Plaatst Uw
Advertentiën
in dit Blad
HUMOR IN WOORD EN BEELD
M Jh.
Hotel Duin en Di
i9e jaarga:
t Cft ïl Jr
Exp
ZON
Namiddag- en i
Voor de Kinderen
Doortr
Munster, 410 M. 9.2010.20. Morgen-concert
door het Rundfunk orkest. 1. Wie schön
leuchtet der Morgenstern, Choral. 2. Adagio
en Allegro, Corelli. 3. Mein glaubiges Herz,
Bach. 4. Ouverture uit „Zomernachtsdroom",
Mendelssohn. 5. Hoclizeitstag auf Troldhan-
gen, Grieg. 2.204.20. Volksconcert door 't
Rundfunk-orkest en de Mannenzangver.
„Harmonia". 1. Ouverture „Marco Spada",
Auber. 2. a) Trauer. b) Ergebung, Brands
Buno. 3. Menue im alten Still, b) Traumerei,
Burmester. 4. a) Grusz, Hoffmann, b) Ratsel,
Steinhauer. 5. Sominerfahrt, Zöllner. 6. Der
Tauber, Buschhorn. 7. Der letzte Gruss, Levi.
8. Rebbert: der Soldat. 9. Traumerei, Schu
mann, b). Der verklungene Ton, Sullivan.
8.20. Lezing over: „Gottfried Keller". 8.50.
Concert door fluit-virtuosen en 't Rundfunk-
orkest.
MAANDAG, 20 Juli 1925.
Chelmsford, 1600 M. 10.50. Weerbericht.
6.207.Kinderuurtje. 7.20. Tijdsein van Big
Ben, weerbericht en nieuws. Causerie over:
„The animal with the pen and ink". 7.45.
Muziek. 8.Lezing. 8.20. Populaire marschen
en ouvertures. De Callender's cable works
band. Lily Fairney-sopraan. De Kearntons-
humoristen. 8.30. Lezing over Palestina, van
Wembley. 8.55. Sierra Leone-lezing. 9.05. De
Callender's band en zang. 9.25. Populaire
blaasmuziek. „Stung"-radio-eomedie. 9.50. De
Callenders band en de Kearntons. 10.20. Tijd
sein, weerbericht en nieuws. Lezing: The art
of holiday taking" en „The Valley of
enchant-ment. 11.20. Sluiten.
Hilversum, H.D.O., 1050 M. 12.Politie
bericht. 67. Kinderuurtje, door mevr. Ant.
v. Dijk. 78. Concert door 't H.D.O.-orkest.
7.30. Politiebericht. 8.15. Volksconcert door 't
orkest onder leiding' van Ignaz Neumark.
Soliste: Lilly Bohnke-Mendelssohn, viool.
1. Ouverture „Romeo en Julia", Tschaikows-
ky. 2. Vioolconcert E-moll Op. 64, Mendels-
soulm. Lilly Bohnke-Mendelssohn, viool.
Pauze. 3. Symphonic No. 1, C-moll, Bralims.
Parijs „Radio-Paris"1750 M. 1.05. Orkest
Lucien Paris (piano-viool-eello). 2.05. Koersen
en Havas-persbericht. 8.35. Medicinale kro
niek. 8.50. Slotkoersen, Havas-persbericlit.
9.05—10.20. Concert. Operette-fragmenten.
Brussel, 265 M. 8.35. Lichte muziek en zang.
9.20. Nieuws. 9.30. Dansmuziek. 10.20. Nieuws.
Parijs „E if feitoren", 2600 M. 6.357.35. Con
cert, met medewerking van dr. P. Vachet,
Mil. Campoënia-eello. 7.20. Nieuws.
Munster, 410 M. 1.352.50. Concert door 't
Rundfunk-orkest. Strauss: Könstlerleben,
Wiener Wald, Rozen uit het Zuiden, Lagu
nen-wals, Du und du, Ivanovici: Donau-
wellen. Balkoningin, Weisze Tauben, Gouden
uren, Seusser wals. 7.20. Spaansche les. 8.20.
Lezing over: „Sport- en jeugderziehung".
