STQEL's lomiiGBUiEAU, Bioemendaaische uieg in, Bioemendaa
F.H.SMIT
iTELLIHG
ERIIEN
PRIMA STOFFEN en AFWERKING
W. IJSELMUIDEN
LEM
'HIEËN
LDERIJ
- <***-
Motoren S
G EXPERTISE
L FABER Zn„ KL Houtstraat 10, HAARLEM
Eiecip. Reparaiie-inricming uoor alle soorten
Schoenen en Laarzen
VOOR DE KINDEREN
J. VAN DA ALE, Kleermaker
rSTRAAT 69
N
MIOLÉ
„Aan den politieken
sterrenhemel
1e klas Reparatie-inrichting -
van Automobielen
Ruime
gelegenheid tot
- S T A L L I i\ G
Kunstnieuws.
Personalia.
Kamer van Koophandel en
Fabrieken voor Haarlem
en Omstreken.
Brieven van een winkelier
in ruste.
n.
Karei van Manderstraaf 30, HAARLEM
Goed passende Coupe
ORTHOPAEDIE
Concurreerend Adres
voor alle soort Ortho
paedisch schoenwerk
speciale inrichting voor
schoenen naar maat
FRANKENSTR. 13
HAARLEM TEl 13534
1 10404
)ORZAAL
INGEN DOOR
AN GOGH
te collectie graf.
ïdsche, Fransche,
:he meesters, w.o
itsenius, M. Bauer,
ding, H. F. Boot,
oom, F. d. Bracque-
G. H. Bredner,
iet, E. Carriere, P.
C. Haverkamp,
ïndriks, H. Heuff,
sraels, K. Kollwitz,
en vele anderen
voor het leveren
encadrementen
schilderijen en
ikkundige leiding
of zes. Onze keuren-
n verklaard: 't is be-
dat het kind naar
l de kinderen niet, die
r wordt eerst een on-
oofd- en klasse-onder-
evenmin, alleen zwak,
e oorzaken; bloedar-
vvachtigheid en derge-
r zulke kinderen om
sterking van gezond-
gen door goede voe-
enlucht. Wie wil nu
daad, aan deze zwakke
en in de gezonde stre-
stvrije Nederland, die
zoo veelvuldige wijze
i en het Hongaarsehe
mt, denkt nu toch ook
a het eigen vaderland,
en aarzelt niet langer.
>r onze kinderen gast-
5et niet overlaten aan
et zelf en doet het nu.
Iers kunnen verblijden
een plaatsje gevonden
wij op spoedige aan
lok onze zwakke V. B.-
nogen uitgaan naar
WATER
instem
i 40 jaar hier te lande
aagde Natuurlijk Mine-
re drank lescht den
i-water. Vermengd met
andere siropen geeft
rlijken, verfrisschenden
jhoudelijk gebruik bij
liter schroefflessehen,
ijs van Echtheid een
t over den schroefstop
Wie zelf geen gelegenheid heeft een kind
Ie herbergen, kan ons toch helpen door een1
milde geldelijke gave, waarmede wij kunnen
zorgen voor versterkende middelen voor
hen, die extra-voeding behoeven. Wie nadere
inlichtingen wenscht, wende zich tot onzen
Secretaris, den heer G. Muys, le Hugo de
Grootstraat 8, Amsterdam.
Het Bestuur van „Vacantie Buiten",
J. Th. SCHREUDER, Voorzitter.
H. A. SCHOLTZ, Vice-Voorzitter.
G. MUYS, le Secretaris,
le Hugo de Grootstraat 8.
J. KLOPPER, 2e Secretaris.
Dr. J. H. v. d. BEND, le Penn.m.,
Sarphatipark 32.
