Abonneert U op
dit Blad.
L. FABE
Hotel Duin en
zo
Laatste Berichten
Burgerlijke Stand.
Ontvangen boeken en
tijdschriften.
Vragenbus
Voor de kinderen.
19« JAARGA]
Exp
ELEGTRISCHE REP
KL. HOUTSTR. 1C
CONCURREERENDE PRili
Levensvt
Namiddag- c
van zijn voorstel, danig ontstemd uiteen
ging.
Het is niet normaal dat het in de wereld
altijd koek en ei is, en zoo kan het zijn goede
zijde hebben, dat de raadsleden in overgroote
meerderheid, de een meer de ander minder
hartstochtelijk, zijn opgekomen voor de rech
ten van den Raad, die aan het hoofd der ge
meente staat en tegenover de ingezetenen
verantwoordelijk is, zooals de Burgemeester
verantwoordelijk is tegenover de hoogere
administratie (ons parlementaire stelsel is
zeer bruikbaar, maar niet eenvoudig).
Alvorens tot onze eigenlijke beschouwing
te komen, geven wij de indrukken weer
waarmede wij daarbij rekening hebben ge
houden.
Onze indruk is, dat het den Burgemeester,
niet te doen is om een of ander persoonlijk
motief den Erven Van der Vliest onaange
naam of lastig te willen zijn, wij hebben veel
eer den indruk dat hij voor zichzelf de uiter
ste voorzichtigheid wil betrachten en aan
eene of andere voor hem gezaghebbende
plaats heeft vernomen, dat het besluit van
16 Juli elementen bevat, welke de goedkeu
ring van Ged. Staten behoeven. Hij had die
elementen gerust kunnen noemen; het zijn
die bepalingen welke verband houden met
de Woningwet, in het bizonder die van art.
3. 1. sub a betreffende de plaatsing van ge
bouwen ten opzichte van den openbaren weg
en van elkander. Art. 7 onzer Bouwverorde
ning bevat een groote lijst vau wegen met
aanduiding zoowel van de minimum-diepte
van onbebouwd terrein, dat tusschen den
openbaren weg en de gebouwen onbebouwd
moet blijven, als van het grootste aantal wo
ningen dat aan eiken weg aaneengebouwd
mag worden. Welnu, de in het raadsbesluit
van 16 Juli vervatte „exploitatie-voorwaar
den", waaromtrent de Raad verklaard heeft
zich met de Erven Van der Vliet in een be
paalden geest te willen verstaan, bevatten op
beide punten bepalingen, die krachtens de
Woningwet de bedoelde goedkeuring behoe
ven. In zoover had dus de Burgemeester ge
lijk. Maar Z.E.A. had o.i. ongelijk, toen hij het
deed voorkomen, alsof het onderhandelen met
de Erven Van der Vliet daarop zou moeten
wachten; en ook ongelijk door te meenen, dat
de inlassching der woorden: „in beginsel"
aan de beteekenis van het raadsbesluit van
16 Juli iets zou veranderen. Allicht zou die
toevoeging in de buitenwereld den indruk
vestigen, dat, zooals een der readsleden 't
kernachtig uitdrukte, de Raad tegenover de
Erven Van der Vliet een nieuwen „slag om
den arm wilde houden", wat geenszins het
geval is.
Onze indruk is dus ook, dat vele raads
leden de zaak te hoog opnamen toen zij meen
den, dat de Burgemeester op een conflict met
den Raad in deze zaak aanstuurde. Ook heb
ben wij den indruk, dat, indien de rechtsge
leerde raadsman der gemeente, de bezadigde
en voorzichtige jhr. mr. F. W. van Styrum
niet op reis ware geweest en de raadsverga
dering even had kunnen bijwonen, een een
voudige modus vivendi zou zijn getroffen,
die èn de raadsmeerderheid èn zijn voorzitter
zou hebben bevredigd.