8.50. Causerie: „Lustiges aus dem Theater-
leben". 9.50. Liederenavond met pianobegelei
ding'. 10.30. Marschmuziek door 't Rundfunk-
orkest. Unsere Reichswehr, Eine Lust zu
leben, Frischer Mut, leichtes Blut, Kaiser
Jager marsch, Deutschlands Heldensöhne,
Titanenmarsch, Teufels marsch, Borussia
marsch, Friedensglocken, Seid einig- marsch.
Tafeltje dek je Ezeltje strek je
Knuppel, uit den zak!
I.
Tot de 40 sprookjes, die jullie allemaal moeten
kennen, behoort ook het sprookje met dezen won
derlijken titel. Sommigen zullen zeggenOdat
ken ik al langNu, dat vind ik prachtig. Lees het
dan nog maar eens. Want, 'tzal jullie wel gaan
zooals 't mij gaat: ik ken dit sprookje al min
stens 25 jaar en 'k heb het zeker tien maal gele
zen en nu ik het weer eens opnieuw gelezen
heb zooals de gebroeders Grimm, de allerbeste
Duitsche sprookjesvertellers het hebben geschreven,
vind ik het opnieuw zóó mooi en zóó aardig, dat
ik van harte hoop dat jullie bij het lezen even
veel zult genieten als ik.
En nu begint het:
Lang geleden] was er een kleermaker, die drie
zoons had, maar die op de wereld niets meer bezat
dan een enkele geit. De geit die voor vader en
zoons melk moest geven, had natuurlijk veel en
goed voer noodig en moest iederen dag in 'tfris-
sche groen naar hartelust kunnen eten. De zoons
lieten om beurten de geit grazen.
Eens bracht de oudste haar op het kerkhof,
waar malsch gras groeide Hij liet het dier eten
zooveel het maar kon en zooveel het maar wilde,
en verder liet hij het dier wat rondloopen en sprin
gen. 's Avonds, toen het tijd was om huiswaarts
te gaan, vroeg hij„Geitje, heb je genoeg
„'k Ben ozoo vol en ozoo blij,
Daar kan geen grassprietje meer bij,
Mèh, mèh!"
„Kom dan mee naar huis," zei de jongen, pakte
de lijn beet en bracht haar naar den stal, waar hij
haar vast bond.
„Wel," zei de oude kleermaker, „heeft de geit
genoeg gehad?"
„O," zei de zoon, „ze is zóó blij, er kan niets
meer bij."
De vader wilde zich echter zelf overtuigen, ging
in den stal, streelde het lieve dier en vroeg„Zoo
geitje, ben je zoo blij?"
De geit antwoordde:
„Waar zou ik vol en blij mee zijn?
'k Stond vastgebonden aan een lijn,
En vond geen sprietje, ook nog zoo klein
Mèh, mèh 1"
„Wat hoor ik nu!" riep de vader. Hij liep den
stal uit en rende naar zijn oudsten zoon toe. „Jij
leelijke leugenaar, jij durft zeggen dat de geit blij
is en dat ze genoeg heeft gegeten Je hebt het
dier honger laten lijden!" En in zijn boosheid
nam hij zijn houten ellemaat van den muur en
joeg den oudsten zoon met slagen de deur uit.
Den volgenden dag was de beurt aan den twee
den zoon. Deze zocht in een hoekje van den tuin
een plekje met hooge grootbladige planten, waai
de geit naar hartelust van at, den geheelen dag
lang, zoodat zij alles kaal gegeten had. 's Avonds
toen zij naar huis zou gaan, vroeg de middelste
zoon aan de geit: „Geitje, heb je nu heusch ge
noeg gegeten Het dier antwoordde
„'k Ben ozoo vol en ozoo blij,
Daar kan geen grassprietje meer bij,
Mèh. mèh
„Kom dan mee naar huis," sprak de jongen,
trok haar aan de lijn naar den stal en bond haar
daar vast.
„Nu," zei de oude kleermaker, heeft de geit
vandaag haar behoorlijke portie gehad?"
„O 1" antwoordde de zoon, „zij zegt zelf dat zij
heelemaal vol is en blij bovendien."