K. v. d. BERG, 2e Penn.m.
D. v. VLIET, Alg.-Adjunct.
schijnt de maan. Hoe de zon zal opkomen ligt
nog in 't duister," schreven wij 11 Juli. En
thans is door H. M. de Koningin aan den
heer Colijn verzocht haar van advies te die
nen omtrent de keuze van raadslieden, die
haar zouden doen regeeren in overeenstem
ming met den volkswil; want dit is de be-
teekenis van het parlementaire stelsel,
waarin wij leven.
Wij schreven omtrent den heer Colijn in
ons nummer van 4 Juli: „De krachtfiguur
Colijn, naar zijne bekenden hem schetsen,
een eerzuchtig, maar werkzaam en eerlijk
man, mist het boeiende van een Kuyper. En
bovendien, op den duur kan ook moderne
staatkunde geen stand houden zonder dien
eigenaardigen ondergrond, welke door
„klassieke studie wordt gevormd." Men heeft
ons opmerkzaam gemaakt op het feit, dat de
heer Colijn, hoewel autodidact, iemand
vooral met behulp van bestuur niet in de
laatste plaats om de Nederlandsche staats
bladen tot kennis en oordeel gekomen, en
dus niet een man van wat men noemt klas
sieke opleiding, in verband met zijne kerke
lijke gezindheid kan geacht worden een
klassieke oud-testamentisch getinte oplei
ding te hebben genoten. Wij begeven ons
liever niet op dit terrein, maar wijzen onzen
zegsman op het naar onze meening vast
staande feit, dat de klassieke opleiding, die
tot dusver den modernen staatsman hielp
vormen, veeleer uit Hellas (meer nog dan
uit Rome) en niet uit Israël stamt.
Een deel van de Pers had reeds vóór de
verkiezingen, om gansch andere redenen,
.tegen de figuur Colijn stelling genomen;
althans dat deel dat in democratische rich
ting denkt, d.w.z. uitwegen zoekt uit de moei
lijkheden, welke het economisch stelsel,
waarin wij leven, medebrengt. Colijn's leus:
„eerst de gulden veilig, dan het land welva
rend", is een logisch uitvloeisel van dat
stelsel, waarin het geld niet alleen de ziel
van de negotie of van den eigenlijken handel
is, maar veeleer den ondergrond vormt van
waaruit alle bestaan ontspringt. Zij, die dat
stelsel als normaal aanvaarden en er dus in
gelooven, zijn voor Colijn, zij die de ondeug
den van dit stelsel (en welk stelsel heeft
deze niet) aan den lijve of in de ziel gevoelen
en het dus slechts noodgedwongen aanvaar
den, naar een beter uitziende, kunnen in het
feit dat H. M.'s keuze op de figuur van
Colijn is gevallen, geen teeken zien om eene
andere dan eene ondemokratische constel-
latie.
En nu is het niet te miskennen, dat de uit
spraak, waarin het kiezersvolk den Volks
wil heeft pogen te belichamen, zij het alleen
al blijkens de namen der partijen die den
grootsten zege wegdroegen, in democratische
richting wijst. De toename, alleen reeds van
het aantal sociaal-democratische stemmen
met 200.000 is niet een vluchtig verschijnsel,
maar het teeken, dat een breede, niet bij eeni-
ge socialistische partij aangesloten, menigte
geregeerd wil worden in democratische rich
ting, en met name niet gelooft in de leuze:
als eerst maar de hollandsehe gulden veilig
staat, komt al het andere terecht. Hoe dit zij,
de regeerkunst bestaat niet in het wijzen,
maar in het leiden van de richting, die de
historische ontwikkeling al reeds heeft inge-
i slagen, voordat nog iemand daarop wijzen
kón want de uil van Minerva vliegt 's nachts.
