Abonneert U op dit Blad. L. FABE Hotel Duin en zo Laatste Berichten Burgerlijke Stand. Ontvangen boeken en tijdschriften. Vragenbus Voor de kinderen. 19« JAARGA] Exp ELEGTRISCHE REP KL. HOUTSTR. 1C CONCURREERENDE PRili Levensvt Namiddag- c van zijn voorstel, danig ontstemd uiteen ging. Het is niet normaal dat het in de wereld altijd koek en ei is, en zoo kan het zijn goede zijde hebben, dat de raadsleden in overgroote meerderheid, de een meer de ander minder hartstochtelijk, zijn opgekomen voor de rech ten van den Raad, die aan het hoofd der ge meente staat en tegenover de ingezetenen verantwoordelijk is, zooals de Burgemeester verantwoordelijk is tegenover de hoogere administratie (ons parlementaire stelsel is zeer bruikbaar, maar niet eenvoudig). Alvorens tot onze eigenlijke beschouwing te komen, geven wij de indrukken weer waarmede wij daarbij rekening hebben ge houden. Onze indruk is, dat het den Burgemeester, niet te doen is om een of ander persoonlijk motief den Erven Van der Vliest onaange naam of lastig te willen zijn, wij hebben veel eer den indruk dat hij voor zichzelf de uiter ste voorzichtigheid wil betrachten en aan eene of andere voor hem gezaghebbende plaats heeft vernomen, dat het besluit van 16 Juli elementen bevat, welke de goedkeu ring van Ged. Staten behoeven. Hij had die elementen gerust kunnen noemen; het zijn die bepalingen welke verband houden met de Woningwet, in het bizonder die van art. 3. 1. sub a betreffende de plaatsing van ge bouwen ten opzichte van den openbaren weg en van elkander. Art. 7 onzer Bouwverorde ning bevat een groote lijst vau wegen met aanduiding zoowel van de minimum-diepte van onbebouwd terrein, dat tusschen den openbaren weg en de gebouwen onbebouwd moet blijven, als van het grootste aantal wo ningen dat aan eiken weg aaneengebouwd mag worden. Welnu, de in het raadsbesluit van 16 Juli vervatte „exploitatie-voorwaar den", waaromtrent de Raad verklaard heeft zich met de Erven Van der Vliet in een be paalden geest te willen verstaan, bevatten op beide punten bepalingen, die krachtens de Woningwet de bedoelde goedkeuring behoe ven. In zoover had dus de Burgemeester ge lijk. Maar Z.E.A. had o.i. ongelijk, toen hij het deed voorkomen, alsof het onderhandelen met de Erven Van der Vliet daarop zou moeten wachten; en ook ongelijk door te meenen, dat de inlassching der woorden: „in beginsel" aan de beteekenis van het raadsbesluit van 16 Juli iets zou veranderen. Allicht zou die toevoeging in de buitenwereld den indruk vestigen, dat, zooals een der readsleden 't kernachtig uitdrukte, de Raad tegenover de Erven Van der Vliet een nieuwen „slag om den arm wilde houden", wat geenszins het geval is. Onze indruk is dus ook, dat vele raads leden de zaak te hoog opnamen toen zij meen den, dat de Burgemeester op een conflict met den Raad in deze zaak aanstuurde. Ook heb ben wij den indruk, dat, indien de rechtsge leerde raadsman der gemeente, de bezadigde en voorzichtige jhr. mr. F. W. van Styrum niet op reis ware geweest en de raadsverga dering even had kunnen bijwonen, een een voudige modus vivendi zou zijn getroffen, die èn de raadsmeerderheid èn zijn voorzitter zou hebben bevredigd. Wat immers is het geval? Het raadsbesluit van 16 Juli luidt in aanhef aldus: De Raad der Gemeente Bloemendaal: overwegende dat het wenschelijk is om, onder na te melden voorbehoud de voorwaarden vast te stellen, waaronder de gronden langs den Zeeweg in exploitatie zullen kunnen worden gebracht, besluit onder voorbehoud, dat tusschen de Gemeente Bloemendaal en de Erven Van der Vliet eene overeenkomst tot stand kome be treffende verschillende punten, vast te stellen de volgende