Wat immers is het geval? Het raadsbesluit
van 16 Juli luidt in aanhef aldus: De Raad
der Gemeente Bloemendaal: overwegende dat
het wenschelijk is om, onder na te melden
voorbehoud de voorwaarden vast te stellen,
waaronder de gronden langs den Zeeweg in
exploitatie zullen kunnen worden gebracht,
besluit onder voorbehoud, dat tusschen de
Gemeente Bloemendaal en de Erven Van der
Vliet eene overeenkomst tot stand kome be
treffende verschillende punten, vast te stellen
de volgende voorwaarden, waaronder na te
melden terreinen door de eigenaren of hunne
rechtverkrijgenden in exploitatie zullen kun
nen worden gebracht. Dan volgen art. I,
waarin verschillende bouwbepalingen zijn
vervat, welke te zijner tijd aan de goedkeu
ring van Ged. Staten zijn te onderwerpen
(wij voorspellen, dat dit college tegen de des
betreffende bepalingen geen enkel bezwaar
zal hebben); art. II, waarin gehandeld wordt
over gas, water en electriciteit; art III dat de
som bepaalt, die de Erven Van der Vliet ver
plicht zullen zijn te betalen als bijdrage in
de kosten van den Zeeweg en voor de te ver-
leenen tramconcessie (blijkbaar is deze bij
drage bedoeld om t.z.t. eene zoogenaamde
baatbelasting volgens art. 242d der Gemeen
tewet overbodig althans onbillijk te doen zijn
en dus te voorkomen)krachtens art. IV ver
klaart Bloemendaal's bestuur bij voorbaat te
zullen medewerken tot het doen verleenen
van twee vergunningen voor verkoop van
sterken drank ter plaatse; art. V regelt in
beginsel het verleenen van concessie voor een
tram of andere vervoermiddelen, waarbij is
voorbehouden dat B. en W. de macht behou
den de nadere voorwaarden dier concessie
eenzijdig vast te stellen; art. VI handelt over
het verwijderen van het aan het eind van den
Zeeweg gevestigd café en de beginselverkla
ring om onder nader overeen te komen voor
waarden strand te verpachten.
Een besluit als dit, waarbij bovendien nog
is bepaald, a. dat (art. I al. 2) langs zekere
wegen eene dichtere bebouwing dan langs
andere zal worden toegestaan zonder den
graad van die dichtheid te bepalen; b. dat de
Raad nog nader zal bepalen de minimum
diepte van zekere onbebouwde ruimten (art.
I, regel 22); c. dat Bloemendaal het in de
hand houdt terreinen aan te wijzen waar af
wijkingen van zekere bepalingen zal zijn ver
oorloofd (art. I, regel 30); en waarbij d. uit
drukkelijk is voorbehouden dat de gemeente
zich voorbehoudt onder de gewone waarbor
gen, die de Woningwet aan belanghebbenden
geeft, het uitbreidingsplan voor de andere
wegen dan den Zeeweg vrijelijk vast te stel
len. Zulk een besluit geeft niet, zooals som
migen vreezen, het overheidsgezag over de
terreinen in quaestie volledig uit handen,
laat integendeel aan de voortdurende samen
werking van particulier, initiatief en over
heid genoeg over om zoowel het eene als de
andere tot hun recht te doen komen of daarin
te handhaven. Dat bij een en ander de over
heid zeer waakzaam en de exploitanten zeer
coulant zullen moeten zijn, opdat zonder
voortdurende conflicten een groot en goed ge
heel tot stand kome, spreekt van zelf, maar
is eene zaak, die thans niet ter sprake behoeft
te komen.
Wat thans wel onze volle aandacht ver
dient is dit, dat het raadsbesluit van 16 Juli
in wezen niets anders dan een „beginselbe
sluit" of beter gezegd een „beginselenbesluit"
is. Dit laatste woord heeft wel degelijk in
het Staatsrecht een vast omlijnde beteekenis;
zoo kennen we ook Beginselenwetten; de be
doeling van dergelijke stukken is de groote
lijnen vast te leggen van datgene wat men
vooralsnog niet in bizonderheden regelen
kan; de andere betrokken partij leert daar
uit niet meer kennen dan groote lijnen, maar
zij kan dan toch ook zelf in groote lijnen hare
toekomstplannen naar deze beginselen inrich
ten. Of de Erven Van der Vliet of degenen,
die wederom achter dezen staan, i.e. aan
deze beginselen genoeg hebben, is een zaak
die op 't oogenblik het gemeentebestuur niet
regardeert. Maar een eerste daad van hoffe
lijkheid en goede trouw is, dat de Erven Van
der Vliet onverwijld met het raadsbesluit van
16 Juli worden in kennis gesteld. Men is als
't ware midden in de onderhandelingen; een
eerste phase is achter den rug; de beginse
len, ook de hoofdtrekken vormende om het
te sluiten contract, bevattende bepaalde
rechten die de Gemeente in elk geval eischt,
en bepaalde verplichtingen waartoe zij in elk
geval bereid is, staan harerzijds eenzijdig
vast. Hoe de Erven Van der Vliet daarover
denken is de tweede vraag, die nu aan de orde
is. Eerst wanneer die Erven zeiven om de een
of andere reden zouden wenschen dat op dat
beginselenbesluit de goedkeuring van Ged.