Eerst komen de feiten en dan ontstaat het
bewustzijn aangaande die feiten; en dat is
I maar goed ook, want indien wij menschen
I met onze eigen bedenkselen feiten konden
tot stand brengen, zou de wereld weldra uit
elkander liggen. Wanneer de leiders der
verschillende partijen dit meer bedachten,
zouden zij elkander beter verstaan en veel
onvruchtbaar geharrewar zou achterwege
blijven. De dansmeester, de beeldende kun
stenaar en de dokter, elk van hen beziet het
zelfde menschelijk lichaam van uit een an
der oogpunt, wanneer nu elk hunner ditzelfde
lichaam uitsluitend op zijne wijze zou willen
behandelen, lijdt het geen twijfel of zij ge
raken weldra onderling in een voor henzelf
onvruchtbaar en voor dat menschenleven
gevaarlijk conflict. Laten zij integendeel het
lichaam in zijne eigen waarde en beschou
wen het objectief, ieder van eigen standpunt,
dan kunnen schoone dansbewegingen van een
gezond lichaam het gevolg zijn van hun
daarna gepleegd overleg. Maar overleg on
derstelt wil tot samenwerking. Bij onze po
litieke partijen heeft het maar al te vaak den
schijn of elk van haar slechts streeft naar
Pverheei'sehing van de andere; daaruit zou
A°'
voor het volk niet anders dan de ondergang
kunnen voortkomen. De regeeringswerk-
zaamheden in een parlementairen staat be
lmoren zich onderling te verhouden als die
van de leden van een orchest, welke te zamen
de symphonie spelen welke gecomponeerd is
door den Grooten Leider van de geschiede-
nis der menschheid, welke menschheid maar
een zeer gering onderdeeltje vormt van zijn
onmetelijk Rijk, waarin zonnen noch manen,
sterren noch melkwegen op- of ondergaan,
maar waarin, in het groot gezien, die Har-
monie der sferen heerscht, waarvan wij
menschen slechts bij tusschenpoozen de on-
eindige grootheid en nauwkeurigheid be-
seffen.
Men zegt, dat in de afdeelingen van onze'
Kamers der Staten-Generaal de leden over
het algemeen veel meer blijk geven tot het
orchest te behooren, dan daarbuiten, wan
neer zij staan voor de publieke tribune; door
hunne uitlatingen voor die tribune hebben
in de laatste 25 jaar, de Kamers der Staten-
Generaal veel van haar gezag en populari
teit ingeboet. Ingewijden, als mr. Marchant,
meenen, dat dit niet ligt aan de Kamers of
aan hare leden, maar aan de tribune die wei
nig begrijpt; wat een ingewijde zegt is altijd
min of meer juist, maar wij zouden willen
voorspellen, dat het gezag van de Kamers
der Staten-Generaal en hare leden zal te-
rugkeeren (en het parlementaire stelsel en
het land zal daarmee worden gebaat) indien
de leden zich tegenover de tribune in het
vervolg jegens elkander gedragen en uiten
zooals zij dit doen in de afdeelingen (en in
de koffiekamers). Want het volk, dat tot alle
partijen behoort, ziet niets liever dan dat alle
partijgangers samenwerken in oprechtheid
en met alleen dit ééne doel voor oogen:
het algemeen belang, waaraan elke partij
haar eigen belang op straffe van ondergang
heeft ondergeschikt te maken. Het algemeen
ontwaken van religieus besef in ons volk,
een historisch feit, heeft mede deel aan het
opkomen van dien volkswil. Het is de eer
van de z.g.n. kerkelijke partijen, de bronnen,
waaruit zij dit besef geregeld voeden, uit den
ouden materialistischen naar den modernen
tijd te hebben overgeheveld. In die voedings
bronnen zeiven ligt in de eerste plaats voor
hen, die zich daaruit als uit de eerste hand
versterken, de eisch van verdraagzaamheid
jegens andersdenkenden, of, om eens een
kerkelijke uitdrukking te bezigen, God die