De kleermaker vertrouwde zijn zoon niet en
ging zelf kijken in den stal. Hij vroeg: „Geitje,
ben je werkelijk heelemaal verzadigd en ben je
blij over dezen dag?"
De geit antwoordde
„Waar zou ik vol en blij mee zijn?
'k Stond vastgebonden aan een lijn,
En vond geen sprietje, ook nog zoo klein
Mèh, mèh
„Wat een goddelooze booswicht is die jongen
van mij schreeuwde de kleermaker. „Wat een
schandaal om zoo'n arm dier zoo honger te laten
lijden." Hij liep naar zijn tweeden zoon toe, die
vroolijk en opgewekt stond te lachen en joeg hem
met slagen met den ellestok de deur uit.
Nu kwam de beurt aan den jongsten zoon.
Die wilde zijn plicht nu eens goed vervullen.
Den geheelen dag zocht hij takjes en twijgjes,
met frisch jong gi'oen en stapelde die voor de geit
op, opdat het dier lang niet alles kon opeten.
's Avonds, toen hij naar huis wilde, vroeg hij
„Geitje, nu heb je toch zeker lekker genoeg ge
geten
En het dier antwoordde
„'k Ben ozoo vol en ozoo blij,
Daar kan geen grassprietje meer bij,
Mèh, meh!"
„Goed hoor, kom dan maar mee naar huiszei
de jongste zoon en hij bracht het melkdier in een
hoekje van den stal, dat hij vooraf met geurig
hooi had overdekt. Daar bond hij de geit vast.
„Wel," vroeg de oude kleermaker, „heb jij nu
eindelijk eens goed voor de geit gezorgd?"
„En of 1" zei de jongen, ,,'k Heb haar meer ge
geven dan ze kon opeten. Toen ik haar vroeg of
ze wel genoeg had, begon ze te zingen van dank
baarheid en blijdschap. Ze kon geen grassprietje
meer op, zei ze zelf."
De kleermaker keek den jongen wantrouwend
aan. Hij vond dit verhaal al te mooi. Hij ging naar
de geit toe en vroeg: „Mijn geitebeest, heb je
werkelijk genoeg gehad en is je buikje vol en
ben je blij
Toen antwoordde het dier:
„Waar zou ik vol en blij mee zijn
'k Stond vastgebonden aan een lijn,
En vond geen sprietje, ook nog zoo klein
Mèh, mèh
Toen werd de kleermaker héél erg boos. „Al
mijn kinderen zijn plichtvergeten deugnieten!"riep
hij uit. „De een bedriegt zijn ouden vader nog
meer dan de anderDoch ik zal ze wel krijgen
Buiten zich zelf van drift greep hij opnieuw zijn
ellestok van den muur en sloeg zoo onbarmhartig
op den jongen zijn rug, dat deze vol schrik de
deur uitliep.
Nu was de oude kleermaker alleen in huis. Met
zijn geit, die, naar de kleermaker dacht, een trouw
en lief dier was.
Den volgenden morgen ging de oude man zelf
naar den stal, streelde de geit en zei„Ziezoo,
voortaan zal je 't beter hebben. Nu zal de baas
zelf voor je zorgen en ik zal je naar de wei brengen
met het beste gras. Daar kan je dan na deze
drie dagen van hongerlijden net zooveel eten als
je maar wilt."
Hij nam de geit aan het touw mee en bracht
het dier naar de wei, waar aan den kant een heg
stond met malsche groene blaadjes en waar veel
duizendblad en klaver groeide. In één woord een
luilekkerland voor het arme beest. „Ik wensch
je een prettigen dag met minstens tien maaltijden,"
zei de kleermaker, toen hij naar huis ging om
broeken en hemden te naaien voor de boeren en
vachten van schapenwol.
's Avonds was de kleermaker nieuwsgierig wat
de geit tegen hem zou zeggen. Direct vroeg hij
aan de geit: „Geitje, heb je je nu lekker vol ge
geten en ben je blij
De geit antwoordde
„'k Ben ozoo vol en ozoo blij,
Daar kan geen grassprietje meer bij,
Mèh, mèh!"
Zie je wel, zei de kleermaker bij zich zelf, als
de jongens ook maar goed voor 't beest hadden
gezorgd, zou het dier wel tevreden zijn geweest.