Staten werd gevraagd. Maar zij zullen dit
verdienen om dit te doen. Maar zij zullen dit
niet wenschen, omdat Ged. Staten zeiven
hoogstens zouden kunnen antwoorden, dat
zij „in beginsel" tegen het besluit geen be
zwaar hebben. De tegenkanting van den Bur
gemeester zou naar onze bescheiden mee
ning alleen zin hebben, indien hij reeds nu
wist dat Ged. Staten hunne goedkeuring aan
dit besluit of aan de ter uitvoering hiervan
te zijner tijd noodige besluiten en verordenin
gen in elk geval zouden onthouden. En dit
is natuurlijk niet het geval.
Dat in den geleidebrief, waarbij B. en W.
het besluit ter kennis brengen van de Erven
Van der Vliet er op kan worden gewezen, dat
een en ander alleen geldt behoudens goed
keuring van Ged. Staten, voor zoover deze
goedkeuring vereischt is, ligt voor de hand,
maar ook zonder die mededeeling zou dit gel
den en de Erven Van der Vliet en hunne
raadslieden, die de wet zoo goed kennen als
B. en W., weten dit ook wel.
Mocht de op 16 Juli ten raadhuize gevallen
beslissing, aldaar door wie dan ook worden
betreurd, dan kan noch mag dit van eenigen
invloed zijn op den geregelden voortgang der
zaak, die nu eenmaal door den Raad aldus
wordt gewild. Art. 70 van onze voortreffelijke
Gemeentewet, waarvan de bestudeering niet
genoeg ook aan onze raadsleden kan worden
aanbevolen, regelt wat in dit geval heeft te
gebeuren. Als hoofd van den Raad en van
het college van B. en W. is de Burgemeester
met de uitvoering hunner besluiten belast.
Hij kan die uitvoering alleen achterwege
laten indien hij binnen 2i uren nadat het be
sluit genomen is, daarvan aan het college dat
lxet nam en aan Ged. Staten (die daarvan
terstond aan de Kroon verslag doen) kennis
geeft. Daar dit i.e. niet is geschied, lijdt het
o.i. geen twijfel of de Erven Van der Vliet
ontvangen dezer dagen het besluit van 16
Juli ter kennisneming met verzoek, op den
grondslag van de daarin vervatte beginselen
de onderhandelingen voor te zetten.
Volksgezondheid.
De Erven van Deursen, eigenaren van verschil
lende woningen aan de Dompvloedslaan, hebben
zich bereid verklaard, als de gemeente wil mede
werken, die huizen van duinwaterleiding te voor
zien zij hebben de bewoners uitgenoodigd een
stukje te teekenen, waarbij dezen zich bereid ver
klaren voor gebruik van het water enz. het con
tract met de gemeente te teekenen, het onder
houd van de buizen en kranen (binnenshuis zal
wel bedoeld zijn) voor hunne rekentng te nemen,
en om wekelijks gedurende 2 jaar f 0.46 te beta
len (dus met inbegrip van rente ongeveer f 50
per woning) ter bestrijding der kosten van aanleg.
Het is te hopen, dat deze zaak voor de bewoners
tot eene goede oplossing komt; wij hebben het
water van een der perceelen gezien, het was drab
big en volslagen ondrinkbaar; de Gezondheids
commissie heeft de zaak ook ter hand genomen.
Over de verplichtingen van huiseigenaren in der
gelijke gevallen bereikte ons een vraag voor onze
vragenbus. Wij verwijzen den lezer dus verder
naar die rubriek.
Muziekuitvoering aangeboden door B. en W.
Woensdag 5 Aug. a.s., 's avonds te 8 urn- zal
door het Chr. Fanfare-corps „Sursum" een con
cert gegeven worden in het Bloemendaalsche bosch.
Onderstaand programma zal onder leiding van den
heer J. A. Meng uitgevoerd worden.
1. Excelsior, Marsch, W. F. Sprink.
2. Simple comme bonjour, Ouverture, J. v. Tright.
3. Offertoire, A. Tack.
4. Chère Brunette, Polka pour Piston, V. Colint.
5. Brise d'Automne, Fantaisie, A. Aldebert.
Pauze.