Zich in Zijn Zoon heeft geopenbaard en door
het leven van dien Zoon Zichzelven aan de
wereld heeft gegeven, heeft Zich de meest
duldzame en verdraagzame getoond van alle
wezen dat leven heeft. In navolging van dat
hooge voorbeeld, niet in onverdraagzaam
heid te vervallen is de wezenlijke kracht ook
van politieke partijen. Zal de heer Colijn
ook dat beseffen? De redevoeringen, die hij
voor zijne kiezers heeft gehouden geven geen
blijk, dat hij en zijn geestverwanten, samen
zijnde, dit besef bezitten; maar hij heeft bij
het volvoeren van de opdracht onzer Ko
ningin niet te koesteren wat zijn partij, maar
wat zijn volk ten goede komt, en daarbij te
beseffen dat, niet in eèn rechte lijn van
rechts naar links, maar in een kring rond
om het volk alle partijen staan en ook de
zijne, en dat de Kroon, die hem haar opdracht
gaf, aansprakelijk is voor wat aan christe
nen geschiedt en joden, aan geloovigen en
vrijdenkers, aan roomschen evengoed als aan
protestanten, aan arm en rijk, aan deugd-
zamen en boozen, want zij allen maken deel
uit van het éene volk, dat 't éene land be
woont. Onder de werking van het algemeen
kiesrecht, dat weldra in alle beschaafde lan
den der aarde zal zijn ingevoerd en naar
onze meening in ons land weldra erkend zal
worden, zegenrijk te werken, kan, aldus be
schouwd, het Koningschap nog een uitne
mende rol vervullen. Bezet door een per
soonlijkheid, die eigen baat wenscht uit te
schakelen om het belang van 't land te die
nen, in evenwicht gehouden door schijnbaar
tegenstrijdige krachten die evenwel juist
samenvloeiend dienen om elkander aan te
vullen, kan de Kroon veelmeer dan vlieg
wiel, stralend en onpartijdig middenpunt
zijn van beschaving en van goeden wil.
Zal het Colijn gelukken om die Kroon te
adviseeren zoo dat ook 't land gediend zal
zijn?
Er is geen reden niet het beste te verwach
ten al houdt degeen die een bevelend gebaar
van dezen voorman heeft aanschouwd, zijn
hart eens even vast. Colijn is niet alleen.
Tegenover hem staat een vaster dan ooit
aaneengesloten partij van vaderlandsche
soeiaal-democraten die zich op ongebruike
lijke, maar voor den tijdgeest teekenende
wijze, op zijn weg heeft geplaatst, om al wat
naar reactie zweemt bij voorbaat aan te val
len. H. M. de Koningin, die geen oorlog heeft
gewild met het buitenland, hoezeer in de nu
afgeloopen wereldkrijg ons volk werd be-
leedigd en benadeeld, zal, en hare onmid
dellijke raadslieden zullen, geen burgeroorlog
wenschen. Fascistische of actualistische
strevingen kunnen H. M. niet anders dan
ontaktisch, onhistorisch en ten onzent even
minderwaardig als onzedelijk voorkomen.
De democratische stroom, die zich thans
openbaart is het historisch en noodwendige
gevolg van 't feit, dat 't gansche volk het
kiesrecht zich veroverd heeft. De lijn van die
ontwikkeling tot stilstand te remmen is haar
breken, haar te leiden is de roeping van de
Kroon, inzonderheid bij ons waar hare dra
gers zijn gesproten uit een huis, van welke
menige vertegenwoordiger zijn steun gevon
den heeft bij 't volk om sterke egoïstische
groepeeringen te remmen. Nog is de zon
achter de kimmen, moge zij opgaan niet te
midden van dreigende wolken en een grau
wen nevel, maar als de dageraad van een
dag, die wat belooft.
Kamermuziekavonden Toonkunst.
Het Concertbureau Vernout deelt ons
mede, dat de Haarlemsche afdeeling van
de Maatschappij tot Bevordering der Toon
kunst in het a.s. seizoen weder vijf (in plaats
van vier) Kamermuziekavonden zal geven
in den Stadsschouwburg, Wilsonsplein.