voorwaarden, waaronder na te melden terreinen door de eigenaren of hunne rechtverkrijgenden in exploitatie zullen kun nen worden gebracht. Dan volgen art. I, waarin verschillende bouwbepalingen zijn vervat, welke te zijner tijd aan de goedkeu ring van Ged. Staten zijn te onderwerpen (wij voorspellen, dat dit college tegen de des betreffende bepalingen geen enkel bezwaar zal hebben); art. II, waarin gehandeld wordt over gas, water en electriciteit; art III dat de som bepaalt, die de Erven Van der Vliet ver plicht zullen zijn te betalen als bijdrage in de kosten van den Zeeweg en voor de te ver- leenen tramconcessie (blijkbaar is deze bij drage bedoeld om t.z.t. eene zoogenaamde baatbelasting volgens art. 242d der Gemeen tewet overbodig althans onbillijk te doen zijn en dus te voorkomen)krachtens art. IV ver klaart Bloemendaal's bestuur bij voorbaat te zullen medewerken tot het doen verleenen van twee vergunningen voor verkoop van sterken drank ter plaatse; art. V regelt in beginsel het verleenen van concessie voor een tram of andere vervoermiddelen, waarbij is voorbehouden dat B. en W. de macht behou den de nadere voorwaarden dier concessie eenzijdig vast te stellen; art. VI handelt over het verwijderen van het aan het eind van den Zeeweg gevestigd café en de beginselverkla ring om onder nader overeen te komen voor waarden strand te verpachten. Een besluit als dit, waarbij bovendien nog is bepaald, a. dat (art. I al. 2) langs zekere wegen eene dichtere bebouwing dan langs andere zal worden toegestaan zonder den graad van die dichtheid te bepalen; b. dat de Raad nog nader zal bepalen de minimum diepte van zekere onbebouwde ruimten (art. I, regel 22); c. dat Bloemendaal het in de hand houdt terreinen aan te wijzen waar af wijkingen van zekere bepalingen zal zijn ver oorloofd (art. I, regel 30); en waarbij d. uit drukkelijk is voorbehouden dat de gemeente zich voorbehoudt onder de gewone waarbor gen, die de Woningwet aan belanghebbenden geeft, het uitbreidingsplan voor de andere wegen dan den Zeeweg vrijelijk vast te stel len. Zulk een besluit geeft niet, zooals som migen vreezen, het overheidsgezag over de terreinen in quaestie volledig uit handen, laat integendeel aan de voortdurende samen werking van particulier, initiatief en over heid genoeg over om zoowel het eene als de andere tot hun recht te doen komen of daarin te handhaven. Dat bij een en ander de over heid zeer waakzaam en de exploitanten zeer coulant zullen moeten zijn, opdat zonder voortdurende conflicten een groot en goed ge heel tot stand kome, spreekt van zelf, maar is eene zaak, die thans niet ter sprake behoeft te komen. Wat thans wel onze volle aandacht ver dient is dit, dat het raadsbesluit van 16 Juli in wezen niets anders dan een „beginselbe sluit" of beter gezegd een „beginselenbesluit" is. Dit laatste woord heeft wel degelijk in het Staatsrecht een vast omlijnde beteekenis; zoo kennen we ook Beginselenwetten; de be doeling van dergelijke stukken is de groote lijnen vast te leggen van datgene wat men vooralsnog niet in bizonderheden regelen kan; de andere betrokken partij leert daar uit niet meer kennen dan groote lijnen, maar zij kan dan toch ook zelf in groote lijnen hare toekomstplannen naar deze beginselen inrich ten. Of de Erven Van der Vliet of degenen, die wederom achter dezen staan, i.e. aan deze beginselen genoeg hebben, is een zaak die op 't oogenblik het gemeentebestuur niet regardeert. Maar een eerste daad van hoffe lijkheid en goede trouw is, dat de Erven Van der Vliet onverwijld met het raadsbesluit van 16 Juli worden in kennis gesteld. Men is als 't ware midden in de onderhandelingen; een eerste phase is