6. Le Volontair, Pas-redoublé, H. Colint.
7. Vendange et Noisson, Ouverture, A. Tack.
8. Miliana, Valse de Concert, V. J. Benoodt.
9. Divertissement Pastoral, Pr. Francois.
10. Finale.
N. B. Met No. 5 behaalde de vereeniging op het
concours te Naaldwijk den eersten en deneereprijs
voor het hoogste aantal punten van het geheele
concours.
No. 4 en 7 op verzoek.
Verbindingsweg.
Hoe is die weg zoo eenzaam, die zoo vol
drukte was?
En het antwoord luidtdoor de opening van
het Kinheimpark.
Heel de stroom van wandelaars, voertuigen en
ruiters, die langs de Kleverlaan naar het dorp,
naar het Bosch en „Duin en Daal" ging, kwam
vroeger langs den verbindingsweg, want de
scherpe hoek bij de Beetslaan wordt gemeden om
de tramwagens.
Thans splitst zich die stroom voorbij den spoor
wegovergang, en het kleinste deel gaat nog den
ouden gang, maar het grootste kiest de gladde
ruime wegen van het Kinheimpark en verspreidt
zich naar verschillende kanten.
Ook missen we aan den verbindingsweg de
ruiterpelotons van het Cavalerie-depöt, die iederen
ochtend heen en terug passeerden en nu naar
elders zijn overgeplaatst.
Ook over het geheel genomen schijnt de trek
van wandelaars zich verplaatst te hebben naar
Heemstede, den Zeeweg en Zandvoort.
Het aan de provincie in eigendom toebehooren-
de terrein aan de Zuidzijde! van den weg, eerst
bestemd voor woningbouw ten behoeve van de
geëmployeerden der P. E. N. en een tijdlang be
nut voor moestuin, is nu een woestenij geworden
het trottoir langs dien weg is nu vrijwel onbruik
baar voor wandelaars door gaten in de bocht ter
plaatse, waar de laatste boomen aan dien kant
zijn gerooid.
We vestigen de aandacht van Publieke Werken
op die inzinkingen van het voetpad, waarin met
geringe kosten een voorziening kan worden ge
troffen.
Tijdens het ter perse leggen van dit nummer is
de lijst van nieuwe ministers bekend geworden.
Wij kunnen elkander gelukwenschen met het
feit dat het ministerie van onderwijs, kunsten en
wetenschappen als zelfstandig departement blijft
bestaan. Blijkbaar is de actie, welke in die richting
spontaan alom ontstond,niet zonder invloed geweest.
De benoeming van den heer De Geer tot Minister
van Binnenlandsche Zaken vestigt bij ons de hoop,
dat van eenige annexatie door Haarlem van een
gedeelte onzer gemeente, indien èn de burgerij èn
het Raadhuis waakzaaam blijven, niets zal komen.
Bloemendaal.
Bevallen: M. I. Leemans-de Boever d.J. G.
Poelgeest-van Berkum z.K. Bos-Meijer d.H. M.
G. Bonarius-Nieuwenhuis z.
Ondertrouwd: H. Ch. J. Hoogendijk en
J. G. M. Gregory.
Getrouwd: F. Kruup en A. C. Blei.
Overleden: J. G. Groen 16 j. wonende te
Haarlem.
Voor de recensie van het boekje van Herbert
Antcliffe uit Elsevier's Algemeene Bibliotheek, over
„De muziek in Europa na Wagner", dat aardige
dingen vertelt, zij 'tniet altijd in een levendigen
vorm, verwijzen wij naar de rubriek Muziek.
