OFFEN Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Bloemendaal, Overveen, Aerdenhout en Vogelenzang GEMASKERD BAL. A. H. v. STEUR Jr. No. 22240 >AK :emstede, lorigaza" selpapier Haarlem Fotografisch Atelier DJCHE Amateurskiekjes. 19e JAARGANG n ACIET per H.L. chip i advies to artikelen Bloementen- onzen stand alle formaten, rjaarsbloemen J prachtige schoorsteen- en en tafel- ans tegen zéér prijzen j - HAARLEM gaarne verstrekt 5NS ZATERDAG 9 MEI 1925 No. 18 Uitgever: A. EIKELENBOOM, Bloemendaal. Kantoor voor Redactie en Administratie: Bloemendaalscheweg 42. - Tel. 22324. Raadsoverzicht. HEEREN- EN DAMESKLEERMAKER Het beste adres voor EERSTE KLAS KLEED ING tegen billijke prijzen v« - r. van Telefoon 10744 K U1TN00D1GEND ol HAARLEM rU'f daar naderde. Deze ing was nog niet gereed Majesteit was bezig zijn raan hij altijd groote be naar moest de nagels van Ook moest hij nog ont- iteit was erg lui en dus -.wam een meisjeshoofd te heldere stem vroeg dat! >r al? tt iets van „vrouwvolk" en rok het meisjeshoofd zich haar luid en blij zeggen: dat u reeds klaar bent nu igen". i hem heelemaal niet. en heelemaal niet aardig ;h de prinses!" De prinses haar vader. Zij was mooi en haar hart was ook goed rins Beowulf de poort igenlijk alles nog in de war. inbehoorlijk. Maar dit wer prinses in haar wit zij e id. SUa (Wordt vervolgd appen. School. waarom geef jij éee S „Hij heeft een heele zuut' ter, en daarom kan hij a' BLOEMENDAALSGH WEEKBLAD ■*C r- - -/ rv 11 Abonnement: Voor een half jaar LOSSE NUMMERS 5 CENT. WERELDS LOON. As goeie werk geen dank mag vind Wees daarvoor niet ontdaan nie: n Moeder verwag ook geen dank van haar kind Wat haar weldaad nie verstaan nie. Die hoogste werk het sij eie vreugd In sij vrijdom van dank en vrees; Steeds wereldbeloond, sou seker die deugd Geen deugd meer wees. (Uit Afrikaansche gedichten van Jan Celliers). si) zijn. eie eigen. MODERNE DAMES- EN V>A LM-J ft Gr. Houtstr. 169, Tel. 13472 HEERENPORTRETTEN (Nadruk verboden). Wat kan het toch zijn, dat aan de ge maskerde bals, waarop men in de Vasten tijd zoo verzot is, die eigenaardige beko ring geeft? Ten onrechte meent men, dat het de uitgelatenheid is van dit pleizier. Het is iets anders, en dit iets komt tege moet aan een zoo ernstige behoefte van de menschelijke ziel, dat wij eigenlijk alle maal een gemaskerd bal noodig hébben. Er ligt voor mij in het gemaskerd bal iets meer dan aantrekkelijks. Het gemas kerd bal is voor mij de rechtvaardiging van de menschelijke natuur. En nu bedoel ik niet de natuur, zooals men dat noemt, in lageren zin, maar wel degelijk de natuur in hoogeren zin. Ik durf de volle verant woording dragen, wanneer ik zeg, dat aan het gemaskerd bal een gezond zedelijk be ginsel ten grondslag ligt en dat wij het gemaskerd bal noodig hebben, zoolang ons maatschappelijk leven dit gezond zedelijk beginsel verwaarloost. Ik houd nu eenmaal van het algemeen menschelijke en universeele. Zeker, namen en groepen en beroepen zijn noodig, maar het zijn bijkomstigheden, hulpmiddelen gelijk de etiquetten op de fleschjes in de apotheek. Er is meer overeenkomst en meer verwantschap tusschen de menschen dan onze veelvuldige indeeling zou doen vermoeden. In ons hart zijn wij allen mensch, maar wij durven dit onderling niet bekennen. Wij doen jegens elkaar, of wij louter vertegenwoordigers zijn van verschillende families, standen en beroe pen, die niet het minste met elkander te maken hebben en even weinig zich leenen tot onderlinge vermenging als water en olie. Wij ontmoeten elkaar op straat, op een partijtje, of ja zelfs in de kerk. En we monsteren elkaar en weten terstond, of we elkaar mogen groeten, met elkaar mo gen praten, tot elkaar in nauwe betrek king mogen treden. Grondt zich dit oor deel op onze