achter den rug; de beginse len, ook de hoofdtrekken vormende om het te sluiten contract, bevattende bepaalde rechten die de Gemeente in elk geval eischt, en bepaalde verplichtingen waartoe zij in elk geval bereid is, staan harerzijds eenzijdig vast. Hoe de Erven Van der Vliet daarover denken is de tweede vraag, die nu aan de orde is. Eerst wanneer die Erven zeiven om de een of andere reden zouden wenschen dat op dat beginselenbesluit de goedkeuring van Ged. Staten werd gevraagd. Maar zij zullen dit verdienen om dit te doen. Maar zij zullen dit niet wenschen, omdat Ged. Staten zeiven hoogstens zouden kunnen antwoorden, dat zij „in beginsel" tegen het besluit geen be zwaar hebben. De tegenkanting van den Bur gemeester zou naar onze bescheiden mee ning alleen zin hebben, indien hij reeds nu wist dat Ged. Staten hunne goedkeuring aan dit besluit of aan de ter uitvoering hiervan te zijner tijd noodige besluiten en verordenin gen in elk geval zouden onthouden. En dit is natuurlijk niet het geval. Dat in den geleidebrief, waarbij B. en W. het besluit ter kennis brengen van de Erven Van der Vliet er op kan worden gewezen, dat een en ander alleen geldt behoudens goed keuring van Ged. Staten, voor zoover deze goedkeuring vereischt is, ligt voor de hand, maar ook zonder die mededeeling zou dit gel den en de Erven Van der Vliet en hunne raadslieden, die de wet zoo goed kennen als B. en W., weten dit ook wel. Mocht de op 16 Juli ten raadhuize gevallen beslissing, aldaar door wie dan ook worden betreurd, dan kan noch mag dit van eenigen invloed zijn op den geregelden voortgang der zaak, die nu eenmaal door den Raad aldus wordt gewild. Art. 70 van onze voortreffelijke Gemeentewet, waarvan de bestudeering niet genoeg ook aan onze raadsleden kan worden aanbevolen, regelt wat in dit geval heeft te gebeuren. Als hoofd van den Raad en van het college van B. en W. is de Burgemeester met de uitvoering hunner besluiten belast. Hij kan die uitvoering alleen achterwege laten indien hij binnen 2i uren nadat het be sluit genomen is, daarvan aan het college dat lxet nam en aan Ged. Staten (die daarvan terstond aan de Kroon verslag doen) kennis geeft. Daar dit i.e. niet is geschied, lijdt het o.i. geen twijfel of de Erven Van der Vliet ontvangen dezer dagen het besluit van 16 Juli ter kennisneming met verzoek, op den grondslag van de daarin vervatte beginselen de onderhandelingen voor te zetten. Volksgezondheid. De Erven van Deursen, eigenaren van verschil lende woningen aan de Dompvloedslaan, hebben zich bereid verklaard, als de gemeente wil mede werken, die huizen van duinwaterleiding te voor zien zij hebben de bewoners uitgenoodigd een stukje te teekenen, waarbij dezen zich bereid ver klaren voor gebruik van het water enz. het con tract met de gemeente te teekenen, het onder houd van de buizen en kranen (binnenshuis zal wel bedoeld zijn) voor hunne rekentng te nemen, en om wekelijks gedurende 2 jaar f 0.46 te beta len (dus met inbegrip van rente ongeveer f 50 per woning) ter bestrijding der kosten van aanleg. Het is te hopen, dat deze zaak voor de bewoners tot eene goede oplossing komt; wij hebben het water van een der perceelen gezien, het was drab big en volslagen ondrinkbaar; de Gezondheids commissie heeft de zaak ook ter hand genomen. Over de verplichtingen van huiseigenaren in der gelijke gevallen bereikte ons een vraag voor onze vragenbus. Wij verwijzen den lezer dus verder naar die rubriek. Muziekuitvoering aangeboden door B. en W. Woensdag 5 Aug. a.s., 's avonds te 8 urn- zal door het Chr. Fanfare-corps „Sursum" een con cert gegeven worden in het Bloemendaalsche bosch. Onderstaand programma zal onder leiding van den heer J. A. Meng uitgevoerd worden. 