Den Gulden Winckel" van Juli (Uitgave der
Hollandia-Drukkerij te Baarn), geïllustreerdmaand-
schrift voor boekenvrienden onder leiding van
Gerard van Eckeren en J. Greshoff. Dit nummer
bevat op den omslag een goed gelijkend portret
van den bekenden advocaat en dichter mr. Frangois
Pauwels, en als eerste artikel een persgesprek
met hem over eigen werk en de dichtkunst in
het algemeen. „Rhetoriek vormt een bestanddeel
van groote kunst." „Het gaat in de (dichtkunst)
om het algemeen menschelijke, niet om de wijze
van uiting." „Ze zeggen dat ik oudbakken ge
dachten heb. Maar die oudbakken gedachten liggen
de menschen na aan het hart en ik heb daardoor
de groote massa gewonnen, meer dan door woord
vondsten." „Ik beweer altijd dat de groote kunst
begrijpelijk is geweest voor de eenvoudigen van
geest èn voor de meer genuanceerden." „Men moet
trachten een gedicht zoo eenvoudig en begrijpelijk
mogelijk te maken." „De kunst van schrijven is
door je schrijven de menschen te laten voelen,
hetgeen je niet geschreven hebt." „Men moet trachten
het steeds eenvoudiger te zeggen." „Het sentiment
moet eerst volkomen bestorven zijn, voor je aan
het gedicht mag beginnen. Het is dus eigenlijk
styleeren." „De wereld van de jongeren is zoo
eng, ze schuwen het maatschappelijke leven. De
meesten staan volkomen buiten de maatschappij
Als ze een betrekking hebben, doen ze het om
te eten. Ik heb mijn betrekking lief, de advocatie
heeft zooveel moois." G. H. Pannekoek Jr., die
het persgesprek schreef, eindigt na een vriendelijk
heid over journalisten als Schroder, Feenstra
en Elout (Pauwels had ook nog Kleerekoper,
A. M. de Jong, Van Rijn en O. vanTusschenbroek
kunnen noemen) te hebben aangehoord aldus„toen
ben ik naar huis geloopen met het prettige gevoel
een meevoelend mensch te hebben leeren kennen."
Wij deelen het bovenstaande allen mede om
den lezer, die Den Gulden Winckel misschien
alleen van hooren zeggen of van vroeger kent, op
te wekken eene aflevering ter kennismaking te be
stellen het tijdschrift is onder zijn tegenwoordige
leiding, vergeleken bij vroeger, zeer veel in be
langrijkheid vooruitgegaan.
Bij de uitgevers H. D. Tjeenk Willink Zoon
te Haarlem zijn weder nieuwe bundels arresten
van den Hoogen Raad verschenen, ditmaal:
Over Handelsrecht en Burgerlijk Procesrecht ver
zameld door mr. H. R. Hoetink, met een voorrede
van prof. mr. F. G. Scheltema, en over Staatsrecht,
verzameld door mr. L. G. van Dam, met een voor
rede van prof. mr. R. Kranenburg.
Zoodra wij deze werken zeiven ter beoordeeling
ontvangen, kunnen wij ons over de beteekenis
dezer uitgaven nader uitlaten.
Bij den uitgever Em. Querido te Amsterdam is
van de hand van den heer P. H. Ritter Jr. ver
schenen Het Huis eener Kunstenares (Ina Boudier
Bakker). Het is het laatste nummer der keurig
uitgevoerde reeks zuiver letterkundige, zoo wat in
houd als vorm van uitgave betreft aan hoogeeischen
voldoende werkjes, waartoe o.a. behooren Carel
Scharten's De bloedkoralen doekspeld, Karei
Wasch' Dialogen, Jacob Israël de Haan's Jeruzalem
en eveneens van P. H. Ritter Jr.De Legende van
het Juweel en Het Gracieus Avontuur. Deze laatste
titel zou ook voor dit boekje passen. Het is immers
een gewaagd avontuur meer dan 100 bladzijden
te wijden aan het beschrijven, bezingen is 'n
betere kenschetsing, van het binnenhuis en aan
het binnenhuis van de persoon en aan de persoon
van de werken van een geliefde schrijfster, zóó
dat het geheel tot een boeiende eenheid wordt
maar de gratie waarmede dit ook nu weer geschiedt,
doet den schrijver alle gevaar voor stranden
overwinnen. Het komt ons voor dat hij er wonder
wel in geslaagd is in dit boekje uit te beelden
wat hem bezielde, toen hij dit onderwerp koo9
en dat hij langs den fijn-aesthetischen weg van
beeldrijke redeneering en ten tooneele voeren van
de stil-sprekende voorwerpen, waardoor Ina Bou
dier—Bakker in haar dagelijksch leven is omringd,
heeft bewezen dat het huis van deze schrijfster
het leven draagt van haar ziel.