Maar zij hebben het dier honger laten lijden en ze
hebben mij voorgelogen.
De kleermaker voerde zijn beestje, dat rond en
dik was van al de goede zorgen, naar huis. Hij bond
het vast in den stal en toen hij wegging, klopte
hij het op den hals en zei: „nu heb je je toch lek
ker dik en vol gegeten, m'n sikje".
't Beest antwoordde:
„Waar zou ik vol en blij mee zijn?
'k Stond vastgebonden aan een lijn,
En vond geen sprietje, ook nog zoo klein
Mèh, mèh!"
De kleermaker hoorde dit met open mond aan.
Toen kreeg hij een aanval van woede. Want hij
begreep, dat hij zijn drie zonen onschuldig had
gestraft en weggezonden. De geit was de leuge
naar!
Wat moest hij dat lamme, akelige, slechte beest
doen?
Hij wilde naar zijn ellestok snellen en dien des
noods in zijn drift stuk slaan op het valsche beest.
Maar hij bezon zich nog juist bijtijds.
„Ik zal je zoo toetakelen, dat je je onder fat
soenlijke menschen niet meer kunt laten zien!"
schreeuwde hij, terwijl hij zijn vuist balde. Hij
haalde zijn scheermes en zijn scheerkwast met
zeep, zeepte het geitengezicht in dat het schuim
er afvlokte en schoor den heelen leugenkop zoo kaal
als van een kikvorsch. En omdat hij het dier niet
op dezelfde wijze wilde behandelen als zijn kin
deren, haalde hij in plaats van den ellestok de
zweep en liet die knallen door de lucht.
Maar nu had de geit er genoeg van. Zij rukte
zich los, dook met voorovergebogen horens tus-
schen de beenen van den boozen kleermaker door
en rende met haar gladde haarlooze geitengezicht
het bosch in.
Wordt vervolgd).
Poesje.
Mijn poesje,
mijn snoesje,
is aardig en lief.
Maar als ze wat snoepen kan
en denktniemand merkt er van,
ja, dan is ze een dief!
Mijn katje,
mijn schatje,
is vriendelijk en zacht
Maar heeft ze een vogel beet,
Dan vind ik haar valsch en wreed,
Als 'k nooit had gedacht.
Mijn poesje,
mijn snoesje,
ik houd veel van haar.
Maar loert ze op mijn vinkje lief,
En is ze een sluipende keukendief,
Ja, dan vind ik haar naar!
Een vacantie-vraag.
Eerst een vierkant teekenen van twintig c.M.
breed en 20 c.M. lang. Dit in vieren verdeelen,
zoodat men vier kleinere vierkanten krijgt van
10 X 10. In ieder dezer vierkanten iets teekenen
zóó dat de vier teekeningen bij elkaar behooren.
B.v. iets uit de lente, iets uit den zomer, iets uit
den herfst, iets uit den winter of een zeegezicht,
een berglandschap, een heivlakte met dennen, een
beekje met riet, of vogels, viervoeters, kindereu,
insecten of een wiegekindje, een schoolkind, een
volwassene, een oude-van-dagen, of een batavier,
een trekschuit, een vliegenier, een mensch in de
toekomst. Enz. enz. Verzin zelf maar!
Nieuwe raadsels.
2.
3.
Wie houdt maal-tijd juist tusschen de etens
uren in. (Goed denken wat maal-tijd kan be-
teekenen
Welke munt kan je niet gebruiken voor be
taling, hoewel je ze alleen voor geld kunt
koopen om ze daarna op te eten?
storm
stengel
kamer
schram
hut
Linge
rendier
haven
Peter
Schuif deze woorden zoo onder elkaar dat twee
rijen letters naast elkaar, beide van boven
naar beneden gelezen, een spreekwoord vor
men. Uit het woord „storm" moet men nemen
de o en de r, zoodat de eerste letter van het
spreekwoord een o en de 10de een r is.
4. Mijn eerste letter is een k, mijn geheel is
rond en hard en is een jongens-speelgoed
(maar meisjes spelen er ook graag mee!) Neem
mijn eerste letter weg en ik ben een zwart
manneke.