wederzijdsche hoedanighe den? Kennen wij elkaar naar elkanders verstand, geestigheid of karakter? Neen, maar ik heet zus en hij heet zooik ben familie van deze en hij van gene; ik oefen dit beroep uit en hij dat. En daarom zijn wij op elkaar aangewezen of voor elkaar vreemd. Och arme, hoe dwaas en benepen is onze keuze! Is het geen noodwendigheid geweest, dat men althans in onze maatschappij één gelegenheid heeft geschapen, waarbij men zonder aanzien van naam, stand of beroep elkander als mensch kan ontmoeten? Het gemaskerd bal is de tijdelijke gemeen- I schap van de naamloozen, de stamloozen en de beroeploozenhet is de tijdelijke gemeenschap van menschen als zoodanig. Welk een verademing is er in het incog nito gelegenMen behoeft nog geen prins I van den bloede te zijn, om gedrukt te gaan onder de conventioneele verplichtingen, die een bepaalde omgeving aan een bepaald individu stelt. Men zoekt dikwijls onop rechtheid achter de snoepreisjes van een dorpsnotaris en neemt het een dominee -kwalijk, zoo men hem te Amsterdam in den schouwburg betrapt, dien hij thuis ten J overstaan van zijn gemeente loochenen I moet. Maar een dorpsnotaris en een domi- nee zijn behalve dorpsnotaris en dominee I ook mensch en hunkeren naar een gelegen- I heid waar zij, zij het slechts zeer kortston- I dig, van hun conventioneel etiquet zijn I verlost. Waarlijk, men behoeft bij een bui- 1 tenlandsche reis niet terstond aan onoor- I m vermaken te denkende aantrekke lijkheid ervan bestaat louter in het genot, ■zich eens natuurlijk en ongedwongen als I mensch onder menschen te kunnen bewe- |gen. £emeenschap van naamloozen, I andloozen, beroeploozen. Hier zou Faust de ontboezeming herhalen, die hij slaakte op zijn befaamde wandeling buiten de poort, waar de Paaschgangers langs de wegen krioelden. Ook op het gemaskerd bal zou hij, de universeele, uitroepen: „Hier ben ik mensch, hier mag ik 't zijn!" Wat wel het allermerkwaardigst is van een gemaskerd bal, is dat men achter zijn masker en in zijn vermomming zijn eigen natuurlijk wezen, zichzelf ontmaskert. Men is wie men is en wordt hiernaar be oordeeld. Ongedwongen en onbeschroomd onthult men zijn bizondere hoedanigheden onbevangen en zonder terughouding zoekt men zijn omgang met wie men toe vallig ontmoet. Met het démasqué gaan de maskers weer voor. Want, terwijl men het zwarte kapje omhoogschuift, vliedt de mensch terug achter het conventioneele mom: men herkent weer elkander als naam, stand en beroep. Men schaamt zich, zoo men zich met den mensch, met wien men zich zoo geestig en zoo trouwhartig heeft onderhouden, blijkt te hebben geëncanail- leerd, nu men ontdekt, dat hij ondanks zijn prettige eigenschappen een minder netten naam draagt of een minder net beroep uitoefent dan men had vermoed. Of men verstart onmiddellijk zijn gelaat tot een koeie vijandelijkheid, nu blijkt, dat de gemoedelijke vriend, met wien men meende te doen te hebben, een te genstander is in zaken of in de politiek. Achter het masker zijn veeten en te genstellingen vergeten. Het masker is de algemeene vergeving, de algemeene kwijtschelding, de algemeene verbroede ring. Ware de heele wereld een gemas kerd bal, het zou pais en vree zijn alom. Want de meeste onaangenaamheden doén wij elkaar niet aan op grond van ons mensch-zijn, maar slechts in verband met ons etiquet, relatie, negotie, gezindte of landaard betreffend. In de maatschappij zijn wij partij of kerk, familie of natie, handelshuis of doctrine. Daar zijn wij een marionet, een belichaming, een plakbriefje. Eerst als wij onze maatschappelijke verhouding mas- keeren, ontmaskeren wij ons als mensch. Hoe paradoxaal het klinkt, wij loopen slechts zonder masker op een gemaskerd bal. C. Die lui van de Bloemendaalsche Reddingsbri gade zijn, 'tmoet tot hun eer gezegd, lui met durf. Maar dat is waarschijnlijk toe te schrijven aan de nabijheid van d'e zee. 