Welk volgend gracieus avontuur zullen wij van
onzen nederlandschen lettré Ritter beleven
(De vragen moeten in gesloten couvert worden in
gezonden aan een onzer kantoren aan het hoofd van
het blad vermeld, met den naam van den inzender
V. Is de eigenaar van een huurwoning verplicht
voor goed water te zorgen en wie moet de kos
ten van aanleg en onderhoud der waterleiding
betalen
A. De huiseigenaar is volgens het gewone bur
gerlijk recht verplicht een verhuurd woonhuis zoo
in te richten, dat het aan zijne bestemming be
antwoordt; dus moet hij zorg dragen voor een
inrichting, die voldoende en goed drink- en werk-
water verschaft.
Hij kan dit doen door een nortonpomp te slaan,
de leiding daarvan moet binnenshuis uitkomen;
het onderhoud van buizen en kranen komt voor
den eigenaar als niet anders is overeengekomen,
inzoover dat onderhoud noodig is geworden bui
ten schuld van den huurder en meer is dan wat
de wet noemt „geringe en dagelijksche reparatiën".
De wet regelt alles heel precies, maar de rech
ter zal in elk geval eene daarbij behoorende be
slissing moeten geven met inachtneming van de
bizondere omstandigheden van elk geval. De huis
eigenaar heeft natuurlijk altijd het wapen van
huuropzegging achter de hand om zijn zin door
te drijven, doch daarvan gebruik te maken is onze
delijk als de huurder bereid is naar zijn vermogen
tot eene redelijke en billijke beslissing mede te
werken. Ook dat is in elk geval alleen afzonderlijk
te beoordeelen.
Tafeltje, dek je! Ezeltje, strek je!
Knuppel uit den zak!
IH.
Inderdaad had de middelste een buitengewoon
kostbaar geschenk ontvangen. Wanneer hij geld
noodig had, behoefde hij maar tegen zijn ezeltje
te zeggen: „Ezeltje, strek je" of het regende van
voren en van achteren goudstukken en de eenige
moeite van den jongen man bestond hierin, dat
hij ze van den grond moest oprapen.
Waar hij maar kwam, overal kon hij het beste
koopen en hoe duurder iets was, des te liever had
hij het, want hij had immers geld genoeg.
Toen hij echter een tijdlang door de wereld had
rondgetrokken, dacht hij bijzichzelf: „'t Wordt nu
toch wel tijd, dat ik eens naar mijn vader terug
ga. Wanneer ik met mijn goudezeltje bij hem kom,
zal hij wel niet meer boos op me zijn, want wat
is tenslotte die onnoozele sik, waarover hij zoo
kwaad is geworden, vergeleken bij mijn wonder-
ezeltje
Zoo denkende, reisde hij huiswaarts.
Het gebeurde dat hij dezelfde herberg bereikte,
waarvan de valsche waard het tafeltje-dek-je van
zijn broer had afgenomen.
De tweede broer naderde en leidde zijn ezeltje
aan de hand. De waard wilde hem het dier afnemen
en op stal zetten, maar de jongeling antwoordde
geef u geen moeite, ik zal zelf mijn grauw beestje
wel wegbrengen en verzorgen, want ik wil precies
weten, waar hij komt te staan.
De waard verbaasde zich over dat gedrag en
hij dacht dat iemand, die zoo zuinig op zijn
eenigsten ezel moest passen, wel platzak zou zijn.
Toen echter de gast zoo waar in zijn zak greep
en er twee glinsterende nieuwe goudstukken uit
haalde, zooals alleen de hovelingen des konings
ze in hun rok-zakken hadden, toen keek de waard
verrast. De nieuw-aangekomene bestelde het beste
en het lekkerste wat er was van eten en drinken.
De waard haastte zich dezen zonderlingen rijken
bezoeker zoo goed mogelijk te bedienen.
Na den maaltijd vroeg de gast wat hij schuldig
was. De waard dachtdeze vreemdeling zal hier
wel niet meer terugkeeren, laat ik nu maar van
hem halen watier te halen is, en hij zei dat de
gast nog een paar goudstukken meer voor den
dag moest halen.
Onze vriend greep in zijn zak, maar hij had
niets meer.
„Dat is niets," zei hij. „Wacht maar een oogen
blik hier, waard, ik zal wel even geld voor je
halen." En hij nam het tafelkleedje mee. De
waard wist niet wat dit beteekenen moest. Hij
werd nieuwsgierig, sloop zijn gast na en omdat
deze de staldeur van binnen op slot deed, loerde
hij door een reet tusschen de planken naar bin
nen. Daar zag hij, hoe de vreemdeling het tafel
kleedje uitspreidde onder den ezel, het dier toe
riep „Ezeltje, strek je" en hoe het dier toen
oogenblikkelijk goud begon te niezen van voren
en te werpen van achteren, zoodat het goud als
een kletterende regen op den grond neerstortte.