1. Excelsior, Marsch, W. F. Sprink. 2. Simple comme bonjour, Ouverture, J. v. Tright. 3. Offertoire, A. Tack. 4. Chère Brunette, Polka pour Piston, V. Colint. 5. Brise d'Automne, Fantaisie, A. Aldebert. Pauze. 6. Le Volontair, Pas-redoublé, H. Colint. 7. Vendange et Noisson, Ouverture, A. Tack. 8. Miliana, Valse de Concert, V. J. Benoodt. 9. Divertissement Pastoral, Pr. Francois. 10. Finale. N. B. Met No. 5 behaalde de vereeniging op het concours te Naaldwijk den eersten en deneereprijs voor het hoogste aantal punten van het geheele concours. No. 4 en 7 op verzoek. Verbindingsweg. Hoe is die weg zoo eenzaam, die zoo vol drukte was? En het antwoord luidtdoor de opening van het Kinheimpark. Heel de stroom van wandelaars, voertuigen en ruiters, die langs de Kleverlaan naar het dorp, naar het Bosch en „Duin en Daal" ging, kwam vroeger langs den verbindingsweg, want de scherpe hoek bij de Beetslaan wordt gemeden om de tramwagens. Thans splitst zich die stroom voorbij den spoor wegovergang, en het kleinste deel gaat nog den ouden gang, maar het grootste kiest de gladde ruime wegen van het Kinheimpark en verspreidt zich naar verschillende kanten. Ook missen we aan den verbindingsweg de ruiterpelotons van het Cavalerie-depöt, die iederen ochtend heen en terug passeerden en nu naar elders zijn overgeplaatst. Ook over het geheel genomen schijnt de trek van wandelaars zich verplaatst te hebben naar Heemstede, den Zeeweg en Zandvoort. Het aan de provincie in eigendom toebehooren- de terrein aan de Zuidzijde! van den weg, eerst bestemd voor woningbouw ten behoeve van de geëmployeerden der P. E. N. en een tijdlang be nut voor moestuin, is nu een woestenij geworden het trottoir langs dien weg is nu vrijwel onbruik baar voor wandelaars door gaten in de bocht ter plaatse, waar de laatste boomen aan dien kant zijn gerooid. We vestigen de aandacht van Publieke Werken op die inzinkingen van het voetpad, waarin met geringe kosten een voorziening kan worden ge troffen. Tijdens het ter perse leggen van dit nummer is de lijst van nieuwe ministers bekend geworden. Wij kunnen elkander gelukwenschen met het feit dat het ministerie van onderwijs, kunsten en wetenschappen als zelfstandig departement blijft bestaan. Blijkbaar is de actie, welke in die richting spontaan alom ontstond,niet zonder invloed geweest. De benoeming van den heer De Geer tot Minister van Binnenlandsche Zaken vestigt bij ons de hoop, dat van eenige annexatie door Haarlem van een gedeelte onzer gemeente, indien èn de burgerij èn het Raadhuis waakzaaam blijven, niets zal komen. Bloemendaal. Bevallen: M. I. Leemans-de Boever d.J. G. Poelgeest-van Berkum z.K. Bos-Meijer d.H. M. G. Bonarius-Nieuwenhuis z. Ondertrouwd: H. Ch. J. Hoogendijk en J. G. M. Gregory. Getrouwd: F. Kruup en A. C. Blei. Overleden: J. G. Groen 16 j. wonende te Haarlem. Voor de recensie van het boekje van Herbert Antcliffe uit Elsevier's Algemeene Bibliotheek, over „De muziek in Europa na Wagner", dat aardige dingen vertelt, zij 'tniet altijd in een levendigen vorm, verwijzen wij naar de rubriek Muziek. Den Gulden Winckel" van Juli (Uitgave der Hollandia-Drukkerij te Baarn), geïllustreerdmaand- schrift voor boekenvrienden onder leiding van Gerard van Eckeren en J. Greshoff. Dit nummer bevat op den omslag een goed gelijkend portret van den bekenden advocaat en dichter mr. Frangois Pauwels, en als eerste artikel een persgesprek met hem over eigen werk en de dichtkunst in het algemeen. „Rhetoriek vormt een bestanddeel van groote kunst." „Het gaat in de (dichtkunst) om het algemeen menschelijke, niet om de wijze van uiting." „Ze zeggen