'Want 't is bekend, dat de zee helden kweekt, meer dan hei of hosch of veen gronden. Wie heeft er b.v, ooit gehoord van hei- helden, boschhelden of veengrondhelden? Niemand immers, evenmin als van klei- of zand. of andere-grondsoort-helden. Maar zee helden! O, bij heele ritsjes weet elke schooljon gen ze op te noemen. Onze oude kerken liggen er vol van. En vraag eens aan een schooljongen den naam van een of anderen Engelschen leger- held. Tien tegen een, dat hij met z'n mond vol tanden staat. Maar vraag niet naar Engelsche zee helden. Want dan komen Prins Robert, Mon'k, Drake, Nelson en de rest. Enfin, bewijzen genoeg om mijn bewering te staven, dat de zee helden kweekt. Slechts dit eene nog. Wie heeft er ooit gehoord van Van WassenaarObdam, zoolang hij nog cavalerie-officier was? Maar zoodra was hij niet op de vloot of hij liet zich uit louter heldhaf tigheid met z'n schip in de lucht vliegen. Maar om nu tot die lui van de Bloemendaalsche Red dingsbrigade terug te keeren: 't feit, dat zij Zater dagavond aan 't feestvieren trekken stempelt hen tot lui met durf. Want is er zooveel reden tot feestvieren? Worden zij zoodanig door het publiek gesteund in hun edel en menschlievend streven, dat 't hart hen tot feestvieren noopt? Zie, dat wil de ik bij dezen en genen eens informeeren. Wat ik zoo al te weten kwam, was nu niet zoo bizon der opwekkend. In de eerste plaats zij geconsta teerd, dat 't Bloemendaalsche publiek zich al bi zonder weinig aan de brigade laat gelegen liggen. Zij, die de brigade financieel steunen, zijn te tel len. Gelukkig dat de gemeente de brigade een goed hart toedraagt en haar een flinken steun in den rug geeft, anders kon zij haar bootjes wel opbergen, tenminste, als zij in 't bezit was van een boot. Maar dat is al evenmin 't geval als met de sympathie van 't publiek. En een boot zal toch in de toekomst een noodzakelijk iets worden. Stel voor, dat een zwemmer in een mui raakt en hij drijft een paar honderd meter uit de kust. Niet bekend met de Tactiek, die men in een dergelijk geval moet toepassen, tobt hij zich af om de kust te bereiken en vermoeit zich dermate, dat hij, in stiller water gekomen, niet meer bij machte is, 't land te balen. Wat kan een redder nu doen? Er naar toezwemmen en den drenkeling de be hulpzame hand bieden. Maar nu? Ja, nu komt 't er op aan, den drenkeling aan land te brengen. Maar dat valt niet mee. En 't resultaat zal misschien zijn, dat de zee haar greep doet naar twee men- schenlevens, Is er nu een boot in zee, dan is de kans veel grooter, dat beiden behouden aan land komen. 't Is maar goed, dat de ernstige leden van de B. R. B. zich niet laten ontmoedigen door de nog gebrekkige hulpmiddelen, of 't gemis aan hulpmid delen waarmede zij te kampen hebben en nog optimisme genoeg hebben, om Zaterdagavond aan 't feestvieren te gaan. Wie nu feestavond-houden en slecht-bij-kas-zijn slecht te rijmen vindt, ver tel ik onder de roos, dat, dank zij de „welwillen de medewerking" van een aantal uit- en enkele ingezetenen, deze heele feestavond zonder be zwaar van de kas gehouden wordt. Ja, dat zelfs de kas er nog iets bij winnen zal, als 't publiek in flinken getale opkomt. Toch kost 't het publiek geen sou. Maar dat zijn nu juist de geheimen van 't vak. Er is, om 't nu maar eens te verklappen, een weddenschap mee annex. Maar ik laat de B. R. B. voorloopig los en keer terug naar 't strand en de zee. Ieder, die bekend is met de gevaren der zee, zal moeten toegeven, dat de z.g.n. „muien" de grootste zijn. Om hen, die niet bekend zijn met deze verraderlijke vijan den van den zwemmer, even op de hoogte te bren gen, kan deze verklaring