„Sapperloot!"zei de waard. „Op die manier is
't makkelijk geldverdienen. Zulk een geldkistje
is lang niet kwaad."
Toen de gast weer de gelagkamer binnentrad
betaalde hij zijn rekening en legde zich te slapen.
Maar den waard sloop den stal binnen, nam in
't geheim den goud-ezel weg en zette er een an
deren ezel van dezelfde grootte voor in de plaats.
Den volgenden morgen vroeg trok onze vriend
met zijn ezel weg en meende dat hij zijn vader
met zijn goudezel een prachtige verrassing zou
bezorgen.
's Middags bereikte hij zijn ouderlijk huis.
Zijn vader was blij dat hij eindelijk zijn twee
den zoon terug had. Vol vreugde nam hij hem in
zijn huis op.
„En, wat ben jij geworden in 't leven, jongen?"
„Molenaar, vader."
„Wat heb je van je omzwervingen al zoo mee
gebracht?"
„Niets anders dan dezen eenen ezel, vader."
„Zoo," zei zijn vader, een beetje ontstemd,
„ezels zijn hier anders genoeg. Een flinke geit,
die ons allen melk geeft had ik liever gehad".
„Ja," antwoordde de zoon, „maar mijn ezel is
niet een gewoon grauwtje, maar een echte geld-
ezel. Als ik maar zeg „Ezeltje, strek je", dan
vliegen er aan alle kanten de goudstukken uit.
Laat alle buren en alle familieleden maar komen,
laten we maar een groot feest aanrichten, dan
zal ik alle bezoekers rijk maken."
„Dat is inderdaad een pracht-boodschap. Jij
bent er nog eens een. Nu hoef ik zelf ook niet
meer dag-in, dag-uit met de naald te pikken dat
mijn vingers er zeer van doen." En de oude
kleermaker sprong van zijn snijderstafel en begon
zelf alle buren en vrienden uit te noodigen en bij
elkaar te roepen.
Zoodra allen in het kleermakershuis en in den
stal tezamen waren, verzocht de molenaar ruimte
te maken voor zijn ezel en voor hem zelf. Hij
haalde een groot laken te voorschijn, 'spreidde
dat uit, en liet het dier midden op het laken
staan.
„Let nu allen goed op," zei hij en met een flinke
stem riep hij tot den ezel„Ezeltje, strek je".
Maar 't dier bleef onbewegelijk staan en keek
van onder zijn lange oogharen zijn baas en de
heele omgeving vreemd en onnoozel aan.
„Ezeltje, strek jeherhaalde de molenaar en
werkelijkdaar zette het dier zijn achterpooten
uit elkaar, maar.wat er ook naar beneden
viel, er was geen enkel goudstuk bij.
Iedereen schaterde het uit van het lachen. Die
het dichtst bij stonden, knepen hun neus dicht
en wendden zich naar de deur.
De jonge molenaar stond met een verlegen
vuurrood gezicht en de oude kleermaker was even
boos als teleurgesteld.
De eigenaar van den ezel begreep nu, dat hij
bedrogen of bestolen was, hij vroeg alle aanwe
zigen vergiffenis en zei dat het hem vreeselijk
speet dat hij hen even arm moest laten vertrek
ken als ze gekomen waren.
Helaaser zat niets anders op dan dat de oude
vader maar weer met zijn beenen over elkaar op
de kleermakerstafel ging zitten en den naald
greep en dat de zoon zich met zijn ezeltje bij
een molenaar ging verhuren.
De derde zoon was op zijn zwerftochten te
recht gekomen bij een arme weduwe. Zijn goede
hart had hem gezegd, dat hij bij haar blijven
moest om haar te helpen totdat haar kleine jon
gen groot genoeg was om voor haar te werken.
Aan zijn broers en vader liet hij weten waar
hij was en hij vroeg hun hoe het hun gegaan
was op hun tochten.
Zij schreven hem terug dat de oudste zijn ta
feltje en dat de tweede zijn ezeltje was kwijt
geraakt. Dat zij de toovermiddelen nog hadden
gehad op den avond, toen ze bij den waard, een
halven dag reizen van huns vaders huis verwijderd,
overnacht hadden, zoodat zij stellig meenden dat
deze hen beiden had bestolen.