dat ik oudbakken ge dachten heb. Maar die oudbakken gedachten liggen de menschen na aan het hart en ik heb daardoor de groote massa gewonnen, meer dan door woord vondsten." „Ik beweer altijd dat de groote kunst begrijpelijk is geweest voor de eenvoudigen van geest èn voor de meer genuanceerden." „Men moet trachten een gedicht zoo eenvoudig en begrijpelijk mogelijk te maken." „De kunst van schrijven is door je schrijven de menschen te laten voelen, hetgeen je niet geschreven hebt." „Men moet trachten het steeds eenvoudiger te zeggen." „Het sentiment moet eerst volkomen bestorven zijn, voor je aan het gedicht mag beginnen. Het is dus eigenlijk styleeren." „De wereld van de jongeren is zoo eng, ze schuwen het maatschappelijke leven. De meesten staan volkomen buiten de maatschappij Als ze een betrekking hebben, doen ze het om te eten. Ik heb mijn betrekking lief, de advocatie heeft zooveel moois." G. H. Pannekoek Jr., die het persgesprek schreef, eindigt na een vriendelijk heid over journalisten als Schroder, Feenstra en Elout (Pauwels had ook nog Kleerekoper, A. M. de Jong, Van Rijn en O. vanTusschenbroek kunnen noemen) te hebben aangehoord aldus„toen ben ik naar huis geloopen met het prettige gevoel een meevoelend mensch te hebben leeren kennen." Wij deelen het bovenstaande allen mede om den lezer, die Den Gulden Winckel misschien alleen van hooren zeggen of van vroeger kent, op te wekken eene aflevering ter kennismaking te be stellen het tijdschrift is onder zijn tegenwoordige leiding, vergeleken bij vroeger, zeer veel in be langrijkheid vooruitgegaan. Bij de uitgevers H. D. Tjeenk Willink Zoon te Haarlem zijn weder nieuwe bundels arresten van den Hoogen Raad verschenen, ditmaal: Over Handelsrecht en Burgerlijk Procesrecht ver zameld door mr. H. R. Hoetink, met een voorrede van prof. mr. F. G. Scheltema, en over Staatsrecht, verzameld door mr. L. G. van Dam, met een voor rede van prof. mr. R. Kranenburg. Zoodra wij deze werken zeiven ter beoordeeling ontvangen, kunnen wij ons over de beteekenis dezer uitgaven nader uitlaten. Bij den uitgever Em. Querido te Amsterdam is van de hand van den heer P. H. Ritter Jr. ver schenen Het Huis eener Kunstenares (Ina Boudier Bakker). Het is het laatste nummer der keurig uitgevoerde reeks zuiver letterkundige, zoo wat in houd als vorm van uitgave betreft aan hoogeeischen voldoende werkjes, waartoe o.a. behooren Carel Scharten's De bloedkoralen doekspeld, Karei Wasch' Dialogen, Jacob Israël de Haan's Jeruzalem en eveneens van P. H. Ritter Jr.De Legende van het Juweel en Het Gracieus Avontuur. Deze laatste titel zou ook voor dit boekje passen. Het is immers een gewaagd avontuur meer dan 100 bladzijden te wijden aan het beschrijven, bezingen is 'n betere kenschetsing, van het binnenhuis en aan het binnenhuis van de persoon en aan de persoon van de werken van een geliefde schrijfster, zóó dat het geheel tot een boeiende eenheid wordt maar de gratie waarmede dit ook nu weer geschiedt, doet den schrijver alle gevaar voor stranden overwinnen. Het komt ons voor dat hij er wonder wel in geslaagd is in dit boekje uit te beelden wat hem bezielde, toen hij dit onderwerp koo9 en dat hij langs den fijn-aesthetischen weg van beeldrijke redeneering en ten tooneele voeren van de stil-sprekende voorwerpen, waardoor Ina Bou dier—Bakker in haar dagelijksch leven is omringd, heeft bewezen dat het huis van deze schrijfster het leven draagt van haar ziel. Welk volgend gracieus avontuur zullen wij van onzen nederlandschen lettré Ritter beleven (De vragen moeten in gesloten couvert worden in gezonden aan een onzer kantoren aan het hoofd van het blad vermeld, met den naam van