5. Ik lig op den grond en besta uit twee letter-
grepen. De eerste noemt 'n voertuig, de tweede
een hoofddeksel. Wat ben ik?
6. Ik ben de naam van een heerlijken tijd en
besta uit acht letters.
3, 8, 5, 6 is een muntstuk.
8, 1, 4 is een bekende vrouwennaam uit den
Bijbel.
7. 2 roept een zeker viervoetig dier.
Lustige Bldtter
Sydney Bulletin
Journal Amusant
Melbourne Punch
De actieve politieman en de strijd tegen de
open uitlaat van auto's.
Passing Show
„Zeg, help me even. Mijn schoonmoeder heeft
haar been gebroken."
„Nou, dat kleine vrouwtje kan je toch wel al
leen optillen."
„Ja, dat is wel zoo, maar als je lacht, dan heb
je geen kracht."
Sydney Bulletin
Hij„Ik wilde je wat vragen, maar weet niet
hoe te beginnen."
Zij „Zal ik maar vast ja zeggen?"
De verboden vrucht
De slang tartte haar en ze at haar op.
Passing Show
„Ben je de Nijl al eens op geweest
Schipper: „Ja zeker, het was een schitterend
uitzicht van den top."
„De chef kan deze cheque niet accepteeren,
zij is twijfelachtig."
„Nu, dat komt goed uit, zijn diner was ook
twijfelachtig."
Zeg Annie, mijn nieuwe schoenen zijn ook al
niet waterdicht.
PRIJSVRAAG
De uitgevers stellen een mooi boekgeschenk
beschikbaar voor den inzender van het geestig
ste onderschrift bij bovenstaande afbeelding.
Abonnement:
per jaar f 3.50,
De prijs
Abonnementen
(Nadruk
Onze levenswijze
ervan, de voorwerpe:
omgeving te beschou
Vader Cats en Jan
zoutvat, den korenmc
kan of zelfs den pek
punt van hun zededi
genomen. Waarom
zien in mijn flets?
Het opmerkelijke
op gang moet zjjn, o
Een stilstaande fiet
Een fiets kan zelfs r
stilstaande fiets val
gen. Wanneer zij mc
een electrische lant;
sterker licht naarrr
Staat ze stil, dan v;
maar haar licht verd
En gelijk de fiets
doortrappen, om staa
hij met trappen op,
den weg; houdt hij
staat ook hij in he
voor de fiets en de
uitgang, maar onder)
Gelijk de fiets is
in 't zadel en moetei
respijt. Geven wjj b
moeidheid, uit verzet
liggen wij tegen de
moeilijk weer op te
onzen val is het lich
we weer doortrappen
ker op en zien we d
uitweg, die ons voer
We zitten bij 't le
de fiets. Op een kar,
spoorweg-coupé kan
lijk maken, men kt
noods, maar het leve
plaats, doch een wan
lijk steunpunt. Uit z
nimmer in evenwichl
in evenwicht moeten
Op oude afbeeldi
mensch, die zijn pa
te paard. Maar ook e
heid voor den berijdc
heeft slechts te sturc
moet behalve het s
hanteeren, want v<
oogenblik slechts de
uit met zijn evenwic
Als een topzwaar
rad gezeten, beweegt
het leven. Wat biedt
hem tot steun? Heel
hierover te bezinnei
mijmeren den gang e
niet zoodra verleidt
stilstand, of hij tui
zeteltje onderste bov
Op stilstand of stil
berekend. Slechts e
zich bewegend kan
handhaven. Slechts v
pend, onverschillig 1
naar welk doel, blijft
mogelijk.
Soms lijkt dit een
op een tweesprong. "V
uit? Welken weg mc
vertraagt zijn gang
wijzer lezen. Men w
te vergewissen omtre
Maar naarmate men
dooft het licht uit; r
onder zich wankeler
plotseling op gevaar
duw op de trappers
wicht hebben verlore
De fiets heeft voor
Zjj is doorgeredenhe
of ze rechts gaat of
doorrijdt. Het leven
talmen en overwegen
gang gaan, het doet
Het leven kan niet
vooruit; het leven ka
ontberen, maar met
nimmer gepaard: de