wellicht volstaan. Ieder kent de „zwinnen", die £ardige binnen- zeetjes", waarin de kinderen zoo heerlijk kunnen ploeteren en plassen. Bij afloopend getij loopen deze zwinnen door een opening in de afscheiden de zandbank, leeg en veroorzaken een sterken stroom naar de zee. Dit is de mui. Jammer, dat deze muien zich verplaatsen, zoodat de waarschu wingsborden ook verplaatst moeten worden. Waar nu de mui de groote boosdoener is, zou 't m.i. aanbeveling verdienen, vooral daarop de aandacht te vestigen op 't strand. Bij de afritten naar 't strand zouden dan b.v. bor den geplaatst kunnen worden met de voorloopige waarschuwing: „Wacht U voor de muien", 't Bloe mendaalsche strand heeft niet zooveel afritten, dus 't aantal dezer borden behoeft niet zoo groot te zijn. Voorts zouden de borden, die de plaats der muien aangeven, in sprekende kleuren ge schilderd kunnen worden met een zeer duidelijke waarschuwing en desgewenscht een grijnzende doodskop er op. Tenslotte is 't misschien mogelijk, bij politieverordening strafbaar te stellen, in de buurt van muien te zwemmen. Zelfs voel ik iets voor de wensch, door een brigadelid geuit, om leden der brigade aan te stellen tot onbezoldigd rijksveldwachter op 't strand, zoodat zij bij over treding van 't muienverbod tot bekeuring kunnen overgaan. En als de wensch van een meer be scheiden lid in vervulling ging, om elk lid, belast met strandwaebt, van een watervliegtuigje te voor zien, dan gaf ik me den daarop volgenden dag nog op als kustwacht-brigade-lid. Ik eindig, zooals ik begon. Ik vind die lui van de B. R. B, lui met durf, om met zulke groote gevaren en nog zoo weinige hulpmiddelen, naar 't strand te tochten om in geval van gevaar hulp te gaan verleenen. Maar als ook alles in de puntjes was, dan zou er veel van den durf bij ingeboet worden. Ik voor mij vind een bad bij Stoop of aan de Kleverlaan nog wel zoo veilig, als in de zilte golven, 'k Hoop echter, dat gemeente en par ticulier initiatief tegemoet zullen komen aan hen, die in zee hun element zoeken. DIXI. Wat hebben we vroeger toch heel andere raads zittingen mogen bijwonen dan thans. Vroeger was het 'n schouwtooneel waar mees tentijds blijspelen werden gegeven. De heer Laan had dan altijd de hoofdrol in han den, doch werd goed en trouw bijgestaan door de heeren Bornwater, Verdegaal en meer anderen. Maar vooral door de heeren Bornwater en Ver degaal. Dat ging dan zoo. De Voorzitter deed 'n voorstel of lichtte een voorstel toe. Paste er vooral op dat hij recht de zaal in keek om den heer Laan niet wakker te maken. De heer Laan was echter meestentijds reeds wakker en zoo niet dan gaf de een of ander hem een gemoedelijk knipoogje, daarmede willende zeggen: de eer is aan U, spreek. De heer Born water nam dan een buigende houding aan, keek j over zijn bril, wreef de handen tusschen de knieën, Advertentiën: 15 cent per regel, bij afname van 500 regels of meer, korting. Vraag en aanbod, huur en verhuur, koop en verkoop, van 1 tot 10 regels 1.elke regel meer 10 cent. Tusschen den tekst of op een bepaalde plaats speciaal tarief. waarbij dan zijn hoofd opzwol en rood werd van ingehouden pret. Dat ter aanmoediging. De heer Verdegaal stemde stereotyp tegen elk voorstel wat geld kostte, behalve dan wanneer het Vogelenzang gold en het was dus de stem waarop de heer Laan kon rekenen. De heer Noorman knipoogde den heer Laan steeds goedig toe, waarbij het puntje van zijn neus dan optrok van genoegen. Wat de pret heel groot dan kreeg zijn buurman een duw onder de tafel. De heer Hogenbirk keek dan met een medelij denden blik naar de tafel waar aanzaten de B. en de W.'s, althans als 'het zoo'n beetje op een complot ging gelijken tegen voornoemde B. en W.'s. En zoo zou ik voort kunnen gaan. Ieder speelde z'n rol