den inzender V. Is de eigenaar van een huurwoning verplicht voor goed water te zorgen en wie moet de kos ten van aanleg en onderhoud der waterleiding betalen A. De huiseigenaar is volgens het gewone bur gerlijk recht verplicht een verhuurd woonhuis zoo in te richten, dat het aan zijne bestemming be antwoordt; dus moet hij zorg dragen voor een inrichting, die voldoende en goed drink- en werk- water verschaft. Hij kan dit doen door een nortonpomp te slaan, de leiding daarvan moet binnenshuis uitkomen; het onderhoud van buizen en kranen komt voor den eigenaar als niet anders is overeengekomen, inzoover dat onderhoud noodig is geworden bui ten schuld van den huurder en meer is dan wat de wet noemt „geringe en dagelijksche reparatiën". De wet regelt alles heel precies, maar de rech ter zal in elk geval eene daarbij behoorende be slissing moeten geven met inachtneming van de bizondere omstandigheden van elk geval. De huis eigenaar heeft natuurlijk altijd het wapen van huuropzegging achter de hand om zijn zin door te drijven, doch daarvan gebruik te maken is onze delijk als de huurder bereid is naar zijn vermogen tot eene redelijke en billijke beslissing mede te werken. Ook dat is in elk geval alleen afzonderlijk te beoordeelen. Tafeltje, dek je! Ezeltje, strek je! Knuppel uit den zak! IH. Inderdaad had de middelste een buitengewoon kostbaar geschenk ontvangen. Wanneer hij geld noodig had, behoefde hij maar tegen zijn ezeltje te zeggen: „Ezeltje, strek je" of het regende van voren en van achteren goudstukken en de eenige moeite van den jongen man bestond hierin, dat hij ze van den grond moest oprapen. Waar hij maar kwam, overal kon hij het beste koopen en hoe duurder iets was, des te liever had hij het, want hij had immers geld genoeg. Toen hij echter een tijdlang door de wereld had rondgetrokken, dacht hij bijzichzelf: „'t Wordt nu toch wel tijd, dat ik eens naar mijn vader terug ga. Wanneer ik met mijn goudezeltje bij hem kom, zal hij wel niet meer boos op me zijn, want wat is tenslotte die onnoozele sik, waarover hij zoo kwaad is geworden, vergeleken bij mijn wonder- ezeltje Zoo denkende, reisde hij huiswaarts. Het gebeurde dat hij dezelfde herberg bereikte, waarvan de valsche waard het tafeltje-dek-je van zijn broer had afgenomen. De tweede broer naderde en leidde zijn ezeltje aan de hand. De waard wilde hem het dier afnemen en op stal zetten, maar de jongeling antwoordde geef u geen moeite, ik zal zelf mijn grauw beestje wel wegbrengen en verzorgen, want ik wil precies weten, waar hij komt te staan. De waard verbaasde zich over dat gedrag en hij dacht dat iemand, die zoo zuinig op zijn eenigsten ezel moest passen, wel platzak zou zijn. Toen echter de gast zoo waar in zijn zak greep en er twee glinsterende nieuwe goudstukken uit haalde, zooals alleen de hovelingen des konings ze in hun rok-zakken hadden, toen keek de waard verrast. De nieuw-aangekomene bestelde het beste en het lekkerste wat er was van eten en drinken. De waard haastte zich dezen zonderlingen rijken bezoeker zoo goed mogelijk te bedienen. Na den maaltijd vroeg de gast wat hij schuldig was. De waard dachtdeze vreemdeling zal hier wel niet meer terugkeeren, laat ik nu maar van hem halen watier te halen is, en hij zei dat de gast nog een paar goudstukken meer voor den dag moest halen. Onze vriend greep in zijn zak, maar hij had niets meer. „Dat is niets," zei hij. „Wacht maar een oogen blik hier, waard, ik zal wel even geld voor je halen." En hij nam het tafelkleedje mee. De waard wist niet wat dit beteekenen moest. Hij werd nieuwsgierig, sloop zijn gast na en omdat deze de staldeur van binnen op slot deed, loerde hij door een