Niettegenstaande de concerten met één
avond worden uitgebreid, zal de abonne
mentsprijs niet verhoogd worden. Als novi
teit zal het beroemde tweetal „Aranyi-Grosz
een Wiener Abend geven, terwijl het Capet
Kwartet een Beethoven programma zal uit
voeren.
De datums zijn als volgt vastgesteld:
Woensdag 4 Nov. 1925, Het Parijsehe Trio.
Maandag 30 Nov. 1955, Alma Moodie, Viool.
Maandag 14 Dec. 1925, Aranyi-Grosz,
viool en piano.
Donderdag 4 Febr. 192G, Capet Kwartet.
Maandag 8 Maart 1926, Mevrouw Chailley,
piano.
De abonnementsprijs voor deze 5 concer
ten bedraagt voor leden van Toonkunst
f 6.(pl.r.) en voor niet-leden f 7.50 (pl.r.).
Een beperkt aantal abonnementen voor de
vijf avonden, alléén geldig voor Amphithea
ter is verkrijgbaar, voor leden van Toon
kunst a 3.50 en voor niet-leden a f 4.50.
De regeling dezer concerten is in handen
van het concertbureau Vernout, Warmoes
straat 10, Telefoon 10547, alwaar verdere in
lichtingen verkrijgbaar zijn.
Aan de Middelbare Technische School te
Haarlem werd bevorderd van de afdeeling
Bouwkunde: van het eerste naar het tweede
studiejaar: W. H. J. Hoósemans, Santpoort;
van het tweede studiejaar naar het practisch
leerjaar: F. Flameing en T. Op der Heyde,
beiden te Bloemendaal.
Van het practisch leerjaar naar het laat
ste studiejaar: J. B. Sluiter, Bloemendaal.
Van de afdeeling Waterbouwkunde: van
het tweede studiejaar naar het practisch
leerjaar: M. M. Dijkman, Bloemendaal.
Van de afdeeling Werktuigbouwkunde:
van het eerset naar het tweede studiejaar: U.
A. Brandt, Bloemendaal; van het practische
leerjaar naar het laatste studiejaar: J. Giltay
Veth, Bloemendaal.
Van de afdeeling Scheepsbouwkunde: S.
H. Brongersman, Bloemendaal.
3. Reeds thans kunnen worden ingeschre
ven de op formulier model U vermelde lijst
van leden, alsmede de, op formulier model T
vermelde statutaire regeling der aansprake
lijkheid van de leden.
4. Daar echter bij de inschrijving van de
coöperatieve vereeniging onder haar nieu
wen naam wederom de onder punt 3 vermel
de gegevens moeten worden ingeleverd, is de
Kamer bereid, met de inschrijving van de
formulieren model U en T te wachten, totdat
de onder punt 2 bedoelde inschrijving kan
plaats vinden.
5. Uiteraard mogen niet worden overschre
den de wettelijk gestelde termijnen, te weten:
a. voor het ten kantore van het Handels
register nederleggen der ledenlijst zes maan
den na de inwerkingtreding der wet (15 Juni
1925);
b. voor de opgaaf voor inschrijving van
hetgeen ten aanzien der aansprakelijkheid
van de leden voor de verbintenissen der ver
eeniging in de statuten is bepaald, drie
maanden na genoemden datum.
6. Met nadruk wijzen wij er op, dat slechts
de ledenlijst van die coöperatieve vereeni-
gingen moeten worden gedeponeerd, welker
leden op eenige wijze aansprakelijk zijn voor
de verbintenissen der vereeniging.
Namens de Kamer van Koophandel en
Fabrieken voornoemd,
H. A. MARCUS,
Adj. Secretaris.
Haarlem, 17 Juli 1925.
Secretariaat: Kruisweg 70, Haarlem.
Kantoor geopend: 9—12 en 1.30—1 uur.
's Zaterdags 9—1.