naar behooren en de pers, als eenige luiste raar, was in; zijn hum. Dat was dan toch alleen maar als er een voor stel ter tafel kwam waarbij de gemeente-finan- ciën in het spel kwamen, zult U opmerken. Doch U weet, zoo goed als ik, dat, indien B. en W. met een voorstel ter tafel komen er altijd geld bij moet, Oogenschijnlijk dacht men soms: dat kost nu eens geen geld, letterlijk niets, doch dat kwam dan omdat zoo'n voorstel met zóóveel zorg was samen gesteld dat het oogenschijnlijk een voordeeltje be- teekende, doch ging men de zaak goed na dan zag men dat men door B. en W. bij den neus was genomen, of nee, zoo erg was 't niet, doch het had er dan toch wel een beetje van weg. Want geld moest er bij. Men heeft mij wel eens gezegd dat de toenma lige wethouder, de heer de Waal Malefijt, daar specialiteit in was, dat wil zeggen in het zoo sma kelijk mogelijk iets voorleggen. Doch de heer Laan was als de ratten. Hij rook er even aan, doch kwam niet over de wip. Zijn plaatsvervanger was de heer Van Kessel, met dat verschil dat de heer Laan trouw ter zijde werd gestaan, er geen sigaret minder om rookte en het zuiver als amusement beschouwde. De heer Van Kessel maakte er echter ernst van, wond zich soms dermate op dat men niet met hem mee durfde gaan en hij stond dan gansch alleen Zelfs het politiebureau was ten slotte voor hem niet veilig meer. De pret was er dan ook af voor ons toehoorders en de pret bleef er af. Van gemoedelijkheid was geen sprake meer, ook niet toen de heer Otto de raadszaal binnenstapte en deze zich begaf op het pad wat reeds door de heeren Laan en Van Kessel was verlaten. De gevolgen zijn. U bekend. De heer Otto kwam nog meer alleen te staan dan de heer Van Kessel, daar zelfs de pers een gereserveerde houding aannam. (Behoudens dan toch de schrijver van deze overzichten. Red.) Doch ook die toestand behoort weer tot het verleden en we zijn thans zoover gekomen dat van alle kanten verzet komt tegen de handelingen van de B. of van de B. en W.'s. Soms ten onrechte. Maar zoo gaat het op dit ondermaansche. In de jongste raadszitting was pas de zitting be gonnen of daar had je de poppen al aan 't dansen De Voorzitter stelde n.l. voor als eerste punt te behandelen: de Wijziging en aanvulling der Ver ordening tot heffing eener belasting onder den naam van „Leges", daar anders dit jaar geen leges voor het afgeven der jachtacten meer zouden kun nen worden geheven. In beginsel prachtig. Wie jagen wil, moet jacht- gronden tot zijn beschikking hebben en wie zich die weelde kan permitteeren kan ook wel een klein bedrag in de gemeentekas storten voor het verkrijgen eener acte. Zijn schietgereedschap moet hij toch ook betalen? En dat de Voorzitter dit punt allereerst wilde behandeld zien, al was dan ook pas één of twee dagen tevoren het ontwerp aan de Raadsleden toegezonden, getuigde m.i. van een zuiver democratisch beleid. Men moet het ijzer smeden als het heet is en waar pas een paar dagen vóór de Raadszitting bedoeld ontwerp was gereed gekomen, was het nog heet. En waar bovendien nu eens gezorgd werd dat geld wordt gevorderd van menschen die iets te missen hebben, noem ik dit democratisch. Althans 't is een poging om democratisch te gaan doen. Want 't is zoover niet gekomen. Ik lees n.l. in het raadsverslag: Na eenige bespreking stelt de Voorzitter voor dit punt aan te houden tot een volgende verga dering. De heer Schulz komt op tegen deze houding van het Dagelijksch Bestuur. Men gooit eerst dit punt met een te groote haast ter tafel, zonder dat men er kennis van heeft kunnen nemen, doch er was zoo'n groote haast mee, vanwege de jachttijd en nu zegt de Voorzitter dat er waarschijnlijk dit jaar toch niet veel voordeel van zou te halen zijn. Spreker moet toch werkelijk de noodige