reet tusschen de planken naar bin nen. Daar zag hij, hoe de vreemdeling het tafel kleedje uitspreidde onder den ezel, het dier toe riep „Ezeltje, strek je" en hoe het dier toen oogenblikkelijk goud begon te niezen van voren en te werpen van achteren, zoodat het goud als een kletterende regen op den grond neerstortte. „Sapperloot!"zei de waard. „Op die manier is 't makkelijk geldverdienen. Zulk een geldkistje is lang niet kwaad." Toen de gast weer de gelagkamer binnentrad betaalde hij zijn rekening en legde zich te slapen. Maar den waard sloop den stal binnen, nam in 't geheim den goud-ezel weg en zette er een an deren ezel van dezelfde grootte voor in de plaats. Den volgenden morgen vroeg trok onze vriend met zijn ezel weg en meende dat hij zijn vader met zijn goudezel een prachtige verrassing zou bezorgen. 's Middags bereikte hij zijn ouderlijk huis. Zijn vader was blij dat hij eindelijk zijn twee den zoon terug had. Vol vreugde nam hij hem in zijn huis op. „En, wat ben jij geworden in 't leven, jongen?" „Molenaar, vader." „Wat heb je van je omzwervingen al zoo mee gebracht?" „Niets anders dan dezen eenen ezel, vader." „Zoo," zei zijn vader, een beetje ontstemd, „ezels zijn hier anders genoeg. Een flinke geit, die ons allen melk geeft had ik liever gehad". „Ja," antwoordde de zoon, „maar mijn ezel is niet een gewoon grauwtje, maar een echte geld- ezel. Als ik maar zeg „Ezeltje, strek je", dan vliegen er aan alle kanten de goudstukken uit. Laat alle buren en alle familieleden maar komen, laten we maar een groot feest aanrichten, dan zal ik alle bezoekers rijk maken." „Dat is inderdaad een pracht-boodschap. Jij bent er nog eens een. Nu hoef ik zelf ook niet meer dag-in, dag-uit met de naald te pikken dat mijn vingers er zeer van doen." En de oude kleermaker sprong van zijn snijderstafel en begon zelf alle buren en vrienden uit te noodigen en bij elkaar te roepen. Zoodra allen in het kleermakershuis en in den stal tezamen waren, verzocht de molenaar ruimte te maken voor zijn ezel en voor hem zelf. Hij haalde een groot laken te voorschijn, 'spreidde dat uit, en liet het dier midden op het laken staan. „Let nu allen goed op," zei hij en met een flinke stem riep hij tot den ezel„Ezeltje, strek je". Maar 't dier bleef onbewegelijk staan en keek van onder zijn lange oogharen zijn baas en de heele omgeving vreemd en onnoozel aan. „Ezeltje, strek jeherhaalde de molenaar en werkelijkdaar zette het dier zijn achterpooten uit elkaar, maar.wat er ook naar beneden viel, er was geen enkel goudstuk bij. Iedereen schaterde het uit van het lachen. Die het dichtst bij stonden, knepen hun neus dicht en wendden zich naar de deur. De jonge molenaar stond met een verlegen vuurrood gezicht en de oude kleermaker was even boos als teleurgesteld. De eigenaar van den ezel begreep nu, dat hij bedrogen of bestolen was, hij vroeg alle aanwe zigen vergiffenis en zei dat het hem vreeselijk speet dat hij hen even arm moest laten vertrek ken als ze gekomen waren. Helaaser zat niets anders op dan dat de oude vader maar weer met zijn beenen over elkaar op de kleermakerstafel ging zitten en den naald greep en dat de zoon zich met zijn ezeltje bij een molenaar ging verhuren. De derde zoon was op zijn zwerftochten te recht gekomen bij een arme weduwe. Zijn goede hart had hem gezegd, dat hij bij haar blijven moest om haar te helpen totdat haar kleine jon gen groot genoeg was om voor haar te werken. Aan zijn broers en vader liet hij weten waar hij was en hij vroeg hun hoe het hun gegaan was op hun tochten. Zij schreven hem terug dat de oudste zijn ta feltje en dat de tweede zijn ezeltje was kwijt geraakt. Dat zij de toovermiddelen