In verband met vele vragen die wérden
gesteld naar aanleiding van onze circulaire
d.d. 3 Juli 1925 betreffende de nieuwe wet
op de Coöperatieve Vereenigingen, deelen wij
u alsnog het volgende mede:
1. De nieuwe Wet maakt het noodzakelijk
dat de statuten moeten worden gewijzigd,
tengevolge van de bij de wet geëischte toe
voeging aan den naam der coöperatie van de
letters: W.A., G.A. of U.A.
Deze statutenwijziging moet plaats vinden
door een akte, welke notariëel moet worden
verleden.
2. Eerst daarna kan de inschrijving in het
Handelsregister plaats vinden van de coö
peratieve vereenigingen onder den aldus ge-
wijzigden naam.
TELEF. 12896
Vlugge bediening - Concurreerende prijzen
TAFELTJE DEK JEEZELTJE STREK JE
KNUPPEL UIT DEN ZAK I
li
Tegelijk met je brief bracht de bode ons het
Bloemend Weekbl. Waarom heb je me niet eerst
gevraagd, of ik het goed zou vinden, dat je mijn
brieven aan de redactie van dat blad gaf? Ik had
dan zeker neen gezegd, want ik moet er niets
van hebben, in het publiek op te treden. Ik heb
mij steeds op het standpunt gesteld van den schoen
maker, die bij zijn leest bleef. Daarom bedankte
ik ook onmiddellijk voor de hengelaarsvereeniging,
toen ik met je moeder getrouwd was.
Een kruidenier hoort in zijn winkel en in zijn
huiskamer, bij zijn vrouw en kinderen. Andere
belangen, dan die van zijn zaak en zijn gezin,
heeft hij niet te dienen. Ik weet wel, dat jij niet
zoo conservatief bent, maar wacht maar tot jullie
niet meer met je beiden bent, dan stapelen de
zorgen zich op enga je vanzelf minder be
lang stellen in dingen, die je als kruidenier niet
aangaan.
In mijn kasboek heb ik trouw bijgehouden wat
ik voor jou en voor je zuster heb uitgegeven aan
contributies voor vereenigingen. Het is, vooral
voor jou, een groot bedrag! Nu moet je die con
tributies uitje eigen zak betalen en ik ben benieuwd
te hooren, wanneer ie hierop gaat bezuinigen.
En nu die krant weer! Waar is dat voor noodig?
Wat gaat het anderen aan, hoe ik mijn vak heb
uitgeoefend, hoe ik er over denk? Ik ben achteraf
blij, dat ik in mijn eersten brief onzen winkel
genoemd hebLooier en Zoon. Dat is reclame, die
niets kost.
Maar, het is gebeurd en je bent je eigen
baas je moet zelf nu maar uitmaken, welke
brieven van je vader in die krant moeten komen
en welke niet. Als ik iets heel vertrouwelijks te
vertellen heb, zal ik dat op een apart papiertje
schrijven.
En laat ik nu de vraag, die je mij in jouw brief
stelt, beantwoorden. Je wilt den naam van den
winkel veranderen, wat vader en moeder daarvan
denken. Ik zou het verschrikkelijk vindenWaarom
moet Looier en Zoon verdwijnen en plaats maken
voor een vreemde? Wat beteekent dat woord?
Je hebt zoo onduidelijk geschreven, dat ik het
woord niet goed lezen kan. Overschrijven durf ik
het niet, want mijn brief komt in de krant te
staan en stel je voor, dat ik het verkeerd over
schrijf!
Ik zal je uitleggen, waarom ik het onverstandig
van je vind om den naam Looier en Zoon uit den
gevel te verwijderen. Een groote fabriek, die op
gericht is met het geld van tientallen personen,
die elkander wellicht niet kennen, behoeft niet
den naam van een der stichters te dragen. De
goederen, die er gemaakt worden, gaan naar den
groothandel, deze levert ze aan de winkeliers en
de klanten vragen naar het artikel als ze weten,
dat het goed is.