ernst gaan betwijfelen. Dat is nu weer eens net iets voor den heer Schulz. Eerst wordt er zoolang en zoo overredend ge- KLEVERPARKWEG 154 TELEFOON 10303 tegenover oe middelbare technische school OPGERICHT 1903 sproken totdat de Voorzitter van meening is ver anderd en Z.Ed. zelfs voorstelt om de zaak maar aan te houden, daar er dit jaar toch niet veel zal terecht komen van het heffen van leges voor de jachtacten en als het dan zoover is gekomen dat de Voorzitter voorstelt wat hij oorspronkelijk niet had willen voorstellen en wat hij oorspronkelijk had voorgesteld terugneemt, dan vraagt de heer Schulz of het wel ernst is. En er werd zoowaar nog om gelachen ook. Met dat uitbreidingsplan zijn we dan nu toch zoover gekomen dat er geen tweede bureau voor Publieke Werken komt, doch dat dit zoo veel mogelijk op ons eigen bouwbureau zal worden klaar gemaakt, natuurlijk onder leiding van een specialist, n.l. de heer Cuypers. Doch vooraf alweer hommeles. Nu was het weer de heer de Roo van Aldter- werelt die het Dag. Bestuur verweet fouten ge maakt te hebben en thans den gemeenteraad voor een fait a compli te stellen. De heer Otto liet zich eveneens hooren en stelde niets minder voor dan het voorstel van B. en W. niet aan te nemen, doch dit zaakje, althans zooveel mogelijk door ons eigen corps teekenaren te laten opknappen. En zoowaar, de heer Hogenbirk viel den heer Otto bij. Het werd den Voorzitter wel moeilijk gemaakt. Ik las zoo van zijn aangezicht: Hoe heb ik het nu met jullie. Toen ik mijn, mannen in de groene tent door dik en dun verdedigde, van hen geen kwaad woord wilde hooren, toen deugde het niet en nu ik kom vertellen dat zij voor dit werkje niet be kwaam zijn, nu keeren jullie het blaadje precies om en komen mij vertellen dat zij heusch niet zoo onbekwaam zijn voor dat karweitje, als ik wel denk. Meer nog dan de Voorzitter kwam de heer Van Nederhasselt in het hoekje, waar de slagen vielen. Hij verdedigde de voordracht van B. en W. met alle argumenten die er bij te halen waren. Dus: 't Bureau P.W. kan er niets van. Ho! zei de heer Otto, zoo gaat 'het niet. Tot nu toe maakte het bureau van P.W. alle uitbreidingsplannen. B en W, vonden hen alleszins bekwaam. Maar toen de heer Cuypers van Roermond er dngedraaid (de heer Otto moffelde dit woord weg, maar blijk baar had hij het op zijn tong) moest worden, toen was P.W. plotseling tot niets meer bekwaam en vertelden de wethouders, dat ze maar eenvoudig een kaart namen en een liniaal en dan maar lijnen trokken. Waarom neemt men dan niet een Bloe- mendaalschen architect als er toch een architect bij noodig is? In werkelijkheid is het ook zeer moeilijk. Maar we zullen er het beste maar van hopen en aannemen wat door de heeren Schulz en Otto werd gezegd, n.l. dat wij 'bekwame teekenaars heb ben, of zooals de heer Otto zeide moeten aan nemen, ze te hebben. Vast staat nu wel dat van d'e beschikbaar ge stelde 10.000.voor dit werkje eenige 'holland- sche guldens over zullen blijven en daarnaast dat over een jaar dit plan gereed zal zijn. Zonder dat iemand er aan dacht om eens een lans te breken voor de Openbare lagere school te Overveen, komt een katholiek raadslid ons vra gen of het geen tijd wordt om dat gebouw als onderwijs-instituut voor onbruikbaar te verklaren en naar een geschikter gelegenheid om te zien. Dat getuigt van een ruime opvatting van, dat raadslid. Alleen zegt het voor mij dat, nu een ka tholiek raadslid er mee aankomt het toch minstens een urgente zaak is en de heer Hoekstra, het hoofd dier school, zoo spoedig mogelijk een be tere gelegenheid zal worden aangeboden, De woorden, geuit door de heeren Otto en Ho genbirk betreur ik. Hoe goed dan ook door hen ■BE

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1925 | | pagina 1