nog hadden gehad op den avond, toen ze bij den waard, een halven dag reizen van huns vaders huis verwijderd, overnacht hadden, zoodat zij stellig meenden dat deze hen beiden had bestolen. Toen de derde zoon de weduwe zóó lang had gediend dat haar zoon haar verder kon helpen nam hij afscheid. De vrouw zeide: „Veel heb ik niet om u te' geven. Alleen mijn innigen dank. Samen hebben wij het zwarte roggebrood gegeten en op het stroo geslapen, 't Eenigste wat ik u geven kan, is deze zak met stevigen knuppel. Bewaar hem goed en gebruik hem ten bate van uzelf en van anderen, zooals je mij hebt geholpen. God zege- ne u." „Die zak is wel goed," zei de jongen. „Ik kan hem wel over mijn rug hangen, maar wat moet die knuppel daarin? Die maakt hem maar zwaar." „Dat zal ik je zeggen," antwoordde de vrouw. „Wanneer iemand je onrecht doet, of wanneer je ziet dat slechte menschen anderen bedriegen en bestelen, dan heb je maar te zeggen: „Knuppel uit den zaken dan springt de knuppel er uit en danst en springt op hun ruggen in 't rond, dat ze geen „pap" meer zeggen kunnen en acht da gen lang stijf zijn. De knuppel danst en springt en klopt net zoo lang tot je zegt„Knuppel, in den zak!" en dan kruipt hij weer gehoorzaam in zijn bergplaats." De iongste zoon dankte de vrouw lachend voor haar geschenk en ging verder. Wanneer hij op een eenzamen avond in 't bosch iemand tegen kwam, die hem te na wilde komen, dan zei hij maar zachtjes: „Knuppel, uit den zak!" en direct klopte de dikke stok de jas en de broek van den aanvaller zoo duchtig uit, dat hij het luid- roepend op een loopen zette. Dat ging altijd zoo vlug, dat de knuppel al lustig aan 't werk was, voordat de aangevallene iets kon terugdoen en hoe deze zich ook wendde of keerde, steeds draaide de knuppel aan den achterkant met hem mee. De jonge man reisde naar huis en kwam tegen den avond bij denzelfden waard, waar ook zijn broers hadden overnacht. (Wordt vervolgd). WÊBÊÊÊËÊÊÊBEÊÊÊÊÊÊKBM I s Abonnement per jaar f 3.50, De prijs Abonnementer VAN ALLE SOORTEN S 8 Augustus. (Nadruk Toen Faust en 1 verdrag met elkaa doctor, dat hij den uitleveren, zoodra 1 leven zou zijn. Hieri de levenshouding, w laat. Dit is de gr meesterwerk, en hi aan het slot den en; deel van Faust in h laten getuigen: „Wie immer stre Dien kunnen wij Zoodra de menscl ziet, zoodra hij void kijkt en zich verzaa hebben de engelen verloren en is hij d< Zeer zeker behel van Goethe's Faust e Toch kan ik mij voi blikken in het lever levensverzadiging i waardigs beschouwt zelfstandige beteekf bestaat een rust, eerbied wekt. In het boek Gei Schepper, nadat hj geformeerd, zag, d; had, zeer goed we zevenden dag rustti kan iets goddelijks ook in menschelijk Levensverzadiging 1 zwakte te zijn gel geen bewijs van onl zatheid. Levensvers ring van een sterke zij is blijk van leve Men kan het leve een wilde; men kar om zijn lichamelijk bestaan en men k vechter aanvallen zonder te weten 1 Dan laat men zich de wet voorschrijve naar den wind en tij verloopt, de bal van den avonturier tegen windmolens lang. Wie op deze w lot, komt nooit kla zijn krachten verr door zijn geest de i voor hij zich toch e Onbevredigd zal hi ten opgeven, en o moeheid van zich hij zich in een nie mensch moet strijc doodzulk een i harnas te sterven. Tegenover dergel staan degenen, die nenheid beheersct zich vóór alles di regelmaatzij bei kenmerken zich d< gingen. Zij kunne bestek; zij moetei ben en hun arbeic overwogen plan. I overstaan van de gen, is het uitw program. Hun st: het leven hun wil barstige materiaal in den door hen v

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Het Bloemendaalsch Weekblad | 1925 | | pagina 6