In een stad is zoo'n artikel in verschillende
winkels te koop, maar de winkelier, die den besten
naam heeft, verkoopt er het meest van. En nu
mag jij aan den winkel nog zoo'n mooien naam
geven, wanneer de man achter de toonbank niet
het vertrouwen van het publiek heeft, zal de naam
van zijn winkel hem geen klanten bezorgen!
Je zegt, dat de groote zaken dikwijls met zulke
mooie namen werken en dat de kleinere winkels
dat voorbeeld volgen. Ik vind dit heel dom. De
kleine winkelier zal nooit door het groot bedrijf
verdrongen worden, mits hij aan zijn zaak den
naam van zijn persoon verbonden houdt. Ouder-
wetsche winkeliers, laat ik liever zeggen: ras
winkeliers, zetten met groote letters hun naam
op den winkel. Het schijnt, dat in den tegen-
woordigen tijd de persoon minder geldt dan de
zaak. Denk maar eens aan de verkiezingen. Vroeger
stemde je vader op een candidaat, die in zijn werk
getoond had wat te kunnen. Nu stem je op Lijst
vier, of vijf of zes-en-twintig, zonder precies te
weten waarom. Je stemt op een programma, niet
op een persoon. En zoo schijnt het in heel het
Leven te worden, ook in het winkeliersleven. Er
komen mooie winkels, heele winkelstraten zelfs,
maar wie er in die winkels achter de toonbank
staan, wie er verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit
van de goederen en de wijze van bediening, och,
daar vraagt men niet meer naar. En nu wil jij
ook als Willem Looier uit je zaak verdwijnen
Je moet het zelf weten, maar geloof je ouden
vader, die veertig jaren met klanten omging, op
den persoon van den winkelier drijft de winkel!
Houd den naam in den gevel enzorg er voor,
dat het ook een Looier is, die in 1990 het honderd-
vijftigjarig bestaan van de kruidenierszaak Looier
en Zoon viert.
Wees ras-winkelier, Willem, de maatschappij
heeft er behoefte aan.
Je Vader
Barend Looier,
Kruidenier I. R.
P. S. Die letters I. R. beteekenen „In Ruste".
De nieuwigheid van letters voor of achter je naam
heb ik overgenomen, zooals je ziet. Moeder zegt,
de Duitsche Keizer had dat vroeger ook achter
zijn naam staan. Maar dat beteekende niet „in
ruste".
Toen de kleermaker nu zoo eenzaam achter
bleef, verviel hij tot diepe droefheid. Wat had hij
nu gaarne zijn zoons weer bij zich gehad
Maar niemand wist waar ze heengetrokken
waren.
De oudste was bij een meubelmaker in de leer
gegaan. Daar deed hij goed zijn best en hij leerde
het vak uitnemend. Toen zijn tijd om was, schonk
zijn meester hem een tafeltje waaraan niets bij
zonders was te zien en dat van heel gewoon hout
vervaardigd was.
Maar het had toch een heel bijzondere eigen
schap.
Wanneer men het neerzette en wanneer men
zei „Tafeltje dek je" dan was het tafeltje plotse
ling bedekt met een zuiver wit tafelkleed en
stond er een bord klaar met mes en vork er naast,
schotels met gebraad en met gebak, met vleesch
en worst en pudding zooveel men maar verkoos
en een groot glas parelend helder gekleurd frisch
vruchtensap.
De jonge man dacht: Aan dit tafeltje heb ik
genoeg voor mijn heele leven. Hij trok met een
vroolijk hart in de wereld rond en hij bekom
merde er zich heelemaal niet om of er een her
berg in de buurt was of niet, of de tafel er sma
kelijk uitzag of vies.
Wanneer hij er lust in had, ging hij in 't veld
of in het bosch of op een wei, nam zijn tafeltje
van zijn rug, plaatste het voor zich en zei „Ta
feltje dek je" en dan stond daar alles, wat zijn
hart begeerde.
