedraaid over bovengenoemd onder werp, voor de hoogste klassen der openbare en bijzondere scholen in onze gemeente. De heer A. C. van der Wel, die Zaterdagavond deze film zou afdraaien voor de leden der afd, Bloemendaal der Kon. Maatschappij voor Tuinbouw en Plant kunde, was zoo bereidwillig ook voor de kinderen 4 het zelfde te doen, zelfs tot tweemaal toe. Dc heer Van der Wel, die den noodigen uitleg gaf bij de film, begon op voor de jeugd bevatte lijke wijze een en ander te vertellen van de wijze, waarop door de Rotterdamschc jeugd van de schoolbioscoop geprofiteerd wordt. N.l. vóór de kinderen naar de films gaan kijken, wordt het on derwerp in de klassen door de onderwijzers be handeld. Vervolgens krijgen de 27000 Rotterdam- niertjes, groepsgewijze te zien, wat zij op de scho len gehoord hebben. Zij komen dus geheel voorbe reid in dc bioscoop. Eerst werden de films in Rotterdam gehuurd. Maar dit kwam wel wat duur uit. Toen ging spr. ze zelf vervaardigen. En zoo kwam hij ook op Santpoort, op den bijenstand Mellona van den heer De Meza, om daar het leven der bijen te verfilmen. Behalve het bijenleven, werden door den heer v. d. Wel ook andere on derwerpen gefilmd, zoo b.v. de Veluwe, Zuid-Lim burg, De Rijn aan Lobith tot aan Zee, de zuivel bereiding, de vlasbewerking, van suikerbiet tot suiker enz.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1925 | | pagina 1