Toen de derde zoon de weduwe zóó lang had
gediend dat haar zoon haar verder kon helpen
nam hij afscheid.
De vrouw zeide: „Veel heb ik niet om u te'
geven. Alleen mijn innigen dank. Samen hebben
wij het zwarte roggebrood gegeten en op het
stroo geslapen, 't Eenigste wat ik u geven kan,
is deze zak met stevigen knuppel. Bewaar hem
goed en gebruik hem ten bate van uzelf en van
anderen, zooals je mij hebt geholpen. God zege-
ne u."
„Die zak is wel goed," zei de jongen. „Ik kan
hem wel over mijn rug hangen, maar wat moet
die knuppel daarin? Die maakt hem maar zwaar."
„Dat zal ik je zeggen," antwoordde de vrouw.
„Wanneer iemand je onrecht doet, of wanneer je
ziet dat slechte menschen anderen bedriegen en
bestelen, dan heb je maar te zeggen: „Knuppel
uit den zaken dan springt de knuppel er uit en
danst en springt op hun ruggen in 't rond, dat
ze geen „pap" meer zeggen kunnen en acht da
gen lang stijf zijn. De knuppel danst en springt
en klopt net zoo lang tot je zegt„Knuppel, in
den zak!" en dan kruipt hij weer gehoorzaam in
zijn bergplaats."
De iongste zoon dankte de vrouw lachend voor
haar geschenk en ging verder. Wanneer hij op
een eenzamen avond in 't bosch iemand tegen
kwam, die hem te na wilde komen, dan zei hij
maar zachtjes: „Knuppel, uit den zak!" en direct
klopte de dikke stok de jas en de broek van
den aanvaller zoo duchtig uit, dat hij het luid-
roepend op een loopen zette.
Dat ging altijd zoo vlug, dat de knuppel al
lustig aan 't werk was, voordat de aangevallene
iets kon terugdoen en hoe deze zich ook wendde
of keerde, steeds draaide de knuppel aan den
achterkant met hem mee.
De jonge man reisde naar huis en kwam tegen
den avond bij denzelfden waard, waar ook zijn
broers hadden overnacht.
(Wordt vervolgd).
WÊBÊÊÊËÊÊÊBEÊÊÊÊÊÊKBM
I
s
Abonnement
per jaar f 3.50,
De prijs
Abonnementer
VAN ALLE SOORTEN S
8 Augustus.
(Nadruk
Toen Faust en 1
verdrag met elkaa
doctor, dat hij den
uitleveren, zoodra 1
leven zou zijn. Hieri
de levenshouding, w
laat. Dit is de gr
meesterwerk, en hi
aan het slot den en;
deel van Faust in h
laten getuigen:
„Wie immer stre
Dien kunnen wij
Zoodra de menscl
ziet, zoodra hij void
kijkt en zich verzaa
hebben de engelen
verloren en is hij d<
Zeer zeker behel
van Goethe's Faust e
Toch kan ik mij voi
blikken in het lever
levensverzadiging i
waardigs beschouwt
zelfstandige beteekf
bestaat een rust,
eerbied wekt.
In het boek Gei
Schepper, nadat hj
geformeerd, zag, d;
had, zeer goed we
zevenden dag rustti
kan iets goddelijks
ook in menschelijk
Levensverzadiging 1
zwakte te zijn gel
geen bewijs van onl
zatheid. Levensvers
ring van een sterke
zij is blijk van leve
Men kan het leve
een wilde; men kar
om zijn lichamelijk
bestaan en men k
vechter aanvallen
zonder te weten 1
Dan laat men zich
de wet voorschrijve
naar den wind en
tij verloopt, de bal
van den avonturier
tegen windmolens
lang.
Wie op deze w
lot, komt nooit kla
zijn krachten verr
door zijn geest de i
voor hij zich toch e
Onbevredigd zal hi
ten opgeven, en o
moeheid van zich
hij zich in een nie
mensch moet strijc
doodzulk een i
harnas te sterven.
Tegenover dergel
staan degenen, die
nenheid beheersct
zich vóór alles di
regelmaatzij bei
kenmerken zich d<
gingen. Zij kunne
bestek; zij moetei
ben en hun arbeic
overwogen plan. I
overstaan van de
gen, is het uitw
program. Hun st:
het leven hun wil
barstige materiaal
in den door hen v