Eindelijk vatte hij 't plan op naar zijn vader
terug te keeren. Vader zou nu wel niet meer boos
zijn, dacht hij en als zoonlief met een dergelijk
tafeltje thuis kwam zou vader zeker wel bljj zijn.
Nu gebeurde het toevallig dat hij, op weg naar
huis, in een herberg kwam om te overnachten,
die vol was met gasten.
Zij heetten den zwervenden jongen man met het
tafeltje op zijn rug en die er toch zoo blozenden
gezond uitzag van harte welkom en noodigden
hem uit met hen te eten, omdat er anders, zoo
zeiden zij, niets voor hem zou overschieten 1
„Dank u wel" antwoordde de meubelmaker,
„die paar hapjes wil ik u niet voor den mond
wegnemen. Weest gij liever mijn gasten!"
Ze lachten en meenden dat hij hen voor den
gek hield. Maar hij nam zijn tafeltje, zette dat
midden in de kamer en zei „Tafeltje, dek je".
Oogenblikkelijk stond het tafeltje vol met
heerlijke spijzen, zóó lekker als de waard hun niet
kon voorzetten en waarvan de geur alleen allen
reeds deed watertanden.
„Tast toe, vrienden" zei de jonge man en toen
de gasten zagen dat dit werkelijkheid was, lieten
zij zich geen tweemaal uitnoodigen. Ze grepen
hun lepels en hun vorken en hun messen en be
gonnen den aanval.
Wat hun het meest verwonderde was, dat, wan
neer een schotel leeg gegeten was er van zelf een
nieuwe voor in de plaats kwam.
De herbergier stond in een hoek en zag deze
dingen aan. Hij wist niet wat hij moest zeggen,
maar hij dachtZoo'n kok als in dat tafeltje ver
stopt zit, zou ik in mijn zaak best kunnen ge
bruiken"-
De meubelmaker en de gasten zaten te lachen
en te smullen tot laat in den avond. Eindelijk
gingen ze naar bed en de zoon van den kleer
maker zette zijn tafeltje tegen den muur van zijn
slaapkamer.
De waard echter kon den slaap niet vatten.
Onophoudelijk dacht hij over dat wondertafeltje.
Plotseling bedacht hij, dat hij op zijn rommel
zolder een oud tafeltje had staan, dat er precies
zoo uitzag als het tafeltjk dek-je.
Hij klom den rommelzolder op, haalde het ta
feltje te voorschijn en verruilde het zoo stil en
voorzichtig mogelijk tegen dat van den jongen
meukelmaker.
Den volgenden morgen betaalde deze zijn lo
gies, pakte zijn tafeltje waaraan niets bijzonders
te zien was op zijn rug zonder te vermoeden dat
hij bedrogen was en ging weer verder.
's Middags kwam hij eindelijk bij zijn vader, die
hem met groote vreugde ontving.
„Nu, m'n beste jongen, wat heb je al dien tijd
geleerd?" vroeg de oude kleermaker.
„Vader, ik ben meubelmaker geworden."
„Dat is een goed handwerk," zei zijn vader.
„Heb je ook 'teen of ander meubel datje zelf
gemaakt hebt, meegebracht?"
„Vader, 't beste wat ik heb meegebracht, is dit
tafeltje."
De kleermaker bekeek het van alle kanten. Hjj
vond het een oud leelijk tafeltje en hij zei: „Nu
jongen, een meesterstuk kan ik 'tniet vinden en
je materiaal was ook niet zoo extra, 'tls een
oud, leelijk tafeltje."
„Maar 'tis een buitengewoon tafeltje, vader,
't Is een tafeltje, dek-je" antwoordde de zoon.
Wanneer ik het neerzet en ik zeg dan: tafeltje
dek-je- dan staat het direct vol met allerlei heer-
TELEFOON 12918